De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er door de crisis en de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag
forse klappen vallen in de kinderopvangsector en de arbeidsparticipatie afneemt;
overwegende dat er door het afnemend gebruik van de kinderopvang structureel middelen
vrijvallen;
overwegende dat deze middelen gezien moeten worden in het bredere kader van ondersteuning
van gezinnen met kinderen;
overwegende dat reeds 50 miljoen euro van deze middelen is ingezet om het uurtarief
in de kinderopvang te indexeren;
overwegende dat de hervorming kindregelingen als doel heeft, de beschikbare middelen
op een rechtvaardige manier in te zetten voor inkomensondersteuning aan ouders en
om de participatie van ouders te bevorderen;
overwegende dat als gevolg van het thans voorliggende voorstel kindregelingen de alleenstaande
ouders met een uitkering op minimumniveau er fors op achteruitgaan,
verzoekt de regering, de vrijgevallen structurele meevaller van 100 miljoen euro in
te zetten ten behoeve van de kinderopvangtoeslag;
verzoekt de regering tevens, in principe ook eventuele toekomstige meevallers in de
komende jaren in overweging te nemen ter voorkoming van verdere neergang van de kinderopvangsector;
verzoekt de regering voorts, als onderdeel van de brede hervorming kindregelingen,
100 miljoen euro in te zetten om de koopkrachteffecten als gevolg van dit wetsvoorstel
voor alleenstaande ouders met een uitkering op minimumniveau te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag