33 725 Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds; Ulaanbaatar, 30 april 2013

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 september 2013.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 oktober 2013.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggende op 30 april 2013 te Ulaanbaatar tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds (Trb. 2013, 129).

Een toelichtende nota bij de Overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Toelichtende nota

I Inleiding en samenvatting

Algemene inleiding

De samenwerking tussen de Europese Unie (EU) en Mongolië is sinds begin jaren negentig geïntensiveerd. De basis voor de samenwerking vormt de Overeenkomst inzake commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en Mongolië uit 19931. Het doel van deze overeenkomst was het bevorderen van samenwerking op het gebied van handel en economie. Wederzijds erkende basisprincipes als respect voor mensenrechten en democratie liggen ten grondslag aan deze samenwerking. Met de overeenkomst werd ook een Gemeenschappelijk Comité opgezet dat regelmatig bijeenkomt om toe te zien op de uitvoering van de overeenkomst.

De samenwerking tussen de EU en Mongolië werd in 2006 verbreed door de deelname van Mongolië aan programma’s van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

Een mijlpaal in datzelfde jaar in de EU-Mongolië relaties was de deelname van Mongolië aan de «Asia-Europe Meeting» (ASEM). Daarmee werd Mongolië onderdeel van de politieke en economische samenwerking tussen de EU en Azië.

De EU onderhoudt ook een ontwikkelingsrelatie met Mongolië. De belangrijkste doelen van deze ontwikkelingshulp zijn het verminderen van armoede, het verbeteren van de leefomstandigheden op het platteland en het verminderen van de uitstroom van werknemers van het platteland naar de stad. In de periode 2002–2006 ontving Mongolië van de EU in totaal € 15 miljoen gericht op het bevorderen van de transitie naar een markteconomie, plattelandsontwikkeling, voedselveiligheid en het versterken van democratie en rechtsstaat. Daarnaast kreeg Mongolië in deze periode via regionale en thematische programma’s € 4 miljoen van de EU. In de periode 2007–2010 ontving Mongolië via het Ontwikkelingsinstrument van de EU (DCI) € 14 miljoen waarmee, naast duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, tevens steun werd gegeven aan het verbeteren van onderwijs en de ontwikkeling van de private sector.

De EU en Mongolië hebben goede handelsbetrekkingen. De EU was in 2011 de derde exportpartner van Mongolië, na buurland China en Canada. De bilaterale handel tussen EU en Mongolië bedroeg ongeveer € 328 miljoen.

Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten

Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten (PSO’s) met derde landen zijn gebaseerd op artikel 207 en 209, in samenhang met artikel 218, vijfde lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Deze overeenkomsten hebben een gemengd karakter. De materie die door de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten wordt bestreken, is breder dan de bevoegdheden van de EU, daarom dienen ook de lidstaten partij te worden en de daartoe constitutioneel vereiste goedkeuringsprocedure te doorlopen. Het doel van deze overeenkomsten is het bieden van een raamwerk voor een politieke dialoog, het ondersteunen van inspanningen op het gebied van democratisering en ontwikkeling en het versoepelen van handel en investeringen tussen de EU en het betreffende land. Voorts wordt voorzien in samenwerking, uitwisseling en informatieoverdracht op diverse terreinen.

Algemene principes die ten grondslag liggen aan dergelijke akkoorden met derde landen zijn democratie en respect voor de mensenrechten en de principes van het internationale recht. Hierbij is in het bijzonder de opname van een aantal standaard politieke clausules van belang, op het gebied van mensenrechten, massavernietigingswapens, het Internationaal Strafhof, bestrijding van terrorisme, tegengaan van de verspreiding van kleine en lichte wapens, migratie en goed bestuur.

Totstandkoming en karakter van de overeenkomst

In juli 2009 machtigde de Raad de Commissie om met Mongolië over een PSO te onderhandelen. De onderhandelingen met Mongolië startten in januari 2010 en werden in oktober 2010 afgerond. De onderhandelingen verliepen zonder problemen. Na de PSO’s met Indonesië, de Filipijnen, Vietnam en Zuid-Korea is Mongolië het vijfde Aziatische land waarmee een dergelijke samenwerkingsovereenkomst is gesloten. Deze overeenkomst vervangt de bestaande Overeenkomst uit 1993.

De PSO is een volgende stap in de richting van meer economische en politieke betrokkenheid van de EU in Azië. Met de overeenkomst wordt samenwerking op een breed aantal terreinen afgesproken. Onder andere op het gebied van: juridische samenwerking, migratie, georganiseerde misdaad, corruptie, toerisme, energie, onderwijs, cultuur, klimaatverandering, landbouw en de modernisering van het bestuur. Daarnaast brengt de overeenkomst structuur aan in de dialoog tussen de EU en Mongolië.

De artikelen over mensenrechten en massavernietigingswapens zijn aangemerkt als «essentiële elementen» van de overeenkomst. In geval van schending hebben deze artikelen opschortende werking. Daarnaast is een aantal voor de EU belangrijke artikelen opgenomen over de bestrijding van terrorisme, kleine en lichte wapens, het belang van goed bestuur en samenwerking met het Internationaal Strafhof. Het akkoord bestrijkt een groot aantal gebieden van gedeelde of aanvullende, ondersteunende en coördinerende bevoegdheden van de EU. Deelname van EU-lidstaten als partij aan het verdrag is noodzakelijk voor het deel van de samenwerking in de overeenkomst dat verder gaat dan de kaders die door de EU-verdragen worden gesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor samenwerking op het gebied van wapenbeheersing, belastingheffing, werkgelegenheid en sociale zaken.

In de PSO zijn algemene bepalingen over handel opgenomen en er zal een apart subcomité worden opgericht voor handel en investeringen. Er wordt met Mongolië momenteel niet onderhandeld over een aparte vrijhandelsovereenkomst.

De PSO sluit aan bij de bilaterale verdragen die Nederland gesloten heeft met Mongolië op het gebied van luchtvaart en investeringsbescherming2. Deze bilaterale verdragen kunnen naast deze overeenkomst blijven bestaan. Indien er synergievoordelen zijn, zal Nederland de eigen samenwerkingsagenda met Mongolië in het bredere EU-verband vormgeven. De voorgenomen samenwerking in deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor Nederlandse wetgeving.

II Artikelsgewijze toelichting

Preambule

De preambule bestaat uit een opsomming van intenties en grondslagen die de context vormen van het verdrag. Beide partijen benadrukken de wens om hun banden te versterken en hun verbondenheid aan democratie, de rechtsstaat en mensenrechten. Verder wijzen de partijen specifiek op het belang van goed bestuur, de bestrijding van massavernietigingswapens, de verspreiding van kleine en lichte wapens, de strijd tegen terrorisme, internationale vrede en veiligheid, samenwerking in het bestrijden van grensoverschrijdende misdaad, de rol van het Internationaal Strafhof en samenwerking op het gebied van onder andere duurzame ontwikkeling, milieubescherming, visabeleid, migratie, mensenhandel, en de bestrijding van corruptie.

Titel I: Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 6)

In artikel 1 worden de algemene beginselen van de samenwerking omschreven. De EU hecht veel waarde aan het eerste lid van dit artikel. Hierin wordt het eerbiedigen van democratische beginselen en mensenrechten aangemerkt als essentieel element van de overeenkomst. Bij schending van een essentieel element door een der partijen is er sprake van een «wezenlijke inbreuk op de overeenkomst». De andere partij kan in een dergelijk geval op basis van artikel 59 passende maatregelen nemen. Een uiterste maatregel kan opschorting van het verdrag zijn. Zie hierover de toelichting bij artikel 59.

In het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 1 bevestigen de partijen hun samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling, klimaatverandering, ontwikkelingsdoelstellingen waaronder de millenniumdoelstellingen, goed bestuur, onafhankelijke rechtspraak en de strijd tegen corruptie.

In artikel 2 wordt benadrukt dat de samenwerking beoogt de bilaterale relatie tussen de partijen te versterken. In het artikel wordt een (niet uitputtende) opsomming gegeven van terreinen waarop zal worden samengewerkt. Belangrijke gebieden van samenwerking zijn: bestrijding van terrorisme, samenwerking in regionale en internationale fora, bestrijding van grensoverschrijdende misdaad, migratievraagstukken, tegengaan van drugshandel, goed bestuur, juridische zaken en samenwerking op het gebied van handel en investeringen. In de navolgende artikelen wordt de samenwerking verder omschreven.

De standaardclausule over het tegengaan van de proliferatie van massavernietigingswapens is opgenomen in artikel 3. In het tweede lid komen de partijen overeen samen te werken om de proliferatie te bestrijden door internationale verdragen en verplichtingen na te leven, waaronder VN Veiligheidsraad resolutie 1540. Deze bepaling is aangemerkt als essentieel element.

Dit betekent dat bij schending hiervan door een der partijen, de andere partij op basis van artikel 59 passende maatregelen kan nemen. De samenwerking op het gebied van non-proliferatie zal onder meer geschieden door het ondertekenen, ratificeren en implementeren van internationale instrumenten, door controle op uitvoer en doorvoer en door het starten van een politieke dialoog. De EU hecht sterk aan de opname van deze clausule in overeenkomsten met derde landen.

De standaardbepaling over handvuurwapens en lichte wapens is opgenomen in artikel 4. De partijen spreken af de illegale doorvoer en verspreiding van deze wapens tegen te gaan omdat deze een bedreiging vormen voor de internationale vrede en veiligheid. Afgesproken wordt de bestaande relevante verdragen en VN Veiligheidsresoluties na te leven, te streven naar coördinatie en complementariteit in de samenwerking en een politieke dialoog op te zetten ter ondersteuning van de samenwerking.

In artikel 5 is de gebruikelijke bepaling over grensoverschrijdende misdaad en het Internationaal Strafhof opgenomen. Nederland hecht veel waarde aan de opname hiervan. In het tweede lid benadrukken de partijen het belang van het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13) en spreken af hun samenwerking met het Strafhof te versterken en de instrumenten, zoals het op 9 september 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof (Trb. 2003, 170), te ratificeren.

Op grond van artikel 6 spreken de partijen af samen te werken in de bestrijding van terrorisme.

De samenwerking vindt plaats in overeenstemming met geldende internationale conventies, mensenrechtenverdragen, humanitair recht en met verwijzing naar de terrorismebestrijdingsstrategie van de VN zoals opgenomen in VN Veiligheidsresolutie 60/288. De samenwerking zal in de praktijk bestaan uit het uitwisselen van informatie, het delen van ervaringen en het implementeren en versterken van de samenwerking binnen de ASEM.

Titel II: Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 7 tot en met 9)

De partijen komen in artikel 7 overeen in Mongolië Europese algemene beginselen, normen en standaarden tot stand te brengen door het uitwisselen van informatie en het delen van ervaringen. In artikel 8 is opgenomen dat zal worden samengewerkt in regionale en internationale fora zoals de VN, Wereld Handelsorganisatie (WTO), het ASEAN Verdrag van Vriendschap en Samenwerking, en ASEM. Uitwisseling tussen onder andere academici, NGO’s en de media zal plaatsvinden via workshops, seminars en onderzoeken om de samenwerking te versterken.

Met artikel 9 spreken de partijen af dat voor ieder terrein van samenwerking gekozen zal worden voor een bilateraal of regionaal kader dan wel een combinatie van beide. Bij de samenwerking zal gelet worden op coherentie. Op grond van het tweede lid kan ook besloten worden financiële steun te geven aan de samenwerkingsactiviteiten zoals opgenomen in de overeenkomst.

Titel III: Samenwerking inzake duurzame ontwikkeling (artikelen 10 tot en met 13)

De algemene principes die ten grondslag liggen aan ontwikkelingssamenwerking worden beschreven in artikel 10. Het belangrijkste doel is het verminderen van armoede en het nastreven van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Afgesproken wordt regelmatig in dialoog te gaan over ontwikkelingssamenwerking. In het tweede lid wordt een aantal specifieke terreinen genoemd waarop de samenwerking zich zal richten: het bevorderen van sociale ontwikkeling, duurzame economische groei, behoud van natuurlijke hulpbronnen, het voorkomen en tegengaan van gevolgen van klimaatverandering, integratie in de wereldeconomie en wereldhandel en het naleven van de Verklaring van Parijs over effectiviteit van hulp, de Accra Agenda en andere overeenkomsten die gericht zijn op het bevorderen van de effectiviteit van hulp.

In artikel 11 bevestigen de partijen het streven naar duurzame economische groei gericht op het verminderen van armoede en sociaaleconomische ongelijkheden. In het derde lid spreken de partijen af dat er ook gelet zal worden op het milieu en de sociaaleconomische aspecten van handel.

Het belang van elkaar onderling versterkend economisch en sociaal beleid wordt door de partijen benadrukt in artikel 12. In het tweede lid geven de partijen aan te streven naar de uitvoer van de standaarden voor arbeidsomstandigheden van de Internationale Arbeidsorganisatie. Daarnaast spreken de partijen af hun samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te versterken. In het derde lid geven de partijen aan te streven naar gegarandeerde beschikbaarheid en duurzame aanlevering van voedsel voor zowel de bevolking als de veestapel.

De partijen benadrukken de noodzaak van milieubescherming, het behoud en beheer van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit in artikel 13. In het tweede lid zeggen zij toe de ratificatie, implementatie en het naleven van multilaterale milieuovereenkomsten te zullen bevorderen. Tot slot spreken zij af hun samenwerking op het terrein van klimaatverandering te versterken.

Titel IV: Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 14 tot en met 28)

In artikel 14 worden de algemene principes die ten grondslag liggen aan de samenwerking op het gebied van handel beschreven. In het eerste lid spreken de partijen af in dialoog te gaan over bilaterale en multilaterale handel en zaken die gerelateerd zijn aan handel. In het tweede lid komen de partijen overeen te streven naar verbeterde markttoegang onder andere door het wegnemen van non-tarifaire barrières en het verbeteren van transparantie. In het derde lid wordt de belangrijke rol van handel in de ontwikkeling van ontwikkelingslanden, onder andere door handelspreferenties, benadrukt. Afgesproken wordt de contacten over deze vorm van hulp, in overeenstemming met de WTO-regels, te versterken. De partijen spreken voorts af elkaar op de hoogte te houden over ontwikkelingen op het gebied van handel en daaraan verbonden zaken.

In artikel 15 tot en met 27 worden verschillende terreinen van samenwerking beschreven. Onder andere sanitaire en fytosanitaire zaken (voedselveiligheid, dierenwelzijn), het verminderen van technische handelsbarrières, samenwerking bij douaneprocedures (onder andere het verbeteren van de veiligheid van internationale handel), het faciliteren van handel (vereenvoudigen en transparanter maken van douaneprocedures), investeringen (bevorderen investeringsklimaat), mededinging, diensten, kapitaalverkeer, overheidsaanbestedingen, transparantie, grondstoffen (regelgevend kader, belemmeringen wegnemen), regionaal beleid, en intellectuele eigendomsrechten (inclusief het zo spoedig mogelijk sluiten van een EU-Mongolië overeenkomst over geografische aanduidingen).

In het tweede lid van artikel 17 geven de partijen aan welwillend te staan ten opzichte van de mogelijkheid tot het sluiten van protocollen op het gebied van douanesamenwerking; deze zullen binnen het institutioneel kader van de PSO vallen. In het vijfde lid van artikel 25 wordt besloten dat zaken die betrekking hebben op grondstoffen besproken kunnen worden tijdens bijeenkomsten van het Gemengd Comité en bij vergaderingen van subcomités. Deze hebben op basis van artikel 56 de bevoegdheid om besluiten te nemen.

Op grond van artikel 28 wordt een subcomité voor handel en investeringen opgezet. Dit subcomité zal het Gemengd Comité ondersteunen op de terreinen die genoemd zijn binnen dit hoofdstuk over handel en investeringen.

Titel V: Samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid (artikelen 29 tot en met 34)

De partijen komen in artikel 29 overeen dat zij op het gebied van justitiële samenwerking zich met name zullen richten op versterking van de rechtsstaat en institutionele versterking van het justitiële apparaat. Daarnaast spreken zij in het tweede lid af informatie uit te wisselen en te streven naar de ontwikkeling van wederzijdse gerechtelijke bijstand. Samenwerking met als doel de bescherming van persoonsgegevens te verbeteren is opgenomen in artikel 30. Dit zal uitgevoerd worden onder andere door technische assistentie en informatie-uitwisseling.

In artikel 31 zijn de afspraken over samenwerking op het gebied van migratie opgenomen. Het doel van deze samenwerking is het voorkomen van illegale immigratie en de aanwezigheid van illegalen op het grondgebied van de partijen. In het tweede lid zijn bepalingen opgenomen over de terug- en overname van onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven. In het derde lid wordt afgesproken dat de EU, via bilaterale samenwerkingsinstrumenten, financieel zal bijdragen aan de uitvoer van deze afspraken. In het vierde lid komen de partijen overeen, op verzoek van een der partijen, te gaan onderhandelen over een terug- en overnameovereenkomst. Nederland en de EU hechten sterk aan de opname van deze bepalingen in overeenkomsten met derde landen.

De samenwerking om de handel in en vraag naar illegale drugs te verminderen is opgenomen in artikel 32. De partijen spreken af door coördinatie tussen gezondheidszorg, rechtspraak, douane en andere relevante sectoren, met inachtneming van mensenrechten, te streven naar het verminderen van de productie en smokkel van drugs. In het tweede lid geven de partijen aan dat de samenwerking gebaseerd is op gedeelde beginselen en in overeenstemming is met desbetreffende internationale verdragen en met de verklaringen die zijn aangenomen in juni 1998 tijdens de 20e speciale zitting inzake drugs van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, evenals de politieke verklaring en het actieplan zoals aangenomen door de VN-commissie verdovende middelen uit maart 2009.

Met artikel 33 spreken de partijen af samen te werken om georganiseerde misdaad en corruptie tegen te gaan door implementatie van relevante internationale standaarden en instrumenten (zoals de VN verdragen en aanvullende protocollen met betrekking tot het bestrijden van transnationale georganiseerde misdaad en corruptie). Op grond van artikel 34 wordt afgesproken dat de partijen samenwerking aangaan om het witwassen van geld en financieren van terrorisme te voorkomen.

Dit zullen zij doen door technische en administratieve bijstand en uitwisseling van informatie.

Titel VI: Samenwerking in andere sectoren (artikelen 35 tot en met 54)

In artikel 35 spreken de partijen af samen te werken op het gebied van mensenrechten.

Deze samenwerking vindt onder andere plaats door ratificatie en implementatie van internationale mensenrechteninstrumenten, uitvoering van nationale actieplannen, samenwerking met VN-gerelateerde instituties en het opzetten van een mensenrechtendialoog.

In artikel 36 wordt afgesproken samen te werken op het gebied van financiële dienstverlening, onder andere op het gebied van het verbeteren van systemen voor boekhouding en financiële controle en de invoering van goede boekhoudnormen op de kapitaalmarkt in Mongolië, binnen de kaders van de WTO-afspraken over financiële dienstverlening. Met artikel 37 komen de partijen overeen informatie uit te wisselen en een dialoog te starten over economisch beleid waaronder monetair en fiscaal beleid.

Samenwerking in behoorlijk bestuur op fiscaal gebied is opgenomen in artikel 38. De EU streeft er naar om deze bepaling in overeenkomsten met derde landen op te nemen vanwege het belang van transparantie, eerlijke belastingconcurrentie en vergemakkelijking van het innen van belasting.

In artikel 39 tot en met artikel 44 is een aantal standaardbepalingen opgenomen over samenwerking op het gebied van industrie en midden- en kleinbedrijf (artikel 39), toerisme (artikel 40), ICT (artikel 41), audiovisueel en andere media (artikel 42) en wetenschap en technologie (artikel 43). De partijen komen in deze artikelen onder andere overeen te streven naar bevordering van industriebeleid, verbetering van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf, uitwisseling van informatie over toerisme, cultureel erfgoed en ontwikkeling van ecotoerisme, verbeteren van de interoperabiliteit van netwerken, bevorderen van onderzoek naar communicatietechnologie, bestrijden van cybercrime, uitwisselen van informatie over wetenschap en technologie, promoten van onderzoekspartnerschappen, en mobiliteit van onderzoekers.

De samenwerking op het gebied van energie en vervoer is opgenomen in artikel 44 en 45. Op het gebied van energie wordt afgesproken de samenwerking te bevorderen met het oog op energieveiligheid, diversifiëring van energiebronnen, hernieuwbare energiebronnen en het bevorderen van energie-efficiëntie. In het tweede lid van artikel 44 spreken de partijen af via regionale en internationale fora contacten te onderhouden en gezamenlijk onderzoek te stimuleren. In het derde lid spreken zij af dat handel in nucleair materiaal in overeenstemming moet zijn met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Met betrekking tot vervoer gaan de partijen samenwerken met het oog op het verbeteren van investeringsmogelijkheden, verbeteren van veiligheid, verminderen van milieueffecten en informatie-uitwisseling over satellietnavigatiesystemen als EGNOS en Galileo.

Met artikel 46 tot en met 54 komen de partijen overeen samen te gaan werken op uiteenlopende gebieden. Met betrekking tot onderwijs en cultuur (artikel 46) spreken zij af om samen te werken in relevante internationale fora en uitwisseling op deze terreinen te bevorderen onder andere door het Erasmus Mundus programma. Samenwerking op het gebied van milieu, klimaatverandering en natuurlijke hulpbronnen is opgenomen in artikel 47. De samenwerking is gericht op duurzame ontwikkeling en omvat onder meer samenwerking op het terrein van biodiversiteit, klimaatverandering, vergroten milieubewustzijn van lokale gemeenschappen, bosbouw, milieuvriendelijke technologie en beheer van nationale parken. De conclusie van de in 2002 te Johannesburg gehouden Wereldtop over duurzame ontwikkeling en andere multilaterale milieuovereenkomsten zullen hierbij in acht genomen worden. In artikel 48 is de samenwerking op het gebied van landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling opgenomen. Door middel van informatie-uitwisseling en dialoog over bijvoorbeeld landbouwbeleid, dierenwelzijn en gezondheids- en kwaliteitsbeleid zal de samenwerking op deze terreinen vorm krijgen.

Ten aanzien van gezondheidszorg is in artikel 49 opgenomen dat de partijen zullen samenwerken aan de hervorming van de gezondheidszorg en op het terrein van bedreigingen voor de volksgezondheid. De samenwerking krijgt vorm door gezamenlijke activiteiten met betrekking tot epidemiologie, preventie en bevordering van de implementatie van internationale verdragen. Artikel 50 omschrijft de samenwerking met betrekking tot werkgelegenheid en sociale zaken. De partijen geven aan te streven naar het versterken van de sociale aspecten van de mondialisering en bevestigen in het tweede lid dat werk een belangrijke voorwaarde is voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. In het derde lid geven zij aan vast te houden aan de arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie. De standaardclausule over harmonisatie van statistische methodes is opgenomen in artikel 51.

In artikel 52 geven de partijen aan dat het maatschappelijk middenveld als geheel, en universiteiten in het bijzonder, een rol kunnen spelen bij de samenwerking. Bijvoorbeeld door, afhankelijk van nationale wetten en bepalingen, deelname aan het besluitvormingsproces en de uitvoer van voor hen relevante programma’s en het ondersteunen van capaciteitsopbouw. De partijen spreken met artikel 53 af samen te werken in het moderniseren van de overheid en het openbaar bestuur. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het verbeteren van effectiviteit, dienstverlening, transparantie, beheer van financiën, verantwoording, het verbeteren van het juridische en institutionele kader, en corruptiebestrijding. De samenwerking op het gebied van rampenbestrijding is opgenomen in artikel 54 en is vooral gericht op preventie, risicobeheer, schadebeperking, onderzoek, innovatie en voorlichting.

Titel VII: Vormen van Samenwerking (artikel 55)

Met artikel 55 spreken de partijen af dat zij binnen de mogelijkheden van hun eigen wetten en regels financiële middelen beschikbaar zullen stellen om de samenwerking zoals opgenomen in de overeenkomst uit te voeren. In het tweede lid spreken zij af technische en bestuurlijke bijstand te bevorderen ten aanzien van bescherming van financiële belangen. In het derde lid wordt de Europese Investerings Bank (EIB) aangemoedigd de werkzaamheden in Mongolië, in overeenstemming met de bestaande procedures en criteria, voort te zetten. In het vierde lid komen de partijen overeen om onder andere door bestuurlijke en juridische bijstand fraude en corruptie te bestrijden. De partijen spreken tevens af de beginselen van goed financieel beheer te volgen bij het geven van financiële steun en ook in eventuele nieuwe overeenkomsten of financieringsinstrumenten bepalingen op te nemen over financiële samenwerking waaronder over inspecties, controles en fraudebestrijding.

Titel VIII: Institutioneel Kader (artikelen 56 tot en met 65)

In de artikelen 56 tot en met 65 zijn de gebruikelijke slotbepalingen opgenomen ten aanzien van faciliteiten voor samenwerking, toepassingsgebied en het oplossen van geschillen. Met artikel 56 spreken de partijen af een Gemengd Comité in te stellen dat zal toezien op de juiste uitvoering van de overeenkomst en op de juiste uitvoering van eventuele nog te sluiten protocollen of sectorale overeenkomsten tussen de partijen. In het Comité nemen vertegenwoordigers van beide partijen plaats. Het Comité zal eens per jaar bijeenkomen. Daarnaast kunnen werkgroepen worden ingesteld ter ondersteuning van het Comité.

Zowel het Gemengd Comité als het subcomité voor handel en investeringen (zoals opgericht in artikel 28) heeft beslissingsbevoegdheid voor de uitvoer van de doelstellingen die zijn opgenomen in de overeenkomst. Eventuele besluiten staan pas vast nadat de noodzakelijke interne procedures van de partijen zijn afgerond.

Met artikel 57 spreken de partijen af dat de overeenkomst aangevuld kan worden met overeenkomsten of protocollen voor specifieke sectoren en activiteiten. Dergelijke specifieke overeenkomsten of protocollen worden, voor zover zij vallen onder de competentie van de lidstaten, beschouwd als uitvoeringsverdragen in de zin van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen en behoeven, behoudens artikel 8 van de Rijkswet, geen parlementaire goedkeuring.

De relatie tussen deze PSO en andere (toekomstige) overeenkomsten wordt beschreven in artikel 58. Deze PSO doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om bilaterale banden met Mongolië aan te gaan of een nieuwe PSO te sluiten met Mongolië. Daarnaast heeft de overeenkomst geen invloed op betrekkingen van de partijen met derden.

Een belangrijke slotbepaling over het naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag is opgenomen in artikel 59. De partijen komen in dit artikel overeen, dat wanneer er sprake is van geschillen, deze kunnen worden voorgelegd aan het Gemengd Comité. In het tweede lid spreken zij af dat een partij passende maatregelen kan nemen als zij meent dat de andere partij de verplichtingen niet naleeft. Alvorens de maatregelen genomen worden, moet alle ter zake doende informatie aan het Gemengd Comité worden overgelegd, tenzij er sprake is van «bijzondere spoedeisende gevallen». Het Gemengd Comité zal proberen op basis van die informatie een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te vinden. De gekozen maatregelen moeten de werking van de overeenkomst zo min mogelijk verstoren en de andere partij moet op de hoogte worden gesteld van de maatregelen. In het vijfde lid van artikel 59 wordt ingegaan op de «bijzondere spoedeisende gevallen». Daarvan is onder meer sprake als een van de essentiële elementen (zoals opgenomen in artikelen 1 en 3) geschonden wordt. Nederland hecht zeer aan deze opschortende werking.

De overeenkomst heeft een geldigheidsduur van vijf jaar en wordt automatisch jaarlijks verlengd, tenzij een van de partijen aangeeft de overeenkomst niet te willen verlengen.

III Koninkrijkspositie

Evenals eerdere samenwerkingsverdragen van de EU met derde landen, zal het onderhavige verdrag voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden, tot welk deel de reikwijdte van het verdrag zich beperkt.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

PbEG 1993, L41, blz. 46–49.

X Noot
2

Het op 9 maart 1995 te ’s Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Mongolië inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen (Trb. 1995, 156); het op 9 maart 1995 tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Mongolië inzake luchtdiensten (Trb. 1995, 127).

Naar boven