33 705 (R2029) Notawisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot wijziging van de overeenkomst inzake de tewerkstelling van gezinsleden van diplomaten; Washington, 11 juli 2013

A/ nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 24 maart 2014.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijkop 23 april 2014.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2014

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 11 juli 2013 te Washington tot stand gekomen Notawisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika tot wijziging van de overeenkomst inzake de tewerkstelling van gezinsleden van diplomaten (Trb. 2013, 116 en 198).

Een toelichtende nota bij deze Notawisseling treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 26 maart 2014 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Op 23 juni 1986 is te Den Haag tot stand gekomen een Notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika houdende een overeenkomst inzake de tewerkstelling van gezinsleden van diplomaten (Trb. 1986, 95, zie Kamerstukken II, 1986/87, 19 885 (R 1323); hierna «de Overeenkomst»). De Overeenkomst regelt de vrije toegang tot de arbeidsmarkt van gezinsleden van diplomatieke en beroepsconsulaire ambtenaren en van leden van het administratieve, het technische en dienstpersoneel van diplomatieke, beroepsconsulaire en permanente vertegenwoordigingen in het buitenland.

De onderhavige wijziging van de Overeenkomst heeft tot gevolg dat nu ook de gezinsleden van civiel en militair personeel van beide partijen dat tijdelijk wordt geplaatst in het andere land en waarop de onder punt 3 van de toelichting genoemde NAVO-verdragen van toepassing zijn (hierna: «NAVO personeel»), vrije toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Voorwaarde is dat het personeel in verband met een beroepsmatige plaatsing aanwezig is op het grondgebied van de andere partij. Hieruit volgt dat de duur van de werkzaamheden verricht door het gezinslid, uitsluitend beperkt blijft tot de periode dat het NAVO personeel tot wiens gezin het gezinslid behoort, beroepsmatig in Europees Nederland of in de Verenigde Staten is geplaatst.

Waar in de wijziging wordt gesproken over het territorium van Nederland (punten 3, 4 en 5), wordt bedoeld het territorium van Europees Nederland. Deze punten zien op de voor het NAVO personeel toepasbare verdragen (zie toelichting onder punt 3). De werking van deze verdragen is voor wat betreft het Koninkrijk geografisch beperkt tot het Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting

Punt 2 (Artikel I)

De doelstelling van de Overeenkomst, zoals vastgelegd in artikel I, beoogt nu mede te benadrukken dat ook voor gezinsleden van NAVO personeel toestemming wordt verleend tot het verrichten van werkzaamheden op basis van wederkerigheid en op dezelfde basis als de eigen onderdanen. Dit houdt in dat vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst alle wettelijke regelingen, die in dit kader van kracht zijn ten aanzien van de ingezeten onderdanen, in hun algemeenheid ook van toepassing zijn op deze gezinsleden.

Punt 3 (Artikel II)

In het eerste lid van artikel II wordt de definitie van «gezinsleden» voor het NAVO personeel uitgebreid met de echtgeno(o)t(e) van een NAVO personeelslid en een kind van zodanig lid dat van hem of haar afhankelijk is voor zijn onderhoud. Deze definitie is in overeenstemming met artikel 1, eerste lid, onder c, van het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krachtsmachten (Trb. 1951, 114; hierna: «NAVO Statusverdrag»).

Onder «NAVO personeel», waarvan een definitie is opgenomen in het tweede lid van artikel II, wordt verstaan:

  • 1. Leden van het militaire of civiele personeel van het Koninkrijk der Nederlanden in dienst bij de land-, zee- of luchtstrijdkrachten, tewerkgesteld op het grondgebied van de Verenigde Staten, of leden van het militaire of civiele personeel van de Verenigde Staten, in dienst bij de land-, zee en luchtstrijdkrachten, tewerkgesteld in Europees Nederland in het Koninkrijk der Nederlanden, op wie het NAVO Statusverdrag van toepassing is;

  • 2. Civiel personeel in dienst van een NAVO Hoofdkwartier op wie het op 28 augustus 1952 te Parijs tot stand gekomen Protocol nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 11; hierna: «NAVO Hoofdkwartieren Protocol») van toepassing is;

  • 3. Personeel behorende tot de internationale civiele staf van de NAVO en personeel op missie voor de NAVO, op wie het op 20 september 1951 te Ottawa tot stand gekomen Verdrag nopens de rechtspositie van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, van de nationale vertegenwoordigers bij haar organen en van haar internationale staf (Trb. 1951, 139; hierna: «Verdrag van Ottawa») van toepassing is.

Ten aanzien van het in Europees Nederland tewerkgestelde Amerikaanse personeel in dienst van de Amerikaanse land-, zee of luchtstrijdkrachten, zoals genoemd onder punt 3, eerste deel, kan onder meer worden gedacht aan Amerikaanse ondersteunende eenheden en aan uitwisselingsofficieren, die op verschillende locaties in Europees Nederland zijn geplaatst, alsmede aan het militaire personeel en de civiele component die (tijdelijk) zijn geaccrediteerd bij internationale organisaties.

Wat betreft het onder punt 3, tweede deel, genoemde personeel kan voor Europees Nederland met name gedacht worden aan het internationale civiele personeel in dienst van het «Headquarters Allied Joint Force Command» te Brunssum.

Wat betreft het onder punt 3, derde deel, genoemde personeel kan voor Europees Nederland met name gedacht worden aan het internationale personeel werkzaam bij het «NATO Airborne Early Warning & Control Programme Management Agency» (hierna: «NAPMA») en het «NATO Communications and Information Agency» (hierna: «NCI»).

Wat betreft de in Europees Nederland gestationeerde gezinsleden van Amerikaans personeel, werkzaam bij internationale organisaties, is toegang tot de arbeidsmarkt onderwerp van separate verdragen tussen het Koninkrijk en de NAVO. In het tweede lid van artikel VII van de Overeenkomst is deze materie uitdrukkelijk opgenomen (zie ook de toelichting ten aanzien van punt 8).

Punt 4 (Artikel III)

De indeling van artikel III is herzien. In het eerste lid zijn de geldende procedures in het Koninkrijk en in de Verenigde Staten opgenomen voor de aanvraag van werkvergunningen voor gezinsleden van diplomaten. In het tweede lid zijn de in Europees Nederland en in de Verenigde Staten geldende procedures voor de aanvraag van werkvergunningen opgenomen voor de gezinsleden van NAVO personeel.

Punt 5 (Artikel V)

In het tweede lid van artikel V is bepaald dat de uitzondering op de toepassing van nationale wetgeving op gezinsleden van Amerikaanse diplomaten in Nederland, niet wordt uitgebreid naar gezinsleden van Amerikaans NAVO personeel in Nederland. De Amerikaanse gezinsleden van NAVO personeel zijn op basis van het NAVO Statusverdrag onderworpen aan voorschriften met betrekking tot paspoorten en visa en aan inspectie door immigratiediensten van het gastland. Deze niet-geprivilegieerde vreemdelingen behoeven derhalve een verblijfsvergunning. Registratie van deze gezinsleden in Europees Nederland vindt plaats bij de IND door tussenkomst van de vertegenwoordiger Koninklijke Marechaussee bij «Headquarters Allied Joint Force Command» te Brunssum. De aanvraag voor werkvergunningen verloopt via dezelfde procedure.

Punt 6 (Artikel VI)

In het eerste lid van artikel VI is ook voor de gezinsleden van NAVO personeel opgenomen dat de tewerkstelling eindigt op het moment dat de beroepsmatige plaatsing van het NAVO personeelslid, tot wiens gezin het behoort, eindigt. In het tweede lid van artikel VI is opgenomen dat een bepaling dienaangaande in de door de gezinsleden gesloten arbeidsovereenkomsten dient te worden opgenomen.

Punt 7 (Artikel VII)

De titel van artikel VII is gewijzigd. Deze wijziging is het gevolg van de toevoeging van het tweede lid (zie toelichting onder punt 8).

Het eerste lid is herzien als gevolg van de wijzigingen in de structuur van het Koninkrijk. Verder is de uitbreiding van de Overeenkomst naar het Caribische deel van het Koninkrijk beperkt gebleven tot die bepalingen van de Overeenkomst die betrekking hebben op gezinsleden van diplomaten (zoals de aanpassing van artikel III, eerste lid; zie toelichting onder punt 4). Aangezien de werking van de voor het NAVO personeel toepasbare verdragen (zie toelichting onder punt 3) voor wat betreft het Koninkrijk geografisch is beperkt tot het Europese deel van Nederland, kunnen de bepalingen uit de Overeenkomst die betrekking hebben op gezinsleden van NAVO personeel enkel worden toegepast in het Europese deel van Nederland. Doordat de wijziging, net als de Overeenkomst, voor het gehele Koninkrijk zal gelden, zullen ook de aangepaste bepalingen die zien op gezinsleden van diplomaten van toepassing zijn op Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland.

