Klacht
Verzoeker, een manangement B.V., beklaagt zich over de afwijzing van een beroepschrift
tegen het bodembeslag van een door haar verhuurde bedrijfsinventarisatie aan KML,
een firma in metaalbewerking. Volgens verzoeker zou daarbij niet inhoudelijk zijn
ingegaan op de door haar ingebrachte argumenten. Ook zou het beslag niet aan verzoeker
zijn overbetekend.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Op 25 april en 2 oktober 2012 heeft er beslaglegging plaatsgevonden op de bedrijfsinventaris
van de belastingschuldige firma KML. Verzoeker stelt hiertegen beroep in omdat zij
van mening is dat de reële eigendom van de inbeslaggenomen roerende zaken, die op
basis van een contract aan KML waren verhuurd, van haar is. Het beroepschrift wordt
niet onvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend, maar wordt wel ambtshalve
beoordeeld. De directeur van de Belastingdient wijst het beroep af. Onder verwijzing
naar artikel 22, lid 3 van de Invorderingswet 1990 oordeelt de directeur dat de inbeslaggenomen
goederen dienden tot stoffering van de bodem van KML, zodat verhaal hierop, ondanks
de eventuele rechten van derden, mogelijk is.
Overwegingen
Volgens de staatssecretaris wordt de reële eigendom van derden in beginsel door de
Belastingdienst ontzien, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie, zoals
in het geval de eigenaar van de beslagen een overwegende invloed op de bedrijfsvoering
heeft. Dat daar in het onderhavige geval sprake van is, blijkt bijvoorbeeld uit het
feit dat verzoeker enig aandeelhouder van KML was en dat de bedrijfsvoering van KML
niet mogelijk zou zijn geweest zonder verhuur van de totale bedijfsinventarisatie
door verzoeker. Ook zou verzoeker bij KML een managementfunctie hebben bekleed. De
klacht van verzoeker dat het beslag niet aan haar zou zijn overbetekend, weerspreekt
de staatssecretaris onder overlegging van het bewijs ter zake. Daarnaast heeft ook
de belastingschuldige in de onderhavige zaak een informatieplicht jegens de eigenaar.
De staatssecretaris ziet geen aanleiding om de directeur van de Belastingdienst te
verzoeken om zijn beslissing te herzien.
Oordeel van de commissie3
Het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers