33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 augustus 2014

Investeren in onderwijs loont

Investeren in onderwijs betekent investeren in de ontwikkeling van mensen. Goed onderwijs legt de basis voor de kennis en vaardigheden die mensen nodig hebben om mee te kunnen doen in de kennisintensieve samenleving en economie. Het bereidt mensen optimaal voor op de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw. Een goede opleiding betaalt zich uit in betere gezondheid, betere banen en bredere participatie in de samenleving. Het regeerakkoord bevat daarom een ambitieuze onderwijsagenda, gericht op de beweging die nodig is om de stap van goed naar excellent onderwijs te maken. Het kabinet investeert fors in onderwijs. Voor het po, vo en mbo lopen deze investeringen op tot structureel € 1,2 miljard per jaar. Deels door inzet van nieuwe middelen en deels door een andere inzet van bestaande middelen. Dit betekent dat er de komende jaren enkele honderden euro’s extra worden geïnvesteerd per leerling per jaar. In het hoger onderwijs komt op basis van de afspraken over het studievoorschot een investeringsbedrag vrij dat oploopt tot € 0,8 miljard in 2026. Deze investering is nog exclusief de middelen die beoogd worden met de aanpak van de taskforce Beter Benutten (oplopend tot € 0,2 miljard). Er wordt daarmee op termijn tot circa een miljard geïnvesteerd in de kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs verbonden onderzoek. Daarnaast zijn er ook ombuigingen in het hoger onderwijs op doelmatige opleidingen en overhead.

Ons onderwijs kan en moet beter

Het realiseren van de onderwijsagenda is urgent. Het Nederlandse onderwijs presteert over de hele linie goed, maar onze ambitie reikt verder. De veranderende wereld stelt nieuwe eisen aan wat jongeren moeten kennen en kunnen om succesvol te participeren in de samenleving. Het onderwijs moet hen daarop voorbereiden. Op individuele scholen en instellingen zien we kansrijke initiatieven, maar de beweging om over de volle breedte van het Nederlandse onderwijs de stap van goed naar excellent onderwijs te zetten komt nog niet voldoende op gang. Om onze leerlingen en studenten voor te bereiden op de eisen van de toekomst, zijn inspanningen nodig van alle betrokken partijen. Daarbij zijn allereerst excellente leraren en schoolleiders nodig, die het beste uit alle leerlingen halen. Het onderwijs moet leerlingen een uitdagende en innovatieve leeromgeving bieden, waarin bijvoorbeeld ICT wordt benut in de klas en waar scholen en instellingen zich voortdurend verbeteren. Het onderwijs moet elk talent uitdagen, vakmanschap waarderen en onze leerlingen voorbereiden op de veranderende maatschappij. Om dit te bereiken, hebben we in alle onderwijssectoren afspraken gemaakt die er toe doen voor de leerling, de student en de leraar voor de klas.

Ambitieuze doelstellingen en concrete afspraken

In deze brief markeren wij dat de uitwerking van de onderwijsagenda in onderliggende onderwijsakkoorden succesvol is afgerond. De kaders die zijn vastgelegd in het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en de Lerarenagenda, zijn uitgewerkt in sectorakkoorden. Ook zijn afspraken gemaakt in de cao’s in het po, vo en mbo. Samen met het akkoord over het studievoorschot zijn nu in alle onderwijssectoren afspraken gemaakt tussen het kabinet, werkgevers en werknemers over de toekomst van het onderwijs.1 Alle partijen hebben gezamenlijke doelstellingen vastgesteld en concrete afspraken gemaakt om deze te realiseren. Deze brief biedt een samenhangend overzicht van die afspraken, de gezamenlijke doelstellingen en de noodzakelijke vervolgstappen.

Excellente leraren en schoolleiders

Het grootste deel van de extra middelen wordt ingezet voor de professionele ontwikkeling van leraren. Onderwijs is zo goed als de man of vrouw voor de klas. Daarom vraagt onderwijs dat tot de wereldtop wil behoren dat onze leerlingen les krijgen van leraren die uitstekend zijn opgeleid, zich voortdurend ontwikkelen en beschikken over de vaardigheden om het beste uit alle leerlingen te halen.

Professionele ontwikkeling van leraren

Leraren krijgen op basis van de sectorakkoorden en cao’s meer tijd, geld en ruimte om zich in overleg met hun werkgever professioneel te blijven ontwikkelen in elke fase van hun loopbaan. Leraren krijgen tevens meer mogelijkheden om te leren van elkaar. Hierdoor wordt het vak van leraar aantrekkelijker. Na het afronden van een uitstekende lerarenopleiding krijgen alle beginnende leraren goede begeleiding door een coach en extra tijd om zich het vak in de praktijk eigen te maken. Afgesproken is dat alle beginnende leraren in het po binnen drie jaar de algemeen didactische vaardigheden in de praktijk beheersen. Voor continue professionele ontwikkeling krijgen leraren een individueel afdwingbaar recht op een persoonlijk budget. Hierdoor krijgen leraren meer zeggenschap over hun eigen groei en ontwikkeling. In het po krijgen leraren op basis van de recente cao een individueel recht op 2 klokuren per werkweek en € 500 persoonlijk budget per fte per jaar voor professionele ontwikkeling. In het vo krijgen docenten een vrij te besteden jaarlijks basisbudget voor professionalisering, bestaande uit 5% van hun normjaartaak en € 600. De recente cao voor het mbo bevat een individueel afdwingbaar recht op scholing ter grootte van 59 uur per jaar. Deze individuele tijd en geld voor scholing komt bovenop de bestaande middelen voor professionalisering, die in de praktijk vaak worden ingezet voor teamscholing. Over de inzet hiervan spreken leraren met de schoolleiding in de bestaande gesprekkencyclus. Het is hierbij van groot belang dat schoolbesturen goed «human resource development» (HRD) beleid voeren, gericht op een primair proces van hoge kwaliteit. Besturen krijgen hiervoor meer ruimte en middelen. In het mbo zullen instellingen in hun kwaliteitsplan expliciet aandacht besteden aan professionalisering van onderwijsteams, inclusief instructeurs en verhogen van de kwaliteit van de examenfunctionarissen. Een interessant voorbeeld is een ROC dat voor alle zittende docenten een nieuw scholingsaanbod ontwerpt en voor nieuwe docenten een opleidingsschool gaat opzetten. Leraren leggen hun professionele ontwikkeling en hun bevoegdheid vast in het Lerarenregister.

Meer masters en academici voor de klas

Om leerlingen optimaal toe te rusten voor de toekomst, is een divers samengesteld team van docenten nodig, waarin verschillende vaardigheden en specialismes zijn vertegenwoordigd. Op scholen is er behoefte aan meer leraren met een onderzoekende houding, die de verbinding leggen met wetenschappelijke kennis over effectief onderwijs en die de innovatiekracht op scholen versterken. Daarom hebben we afspraken gemaakt over een verhoging van het aantal masteropgeleide en academisch opgeleide leraren in het funderend onderwijs. Doelstelling is dat 30% van de leraren in het primair onderwijs in 2020 een wo-bachelor of hbo- of wo-masteropleiding heeft afgerond (nu 18,6%). In het voortgezet onderwijs is afgesproken dat 50% van alle leraren in 2020 een hbo- of wo-masteropleiding heeft afgerond (nu 37%) en dat 80–85% van de leraren in de bovenbouw van het vwo een wo-master heeft afgerond (nu 60%). In het hbo is afgesproken dat in 2016 80% van de docenten een mastergraad of een Phd heeft afgerond (in 2011 was dit 66,2%). Docenten in het wetenschappelijk onderwijs zijn in de regel gepromoveerd. Leraren die een master willen volgen met behulp van de Lerarenbeurs krijgen vanaf 2015 meer uren voor vervanging, zodat zij hun studie makkelijker kunnen combineren met werk en privé. Scholen zorgen met goed HRD-beleid voor een aantrekkelijke werkomgeving voor masteropgeleide leraren, onder meer door hun deskundigheid beter te benutten in het onderwijsteam en door meer functiedifferentiatie.

Goed leiderschap

De schoolleider vervult een cruciale rol in de school, bijvoorbeeld bij de uitvoering van het HRD-beleid en de kwaliteit van lessen. Om het leiderschap in scholen en instellingen te verbeteren zijn in elke sector afspraken gemaakt. In het primair onderwijs is afgesproken dat alle schoolleiders hun bekwaamheid onderhouden en zich registreren in het schoolleidersregister PO. Het register is in het voorjaar van 2013 van start gegaan. Inmiddels hebben al meer dan 6.000 schoolleiders zich geregistreerd. In het voortgezet onderwijs wordt in 2015 een schoolleidersregister ingericht. In het mbo wordt de zakelijke kant van het leiderschap, zoals bedrijfsvoering en examinering, versterkt. Daarnaast wordt het onderwijskundig leiderschap versterkt door het wettelijk mogelijk te maken om een «hoofd der school» (collegedirecteur) te hebben.

Moderne arbeidsvoorwaarden

In de onderwijssectoren hebben werkgevers en werknemers afspraken gemaakt over modernisering van de arbeidsvoorwaarden, professionele ontwikkeling, duurzame inzetbaarheid en levensfasebewust personeelsbeleid. De bestaande ouderenregelingen (BAPO) worden afgebouwd en vervangen door participatie- en kwaliteitsbevorderende regelingen. In de nieuwe ouderenregelingen neemt het aantal verlofuren af en de eigen bijdrage toe. Hiermee wordt onderwijs één van de voorlopers binnen de publieke sector. Daarnaast is er meer ruimte voor individuele keuzes van werknemers en zijn er afspraken gemaakt over professionalisering en persoonlijke budgetten voor duurzame inzetbaarheid. Zo kunnen leraren in het po op alle leeftijden gebruik maken van een budget voor duurzame inzetbaarheid, wat ze onder meer kunnen besteden aan peer review, studieverlof en coaching. De nieuwe afspraken dragen bij aan professionalisering, de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar, en zorgen ervoor dat werknemers in het onderwijs op een gezonde en duurzame manier kunnen werken in de verschillende fasen van hun leven.

Minder werkdruk en regeldruk

In de verschillende sectoren wordt gewerkt aan de vermindering van de werkdruk en de regeldruk. Zo weten we van een mbo-instelling die voor het aankomend schooljaar al 30 fte extra personeel heeft aangenomen om het onderwijsteam te versterken. Een onderdeel van de afspraken is het beschikbaar stellen van extra middelen voor conciërges en klassenassistenten in het funderend onderwijs, zodat leraren zich kunnen richten op het geven van onderwijs. Met de beschikbare middelen kunnen in totaal 1200 voltijds conciërges en klassenassistenten worden aangenomen. In de sectorakkoorden zijn concrete afspraken gemaakt over maatregelen die de regeldruk verlagen, waaronder het meervoudig gebruiken van gegevens, het vereenvoudigen van het bekostigingsmodel, het verminderen van de administratieve lasten rondom het opstellen van onderwijs- en beroepspraktijkvorming (bpv-) overeenkomsten in het mbo en de ontwikkeling van een nieuw accreditatiekader in het hoger onderwijs. Daarnaast analyseren we samen met de vakbonden en sectororganisaties intensief de knelpunten op het gebied van regeldruk. Dit zal binnenkort resulteren in een Regeldrukagenda 2014 – 2017 met door alle betrokkenen gezamenlijk uitgewerkte acties om de regeldruk terug te dringen.

Versterken werkgelegenheid

In het NOA is voor 2014 incidenteel € 150 miljoen beschikbaar gesteld voor het behoud van werkgelegenheid in het po en het vo. Hiermee kunnen 3.000 jonge leraren aan het werk gehouden worden. Deze middelen zijn een overbrugging naar het jaar 2015, waarin de oploop van de intensiveringsmiddelen hieraan vervolgens dekking biedt. Op basis van het sociaal akkoord heeft het kabinet tevens middelen beschikbaar gesteld voor sectorspecifieke plannen om de werkgelegenheid te bevorderen. De werkgevers en werknemers in het primair onderwijs hebben inmiddels plannen opgesteld, onder meer om baanverlies bij 840 leerkrachten in krimpgebieden te voorkomen.

