33 758 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 11 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN VAN DER K.B.2 TE V. BETREFFENDE EEN KLACHT OVER DE BESLAGLEGGING OP EEN BEDRIJFSINVENTARIS DOOR DE BELASTINGDIENST

Vastgesteld 12 december 2013

Klacht

Verzoeker, een manangement B.V., beklaagt zich over de afwijzing van een beroepschrift tegen het bodembeslag van een door haar verhuurde bedrijfsinventarisatie aan KML, een firma in metaalbewerking. Volgens verzoeker zou daarbij niet inhoudelijk zijn ingegaan op de door haar ingebrachte argumenten. Ook zou het beslag niet aan verzoeker zijn overbetekend.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Op 25 april en 2 oktober 2012 heeft er beslaglegging plaatsgevonden op de bedrijfsinventaris van de belastingschuldige firma KML. Verzoeker stelt hiertegen beroep in omdat zij van mening is dat de reële eigendom van de inbeslaggenomen roerende zaken, die op basis van een contract aan KML waren verhuurd, van haar is. Het beroepschrift wordt niet onvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend, maar wordt wel ambtshalve beoordeeld. De directeur van de Belastingdient wijst het beroep af. Onder verwijzing naar artikel 22, lid 3 van de Invorderingswet 1990 oordeelt de directeur dat de inbeslaggenomen goederen dienden tot stoffering van de bodem van KML, zodat verhaal hierop, ondanks de eventuele rechten van derden, mogelijk is.

Overwegingen

Volgens de staatssecretaris wordt de reële eigendom van derden in beginsel door de Belastingdienst ontzien, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie, zoals in het geval de eigenaar van de beslagen een overwegende invloed op de bedrijfsvoering heeft. Dat daar in het onderhavige geval sprake van is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat verzoeker enig aandeelhouder van KML was en dat de bedrijfsvoering van KML niet mogelijk zou zijn geweest zonder verhuur van de totale bedijfsinventarisatie door verzoeker. Ook zou verzoeker bij KML een managementfunctie hebben bekleed. De klacht van verzoeker dat het beslag niet aan haar zou zijn overbetekend, weerspreekt de staatssecretaris onder overlegging van het bewijs ter zake. Daarnaast heeft ook de belastingschuldige in de onderhavige zaak een informatieplicht jegens de eigenaar. De staatssecretaris ziet geen aanleiding om de directeur van de Belastingdienst te verzoeken om zijn beslissing te herzien.

Oordeel van de commissie3

Het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Van Toorenburg (CDA), Schouw (D66), Helder (PVV), Klein (50PLUS), Dik-Faber (CU), Van der Linde (PVV) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD),Kuzu (PvdA), Berndsen-Jansen (D66, Baay-Timmerman (50PLUS) en Litjens (VVD).

Naar boven