Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2014
Op 1 juli 2014 heeft de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van uw Kamer het
eindverslag uitgebracht inzake het wetsvoorstel betreffende de wijziging van de Penitentiaire
beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de herijking van de wijze
van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en de invoering van elektronische
detentie (33 745). De commissie heeft voorgesteld het wetsvoorstel plenair te behandelen op 23 september
2014.
In de memorie van antwoord die ik op 25 juni 2014 aan uw Kamer heb gezonden (33 745 C), ben ik onder meer ingegaan op de achtergronden van de 800 plaatsen voor elektronische
detentie waarvan ik in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ben uitgegaan.
Daarbij heb ik onder meer aangegeven dat het daadwerkelijk aantal personen dat met
elektronische detentie zal gaan niet alleen afhankelijk is van de wijze waarop de
selectieprocedure in de praktijk gestalte krijgt, maar ook van de ontwikkeling van
de capaciteitsbehoefte in het algemeen.
In mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 30 juni 2014 inzake de voortgang
van de implementatie van het Masterplan DJI (520579) heb ik een analyse opgenomen
over de dalende behoefte aan detentiecapaciteit in de afgelopen jaren. Daarbij concludeerde
ik dat naar huidig inzicht de dalende trend in de behoefte aan celcapaciteit zich
de komende jaren waarschijnlijk zal voortzetten. Ik meldde ook dat ten behoeve van
de voorbereiding van de begroting voor 2015 een geactualiseerde capaciteitsplanning
voor het gevangeniswezen wordt opgesteld op basis van de feitelijk waargenomen ontwikkelingen
in de capaciteitsbehoefte en de uitkomsten van het Prognosemodel Justitiële Ketens
(PMJ).
Inmiddels is duidelijk dat de dalende behoefte aan detentiecapaciteit vraagt om een
aanpassing van de capaciteitsplanning voor het gevangeniswezen ten opzichte van de
begroting 2014 van Veiligheid en Justitie. Ik ga er thans van uit dat zich een daling
voordoet in de vraag naar sanctiecapaciteit van ruim 700 plaatsen.
Zoals ik onder meer in voornoemde brief van 30 juni jl. heb aangegeven, is het mijn
streven om het sluiten van inrichtingen zo veel mogelijk te voorkómen. Dat neemt echter
niet weg dat het noodzakelijk is de totale sanctiecapaciteit van het gevangeniswezen
meer in overeenstemming te brengen met de feitelijke en voorspelde behoefte. Mede
gelet op de financiële problematiek van DJI is het onverantwoord om dure, niet-bezette
capaciteit open te houden en te exploiteren.
Daarom heb ik moeten besluiten in de begroting 2015 twee capacitaire maatregelen voor
het gevangeniswezen te verwerken: het omzetten van 300 intramurale plaatsen in reservecapaciteit
en het verlagen van de taakstelling voor elektronische detentie naar 400 plaatsen
op jaarbasis.
Zoals ik hierboven al heb aangegeven, vormen de geraamde plaatsen voor elektronische
detentie geen gefixeerd aantal, en zal het feitelijk aantal personen dat met ED gaat
afhankelijk zijn van omvang en samenstelling van de doelgroep. In de praktijk zal
blijken hoeveel personen daadwerkelijk met ED gaan. Dit is overigens niet anders dan
de huidige situatie inzake de penitentiaire programma’s.
Een afschrift van deze brief zend ik heden aan de voorzitter van de Tweede Kamer.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven