Klacht
Verzoeker, gemachtigde van een besloten vennootschap in automatiseringsprojecten,
is het niet eens met de afwijzing van uitstel van betaling door de Belastingdienst
en verzoekt alsnog om een betalingsregeling.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
De vennootschap heeft in juli 2012 de Belastingdienst per brief geinformeerd over
een opgelopen betalingsachterstand als gevolg van het uitblijven van verwachte orders
en het ontwikkelen van nieuwe software. Het bedrijf verwacht dat de financiële problemen
van tijdelijke aard zullen zijn. Er wordt eern ontslagronde overwogen, er zouden nieuwe
investeerders zijn gevonden en de enige aandeelhouder zou bereid zijn een deel van
de aandelen over te dragen. Mede doordat potentiële investeerders afhaken vraagt het
bedrijf in september 2012 om een betalingsregeling en dient het in april 2013 een
formeel verzoek om uitstel van betaling in.
Verder wordt het aantal personeelsleden in 2013 teruggebracht van 12 medewerkers naar
3,5 fte. Het verzoek om uistel wordt afgewezen op grond van het ontbreken van voldoende
medewerking aan de totstandkoming van een betalingsregeling, het uitblijven van een
gevraagde zekerstelling en het karakter van de betalingsproblemen, die volgens de
Belastingdienst structureel van aard zijn. Ook een beroepschrift mag niet baten en
wordt op gelijkluidende gronden afgewezen.
In zijn verweer verwijt verzoeker de Belastingdienst onzorgvuldig handelen. De Ontvanger
had een duidelijke termijn voor het indienen van een concreet betalingsvoorstel moeten
stellen, aangezien er in feite al enige tijd sprake was van uitstel van betalng. Ook
meent de vennootschap dat het passende zekerheid had kunnen bieden door het verpanden
van vorderingen op afnemers aan de Belastingdienst en stelt hij vraagtekens bij de
aard van de gegevens, op basis waarvan geconcludeerd wordt dat de financiële problemen
een strucureel karakter hebben.
Overwegingen
In zijn reactie schrijft de Staatssecretaris dat de vennootschap in 2012, mede als
gevolg van de economische omstandigheden en doordat de directeur-grootaandeelhouder
een grote som geld van het bedrijf zou hebben geleend, financieel in zwaar weer is
terecht gekomen. Het bedrijf zou haar liquiditeitstekort tijdelijk hebben aangevuld
met het niet afdragen van ingehouden loonbelasting, sociale premies en bij derden
in rekening gebrachte omzetbelasting aan de Belastingdienst. Eind 2012 was de belastingschuld
opgelopen tot ruim € 300.000. Omdat de vennootschap sinds begin 2013 wel weer tijdig
loonheffing en omzetbelasting afdraagt en later dat jaar ook de opgelopen betalingsachterstand
begint in te lopen, heeft de ontvanger mede naar aanleiding van het onderhavige verzoekschrift
alsnog een betalingsregeling aangeboden, waarbij is aangesloten op een door de vennootschap
opgesteld betalingsschema. Naar nu blijkt is de firma niet in staat dit betalingsschema
na te komen. Sinds het verzoekschrift aan de commissie heeft het bedrijf nagenoeg
niets meer aan belastingschuld afgelost. Ook is er geen zekerheid gesteld en is niet
aangetoond dat de betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn. Volgens de algemene
uitgangspunten van het uistelbeleid zou de vennootschap niet (meer) voor een betalingsregeling
in aanmerking komen. De Staatssecretaris ziet dan ook geen grond in dit geval hierop
een uitzondering te maken.
Oordeel van de commissie3
Het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers