33 729 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het verstrekken van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen door de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten aan de Algemene Rekenkamer

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het onderhavige wetsvoorstel voegt een artikel toe aan de Wet op het financieel toezicht (Wft), te weten artikel 1:93d. Dit artikel maakt het mogelijk dat de toezichthouders op de financiële markten, de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van hun taak op grond van de Wft (toezichtvertrouwelijke informatie) verstrekken aan de Algemene Rekenkamer voor zover deze gegevens naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van artikel 91 van de Comptabiliteitswet 2001 (CW)1. Met dit wetsvoorstel wordt gevolg gegeven aan de toezegging die ik aan de Tweede Kamer heb gedaan2.

Op dit moment staan de geheimhoudingsbepalingen in de Wft er aan in de weg dat DNB en de AFM toezichtvertrouwelijke informatie verstrekken aan de Algemene Rekenkamer. Hierdoor is de Algemene Rekenkamer onvoldoende in staat om haar doelmatigheidsonderzoek naar het toezicht van DNB en de AFM op grond van de CW3 naar behoren uit te voeren. Dit onderzoek betreft zowel de doelmatigheid van de opzet als de werking van het toezicht. Voor dit onderzoek naar de doelmatigheid van het beheer en van de organisatie en het functioneren van de toezichthouders kan het noodzakelijk zijn dat de Algemene Rekenkamer inzicht verkrijgt in de maatregelen die de toezichthouders hebben genomen. Met het oog hierop is het wenselijk dat de Algemene Rekenkamer toegang kan krijgen tot toezichtvertrouwelijke informatie bij de toezichthouders. Benadrukt wordt dat dit geen uitbreiding betreft van de controletaak van de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer mag de toezichtvertrouwelijke informatie slechts gebruiken ten behoeve van haar doelmatigheidsonderzoek naar het toezicht van DNB en de AFM. Dat onderzoek omvat uitdrukkelijk niet de beoordeling van de kwaliteit van het toezicht dat door de toezichthouders op individuele financiële instellingen wordt gehouden.

In een aantal lidstaten4 is de toegang voor nationale rekenkamers thans reeds wettelijk geregeld en in Richtlijn 2013/36/EU (CRD IV)5 is expliciet bepaald dat lidstaten hun rekenkamers toegang mogen geven tot toezichtvertrouwelijke informatie. De nu voorgestelde regeling sluit aan bij deze ontwikkelingen in de Europese Unie.

Alvorens DNB of de AFM wordt verzocht om toezichtvertrouwelijke informatie moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo dient de Algemene Rekenkamer zich er telkens van te vergewissen dat de gevraagde gegevens noodzakelijk zijn om haar wettelijke taak uit te kunnen oefenen (het voorgestelde eerste lid, eerste volzin, van artikel 1:93d). De noodzaak van het verkrijgen van toezichtvertrouwelijke informatie staat dus niet op voorhand vast. Of er sprake is van noodzakelijkheid zal de Algemene Rekenkamer steeds van geval tot geval moeten beoordelen. Hierdoor gaat een beperkende werking uit van het noodzakelijkheidsvereiste: het zorgt er voor dat de Algemene Rekenkamer steeds een goede afweging moet maken met het oog op de vraag of sprake is van noodzakelijkheid.

Verder dient de Algemene Rekenkamer de toezichtvertrouwelijke informatie geheim te houden. Dit houdt tevens in dat de Algemene Rekenkamer de verkregen toezichtvertrouwelijke informatie aan geen enkele persoon of autoriteit bekend mag maken, ook niet aan de Staten-Generaal, behalve als deze niet kan worden herleid tot afzonderlijke personen (het voorgestelde tweede lid) (personen zijn zowel natuurlijke personen als rechtspersonen; zie de definitie van persoon in artikel 1:1 van de Wft). Deze geheimhoudingsplicht volgt uit artikel 59, tweede lid, onderdeel c, jo artikel 53, eerste lid, van Richtlijn 2013/36/EU (CRD IV) en is te beschouwen als een lex specialis ten opzichte van artikel 91, vijftiende lid, van de CW.

DNB en de AFM mogen de toezichtvertrouwelijke informatie die zij hebben verkregen van een buitenlandse toezichthouder niet verstrekken aan de Algemene Rekenkamer, tenzij de buitenlandse toezichthouder daar expliciet toestemming voor heeft gegeven. In dat geval mag de informatie slechts verstrekt worden voor het doel waarvoor de buitenlandse toezichthouder toestemming heeft gegeven (het voorgestelde eerste lid, tweede volzin, van artikel 1:93d) (een toezichthoudende instantie in artikel 1:93, derde lid, is een buitenlandse toezichthouder; zie de definitie van toezichthoudende instantie in artikel 1:1 van de Wft).

Het wetsvoorstel leidt niet tot administratieve of bestuurlijke lasten.

Adviezen

Bij brief van 8 maart 2013 heeft de Minister van Financiën de Algemene Rekenkamer verzocht om overleg op grond van artikel 96 van de CW over het onderhavige wetsvoorstel. Bij brief van 5 april 2013 is de reactie van de Algemene Rekenkamer ontvangen6. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de Algemene Rekenkamer het wetsvoorstel onderschrijft. Slechts op een punt is dit niet het geval. De Algemene Rekenkamer suggereert om de van overeenkomstige toepassing van artikel 1:93, derde lid, achterwege te laten. Naar het oordeel van de regering is dat echter niet mogelijk omdat Europese richtlijnen op dit punt geen ruimte laten. Uit de Europese regelgeving volgt namelijk dat DNB en de AFM de toezichtvertrouwelijke informatie die zij hebben verkregen van buitenlandse toezichthouders slechts mogen verstrekken aan de Algemene Rekenkamer, indien de buitenlandse toezichthouder daar expliciet toestemming voor heeft gegeven.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

De toezichtvertrouwelijke informatie die de toezichthouder heeft verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge de Wft opgedragen taak als bedoeld in artikel 1:93d, eerste lid, omvat ook toezichtvertrouwelijke informatie verkregen bij de vervulling van de hem op grond van Europese verordeningen opgedragen taken; die informatie moet de toezichthouder dus ook desgevraagd verstrekken aan de Algemene Rekenkamer. Zie de artikelen 1:24, derde lid en 1:25, derde lid, van de Wft in combinatie met het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten.

X Noot
2

Debat over de kabinetsreactie op het eindrapport van de Parlementaire enquêtecommissie financieel stelsel (debat met de regering), 14 februari 2013, handelingen II 2012/13.

X Noot
3

Zie voor een uitgebreide toelichting op de controletaak van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen, Kamerstuk 19 062, nr. 3, blz. 19.

X Noot
4

Verwezen wordt naar de situatie in Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Zweden, zie Kamerstuk 31 980, nr. 78, blz. 4.

X Noot
5

Zie artikel 59, tweede lid, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PbEU 2013 L176. Deze richtlijn moet op 1 januari 2014 geïmplementeerd zijn in nationale wetgeving.

X Noot
6

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven