33 674 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en andere wetten in verband met de verplichting tot het gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg (gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 30 augustus 2013

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

1. Inleiding

1

2. Belang wetgeving

2

3. Uitwisseling van gegevens

2

4. Samenhang met andere wetgeving

3

5. Toezicht en handhaving

4

6. Financiële aspecten

4

7. Advies Cbp

4

8. Overige

5

9. Artikelsgewijs

5

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen de wijziging van de Wet op de jeugdzorg en andere wetten in verband met de verplichting tot het gebruik van het burgerservicenummer (bsn) in de jeugdzorg. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel over het gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg. Genoemde leden zijn van mening dat jeugdigen de juiste effectieve zorg op het juiste moment moeten krijgen. Als het gebruik van het burgerservicenummer verwarring kan voorkomen waardoor jeugdigen op een effectieve en snelle wijze geholpen kunnen worden, dan kunnen deze leden zich vinden in dit wetsvoorstel. Natuurlijk dient daarbij de privacy van jeugdigen en de regels met betrekking tot de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) in acht te worden genomen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op de jeugdzorg en andere wetten in verband met de verplichting tot het gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg.

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel tot gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg. Door het burgerservicenummer te gebruiken is gewaarborgd dat de noodzakelijke uitwisseling van informatie en bijzondere persoonsgegevens tussen bureaus jeugdzorg en jeugdinstelling over de juiste persoon gaan. Genoemde leden hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen over het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij willen de regering nog enkele vragen en opmerkingen voorleggen.

2. Belang wetgeving

Doel van het voorliggende wetsvoorstel is dat bureaus jeugdzorg en zorgaanbieders eenvoudiger en met grote mate van betrouwbaarheid de gegevens van zorgbehoevende jongeren kunnen terugvinden en uitwisselen. De leden van de SP-fractie kunnen de toevoeging van het burgerservicenummer volgen. Echter zij willen van de regering weten welke essentiële verbetering en meerwaarde dit heeft ten opzichte van de huidige gegevenswisseling. In hoeverre is er bijvoorbeeld nu sprake dat er niet te achterhalen valt welke zorg een jongere wel of niet gehad heeft en wat is de reden daarvan? Is deze toevoeging aan de wet een verbetering om de bureaucratie in de jeugdzorg aan te pakken en zo ja, met hoeveel wordt dit dan verminderd?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering het van waarde acht dat de gegevenswisseling van het burgerservicenummer voor de transitie aan gemeenten wordt gegeven. Zij willen weten hoe dit proces eruit ziet. Hoe gaat dit in zijn werk, wie is hier verantwoordelijk voor en wie controleert hierop?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het gebruik van het burgerservicenummer in de jeugdzorg op dit moment nu wel of niet is toegestaan? Enerzijds staat namelijk in de memorie van toelichting in paragraaf 1.2 aangegeven dat dit ingevolge de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) al mogelijk is, anderzijds staat in dezelfde paragraaf aangegeven dat uit de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) voortvloeit dat jeugdzorg alleen het burgerservicenummer mag gebruiken voor zover dat bij de Wet op de jeugdzorg (Wjz) is voorgeschreven.

3. Uitwisseling van gegevens

De leden van de PvdA-fractie hebben echter nog een belangrijke vraag ten aanzien van het wetsvoorstel. De subsidiariteitseis in het wetsvoorstel is naar de mening van genoemde leden summier uitgewerkt. Zij willen graag een uitgebreide toelichting over andere methoden of instrumenten die vergeleken zijn met het voorgestelde instrument (gebruik bsn) om het doel van dit wetsvoorstel (gegevens op een effectieve wijze uitwisselen) te realiseren. Waarom zijn die andere methoden of instrumenten niet geschikt?

De regering geeft aan dat in deze complexe realiteit het niet mogelijk is om kwaliteit van zorg te garanderen zonder het gebruik van het burgerservicenummer. De leden van de SP-fractie willen weten waarop de regering dit baseert. Tevens willen zij weten wat de essentiële meerwaarde is om het burgerservicenummer te gebruiken voor de kwaliteit van zorg, want tijdige juiste zorg, hulp en bijsturing kan niet enkel te wijten zijn aan het gebruik van een bsn. Zij vragen daar een toelichting op van de regering.

De subsidiariteitstoets verlangt antwoord op de vraag of het beoogde doel niet op een andere manier bereikt kan worden. Nederland kent de verwijsindex risicojongeren (VIR). Waarom kan daar niet mee worden volstaan, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie constateren dat in de memorie van toelichting in het midden blijft of een betrouwbare verwerking van persoonsgegevens ook op een andere, voor de persoonlijke levenssfeer minder ingrijpende wijze kan worden bereikt. De aan hier aan het woord zijnde leden constateren dat in de memorie het gebruik van het burgerservicenummer als vanzelfsprekende en enig instrument wordt gepresenteerd. Zij wijzen bijvoorbeeld op de zinsneden op bladzijde 3 van de memorie, waarin achtereenvolgens wordt gesteld dat (het gebruik van) het burgerservicenummer «onontbeerlijk» en «het aangewezen instrument» zou zijn, alsmede op de stelling op bladzijde 5 van de memorie dat «het niet mogelijk (is) om de kwaliteit van zorg te garanderen zonder het gebruik van het BSN». Waar baseert de regering deze stelling op? Is bijvoorbeeld ook gekeken naar andere instrumenten? Genoemde leden ontvangen ter zake graag een nadere onderbouwing en toelichting op het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie constateren dat uit artikel 11, tweede lid, Wbp vloeit dat de verantwoordelijke ervoor moet zorgen dat de persoonsgegevens die hij verwerkt, juist zijn. Dat is in het geval van onderhavig wetsvoorstel temeer van belang omdat door de bureaus jeugdzorg het burgerservicenummer wordt gekoppeld aan bijzondere persoonsgegevens, zoals gegevens betreffende de gezondheid. Bij een onjuiste vaststelling van het burgerservicenummer kunnen deze persoonsgegevens aan de verkeerde persoon worden gekoppeld en binnen de jeugdzorg gaan circuleren. Deze leden zijn dan ook van mening dat voor een betrouwbare verwerking van het burgerservicenummer in de jeugdzorg waarborgen als identificatie en verificatie van groot belang zijn. Het verbaast hen dan ook dat hiertoe niet in alle gevallen een harde verplichting staat en dat het, zo blijkt uit de memorie, aan de betrokken partijen wordt overgelaten om vorm te geven aan de vergewisplicht die geldt op grond van artikel 12 van de Wabb. Graag ontvangen de hier aan het woord zijnde leden dan ook een nadere onderbouwing en toelichting van de regering op dit punt.

4. Samenhang met andere wetgeving

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

Stellen de bestaande waarborgen met betrekking tot de beveiliging van persoonsgegevens en de rechtsbescherming van de betrokkenen eveneens voldoende grenzen aan het gebruik dat zorgverzekeraars kunnen maken van medische gegevens, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo ja, op welke wijze en zo nee, hoe wordt dit (wettelijk) geregeld?

Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (Wbsn-z)

De leden van de VVD-fractie constateren dat het onderhavige wetsvoorstel geen verplichting kent tot het vaststellen van de identiteit van de betrokken jeugdige. Hoe wordt dan in het algemeen fraude en misbruik voorkomen, en meer specifiek, op welke wijze wordt het voorkomen van identiteitsfraude geborgd?

Is identificatie van een patiënt bij ieder bezoek aan een zorginstelling verplicht? Zo ja, uit welke bestaande regimes vloeit deze verplichting voort? Zo nee, waarom niet? (blz. 9)

In de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (Wbsn-z) is geregeld dat zorginstellingen verplicht zijn de identiteit van cliënten vast te stellen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom in het onderhavige wetsvoorstel hier niet voor gekozen is?

5. Toezicht en handhaving

De leden van de SP-fractie vragen waarom de Gedeputeerde Staten verantwoordelijk worden voor het toezicht op het burgerservicenummer, indien een bureau jeugdzorg niet aan het gebruik van het bsn voldoet. Zij willen weten waarom hiervoor gekozen is en waarom het toezicht op de naleving niet bij de Inspectie wordt gelegd. Voorts willen deze leden weten hoe de veiligheid in het systeem wordt gecontroleerd en bijgehouden.

6. Financiële aspecten

De leden van de D66-fractie lezen dat de implementatie van het gebruik van het burgerservicenummer zal leiden tot initiële kosten met betrekking tot de ingebruikneming van ondersteunende ICT en de inrichting van maatregelen om de beveiliging van de systemen waarbinnen het bsn wordt gebruikt, te waarborgen. Op welke wijze zullen deze initiële kosten worden gedekt?

7. Advies Cbp

Het uitgangspunt is blijkens de opbouw van paragraaf 2 dat het burgerservicenummer wordt geverifieerd en dat verificatie achterwege gelaten mag worden als de bron een betrouwbare is. Hoe wordt bepaald of de bron een betrouwbare is, zo vragen de leden van VVD-fractie.

Voor meldingen van onjuist gebruik van het burgerservicenummer wordt aangesloten bij de reeds bestaande klachtenregelingen die de bureaus jeugdzorg en zorgaanbieders hanteren. Worden hier ook meldingen van frauduleus gebruik van het burgerservicenummer onder verstaan? Zo ja, op welke wijze wordt justitie betrokken bij dergelijke meldingen?

Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) adviseert een foutenmeldpunt op te tuigen waar cliënten onjuist gebruik van het burgerservicenummer kunnen melden. De leden van de CDA-fractie vragen wat er gebeurt wanneer de bureaus jeugdzorg en zorgaanbieders niet naar tevredenheid van de cliënt reageren? Waar kan deze burger dan heen om zijn recht te halen? In het verlengde hiervan ligt ook de vraag hoe lang gegevens bewaard worden. Nu deze terug te voeren zijn op een burgerservicenummer is deze vraag zeer relevant, graag een reactie van de regering dit punt.

Het Cbp had kritiek op de onderbouwing van de maatschappelijke noodzaak als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM), waarna de toelichting is herschreven. Is het Cbp vervolgens gevraagd of hiermee de noodzaak wel voldoende was aangetoond? Zo ja, wat was het antwoord?

In het verlengde hiervan ligt de vraag wie nadat de jeugdzorg gedecentraliseerd is naar gemeenten welke gegevens in mag zien en op basis waarvan? Ofwel, waartoe krijgt een ambtenaar van de gemeente straks toegang? In welke mate bepalen jeugdigen en hun ouders of andere verzorgende met gezag welke gegevens opgenomen worden in het dossier en wie dat in mag zien? Vindt u het opportuun om het Cbp te vragen een nieuw advies uit te geven? Zo nee, waarom niet?

8. Overige

De leden van de VVD-fractie vragen de regering welke gegevens er allemaal zijn gekoppeld aan het burgerservicenummer van de betrokken jeugdige. Wie kunnen die gegevens inzien? Krijgt iedereen binnen de bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders toegang tot alle aan het burgerservicenummer gekoppelde gegevens? Zijn er ook gegevens die naar hun aard door de ene zorgverlener wel en de andere niet ingezien mogen worden? Zo ja, hoe wordt dat geregeld? Andersom, zijn er ook zorgverleners die slechts specifieke gegevens mogen inzien? Zo ja, hoe wordt dat geregeld?

Welke waarborgen zijn er om te voorkomen dat (nieuwe) zorgaanbieders oneigenlijk gebruik maken van de inzage in gegevens die gekoppeld zijn aan het burgerservicenummer? Hoe garandeer je dat zorgaanbieders die maar kort op de markt zijn geen toegang houden tot de gegevens nadat zij van de markt verdwenen zijn?

Aan welke digitale beveiligingsnormen dient de beveiliging van persoonsgegevens te voldoen? Dienen gemeenten zelf in staat te zijn om ieder voor zich te voldoen aan de vereiste beveiligingsnormen of wordt de beveiliging van persoonsgegevens centraal geregeld? Zou het wenselijk zijn dat er (voor het gehele decentralisatie- en transitieproces) gebruik gemaakt wordt van een digitale infrastructuur zoals het Landelijk Schakel Punt (LSP), ontwikkeld onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van VWS?

9. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel C

Artikel 2r, eerste lid

De leden van de D66-fractie lezen dat in artikel 2r, eerste lid de verplichting is opgenomen voor de bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders om het burgerservicenummer van een cliënt te gebruiken. Genoemde leden verzoeken de regering nader in te gaan op de reikwijdte van het wetsvoorstel met betrekking tot de definitie van het begrip «zorgaanbieders». Wie vallen daar precies onder? Zal de uit de voorliggende wet vloeiende verplichting bijvoorbeeld ook van toepassing zijn op «onderaanbieders»? Voorts vragen zij of voorliggend wetsvoorstel ertoe zal leiden dat zorgaanbieders het bsn zullen (moeten) opnemen op hun facturen. Graag ontvangen deze leden hierop een nadere toelichting van de regering.

Artikelen 2s, 2t en 2u

Het bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder hoeven het burgerservicenummer niet zelf te controleren, indien het uit een betrouwbare bron is verkregen. Er mag afgegaan worden op de juistheid van een bsn dat is verstrekt door een andere gebruiker die de juistheid daarvan al heeft moeten controleren. Hoe wordt bepaald of de bron een betrouwbare is, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Hoe kan je weten of de controle op de juistheid van een burgerservicenummer daadwerkelijk op correcte wijze is uitgevoerd door een andere gebruiker? Brengt deze werkwijze niet het risico van foutenstapeling of verspreiding van fouten met zich mee?

Artikelen 2y en 2z

Zorgaanbieders die jeugdzorg verlenen worden opgenomen in een autorisatielijst. Wat zijn de voorwaarden om op een dergelijke lijst te komen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Welke eisen worden hiervoor aan zorgaanbieders gesteld? Op welke wijze wordt gecontroleerd of zorgaanbieders niet ten onrechte op de lijst staan? Hoe verhoudt de terminologie en afbakening van zorgaanbieders zich ten opzichte van jeugdhulpaanbieders in de Jeugdwet? Indien deze afwijkt, op welke wijze is dit dan het geval?

Artikel I, onderdeel E

Artikel 48

De Raad van State adviseert artikel 45, tweede lid, Wjz van overeenkomstige toepassing te verklaren op artikel 48, vierde lid. Hiermee wordt geregeld dat een betrokken ambtenaar ook persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid in kunnen zien. Wat is de noodzaak voor (financiële en juridische) ambtenaren om persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid in te zien, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Waarom is het advies van de Raad van State niet overgenomen?

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

Naar boven