Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33653 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33653 nr. 5 |
Vastgesteld 28 juni 2013
De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
Blz. |
• Algemeen |
1 |
• Algemene beschrijving van de resolutieheffing 2014 |
2 |
• Belastingplichtigen |
3 |
• Belastinggrondslag |
3 |
• Belastingtarief |
4 |
• Achtergrond en effecten van de resolutieheffing 2014 |
4 |
• Alternatieve gedragsreacties banken |
9 |
• Omvang lastenverzwaring |
9 |
• Budgettaire aspecten |
9 |
• Uitvoeringskosten Belastingdienst |
10 |
• Gevolgen voor het bedrijfsleven |
10 |
• Overig |
10 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Tijdelijke wet resolutieheffing 2014. Deze leden hebben ten aanzien van het wetsvoorstel nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (resolutieheffing). Deze leden delen het uitgangspunt van de regering dat de private bijdragen moeten worden gemaximaliseerd, waarbij de gezondheid van het financiële stelsel niet moet worden ondermijnd. Zij vinden het derhalve gerechtvaardigd dat de Nederlandse banken worden aangeslagen voor de redding en nationalisatie van SNS Reaal, middels de voorgestelde eenmalige resolutieheffing. Indien de Nederlandse regering niet had ingegrepen hadden de Nederlandse banken een onzekere vordering gehad op de faillissementsboedel van SNS Reaal in de orde van grootte van € 35 miljard, waaruit een nettobijdrage voor de banken van € 5 miljard had geresulteerd bij een geschat uitkeringspercentage van 85%. Dit alles maakt de systeemrelevantie van SNS Reaal voor het Nederlandse financiële stelsel duidelijk, maar doet voor de leden van de PvdA-fractie ook vragen rijzen rond de onderbouwing van de maximumbijdrage van netto € 500 miljoen in de periode 2013–2014 met het oog op de financiële stabiliteit van de sector. Deze leden hebben kennisgenomen van het standpunt van de regering, ingegeven door het advies van de Nederlandsche Bank (DNB), over het prudentieel maximaal verantwoorde bedrag aan resolutieheffing van € 1 miljard. De leden van de PvdA-fractie hebben over de resolutieheffing dan ook nog veel vragen aan de regering, zowel wat betreft de onderliggende argumentatie als wat betreft de verhouding tot de publieke bijdrage (€ 3,7 miljard direct aangevuld met versterkte garanties en netto € 500 miljoen voor de sector).
De leden van de fractie van de PVV hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Daarbij hebben zij echter wel de volgende vragen, aan- en/of opmerkingen.
Genoemde leden merken op dat deze in te voeren resolutiebelasting 2014 veel weg heeft van de bankenbelasting.
De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering tot invoering van een tijdelijke resolutieheffing in 2014. Deze leden hebben begrip voor de overweging van de regering om banken te willen laten meebetalen aan het nationaliseren van SNS Reaal. Bij een wanordelijk faillissement van SNS Reaal waren de kosten voor de banken immers waarschijnlijk vele male hoger geweest.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij achten het billijk dat banken via de eenmalige resolutieheffing een bijdrage leveren aan de kosten van de redding van SNS Reaal, aangezien zij anders via het depositogarantiestelsel een veel hogere bijdrage hadden moeten betalen. Genoemde leden hebben nog een aantal vragen bij het wetsvoorstel.
Algemene beschrijving van de resolutieheffing 2014
De leden van de VVD-fractie lezen dat na overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) wordt voorgesteld om de voorgestelde heffing over drie tijdstippen te verdelen om schokeffecten in de resultaten van de banken te beperken. De leden van de VVD-fractie willen van de regering weten of in het voorliggende wetsvoorstel genoeg waarborgen bevat om eventuele schokeffecten in de resultaten van banken op te vangen? Waarom heeft de regering bijvoorbeeld niet gekozen voor een spreiding van de heffing over vier kwartalen in plaats van drie kwartalen? Deelt de regering de opvatting dat een grotere spreiding van het bedrag bij zou kunnen dragen aan het dempen van de schokeffecten?
Blijkens de memorie van toelichting is een bank alleen belastingplichtig voor de volledige resolutieheffing als op deze bank, naast op 1 februari 2013, ook zowel op 1 maart 2014, op 1 mei 2014 als op 1 juli 2014 het depositogarantiestelsel van toepassing is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen om alleen de datum van 1 februari 2013 als maatstaf te nemen, omdat in het geval de staat SNS Reaal niet had gered alle banken die op dat moment onder het depositogarantiestelsel zouden vallen, waren aangeslagen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering aan te geven welke aanvullende maatregelen zijn voorzien als in maart 2014 wordt ingeschat dat de beoogde budgettaire opbrengst niet zal worden behaald. Wordt ook in dat geval alleen een beroep gedaan op de banken die op dat moment onder het depositogarantiestelsel vallen of worden ook andere banken aangeslagen?
Belastingplichtigen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de heffing in 2014 zal worden geheven bij alle banken die op (een of meer van) de drie relevante tijdstippen in 2014 deelnemen aan het Nederlandse depositogarantiestelsel, mits zij ook op 1 februari 2013 onder het Nederlandse depositogarantiestelsel vielen. Dit zijn banken met een vergunning als bedoel in artikel 2:11 van de Wft. Het gaat hierbij om alle vergunninghoudende banken met een zetel in Nederland. Hieronder vallen ook in Nederland gevestigde dochtermaatschappijen van buitenlandse banken. Kan de regering per bank aangeven hoeveel zij moeten bijdragen aan de resolutieheffing?
De leden van de VVD-fractie lezen dat voorts een bepaling is opgenomen voor banken die blijvend zijn aangesloten bij een centrale kredietinstelling. Dit heeft tot resultaat dat de centrale kredietinstelling belastingplichtig is voor de resolutieheffing 2014 en de bij die centrale kredietinstelling aangesloten banken niet. De leden van de VVD-fractie willen van de regering een nadere toelichting waarom de centrale kredietinstelling wel belastingplichtig is en de bij die centrale kredietinstelling aangesloten banken niet.
De leden van de PVV-fractie vragen regering of zij de verschillen en overeenkomsten eens kan duiden, als deze er zijn, tussen de belastingplicht voor de bankenbelasting en de belastingplicht voor de resolutiebelasting 2014.
Belastinggrondslag
Kan de regering de verschillen en overeenkomsten eens duiden, als deze er zijn, tussen de grondslagen voor de bankenbelasting en de resolutiebelasting 2014, zo vragen de leden van de fractie van de PVV?
Kan de regering eens duiden waarom er bij de bankenbelasting sprake is van substantiële (doelmatigheids)-vrijstellingen en waarom er bij de resolutiebelasting 2014 geen sprake is van vrijstellingen?
Bij de behandeling bankenbelasting hebben de leden van de PVV-fractie de suggestie gedaan om alle banken onder de bankenbelasting te brengen. De regering wees dit uit doelmatigheidsoverwegingen af. Bij de heffing en de invordering van deze resolutiebelasting 2014 spelen deze doelmatigheidsoverweging plotseling niet meer. Zwalkt de regering (net als bij het verschil belasting/heffing) hier niet?
Belastingtarief
De leden van de VVD-fractie lezen dat het tarief 0,075% en een afgeleide is van de beoogde opbrengst. Kan de regering dit percentage nader onderbouwen in relatie tot de beoogde opbrengst? De leden van de VVD-fractie lezen verder dat aan de hand van de eerste aangifte in maart 2014 wordt ingeschat of de beoogde opbrengst van € 1 miljard zal worden behaald. Indien dit niet het geval is, zullen door het kabinet in 2014 voorstellen worden gedaan voor aanvullende maatregelen. Kan de minister aangeven wat voor soort maatregelen genomen zullen worden als de beoogde opbrengst niet gehaald wordt? Kan de minister voorts aangeven wat het kabinet zal doen als de beoogde opbrengst hoger uitvalt?
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de resolutieheffing een doelopbrengst heeft van € 1 miljard heeft en dat is gekozen voor een heffingspercentage van 0,075% over de gegarandeerde deposito’s aanwezig op 1 februari 2013. De heffingssystematiek maakt de heffingsopbrengst immuun voor een stijging van de depositobasis na 1 februari 2013, maar deze leden willen wel informeren hoe in 2014 wordt omgegaan met een eventuele daling van de verzekerde deposito’s beneden het niveau van 1 februari 2013, wordt het tarief dan bijgesteld ter verzekering van de opbrengst en zal DNB daarbij worden geconsulteerd?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe hoog het bedrag van de aangehouden onder het Nederlandse depositogarantiestelsel gegarandeerde deposito’s op 1 februari 2013 was. Mocht de regering dat niet kunnen aangeven, hoe kan dan worden onderbouwd dat met een tarief van 0,075%, € 1 miljard wordt opgehaald? Hoe groot acht de regering de kans dat de beoogde opbrengst niet zal worden behaald? Heeft de regering hier aanwijzingen voor? Aan welke aanvullende maatregelen denkt het kabinet, indien dat scenario zich voordoet? Aan welke vereisten dienen eventuele aanvullende maatregelen te voldoen, mocht hiertoe worden overgegaan? Kan de regering toezeggen dat de gehele beoogde opbrengst van € 1 miljard afkomstig zal zijn van de banken? Indien de beoogde opbrengst van € 1 miljard na drie keer heffen niet is gehaald, behoort dan een vierde keer heffen tot de mogelijkheden? Indien de beoogde opbrengst van € 1 miljard wordt overschreden, wordt dan de meeropbrengst teruggestort naar de banken?
Achtergrond en effecten van de resolutieheffing 2014
De leden van de VVD-fractie lezen dat DNB zijn advies onderbouwt door twee theoretische scenario’s te schetsen hoe de resolutieheffing op de banken en hun kredietverwerking kan doorwerken. DNB gaat in beide scenario’s uit van een lastenverzwaring voor de banken per saldo € 500 miljoen. In de eerste scenario wordt deze lastenverzwaring geheel doorgerekend naar de klanten; DNB ziet dan een effect in dezelfde orde van grootte aan minder kredietverlening (€ 500 miljoen). In het tweede scenario gaat de lastenverzwaring geheel ten koste van de kapitaalbuffers; DNB ziet dan een effect van € 16,5 miljard. Kan de regering toelichten welke scenario het meest realistisch is in deze situatie en wat de gevolgen hiervan zullen zijn? Wat kunnen de banken volgens de regering doen om ervoor te zorgen dat de gevolgen voor de kredietverlening en de versterking van de kapitaalbuffers zo beperkt mogelijk zullen zijn? De leden van de VVD-fractie constateren dat het kabinet met het oog op de kredietverlening de verplichte betalingen aan het depositogarantiestelsel met twee jaar heeft uitgesteld. Welke andere instrumenten heeft de regering nog om de negatieve gevolgen van de resolutieheffing te beperken? De leden van de VVD-fractie willen voorts weten wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de aangenomen motie van de PvdA en VVD (33 532, nr. 6) waarin de regering wordt verzocht de omvang van resolutieheffing nader te onderbouwen en daarbij de effecten op de kredietverlening en financiële stabiliteit te analyseren waarbij ook een eventueel uitstel van het ex ante gefinancierde depositogarantiestelsel wordt betrokken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering vindt dat het bedrag van € 1 miljard een juiste balans lijkt te vormen tussen een gerechtvaardigde bijdrage van de sector en een redelijke kans dat deze heffing geen grote negatieve gevolgen op de kredietverlening zal hebben. Kan de regering aangeven hoe deze constatering in relatie staat tot het scenario van de Nederlandsche Bank die uitgaat van een maximale verlaging aan kredietverlening van € 16,5 miljard?
De leden van PvdA-fractie zijn kritisch ten aanzien van de door DNB gehanteerde systematiek aan de hand waarvan deze tot een inschatting komt van de impact van de resolutieheffing op de kredietverlening in Nederland. Een nadere onderbouwing van de maximale hoogte van de resolutieheffing alsmede de inschatting van de impact van de resolutieheffing op de kredietverlening en financiële stabiliteit is voor deze leden indachtig de motie Nijboer-Harbers (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 532, nr. 6) dringend gewenst. Deze leden vragen de regering daarom nogmaals om indachtig deze motie met een nadere onderbouwing te komen. De huidige onderbouwing van de hoogte van de resolutieheffing, zeker ten opzichte van de schade van de belastingbetaler, achten de leden op punten niet overtuigend.
Het door DNB ingeschatte negatieve effect op de kredietverlening zit in de bandbreedte van € 500 miljoen tot € 16,5 miljard op basis van twee uiterste scenario’s: volledige doorberekening aan de consument enerzijds versus volledige (toekomstige) winstinhouding anderzijds. Een dergelijke bandbreedte is naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie moeilijk werkbaar. Een reële inschatting van het effect van de resolutieheffing is hiermee niet gegeven, zeker niet in het licht van de eerdere analyse van DNB dat een structurele bankheffing van € 300 miljoen zou leiden tot «geen of slechts zeer geringe impact op de kredietverlening». Een beslissing over de verhouding tussen publieke en private bijdragen vergt een grondige en onafhankelijke analyse, waarin niet alleen wordt ingegaan op de effecten op de bancaire sector, maar ook de andere kant – de effecten op de belastingbetalers in tijden van crisis – wordt belicht. De leden van de fractie van de PvdA achten het van cruciaal belang dat een evenwicht wordt gezocht waarin de private bijdragen worden gemaximaliseerd, zonder dat het financieel bestel in gevaar wordt gebracht. Voorts stellen deze leden vragen bij de consistentie van de risicoanalyse. Hoe verhoudt de resolutieheffing zich tot de stabiliteit van het financiële stelsel als met de voorgestelde incidentele heffing van netto € 500 miljoen al reeds «de grens van het verantwoorde» wordt opgezocht? Zouden er dan geen grote zorgen moeten bestaan over de huidige financiële stabiliteit?
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af hoe de gekozen methodiek met twee extreme scenario’s – met een effect op de kredietverlening van tussen de € 500 miljoen en € 16,5 miljard – kan leiden tot één stellige conclusie, namelijk dat € 1 miljard de maximaal toelaatbare heffing is vanuit prudentieel toezicht. Deze leden willen ook aan de regering vragen of zij DNB kan vragen waarom deze naast de twee extreme scenario’s niet ook voor een gemengd – en daarmee realistischer – scenario heeft gekozen, waarbij sprake is van zowel doorrekening aan de consument, beperking van de kosten van banken en winstinhouding door Nederlandse banken? De leden van de PvdA-fractie merken verder op dat DNB in haar eerste studie naar de effecten van de bankenbelasting op de kredietverlening uitging van slechts één scenario van volledige doorberekening aan de klant. Waarom is daar door DNB een scenario aan toegevoegd willen deze leden weten en waarom is in de huidige economische omstandigheden volledige doorberekening aan de klant van een eenmalige resolutieheffing volgens DNB lastiger, daarbij ook gelet op de gebrekkig concurrentie op de Nederlandse bancaire markt mede ingegeven door staatsteunregels?
Het door DNB gepresenteerde scenario op basis waarvan de impact op kredietverlening is ingeschat dateert voorts reeds uit april 2012 zo observeren de leden van de PvdA-fractie. Kan de regering in overleg met DNB nader toelichten hoe de Nederlandse banken in de afgelopen twee jaar zijn omgegaan met de ingevoerde bankenbelasting en vereiste bufferopbouw, in hoeverre is dit langs het pad van winstinhouding gegaan? In hoeverre kan gesteld worden dat de Nederlandse banken een liquiditeitsprobleem of kapitaalschaarste hebben – hetgeen winstinhouding noodzakelijk maakt ter financiering van de resolutieheffing – gegeven het extensieve gebruik van de ECB depositofaciliteit door Nederlandse banken die eind 2011 € 131 miljard bedroeg (ongeveer 30% van het Europese totaal)?
Ook signaleren de leden van de PvdA-fractie dat de analyse van DNB berust op een statisch scenario. Een lastenverzwaring van netto € 500 miljoen resulteert in een negatieve impact op de kredietverlening van € 16,5 miljard (na toepassing maximale hefboom van 33) in het scenario waar nieuwe kredietverlening volledig wordt begrensd door winsten van banken. Hoe verhoudt deze inschatting zich tot de modellen van het CPB, waarbij in de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s een verhoging van de bankenbelasting naar € 1 miljard zich vertaalde in lagere dividenden, maar waar geen volledige winstinhouding nodig was? Deze leden vragen zich ook af hoe de effecten op de economische groei bij het CPB (-0,08% bij bankbelasting van 600 miljoen) zich verhouden tot deze inschattingen van DNB, ook gelet op het feit dat de bankbelasting een structurele maatregel betreft en de resolutieheffing incidenteel is. Kan de regering dit nader en overtuigend uiteenzetten?
De leden van de PvdA-fractie onderschrijven de noodzaak van bufferversterking in de financiële sector en begrijpen dat een resolutieheffing deze ruimte kan beperken. Wel willen deze leden vragen hoe een eenmalige heffing van € 1 miljard op een cumulatieve balans van ruim € 2.400 miljard (omvang balans Nederlandse bancaire sector) deze bufferopbouw zodanig uit het lood kan slaan dat er een cumulatief effect op de kredietverlening is van € 16,5 miljard, terwijl deze heffing 0,0004% van het balanstotaal beslaat? De leden van de PvdA-fractie moeten in dat geval vraagtekens plaatsen bij het verliesabsorberend vermogen van de Nederlandse financiële sector indien deze resolutieheffing inderdaad het maximaal toelaatbare is vanuit prudentieel oogpunt?
Hoewel de leden van de PvdA-fractie Bazel III en CRD-IV niet als richtpunt maar als vertrekpunt zien, observeren deze leden wel dat zowel SNS Reaal als Rabobank reeds aan de gestelde kapitaaleisen voldoen en dat ABN-AMRO en ook ING Bank belangrijke vorderingen maken. Kan de regering daarom nader toelichten hoe de verhoging van de kapitaaleisen de Nederlandse banken precies zal gaan raken? Hoeveel kapitaal moeten de Nederlandse banken bij benadering cumulatief nog aantrekken om Bazel III of CRD-IV compliant te worden en kan dit nader worden toegelicht aan de hand van de gefaseerd ingevoerde eisen van Bazel III en CRD IV? Hoe interfereert de eenmalige resolutieheffing van netto € 500 miljoen in de periode 2014–2015 met deze verplichtingen?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering gaat voorkomen dat deze resolutiebelasting een op een afgewenteld wordt op de belastingbetaler.
Wat is de reactie van de regering, zo vragen de leden van de SP-fractie, op partijen die stellen dat een maximale heffing van € 1 miljard te hoog is? Waarom gaat DNB bij het berekenen van de resolutieheffing op de kredietverlening uit van de maximale hefboom van 33 keer het eigen vermogen, in plaats van de gemiddelde hefboom die in het Nederlandse bankwezen wordt gebruikt? Kan de regering de berekening van DNB met de Kamer delen? Kan worden aangegeven wat het effect op de kredietverlening zou zijn geweest, indien de gemiddelde hefboom zou worden gehanteerd? Hoe hoog bedraagt de gemiddelde hefboom in het Nederlandse bankwezen? Wat is volgens de regering de belangrijkste oorzaak van het feit dat de groei van de kredietverlening sinds het begin van de crisis afneemt? In hoeverre ligt een terugvallend aanbod van krediet hieraan ten grondslag?
De leden van de fractie van het CDA hebben al eerder hun zorgen geuit over de mogelijke effecten van een nieuwe heffing voor banken op de kredietverlening aan ondernemers en huishoudens. Banken zijn op grond van nationale en internationale regels verplicht om hun kapitaalbuffers te versterken (Bazel III, CRD IV), betalen een generieke bankenbelasting (€ 600 miljoen vanaf 2012) evenals een heffing voor de voeding van een ex-ante depositogarantiefonds (€ 350 miljoen per jaar). Onder meer werkgeversorganisatie VNO-NCW heeft vorig jaar gewaarschuwd voor de schadelijke effecten van een stapeling van maatregelen op de kredietverlening en de economische groei. Onderzoek van KPMG laat zien dat al deze maatregelen een beperkend effect hebben op de leencapaciteit van banken. De leden van de CDA-fractie hebben daarom gevraagd om een nadere beschouwing van de effecten van de resolutieheffing in de memorie van toelichting en zijn de regering erkentelijk dat deze beschouwing ook is gegeven.
Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de CDA-fractie nog een aantal vragen. Deze leden wijzen er op dat in het debat over de DGS-heffing door diverse fracties is gewezen op het risico dat stapeling van heffingen de kredietverlening kan schaden. Kan de regering een overzicht geven van de heffingen en maatregelen waarmee de banken in 2014 te maken hebben – naast de eis om kapitaalbuffers te versterken – en welk effect dat heeft op de kredietverlening?
Deelt de regering de conclusie van DNB dat het effect op de kredietverlening «een veelvoud» is van de lastenverzwaring, doordat de heffing ten koste zal gaan van de bufferopbouw bij banken? Deelt de regering de conclusie dat – als het uitstel van het DGS-fonds buiten beschouwing wordt gelaten – de afname van de kredietverlening door de resolutieheffing in 2014 maximaal € 33 miljard bedraagt? Kunt de regering aangeven welk effect de verminderde kredietverlening van deze omvang heeft op de economische groei, de werkgelegenheid en de belastinginkomsten, vragen de leden van de CDA-fractie?
Kan de regering aangeven of het bedrag van € 1 miljard ook de netto opbrengst is voor de staat? In hoeverre zijn in de berekeningen de schadelijke effecten van de verminderde kredietverlening meegenomen? Op welke wijze zijn de banken ABN Amro en SNS Reaal in staat om de heffing af te wentelen op de staat door minder of geen dividend uit te keren?
Klopt het dat de resolutie heffing zo is ontworpen dat banken deze niet vooraf mogen laten zien op hun balans, vragen de leden van de fractie van het CDA? Indien dat juist is, loopt men dan niet het risico dat beleggers een rad voor de ogen wordt gedraaid doordat verplichtingen buiten de balans worden gehouden? Is dat niet contrair met eerder beleid van verbetering van verslaggevingsstandaarden? Is het in dat licht niet verstandig alsnog een juridisch afdwingbare verplichting in lijn met de IFRS standaarden op te nemen, waardoor deze als voorziening in de jaarrekening komt? Dit om tot betere transparantie te komen over de resolutieheffingen en daardoor ook meer vertrouwen van beleggers, analisten en andere belanghebbenden bij de banken te kweken?
De leden van de D66-fractie constateren dat de principiële reden waarom de resolutieheffing wordt geheven, samenhangt met het depositogarantiestelsel. Inwerkingtreding van het depositogarantiestelsel zou een zeer grote impact hebben gehad op de resterende Nederlandse banken. De ex-ante financiering van het depositogarantiefonds zou de impact van het depositogarantiestelsel verkleinen. Echter, vanwege de resolutieheffing wordt de eerste bijdrage van de banken aan het te vormen depositogarantiefonds juist naar een later jaar doorgeschoven. Daarin zit volgens de leden van de D66-fractie een zekere tegenstrijdigheid, want hierdoor wordt een deel van de oplossing van het achterliggende probleem vertraagd. Waarom acht de regering dit verstandig? Waarom kiest de regering er niet voor om de resolutieheffing over meerdere jaren te spreiden, en de opbouw van het depositogarantiefonds niet te vertragen? Zou de regering de nu gekozen oplossing ook de meest wenselijke achten, indien het EMU-tekort in 2014 kleiner zou zijn dan 3%?
De leden van de D66-fractie vragen wat de ordegrootte zal zijn van dat deel van de resolutieheffing dat door staatsdeelnemingen moet worden opgebracht. Wat is het effect hiervan op het uit te keren dividend? Valt een lagere dividenduitkering door staatsdeelnemingen vanwege de resolutieheffing conform begrotingsregel 24 buiten het uitgavenkader? Is het mogelijk dat het effect van de resolutieheffing op het EMU-saldo daardoor netto lager zal zijn dan 1 miljard euro? Met welk effect op het EMU-saldo wordt rekening gehouden in de huidige ramingen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de regering met de resolutieheffing een extra belasting in het leven roept, om de kosten van de redding van SNS Reaal voor de belastingbetaler zo laag mogelijk te houden. In de situatie waarin deze belasting het minste effect zal hebben op de kredietverlening (het door DNB geschetste scenario 1), wordt deze belasting geheel doorgerekend naar de klanten van banken. Aangezien klanten van banken ook belastingbetalers zijn, komt de rekening van de redding via een omweg alsnog bij de belastingbetaler te liggen. Op welke wijze wil de regering dit voorkomen?
Blijkens de memorie van toelichting kan de resolutieheffing grote gevolgen hebben voor de kredietverlening. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader in te gaan op het tweede scenario dat DNB schetst, waarbij de kredietverlening € 16,5 miljard lager zal zijn. Wat zullen hiervan de gevolgen zijn voor de banken, mede in het licht van Europese afspraken om de kapitaalbuffers te versterken? En wat zijn de gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven indien de kredietverlening met € 16,5 miljard zal worden verminderd?
De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat door eenmalige resolutieheffing de beoogde doelstellingen van een ex ante gefinancierd depositogarantiestelsel later zullen worden bereikt. Wat zijn hiervan de gevolgen, zo vragen deze leden?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat banken in 2014 een resolutieheffing moeten betalen van € 1 miljard, in 2015 niets hoeven te betalen (aan het depositogarantiestelsel) en in 2016 en verdere jaren een bijdrage van € 350 miljoen (netto € 250 miljoen) moeten betalen aan het depositogarantiestelsel. Deze leden vragen of de regering van mening is dat op deze wijze de lasten voldoende worden gespreid. Ziet de regering mogelijkheden voor een alternatieve spreiding, wellicht met minder risico’s voor de kredietverlening, zo vragen deze leden?
Alternatieve gedragsreacties banken
De leden van de PvdA-fractie vinden dat het model van DNB banken een te beperkt instrumentarium toedicht om de impact van de resolutieheffing binnen hun bedrijfsmodel op te vangen, waardoor de effecten op de kredietverlening van de resolutieheffing volgens deze leden worden overschat. Daarbij willen deze leden allereerst vragen naar de beoordeling van de regering van de mogelijkheid en wenselijkheid van aandelenemissies door Nederlandse banken ter versterking van hun buffers naast winstinhouding, zoals de Duitse Commerzbank recent heeft gedaan? Daaraan gerelateerd willen de leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het in Nederland mogelijk is om langdurig aandeelhouders een hogere dividenduitkering te bieden zodat (langdurig) aandeelhouderschap ook aantrekkelijker wordt? Ten tweede, willen de leden van de PvdA-fractie vragen naar de omvang van de totale kosten van de vier Nederlandse grootbanken in 2012? Klopt het dat de bedrijfskosten van de grootbanken op ongeveer zestig procent van het inkomsten liggen, waar de meest efficiënte banken ratio’s van rond de veertig procent laten zien? Zijn daar geen mogelijkheden om hogere structurele besparingen te halen, is dat in ogenschouw genomen? Hoe zou deze kostenbesparing zich vertalen in een stijging in de potentiële kredietverlening volgens het model van DNB; gegeven dat zulks volledig ten goede komt van de winst?
De leden van de fractie van de PvdA constateren voorts dat ook aan een ander verzoek in de motie Nijboer-Harbers niet tegemoet is gekomen, namelijk om ook een verder uitstel van het DGS in combinatie met een hogere resolutieheffing als optie nader te onderzoeken. Deze leden verzoeken de regering alsnog gehoor te geven aan de oproep in de motie. Daarbij wordt door de leden van de PvdA-fractie in overweging gegeven om een andere organisatie dan DNB of het Ministerie de analyses met betrekking tot de maximaal verantwoorde resolutieheffing en de relatie met het uitstel van het DGS te laten uitvoeren.
Omvang lastenverzwaring
De leden van de PvdA-fractie willen de regering verzoeken nader toe te lichten hoe de invoering van de resolutieheffing van € 1 miljard gecombineerd met uitstel van twee bijdrages aan het depositogarantiefonds van € 350 miljoen in 2013 en 2014 (totaal € 700 miljoen) leidt tot een netto-lastenverzwaring van € 500 miljoen in de periode 2013–2014.
De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt gesproken over een netto lastenverzwaring van € 500 miljoen euro, omdat de voorgenomen DGS-heffing twee jaar wordt uitgesteld. De opbrengst van deze heffing zou echter jaarlijks € 350 miljoen bedragen. Is het correct dat de netto lastenverzwaring voor de banken in 2014 dus geen € 500 miljoen, maar € 650 miljoen bedraagt?
Budgettaire aspecten
Blijkens de memorie van toelichting bedraagt de geraamde budgettaire opbrengst van de eenmalige resolutieheffing in 2014 € 1 miljard. In de brief van 1 februari 2013 over de nationalisatie van SNS Reaal (Kamerstuk 33 532, nr.1) staat echter dat de bijdrage voor de schatkist de facto lager is, namelijk circa € 730 miljoen, vanwege het feit dat de staat als eigenaar van ABN Amro (€ 200 miljoen) en SNS Bank (€ 70 miljoen) ook zelf moet bijdragen aan de resolutieheffing. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hier nader op in te gaan en aan te geven hoe hoog de exacte netto-opbrengst voor de schatkist is.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De uitvoeringskosten, € 0,45 miljoen, voor de resolutiebelasting zijn gelijk aan die bij de bankenbelasting. Zou de regering die kosten eens nader kunnen onderbouwen, vragen de leden van de PVV-fractie?
De leden van de SP-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken hoe het tot een raming van de uitvoeringskosten van de Belastingdienst van € 0,45 miljoen komt. Kan de regering hier meer inzicht in geven? Hoeveel fte is gemoeid met de uitvoering van de resolutieheffing?
Gevolgen voor het bedrijfsleven
De leden van de VVD-fractie lezen dat er eenmalige administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn van circa € 0,5 miljoen. Kan de regering toelichten waar deze administratieve lasten uit bestaan?
De administratieve lasten voor het bedrijfsleven bedragen € 0,5 miljoen. De leden van de fractie van de PVV vragen of de regering die lasten eens nader zou kunnen onderbouwen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken hoe de raming van de administratieve lasten van € 0,5 miljoen euro voor het bedrijfsleven tot stand is gekomen.
Overig
De leden van de VVD-fractie merken tot slot op dat de Raad van State heeft voorgesteld om de terminologie «heffing» te vervangen door «belasting». Het kabinet heeft aangegeven hier niet toe bereid te zijn. Kan de minister aangeven waarom het kabinet wil vasthouden aan de aanduiding «resolutieheffing»?
De leden van de PVV-fractie leze dat de Raad van State de regering de redactionele suggestie heeft gegeven om de resolutieheffing aan te duiden als resolutiebelasting. De regering heeft die suggestie niet overgenomen. Zij motiveert dit in de nadere nota met: «Het kabinet hecht aan de aanduiding resolutieheffing.» Een nadere motivering waarom de regering juist zo hecht aan die term geeft de regering niet. Het lijkt of de regering niet zuiver in haar terminologie is. Zo sprak zij al eerder over de verhuurdersheffing, terwijl daar ook sprake was van een verhuurdersbelasting. Gelukkig werd het wel weer een bankenbelasting. De regering zwalkt hier duidelijk. Er is sprake van belastingen als deze gelden naar de algemene middelen stromen om vrij te worden besteed. Er is sprake van heffingen als deze gelden een doelbestemming hebben, en er sprake is van geoormerkt geld. Er is sprake van retributies als er sprake is van een vergoeding voor door de overheid geleverde goederen of diensten. Op pagina 2 van de memorie van toelichting staat: «De opbrengst vloeit in de algemene middelen en de heffing wordt uitgevoerd door de Belastingdienst». Er is dus weldegelijk sprake van een belasting en niet van een heffing. Pas als het Europese systeem voor de financiering van de afwikkeling van financiële instellingen er is, is er sprake van een heffing omdat deze verplichte bijdragen een fonds zullen gaan vullen. De leden van de fractie van de PVV vinden resolutiebelasting dan ook passender dan resolutieheffing. Graag zouden zij toelichting willen als de regering de suggestie van de Raad van State niet als nog overneemt.
De leden van de fractie van de SP merken op dat het advies van de Raad van State om de term resolutieheffing te vervangen door het woord resolutiebelasting, niet is overgenomen door de regering. Kan worden aangegeven waarom de regering de voorkeur geeft aan de term resolutieheffing boven de term resolutiebelasting?
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
De adjunct-griffier van de commissie, Maas
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33653-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.