Klacht
Verzoeker, vennoot in een accountantsfirma, is het niet eens met de negatieve beslissing
op zijn beroepsschrift inzake een betalingsregeling voor de belastingschuld van zijn
firma.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
In januari 2013 heeft de firma uitstel van betaling aangevraagd voor omzet- en loonbelastingschulden
in verband met tijdelijke liquiditeitsproblemen. De ontvanger heeft een betalingsregeling
afgewezen omdat er zijns inziens onvoldoende zekerheid werd geboden, niet voldaan
werd aan het bijhouden van de lopende verplichtingen en de onderneming niet levensvastbaar
zou zijn. Vervolgens heeft verzoeker tegen deze beslissing beroep aangetekend, er
vindt een hoorzitting plaats en op 5 april 2013 volgt de uitspraak van de directeur
van de Belastingdienst: hoewel de overwegingen negatief zijn, luidt het dictum dat
het beroep is toegewezen. Er blijkt echter sprake te zijn van een vergissing. Op 25 april
volgt er een nieuwe uitspraak waarvan het dictum luidt dat het beroep is afgewezen.
Overwegingen
Verzoeker is van mening dat de formele rechtskracht van de beslissing van de directeur
van 5 april 2013 in de weg staat aan het herstel van het dictum. De Staatssecretaris
is van oordeel dat er sprake is van een duidelijk kenbare vergissing, die ook door
verzoeker terstond werd opgemerkt. Voor het maken van deze vergissing biedt de Staatssecretaris
zijn verontschuldigingen aan. Verzoeker beklaagt zich over het feit dat het hoorverslag,
dat deel uitmaakt van de uitspraak, hem niet tijdig is toegezonden, zodat hij hierop
had kunnen reageren. De Staatssecretaris werpt tegen dat artikel 7:21 van de Algemene
wet bestuursrecht geen verplichting kent tot het afzonderlijk toezenden van een hoorverslag.
Hoewel de openstaande belastingschuld gedeeltelijk is ingelopen, ziet de Staatssecretaris
geen aanleiding om de afwegingen van de ontvanger en de directeur in twijfel te trekken
en alsnog een betalingsregeling toe te staan.
Oordeel van de commissie3
Het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers