33 752 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014)

Nr. 60 VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 november 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In het in artikel XX, onderdeel F, opgenomen artikel 71i, derde lid, van de Wet op de accijns wordt «aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of aan de geregistreerde geadresseerde» vervangen door: aan degene.

2

Artikel XXIII, onderdelen 0000A, 000A, 00A en 0A, vervalt.

3

In artikel XXIII wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 18 wordt «€ 0,165» vervangen door: € 0,330.

4

Na artikel XXIIIA worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel XXIIIB

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 juli 2014 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

De belasting wordt geheven ter zake van de levering van leidingwater via een aansluiting aan de verbruiker.

B

Artikel 17, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

C

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

1. Het tarief bedraagt voor het gedeelte van de geleverde hoeveelheid per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting dat:

a. niet hoger is dan 300 kubieke meter: € 0,330 per kubieke meter;

b. hoger is dan 300 kubieke meter, maar niet hoger dan 50.000 kubieke meter: € 0,400 per kubieke meter;

c. hoger is dan 50.000 kubieke meter, maar niet hoger dan 250.000 kubieke meter: € 0,360 per kubieke meter;

d. hoger is dan 250.000 kubieke meter, maar niet hoger dan 1.250.000 kubieke meter: € 0,260 per kubieke meter;

e. hoger is dan 1.250.000 kubieke meter: € 0,050 per kubieke meter.

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief voor leidingwater € 0,330 per kubieke meter voor de totale hoeveelheid leidingwater die wordt geleverd aan een particuliere installatie voor centrale watervoorziening.

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de geleverde hoeveelheid in de periode die aanvangt met ingang van 1 januari 2014 en eindigt met ingang van 1 juli 2014 niet meegerekend.

4. Bij een verbruiksperiode korter dan wel langer dan twaalf maanden worden de hoeveelheidsgrenzen, genoemd in het eerste lid, naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd.

5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de toepassing van dit artikel.

Artikel XXIIIC

Voor de periode die ingaat met ingang van 1 juli 2014 en afloopt met ingang van 1 oktober 2014 is in afwijking van artikel 17 van de Wet belastingen op milieugrondslag de belasting voor de geleverde hoeveelheid, bedoeld in artikel 18, onderdelen b tot en met e van die wet, verschuldigd op het eerstvolgende tijdstip, bedoeld in artikel 17, eerste lid, dat zich voordoet na 30 september 2014.

Artikel XXIIID

In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt artikel 18 met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het tarief bedraagt voor het gedeelte van de geleverde hoeveelheid per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting dat:

a. niet hoger is dan 300 kubieke meter: € 0,330 per kubieke meter;

b. hoger is dan 300 kubieke meter, maar niet hoger dan 100.000 kubieke meter: € 0,200 per kubieke meter;

c. hoger is dan 100.000 kubieke meter, maar niet hoger dan 500.000 kubieke meter: € 0,180 per kubieke meter;

d. hoger is dan 500.000 kubieke meter, maar niet hoger dan 2.500.000 kubieke meter: € 0,130 per kubieke meter;

e. hoger is dan 2.500.000 kubieke meter: € 0,025 per kubieke meter.

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

Toelichting

I. Algemeen

In mijn brief van 8 november 2013 met de schriftelijke antwoorden op vragen die zijn gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 4 november 2013 over het pakket Belastingplan 20141, heb ik aan de Tweede Kamer een aantal varianten geschetst voor een degressieve tariefstructuur voor de belasting op leidingwater. In die brief heb ik ook mijn voorkeur uitgesproken voor de variant waarin naar mijn mening de meest evenwichtige verdeling wordt bereikt gelet op enerzijds de uitgangspunten van de Begrotingsafspraken 2014, de signalen die tijdens het wetgevingsoverleg door de verschillende fracties zijn afgegeven en de signalen die mij hebben bereikt vanuit het bedrijfsleven. Dit is de variant die in de brief wordt aangehaald als de variant C. Met deze variant wordt gevolg gegeven aan de wens om in de leidingwaterbelasting voor alle watergebruikers een prikkel in te bouwen om zuinig om te gaan met water en tegelijkertijd geen onevenredige lastenverzwaring te leggen bij bedrijven die nu eenmaal veel leidingwater nodig hebben in het productieproces. Deze variant C is uitgewerkt in de onderhavige nota van wijziging.

Deze tariefstructuur heeft de volgende opbouw:

Tariefschijf

tarieven

0 – 300 m3

€ 0,33

300 – 100.000 m3

€ 0,20

100.000 – 500.000 m3

€ 0,18

500.000 m3 – 2.500.000 m3

€ 0,13

> 2.500.000 m3

€ 0,025

De introductie van dit degressieve tarief betekent een fundamentele systeemwijziging ten opzichte van de huidige opzet met een enkel tarief. Zowel de leidingwaterbedrijven als de Belastingdienst zullen hiervoor hun administratieve systemen moeten aanpassen. Daardoor is het niet mogelijk al op 1 januari 2014 van start te gaan met de heffing van leidingwaterbelasting op basis van de nieuwe tariefstructuur. Daarom wordt per 1 januari 2014 gestart met een tarief van € 0,33 per m3 tot een maximum van 300 m3. Vanaf 1 juli 2014 wordt gestart met de degressieve schijvenstructuur, op basis van de hoeveelheden geleverd vanaf die datum. Voor de berekening van de hoeveelheden die bepalend zijn voor de toepassing van het schijventarief, wordt uitgegaan van de hoeveelheden die in de tweede helft van 2014 worden verbruikt. Omdat dit slechts de helft van een jaar betreft, worden, met uitzondering van de eerste schijf tot 300 m3, voor de duur van de tweede helft van 2014, de tarieven en de lengtes van de schijven aangepast. De schijflengtes worden gehalveerd en de tarieven worden verdubbeld. Met deze tijdelijke aanpassingen van de tweede tot en met de vijfde schijf, wordt de voor 2014 voorziene opbrengst van € 205 miljoen gerealiseerd.

Voor de tweede helft van 2014 geldt derhalve de volgende schijvenstructuur:

Tariefschijf

tarieven

0 – 300 m3

€ 0,33

300 – 50.000 m3

€ 0,40

50.000 – 250.000 m3

€ 0,36

250.000 m3 – 1.250.000 m3

€ 0,26

> 1.250.000 m3

€ 0,05

Voorts zal, om zowel het bedrijfsleven als de Belastingdienst in staat te stellen hun administratieve systemen aan te passen, een overgangsregeling worden getroffen. Deze regeling komt er op neer dat met betrekking tot belastbare feiten in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2014 de belasting voor de tweede tot en met de vijfde tariefschijf pas verschuldigd wordt bij de eerstvolgende aangifte na 30 september 2014. Voor de tariefschijf tot 300 m3 kan de belasting al direct vanaf 1 januari 2014 op aangifte worden voldaan op basis van de bestaande systemen, omdat daarvoor alleen het tarief behoeft te worden aangepast. De uitwerking van deze overgangsregeling is in overleg met de sector gebeurd, waarbij ook met de informatievoorziening van de leveranciers van leidingwater aan de betrokken afnemers rekening is gehouden. Direct vanaf 1 januari 2014 moet immers voor alle partijen duidelijk zijn, dat ook voor het leidingwaterverbruik boven de huidige 300 m3 vanaf 1 juli 2014 belasting verschuldigd is. Dit punt zal ook nadrukkelijk aan de orde komen in de informatie van de Belastingdienst over de nieuwe tariefstructuur van de leidingwaterbelasting. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat leveranciers van leidingwater tijdens de overgangsperiode zelf kunnen bepalen vanaf welk tijdstip zij de verschuldigde belasting meenemen in het factureringsprogramma. Hiervoor behoeft dus niet te worden gewacht tot 30 september 2014. Ook bepalen de betreffende bedrijven zelf of, en zo ja op welke wijze, in de overgangsperiode de per maand verschuldigde belasting wordt verwerkt in voorschotbetalingen.

Het nieuwe schijvensysteem betekent een verzwaring van de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst. De uitvoeringskosten nemen wat betreft de administratie, controle en handhaving met 0,4 miljoen structureel per jaar toe. De aanpassing van de systemen kost in 2014 eenmalig 0,2 miljoen.

Het schijvensysteem leidt voorts tot een verhoging van de administratieve lasten, omdat de belastingplichtigen in hun administratie nu met vijf tarieven in plaats van één rekening moeten houden. Daartoe zullen ook de administratiesystemen bij de belastingplichtigen moeten worden aangepast.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een enkele technische wijziging in de Wet op de accijns aan te brengen.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1

Artikel XX, onderdeel F (artikel 71i van de Wet op de accijns)

Artikel XX, onderdeel F, voorziet erin een nieuw artikel 71i in te voegen in de Wet op de accijns. Op grond van het derde lid van laatstgenoemd artikel wordt teruggaaf van accijns verleend aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of aan de geregistreerde geadresseerde die onder meer vloeibaar gemaakt aardgas heeft uitgeslagen tot verbruik. In andere gevallen zou geen teruggaaf mogelijk zijn. Vloeibaar gemaakt aardgas wordt echter ook door ondernemingen vanuit andere lidstaten overgebracht naar Nederland en rechtstreeks afgeleverd aan tankstations. Door de betreffende ondernemingen wordt hierover accijns afgedragen naar het tarief van LPG maar zij zouden op grond van de huidige voorgestelde wettekst geen recht hebben op teruggaaf van accijns. Om alsnog in een teruggaafmogelijkheid voor deze ondernemingen te voorzien wordt voorgesteld de zinsnede «aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of aan de geregistreerde geadresseerde» te vervangen door «aan degene».

Onderdeel 2

Artikel XXIII

Dit onderdeel strekt ertoe het merendeel van de thans in artikel XXIII van het wetsvoorstel opgenomen wijzigingsbepalingen op het gebied van de leidingwaterbelasting te doen vervallen. De aangepaste bepalingen zijn opgenomen in de artikelen XXIIIB, XXIIIC en XXIIID. Deze worden hierna toegelicht.

Onderdeel 3

Artikel XXIII (artikel 18 van de Wet belastingen op milieugrondslag)

Met ingang van 1 januari 2014 wordt het tarief van de leidingwaterbelasting voor het verbruik tot en met 300 m3 verdubbeld en bedraagt vanaf die datum € 0,330 per kubieke meter.

Onderdeel 4

Artikel XXIIIB (artikelen 14, 17 en 18 van de Wet belastingen op milieugrondslag)

In de belasting op leidingwater wordt met ingang van 1 juli 2014 een degressieve tariefstructuur aangebracht met vijf tariefschijven. Daartoe worden de artikelen 14, 17 en 18 van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) aangepast.

Artikel 14 wordt herschreven in verband met de afschaffing van de maximumgrens van 300 m3 met ingang van 1 juli 2014. In artikel 17 komt het derde lid te vervallen omdat vanaf 1 juli 2014 geen maximumgrens meer bestaat.

In artikel 18 van de Wbm wordt met ingang van 1 juli 2014 het nieuwe schijvensysteem met de daarbij behorende tarieven geïntroduceerd. Zoals toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting wordt de uiteindelijk voorziene tariefstructuur eerst met ingang van 1 januari 2015 van toepassing. In verband met de implementatie van het nieuwe systeem en de inwerkingtreding daarvan met ingang van 1 juli 2014 wordt voorgesteld om de uiteindelijk voorziene tariefschijven voor de periode 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014 te halveren als het gaat om de hoeveelheidsgrenzen en tegelijkertijd de tarieven voor die periode te verdubbelen.

Het tarief voor verbruik tot 300 m3 blijft € 0,330 per m3, zoals opgenomen in het wetsvoorstel. Voor het verbruik boven de 300 m3 worden vier tariefschijven voorgesteld volgens een degressieve lijn, waarbij, voor de periode 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014, de hogere schijfgrenzen worden vastgesteld op 300 tot 50.000 m3 met een tarief van € 0,400 per m3, op 50.000 tot 250.000 m3 met een tarief van € 0,360 per m3 en op 250.000 tot 1,25 miljoen m3 met een tarief van € 0,260 per m3. Verbruik boven de 1,25 miljoen m3 per jaar valt in de laatste, vijfde, tariefschijf en wordt belast met € 0,050 per m3.

Op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wbm geldt het tarief in de eerste schijf voor het totale verbruik, als het water geleverd wordt aan een particuliere installatie voor centrale watervoorziening. Op deze wijze worden particulieren die water betrekken via een aansluiting waarop meerdere onroerende zaken zijn aangesloten op dezelfde wijze belast als verbruikers met een eigen aansluiting op het leidingwaternet.

Het derde lid waarborgt dat de toepassing van het degressieve tariefsysteem vanaf 1 juli 2014 op een verbruik van boven de 300 m3 alleen betrekking heeft op de hoeveelheid leidingwater die in de tweede helft van het kalenderjaar 2014 is geleverd. De hoeveelheid water die in de eerste helft van dat jaar is geleverd blijft voor de toepassing van de tariefschijven, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen b tot en met e, buiten beschouwing.

Het vierde lid bepaalt dat de grenzen van de tariefschijven bij een verbruiksperiode korter dan wel langer dan twaalf maanden, naar evenredigheid worden verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd. Hierdoor worden de tariefschijven bij afwijkende verbruiksperioden op dezelfde wijze naar tijdsevenredigheid doorlopen als in de energiebelasting.

Artikel XXIIIC (overgangsbepaling leidingwaterbelasting)

In artikel XXIIIC wordt voor de periode van 1 juli 2014 tot 1 oktober 2014 een overgangsbepaling opgenomen voor de belasting op leidingwater in verband met de overstap van een enkel tarief naar een tariefstructuur met vijf schijven. Dit is toegelicht in het algemene deel van deze toelichting. De overgangsbepaling regelt dat met betrekking tot belastbare feiten in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2014, de belasting voor de vier hogere tariefschijven pas verschuldigd wordt bij het eerste tijdstip, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wbm, volgende na 30 september 2014. De belasting voor de eerste schijf is vanaf 1 januari 2014 wel meteen verschuldigd. Omdat dit artikel maar een werking heeft tot 1 oktober 2014 betekent dit, dat de belasting in de vier hogere schijven over een verbruik van meer dan 300 m3 vanaf die datum volgens het «normale» systeem van artikel 17 van genoemde wet verschuldigd is.

Artikel XXIIID (artikel 18 van de Wet belastingen op milieugrondslag)

In de belasting op leidingwater wordt vanaf 1 januari 2015 de degressieve tariefstructuur op basis van vijf tariefschijven gehandhaafd. In het jaar 2014 geldt een overgangsperiode met een aangepaste tariefstructuur. De tariefschijven en de tarieven worden met ingang van 1 januari 2015 op het uiteindelijke niveau gebracht. Daartoe wordt artikel 18, eerste lid, van de Wbm aangepast. Het tarief voor kleinverbruik tot 300 m3 blijft € 0,330 per m3. Voor het verbruik boven de 300 m3 worden de tarieven in een degressieve lijn als volgt vastgesteld: voor 300 tot 100.000 m3 met € 0,200 per m3), 100.000 tot 500.000 m3 op € 0,180 per m3 en voor 500.000 tot 2,5 miljoen m3 op € 0,130 per m3). Verbruik boven de 2,5 miljoen m3 per jaar valt in de laatste, vijfde, tariefschijf met € 0,025 per m3.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

Kamerstukken II, 2013/14, 33 752, nr. 21.

Naar boven