Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving «maatschappelijke stage» de zinsnede
«onderdeel d» vervangen door: onderdeel b.
II
Onderdeel A komt als volgt te luiden:
Artikel 6f komt als volgt te luiden:
Artikel 6f Maatschappelijke stage
1. Een onderwijsprogramma in het voortgezet onderwijs kan mede een maatschappelijke
stage omvatten.
2. Indien het onderwijsprogramma van een school tevens een maatschappelijke stage
omvat, sluit het bevoegd gezag voor deze stage met de leerling en de stagebieder tezamen
een schriftelijke stageovereenkomst.
3. Voor vermelding op de cijferlijst bij het diploma, bedoeld in artikel 29, derde
lid, of op het getuigschrift, bedoeld in artikel 29a, omvat de maatschappelijke stage
tenminste 30 uren.
II
Artikel I, onderdeel C, komt als volgt te luiden:
C
Artikel 10f wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 3a wordt «leerjaar» vervangen door: schooljaar.
2. In het vijfde lid vervallen de zinsnede «en de maatschappelijke stage, bedoeld
in artikel 6f,» en de laatste volzin.
III
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
In artikel 22, derde lid, vervallen de onderdelen a en b onder verlettering van de
onderdelen c en d tot a en b.
Toelichting
Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel is een technische nota van wijziging
toegezegd.
Met het wetsvoorstel vervalt de verplichting voor scholen om een maatschappelijke
stage aan te bieden. Dit wordt een facultatief programmaonderdeel. Hiermee vervalt
de noodzaak om in het kader van een facultatieve maatschappelijke stage in de Wet
op het voortgezet onderwijs de mogelijkheid op te nemen om nadere regels te kunnen
stellen over vrijstellingen en ontheffingen. Het is wel noodzakelijk om te bepalen
hoeveel uren de maatschappelijke stage minimaal dient te omvatten om vermeld te kunnen
worden op de cijferlijst of het getuigschrift. Tevens moet er sprake zijn van een
schriftelijke stage-overeenkomst in het geval een school kiest voor de facultatieve
maatschappelijke stage.
In beginsel moet toegestane arbeid door kinderen en jongeren plaatsvinden buiten schooltijd.
Een belangrijke uitzondering hierop is op grond van artikel 3:1 van Nadere regeling
kinderarbeid de aanwezigheid van een stageovereenkomst als onderdeel van een schoolplan.
Als een dergelijke overeenkomst ten grondslag ligt aan de maatschappelijke stage,
mag schooltijd gebruikt worden voor de uitvoering ervan, zoals bij de maatschappelijke
stage. Deze twee noodzakelijke regelingen voor de maatschappelijke stage worden zichtbaar
in de Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen en de mogelijkheid om bij algemene
maatregel van bestuur nadere regels te stellen over deze stage vervallen. Hiertoe
worden deze grondslagen uit de artikelen 10f, vijfde lid, en 22, derde lid, van de
Wet op het voortgezet onderwijs geschrapt.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker