De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag en de
nota van wijziging d.d. 6 december 2013 besloten tot het uitbrengen van een nader
verslag over het wetsvoorstel.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag
afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het
voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
|
Blz.
|
Inleiding
|
1
|
Algemeen
|
2
|
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het
verslag van de Wet compartimenteringsreserve. Deze leden hebben hun twijfels bij de
zeer uitvoerige materieel terugwerkende kracht die het wetsvoorstel lijkt te hebben.
Daarom willen zij de regering graag nog een vraag voorleggen. Tevens vragen de leden
van de CDA-fractie of de regering de vragen uit het aanvullende commentaar van de
Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en de vragen van KPMG Meijburg1 naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag wil beantwoorden?
De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Reeds
eerder hebben deze leden vragen, aan- en/of opmerkingen gemaakt. Nu resteert de leden
van de PVV-fractie nog een vraag.
Algemeen
De leden van de CDA-fractie vragen naar de volgende situatie. In het verleden heeft
een vennootschap onbelast een dividend ontvangen. Dit dividend is opgebouwd in een
periode dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing was. Door een wijziging
van de wettelijke regeling werd de deelnemingsvrijstelling wel van toepassing, waarna
het dividend is uitgekeerd. In de visie van de wetgever had er gecompartimenteerd
moeten worden en zou het dividend daarom belast geweest moeten zijn. Klopt het nu
dat bij vervreemding van het belang een belaste compartimenteringsreserve vrijvalt,
zodat de facto het onbelaste dividend alsnog wordt belast? Werkt de materiele terugwerkende
kracht van het wetsvoorstel terug tot de invoering van de Wet Vennootschapsbelasting
1969 of ook tot de invoering van het Besluit Vennootschapsbelasting 1942, vragen de
leden van de fractie van het CDA?
De zogenaamde regelcompartimentering wordt geheel beheerst door het voorgestelde artikel
28c van de Wet op de Vennootschapsbelasting. De zogenaamde feitencompartimentering
wordt vorm gegeven door het voorgestelde artikel 28c van de Wet op de Vennootschapsbelasting.
In de tekst bij de memorie van toelichting wordt verwezen naar de door de Hoge Raad
ontwikkelde compartimenteringsleer. Deze leer is, zo bepaalde de Hoge Raad, alleen
van toepassing op de feitencompartimentering.
In hoeverre is er nog plaats voor de door de Hoge Raad ontwikkelde compartimenteringsleer
bij de feitencompartimentering, vragen de leden van de PVV-fractie? Is deze leer thans
geheel in het wetsartikel geïncorporeerd? Of zijn er nog discrepanties tussen leer
en wetsartikel?
In welke mate is er een uitstraling/doorwerking van de door de Hoge Raad ontwikkelde
compartimenteringsleer via het nieuwe wetsartikel op de regelcompartimentering, vragen
genoemde leden?
De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
De griffier van de commissie, Berck