Een uitdagende en innovatieve leeromgeving

Leerlingen hebben baat bij innovatief onderwijs en maatwerk. Dat vraagt van alle scholen en instellingen dat zij steeds blijven werken aan verbetering van het onderwijs en aan het creëren van een uitdagende leeromgeving, onder andere door slim gebruik te maken van ICT.

Continu verbeteren

Permanente kwaliteitsverbetering vergt een gerichte verbeteraanpak binnen elke school en instelling. In vervolg op de stappen die scholen hebben gezet, hebben we in het funderend onderwijs nu afgesproken dat alle scholen en besturen hun cyclus van kwaliteitszorg versterken. Zij formuleren concrete verbeteracties op basis van zelfevaluaties, evalueren de effectiviteit daarvan en scherpen de acties aan. Op sectorniveau wordt dit gericht gestimuleerd, onder meer door te ondersteunen bij zelfevaluaties, lerende netwerken en bestuurlijke visitaties. Een voorbeeld daarvan is het Kwaliteitsnetwerk MBO, waarin o.a. audits op onderwijskwaliteit plaatsvinden bij de daarbij aangesloten mbo-instellingen. De mbo-instellingen leggen in de plannen voor de kwaliteitsafspraken hun eigen ambities en streefdoelen vast, passend bij hun eigen uitgangssituatie.

Doorbraak in het gebruik van ICT

Innovatie op scholen is noodzakelijk om jongeren optimaal uit te dagen en toe te rusten voor de toekomst. ICT speelt daarin een belangrijke rol, vooral omdat ICT het mogelijk maakt om veel beter aan te sluiten bij individuele talenten en mogelijkheden van leerlingen. Goede toepassing van ICT kan het onderwijs dus een kwaliteitsimpuls geven. Het benutten van ICT om het leerproces te versterken vraagt om een integrale aanpak. Het komende jaar ontwikkelen alle schoolbesturen in het primair onderwijs een implementatie- en investeringsplan voor onderwijs en ICT, gebaseerd op hun visie op onderwijs. Zij kunnen bijvoorbeeld investeren in digitaal lesmateriaal, goede apparatuur of een breedbandverbinding. Verder hebben we afgesproken dat leraren in 2020 over de benodigde ICT-vaardigheden beschikken en deze inzetten in hun lespraktijk. In het hoger onderwijs wordt hard gewerkt aan de toepassing van open en online onderwijs.

Transparantie en toezicht als stimulans voor continue verbetering

In het funderend onderwijs wordt het toezicht de komende jaren zo vernieuwd dat het scholen en besturen maximaal stimuleert om zich te blijven verbeteren. De inspectie zal daartoe het huidige risicogerichte toezicht in het po, vo en mbo verbreden door in haar oordelen meer te differentiëren. Naast de categorieën «zwak» en «zeer zwak» worden ook «voldoende», «goed» en «excellent» geïntroduceerd. De inspectie geeft scholen hierover inhoudelijke feedback. Ook transparantie draagt bij aan continue verbetering van het onderwijs. De sectorraden werken aan een relevant, compleet en gebruiksvriendelijk Vensters PO en VO zodat scholen zichzelf gericht kunnen verbeteren doordat zij zich kunnen vergelijken met andere scholen. Vensters in combinatie met Schoolkompas, is daarnaast een instrument voor ouders om een goede schoolkeuze te maken.

Onderwijs dat jongeren klaarstoomt voor de 21ste eeuw

Het onderwijs van morgen moet jongeren optimaal voorbereiden op de eisen van de steeds veranderende maatschappij. De leerling van nu is de burger en de werknemer van de toekomst. Daarom streven we naar uitdagend onderwijs van hoge kwaliteit dat inspeelt op de talenten en leerbehoeften van alle leerlingen en studenten.

Vaardigheden voor een veranderende arbeidsmarkt

De toekomst is onvoorspelbaar. Om te kunnen inspelen op de snelle veranderingen in de maatschappij moet Nederland zich ontwikkelen naar wat de WRR noemt een «lerende economie». Het onderwijs speelt daarbij een belangrijke rol. Door jongeren de basisvaardigheden aan te leren die zij in alle tijden nodig hebben en door hen een brede persoonlijke en maatschappelijke vorming te bieden. Daarnaast groeit het besef dat een veranderende arbeidsmarkt vraagt om specifieke vaardigheden. Creativiteit, goed kunnen samenwerken in teams, leren leren, probleemoplossend vermogen en een ondernemende houding – «knowing what to do when you don’t know what to do» – zijn daarbij essentieel. In het funderend onderwijs verkennen we de manier waarop een toekomstgericht en samenhangend onderwijsaanbod gewaarborgd wordt, inclusief een periodieke herijking van het curriculum. Om te zorgen voor aantrekkelijk en eigentijds mbo-onderwijs dat ruimte biedt aan regionale verschillen en aansluit op de veranderde arbeidsmarkt, is het voor mbo-instellingen nodig om nauw samen te werken met innovatieve bedrijven. De «Oefenfabriek» in Brielle is daarvan een goed voorbeeld. Studenten kunnen hier hun theoretische kennis direct in praktijk brengen, ze leren de samenhang tussen de processen kennen en leren problemen oplossen zoals die zich ook in de praktijk voordoen. Dit soort vormen van samenwerking worden gericht gestimuleerd onder meer via het regionaal investeringsfonds.

Meer aandacht voor toptalenten

Het Nederlandse onderwijs heeft veel aandacht voor leerlingen en deelnemers die extra ondersteuning nodig hebben. We investeren in het verminderen van het aantal zittenblijvers. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door schakelklassen en zomerscholen te organiseren. Een ander voorbeeld is een vo-school in Rotterdam, die de extra middelen gebruikt om zijn leerlingen van acht tot vijf begeleiding te bieden, waarbij het eerste en laatste uur aan huiswerkbegeleiding worden besteed. We blijven inzetten op goede ondersteuning van leerlingen die dat nodig hebben. Daarnaast hebben we in het funderend onderwijs concrete afspraken gemaakt over het uitdagen en belonen van toptalenten, zowel cognitieve als creatieve, sociale, onderzoekende en praktische talenten. Scholen kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om aparte trajecten voor excellente leerlingen in te richten, onder andere in de vorm van masterclasses. In het po gaan we de bevoegdhedenregeling aanpassen, zodat vo-vakleerkrachten in het po les kunnen geven en verrijking en verdieping kunnen bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. In het vo komt meer ruimte in de regelgeving rondom onderwijstijd en wordt het voor scholen mogelijk om leerlingen in een aantal vakken eerder examen te laten doen of een vijfjarig vwo aan te bieden. In lijn met de motie Van Dijk & Ypma2 komen de bestaande middelen voor excellentie in het vo via de prestatiebox ook beschikbaar voor uitdagend onderwijs op vmbo- en havo-afdelingen. In het mbo is excellentie een onderdeel van het kwaliteitsplan dat elke instelling maakt. Excellentie krijgt onder meer vorm in programma’s naast het reguliere curriculum, waarin selecte groepen studenten worden uitgedaagd om opdrachten (bijv. de vraag: «Hoe ga je om met technieken die er nog niet zijn?») aan te pakken die (veel) verder gaan dan vereist is voor het behalen van het mbo-diploma. Ook komen er naschoolse programma’s, waarin excellente studenten de kans krijgen om zich met hulp van topcoaches uit de branche te ontwikkelen tot het niveau van «meester». Bij opleidingen gamedesign krijgt dit bijvoorbeeld vorm in eigen bedrijfjes die studenten beginnen onder begeleiding van de Kamer van Koophandel en die door toppers uit de branche worden «geadopteerd». In het hoger onderwijs kunnen toptalenten een plek krijgen in excellentie-programma’s en University Colleges.

Waardering voor vakmanschap

Onze samenleving heeft goede vakmensen hard nodig en het volgen van een mbo-opleiding moet aantrekkelijker worden. Daarom zijn met de mbo-sector afspraken gemaakt om de beroepsopleiding kwalitatief hoogwaardig, modern en aantrekkelijk te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het intensiveren en verkorten van leerwegen en het professionaliseren van docenten. Opleidingen werken aan een goede aansluiting op de arbeidsmarkt én op het hbo.

Kwaliteitsverbetering dankzij het studievoorschot

Met de invoering van het studievoorschot wordt het mogelijk om extra te investeren in beter en uitdagender hoger onderwijs. Onderwijs kan uitdagender worden wanneer instellingen, docenten, onderzoekers en studenten elkaar voortdurend prikkelen om de hoogste kwaliteit te bereiken. Dit kan in de praktijk vorm krijgen door intensievere begeleiding van de studenten, verhoging van het aantal contacturen tussen student en docent, aanwenden van middelen voor het aan onderwijs verbonden onderzoek in het hbo en wo, of door een extra stimulans voor wetenschappers om naast goed onderzoek, ook goed onderwijs te verzorgen in de vorm van toonaangevende colleges. Door voor studenten excellentietrajecten te hanteren, het volgen van modules bij andere instellingen te faciliteren en door internationale studiekansen te bieden. En door innovatie te omarmen en daarin te investeren, zoals in online onderwijs en een moderne leeromgeving. Al deze initiatieven leiden tot een hogere kwaliteit en uitdagender hoger onderwijs. Aan de nieuwe strategische agenda hoger onderwijs, die medio 2015 uitkomt, zal een investeringsagenda worden gekoppeld. De hogeronderwijsinstellingen zullen al in 2015 tot en 2017, vooruitlopend op de middelen die vrij komen als gevolg van de invoering van het studievoorschot, € 200 miljoen per jaar investeren.

Van afspraken naar acties

Onderwijs dat talent uitdaagt, vakmanschap waardeert en onze leerlingen en studenten voorbereidt op de veranderende maatschappij, dát is ons beeld van het onderwijs van morgen. De focus ligt nu op de uitvoering van de gemaakte afspraken, zodat we onze gezamenlijke doelstellingen realiseren. Scholen en instellingen krijgen ruimte om eigen keuzes te maken in de manier waarop ze de doelstellingen realiseren. De sectorraden ondersteunen hen daarbij en de overheid brengt de randvoorwaarden op orde. Gezamenlijk met het onderwijsveld volgen wij of er voldoende voortgang is en of bijsturing noodzakelijk is.

Ruimte en ondersteuning bij kwaliteitsverbetering

We zijn ervan overtuigd dat innovatie en kwaliteitsverbetering in het onderwijs uiteindelijk niet stoelen op een van bovenaf opgelegd ideaalmodel, maar op de ambitie, deskundigheid en de dagelijkse inzet van alle professionals in het onderwijs. Daarom geven we ruimte aan instellingen om eigen keuzes te maken in de manier waarop zij werken aan vernieuwing en kwaliteitsverbetering. Keuzes die passen bij hun eigen visie, uitgangspositie en context. Daarnaast zorgen we voor gerichte ondersteuning op specifieke thema’s en voor de benodigde middelen om de doelstellingen te realiseren. Over de keuzes die instellingen maken en de bereikte voortgang, leggen zij publieke verantwoording af. Dat gebeurt onder meer door middel van Vensters PO en VO en in hun (financiële) verantwoording en jaarverslag.

Monitoren en zo nodig bijsturen

De voortgang op de belangrijkste doelstellingen uit de akkoorden wordt jaarlijks gevolgd door middel van de indicatoren bij de begroting. In het funderend onderwijs zijn doelstellingen afgesproken die we in 2017 dan wel 2020 willen realiseren. In 2017 wordt vastgesteld of er voldoende voortgang is geboekt en zullen wij zo nodig bijsturen. In het mbo en ho zijn of worden afspraken gemaakt met individuele instellingen. Instellingen in het mbo krijgen een (grotendeels) resultaatafhankelijk budget voor verbeteringen die ze realiseren, op basis van meetbare streefdoelen. De huidige prestatieafspraken in het hoger onderwijs lopen tot en met 2016. Met het akkoord over het studievoorschot worden extra investeringen in het hoger onderwijs mogelijk. Deze investeringen zullen gericht worden ingezet, gekoppeld aan kwaliteitsafspraken en passend bij de strategie van de instellingen. Over de voortgang van de Lerarenagenda rapporteren we jaarlijks rond de Dag van de Leraar.

Tot slot

Met de afspraken en investeringen in alle onderwijssectoren geeft het kabinet invulling aan de ambitieuze onderwijsagenda uit het Regeerakkoord. Hiermee werken wij, samen met de sectorraden, scholen, leraren, ouders, leerlingen en studenten, aan het onderwijs van morgen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Bijlage

Investeringen in sectorakkoorden po, vo en mbo

In onderstaande tabel zijn de investeringen opgenomen waarover in de sectorakkoorden po, vo en mbo afspraken zijn gemaakt. Het betreft onder andere middelen uit de Regeerakkoorden Rutte I en II, het Begrotingsakkoord 2013 en de Begrotingsafspraken 2014.

Investeringen in sectorakkoorden po, vo en mbo (bedragen x € 1 mln.)

2015

2016

2017

2018

Investeringen in het primair onderwijs

299

324

404

444

waaronder:

       

– Professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders

       

– Aanpak toptalenten, bewegingsonderwijs, ICT en

cultuureducatie

       

– Continu verbeteren

       

– Cao afspraak begeleiding startende leraren

       

– Cao afspraak persoonlijke ontwikkeling leraren

       

– Werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten

     

– Verminderen zittenblijven

       

– Verhoging budget Lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

     

       

Investeringen in het voortgezet onderwijs

238

275

339

369

waaronder:

     

– Professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders

       

– Aanpak toptalenten en ICT

       

– Continu verbeteren

       

– Meer masters voor de klas

       

– Werkdrukvermindering door inzet klassenassistenten

       

– (Academische) opleidingsscholen

       

– Verminderen zittenblijven

       

– Verhoging budget Lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

     
         

Investeringen in het middelbaar en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, waaronder:

231

322

400

400

– Professionalisering leraren en schoolleiders

       

– Taal en rekenen

       

– Professionalisering examenfunctionarissen

       

– Excellentie

       

– Voortijdig schoolverlaten

       

– Studiesucces

       

– Beroepspraktijkvorming

       
         
         

Totaal investeringen po, vo en mbo

768

921

1.143

1.213

Investeringen in hoger onderwijs

In onderstaande tabel zijn de extra investeringen in het hoger onderwijs opgenomen, als gevolg van de afspraken over het studievoorschot. Met VSNU en VH is afgesproken dat het veld in de jaren 2015, 2016 en 2017 jaarlijks een investering doet van € 200 miljoen vooruitlopend op de opbrengsten van het studievoorschot.

De middelen die vrijkomen uit de aanpak van de taskforce Beter Benutten komen hier nog bovenop en lopen op tot € 200 mln in 2025 (prijspeil 2014). Ook die middelen zullen terugvloeien naar onderwijsinstellingen om te worden geïnvesteerd in de kwaliteit van onderwijs en komen bovenop de middelen genoemd in de tabel.

Investering-en in ho (bedragen x € 1 mln.)1

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2002

2002

2002

200

200

236

400

501

532

626

728

 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

Struc.

818

785

774

766

763

762

761

760

759

758

620

X Noot
1

De middelen die vrijkomen uit de aanpak van de taskforce Beter Benutten komen hier nog bovenop en lopen op tot € 200 mln. in 2025.

X Noot
2

Voorfinanciering door hogescholen en universiteiten.


X Noot
1

Op twee punten moeten de afspraken nog bevestigd worden. De achterbanraadpleging van de cao po wordt eind september 2014 afgerond. In de zomer van 2014 wordt het wetsvoorstel kenniscentra mbo inclusief financiële ombuiging aan de Kamer verzonden.

X Noot
2

33 750 VIII, 92, Motie van de leden Van Dijk en Ypma, 12 februari 2014.

Naar boven