Punt 8 (Artikel VII)

De Nederlandse Ministerraad heeft op 22 april 2005 naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleids Onderzoek «Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties» besloten tot een uniforme en gelijke behandeling van alle medewerkers van internationale organisaties die in Nederland zijn gevestigd. Het Koninkrijk sluit met internationale organisaties een verdrag op basis waarvan gezinsleden van medewerkers van die internationale organisatie in Nederland vrije toegang wordt verleend tot de arbeidsmarkt.

In het tweede lid van artikel VII van de Overeenkomst is dan ook opgenomen dat de Overeenkomst niet van toepassing is op gezinsleden van NAVO personeel van de Verenigde Staten in Nederland wiens toegang tot de arbeidsmarkt onderwerp is van een andere overeenkomst tussen het Koninkrijk en de NAVO. Wat betreft de in Nederland tewerkgestelde Amerikaanse gezinsleden strekt de onderhavige Overeenkomst zich in beginsel dan ook alleen maar uit tot gezinsleden van NAVO personeel in dienst van de Amerikaanse overheid waarop het NAVO Statusverdrag van toepassing is. Het beleid van de Verenigde Staten daarentegen is erop gericht om afspraken omtrent toegang tot de arbeidsmarkt op basis van reciprociteit uitsluitend met de landen van herkomst te maken en geen overeenkomsten te sluiten met internationale organisaties.

Voor de tewerkstelling van gezinsleden van Amerikaans personeel gestationeerd bij NAPMA is de positie geregeld in de op 30 mei 2007 tot stand gekomen Briefwisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Noord Atlantische Verdragsorganisatie inzake de mogelijkheid voor gezinsleden van functionarissen van het NATO Airborne Early Warning and Control Programme Management Agency (NAPMA) om in Nederland betaald werk te verrichten (Trb. 2007, 124).

Voor NCI is dit geregeld in de op 17 december 2003 te Brussel tot stand gekomen Briefwisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Noord Atlantische Verdragsorganisatie betreffende de voorrechten en immuniteiten van de NATO Consultation, Command and Control Agency (NC3A) (Trb. 2004, 5) en de op 29 september 2006 te Brussel tot stand gekomen Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) betreffende de privileges en immuniteiten van het personeel van het NATO Consultation, Command and Control Agency (NC3A) en hun gezinsleden (Trb. 2006, 261). NC3A is per juli 2012 opgegaan in het NCI. NCI is rechtsopvolger van het NC3A, waardoor de verdragen die voor NC3A zijn gesloten, van toepassing zijn op het NCI.

Op dit moment is een dergelijk verdrag voor de tewerkstelling van gezinsleden van het «Headquarters Allied Joint Force Command» te Brunssum in voorbereiding. De gezinsleden van bij dit hoofdkwartier werkzame geprivilegieerde militairen hebben reeds vrije toegang tot de arbeidsmarkt op grond van paragraaf 3.3.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (B) zoals gewijzigd bij Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 10 juli 2009, nummer WBV 2009/14 (Staatscourant 2009, 11452).

De wijziging wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van totstandkoming, zodat gezinsleden van Nederlands civiel en militair NAVO personeel spoedig na totstandkoming van de wijziging een dienstverband kunnen aangaan in de Verenigde Staten. Hiervoor is gekozen omdat de totstandkoming van de wijziging enige tijd in beslag heeft genomen. Aanvankelijk was de inzet om een separaat verdrag te sluiten voor de gezinsleden van militairen. In een later stadium is in overleg met de VS besloten om de Overeenkomst te wijzigen. Een beoordeling van beide partijen van de precieze uitwerking van de onderhandelingsresultaten in relatie tot de Overeenkomst leverde enige vertraging op. Om tegemoet te komen aan de groeiende wens onder de Nederlandse militairen en gezinsleden in de Verenigde Staten, is ervoor gekozen om de wijziging voorlopig toe te passen.

Tevens zal vanaf de datum van totstandkoming van de wijziging het in de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) neergelegde tewerkstellingsvergunningsvereiste niet meer van toepassing zijn voor de personen waarop de wijziging ziet. Krachtens artikel 3, eerste lid, onder a, van de WAV, is dit vereiste niet van toepassing voor vreemdelingen van wie ingevolge bepalingen vastgesteld bij overeenkomst met andere mogendheden een tewerkstellingsvergunning niet mag worden verlangd. Ook voorlopig toegepaste verdragen worden aangemerkt als een overeenkomst in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, van de WAV.

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de wijziging, net als de Overeenkomst, voor het gehele Koninkrijk gelden (zie ook toelichting onder punt 7).

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven