33 750 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2014

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

blz.

     

A

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

     

B

BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1

LEESWIJZER

3

     

2

NIET-BELEIDSARTIKELEN

3

 

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het koninklijk huis

3

 

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

4

 

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

7

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het jaar 2014 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2014. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2014. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan drie leden van het koninklijk huis (de Koning, de Koningin en prinses Beatrix) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende Ministeries. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. In aansluiting op de bepaling zoals die in artikel 8 van de Comptabiliteitswet is opgenomen, hebben de begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting het karakter van een niet-beleidsartikel.

2. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het koninklijk huis

Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het koninklijk huis. De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 505) en gepubliceerd in het Staatsblad (Staatsblad 2008, 535), vormt de basis voor de ramingen van dit begrotingsartikel.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

7.277

7.277

7.277

7.277

7.277

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2013

 

180

270

270

270

270

270

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

7.277

2. Nominale bijstelling

   

67

67

67

67

67

Stand ontwerpbegroting 2014

7.208

7.457

7.614

7.614

7.614

7.614

7.614

Opbouw ontvangsten (x € 1.000) 
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Stand ontwerpbegroting 2014

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De stijging in 2014 ten opzichte van 2013 wordt veroorzaakt door de stijging van de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven die onderdeel zijn van de uitkeringen op grond van de Wet financieel statuut van het koninklijk huis.

Deze uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State in het jaar 2013 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007. De raming is hiermee gelijk aan het werkelijke uitgavenniveau 2013.

De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Als basis voor de B-component is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2013 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007. De raming is hiermee gelijk aan het werkelijke uitgavenniveau 2013. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2012 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2013 en 2014 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2013.

Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling voor 2013 en 2014 afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken.

De raming over 2014 is als volgt samengesteld:

Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
 

A

Inkomen

B

Personele en materiële uitgaven

Totaal

De Koning

817

4.469

5.286

De echtgenote van de Koning

324

582

906

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

462

960

1.422

Totaal

   

7.614

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen, het onderhoud van de Groene Draeck en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

26.995

26.917

26.830

26.749

26.749

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2013

 

30

30

30

30

30

30

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

26.749

2. Beëindiging privévluchten

   

– 168

– 81

     

Stand ontwerpbegroting 2014

27.041

27.025

26.779

26.779

26.779

26.779

26.779

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2013

 

293

         

Stand ontwerpbegroting 2014

301

293

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Raming over 2014 (bedragen x € 1.000)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

17.835

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

7.679

Materiële uitgaven faunabeheer

285

Uitgaven voor luchtvaartuigen

849

Onderhoud Groene Draeck

51

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

80

Totaal

26.779

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op 260 fte; dit is exclusief 13 post-actieven. Tevens is dit exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. departement van de hofmaarschalk, koninklijk huisarchief, koninklijk staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis aangewezen paleizen (paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam).

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de eerdergenoemde paleizen (inclusief de verwarming en verlichting voor de drie hiervoor genoemde locaties). Daarnaast bevatten zij de uitgaven voor telecommunicatie, accountantscontrole, advisering en de uitgaven van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen.

Binnen de materiële uitgaven worden ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Naast de personeelsuitgaven voor 6 faunabeheerders ter grootte van € 347.200, die een onderdeel vormen van de in de vorige alinea genoemde totale personeelsuitgaven, wordt een bedrag geraamd van € 185.000 voor het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo. Daarnaast wordt een bedrag geraamd van € 90.000 voor het onderhoud van de terreinauto’s en een bedrag van € 10.000 aan «materiële» personeelsuitgaven voor reiskosten, opleidingen, etc.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De hier begrote uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het koninklijk huis. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in het beheer bij het Rijk alsmede civiele inhuur.

Op grond van de huidige ministeriële regeling «Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht», kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het koninklijk huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig1. Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur2.

Het bedrag voor de post inzet regeringsvliegtuig voor het jaar 2014 bestaat uit een inschatting van de Dienst van het Koninklijk Huis van het aantal vlieguren van het regeringsvliegtuig (geraamd op 60 uur). Het totaal aantal vlieguren wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor het regeringsvliegtuig.

Het bedrag voor de gebruikmaking van Defensieluchtvaartuigen is gebaseerd op een inschatting van de Dienst van het Koninklijk Huis van het aantal vlieguren (geraamd op 65 uur). Het vervoer wordt uitgevoerd met de Gulfstream en de Alouette helikopter. Het totaal aantal vlieguren per luchtvaartuig wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor de specifieke toestellen. Deze tarieven worden gehanteerd bij de doorbelasting van de inzet van de luchtvaartuigen aan gebruikers.

De troonswisseling op 30 april jl. heeft gevolgen voor de regeling inzake het gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht. Koning Willem-Alexander en koningin Máxima kunnen hiervan onbeperkt gebruikmaken. Prinses Beatrix kan gebruikmaken van deze luchtvaartuigen ter vertegenwoordiging van de Koning en in het openbaar belang.

Verder wordt bepaald dat prinses Beatrix als enig lid van het koninklijk huis dat Koning is geweest gebruik kan maken van het regeringsvliegtuig en de luchtvaartuigen van de krijgsmacht waar doelmatigheid, veiligheid of privacy dit met zich meebrengen.

Tot slot zal de huidige mogelijkheid voor bepaalde leden van het koninklijk huis om van deze luchtvaartuigen gebruik te maken voor privévluchten, met inbegrip van de terbeschikkingstelling van een budget en uren, met ingang van 1 januari 2014 geheel uit de regeling worden geschrapt.

Raming 2014 (bedragen in euro's)
 

Uren

Tarief

Bedrag

Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)

60

5.757

345.420

Vastvleugelige inzet (Gulfstream)

15

2.488

37.320

Helikopterinzet (Alouette)

50

2.630

131.500

Inhuur civiele luchtvaartuigen

   

335.000

Totaal

   

849.240

Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan de toenmalige kroonprinses geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. Het bedrag dat hiermee samenhangt wordt daarom op deze begroting toegelicht.

De uitgaven aan het reguliere onderhoud aan de Groene Draeck zijn begroot op € 51.000 per jaar en worden jaarlijks geïndexeerd. Deze uitgaven bestaan uit de geraamde kosten van het aantal uren dat door het Marinebedrijf aan onderhoud wordt besteed, de kosten van het benodigde materiaal en voor de rest uit een raming van uit te besteden werkzaamheden.

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletoire begroting eventueel worden bijgesteld.

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven geraamd die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende Minister. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de Minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op desbetreffende begroting.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

5.661

5.607

5.607

5.588

5.571

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2013

 

12

– 13

– 11

5

5

7

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

5.553

Stand ontwerpbegroting 2014

5.994

5.673

5.594

5.596

5.593

5.576

5.560

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerpbegroting 2013

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2013

 

125

         

Stand ontwerpbegroting 2014

108

125

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2014. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Raming over 2014 (bedragen x € 1.000)
 

2014

Doorbelaste personele uitgaven

3.817

Doorbelaste materiële uitgaven

1.777

Totaal

5.594

w.v. RVD

1.392

w.v. Militaire Huis

1.871

w.v. Kabinet van de Koning

2.331

De personele en materiële uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) hebben betrekking op de communicatie over en de begeleiding van publieke optredens van koning Willem-Alexander, koningin Máxima en prinses Beatrix. Bij de communicatie over deze, en eventueel overige, leden van het koninklijk huis wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten bedraagt 11,5 fte.

Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en is belast met het (mede) organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het koninklijk huis. Ook onderhoudt het Militaire Huis de niet-politieke contacten tussen het koninklijk huis en het Ministerie van Defensie en is het verantwoordelijk voor het militaire ceremonieel aan het hof. De geraamde personele inzet voor 2014 betreft 16 fte. Echter, vanwege een reorganisatie bij het Ministerie van Defensie, zal de komende jaren ook binnen het Militaire Huis vorm worden gegeven aan een inkrimping van de personele inzet.

Het Kabinet van de Koning heeft tot taak de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken te ondersteunen inzake:

  • a. het verkeer tussen de Koning en de overige leden van de regering;

  • b. contacten met andere organen van de overheid, ontvangsten, bezoeken en overige toegang tot de Koning;

  • c. verzoekschriften aan de Koning;

  • d. de zorg voor het registreren, bewaren en overdragen van wetten, koninklijke besluiten en andere staatsstukken.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 25,5 fte.


X Noot
1

Indien een lid van het konklijk huis namens de Koning een (representatieve) verplichting uitvoert waartoe vervoerskosten moeten worden gemaakt, worden de kosten van dat vervoer gedragen door de Staat respectievelijk wordt door de Staat voor vervoer gezorgd.

X Noot
2

Dit betreft de inhuur van commerciële luchtvaartuigen.

Naar boven