33 750 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2013

Naar aanleiding van het verzoek tot nadere inlichting van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie doe ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitite, deze brief toekomen over de gevolgen van de begrotingsafspraken 2014, die betrekking hebben op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Regionale werkgelegenheid

Voor het behoud van regionale werkgelegenheid is in de begrotingsafspraken vanaf 2015 € 50 mln. per jaar uitgetrokken. De helft van dit bedrag is bestemd voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie en wordt aangewend voor het open houden van de kliniek Veldzicht. Momenteel vinden gesprekken plaats tussen de ggz-sector en het Ministerie van Veiligheid en Justitie over de eventuele gevolgen van de begrotingsafspraken voor het meerjarenakkoord dat met de ggz-sector is gesloten. Zodra deze gesprekken zijn afgerond, zal de Staatssecretaris van VenJ uw Kamer per brief nader informeren. De middelen die hiervoor beschikbaar zijn gesteld zijn vooralsnog gereserveerd op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën.

Prijsbijstelling tranche 2014

Met de begrotingsafspraken 2014 is eveneens besloten tot het gedeeltelijk inhouden van de prijsbijstelling tranche 2014. Dit betekent dat prijsstijgingen niet volledig gecompenseerd kunnen worden. Voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie betekent dit op basis van de Macro-Economische Verkenningen van het CPB een inhouding van circa € 50 mln. Deze zal hoofdzakelijk neerslaan bij de politie, DJI, de Rechtspraak en het COA. De verschillende organisatieonderdelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zullen dit binnen hun begroting moeten opvangen.

De inhouding van de prijsbijstelling betekent dat vooral de stijging van de materiele lasten niet worden gecompenseerd. Onderzocht zal worden of prijsstijgingen beperkt kunnen worden door onderhandelingen met de leveranciers over zowel de prijs per product, als de kwaliteit. Voor zover dit niet mogelijk is zullen concrete maatregelen genomen worden. Te denken valt aan het oprekken van de gebruikstermijnen van duurzame goederen (bijvoorbeeld vervoersmiddelen), het versoberen van leasecontracten, herziening van huisvestingsnormen en/of het temporiseren van investeringsbeslissingen (onder andere ICT).

Een substantieel deel van de prijsgevoelige uitgaven betreffen uitgaven voor de huisvesting. Dit wordt voornamelijk afgenomen bij de Rijksgebouwendienst. In het kabinet is gesproken over tariefstijgingen, als gevolg van inflatie, door agentschappen (waaronder shared service organisaties zoals de Rijksgebouwendienst). Gegeven het inhouden van de prijsbijstelling vindt het kabinet dat het in de rede ligt dat agentschappen niet automatisch de inflatieontwikkeling doorberekenen aan hun afnemers. Dit uitgangspunt zal ik meenemen in de uiteindelijke overeenkomsten die wij sluiten per agentschap over prijs en geleverde diensten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven