33 641 EU-voorstel: richtlijn inzake betaalrekeningen COM(2013)266

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2013

De vaste commissie voor Financiën1 heeft gesproken over een richtlijnvoorstel van de Europese Commissie inzake betaalrekeningen (COM(2013)266)2. De commissie heeft dit voorstel bij de behandeling van het Werkprogramma 2013 als prioritair aangemerkt. Het richtlijnvoorstel heeft de leden van de PVV-fractie aanleiding gegeven tot het maken van een aantal opmerkingen en het stellen van een aantal vragen die zijn opgenomen in de brief aan de minister van Financiën van 28 mei 2013.

De minister heeft op 24 juni 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, K. van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Den Haag, 28 mei 2013

De vaste commissie voor Financiën heeft gesproken over een richtlijnvoorstel van de Europese Commissie inzake betaalrekeningen (COM(2013)266)3. De commissie heeft dit voorstel bij de behandeling van het Werkprogramma 2013 als prioritair aangemerkt. Het richtlijnvoorstel heeft de leden van de fractie van de PVV aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PVV fractie hebben kennis genomen van dit voorstel. Zij vragen zich af of door dit voorstel niet tal van nieuwe fraudemogelijkheden ontstaan. Te denken valt volgens deze leden aan uitkeringsfraude, belastingfraude, bankfraude enzovoorts. Het kan de regering niet ontgaan zijn dat in het bijzonder Oost-Europeanen zich in het (recente) verleden zeer inventief hebben getoond in het vinden van de zeer ruime mazen in de Europese netten, zo stellen de leden van de PVV-fractie. Deze leden zouden een uitgebreide reactie van de regering hierop op prijs stellen.

De commissie ziet uw antwoord met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, P.H.J. Essers

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2013

Bijgaand treft u aan het antwoord op de door mij op 30 mei jl. ontvangen vraag (nummer 152958U) van de PVV-fractie.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Vraag van de PVV-fractie aan de minister van Financiën naar aanleiding van richtlijnvoorstel COM(2013)266 inzake betaalrekeningen

De PVV-fractie van de Eerste Kamer vraagt of door het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn inzake betaalrekeningen (COM(2013)266) er niet tal van nieuwe fraudemogelijkheden ontstaan.

Op 8 mei heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een richtlijn die onder andere het recht op een basisbetaalrekening inhoudt. Volgens het voorstel zou iedere EU-burger een wettelijk recht krijgen om in alle 27 lidstaten een zogenaamde basisbetaalrekening te openen.

Inhoudelijk kan ik mij op grote lijnen vinden in de doelstellingen van de Commissie: ter voorkoming van sociale en financiële uitsluiting is het belangrijk dat consumenten voldoende toegang hebben tot girale betaaldiensten, in het bijzonder in landen waar contante betalingen steeds meer plaatsmaken voor giraal betalingsverkeer. Verder is het van belang dat er voldoende (grensoverschrijdende) concurrentie is op de markt voor betaaldiensten en dat consumenten daartoe inzicht hebben in de kosten van het gebruik van een betaalrekening. De beschikbaarheid van een goed functionerende overstapservice kan de concurrentie daarbij verder bevorderen.

Ik ben er echter niet van overtuigd dat ingrijpen op Europees niveau noodzakelijk is om de doelen die de Commissie heeft gesteld te realiseren. Mijns inziens is het, als gevolg van de verschillen tussen lidstaten op het gebied van betaaldiensten en betaalgewoonten, in dit geval effectiever om op nationaal niveau te handelen, zodat iedere lidstaat optimaal rekening kan houden met specifieke lokale omstandigheden.

Dit geldt ook voor het toekennen van een recht op een basisbetaalrekening. Zoals gezegd wijst de Commissie terecht op het belang dat consumenten hebben bij toegang tot het girale betalingsverkeer. In Nederland zijn daartoe dan ook interbancair afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat in beginsel iedereen kan beschikken over een bankrekening, op voorwaarde dat de aanvrager zich op afdoende wijze identificeert. Dat laatste zijn banken ook verplicht op grond van de richtlijn tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (richtlijn 2005/60/EG).

Het voorstel van de Commissie vermeldt dat banken een consument niet mogen weigeren, louter omdat deze niet in de lidstaat woont waar de bank is gevestigd. De enige twee redenen dat een bank een consument wel mag weigeren zijn:

  • dat de aanvrager al een basisbetaalrekening in de betreffende lidstaat heeft, of

  • dat de bank de identiteit van de aanvrager of de reden dat de bankrekening wordt geopend niet naar behoren kan vaststellen.

Dat neemt niet weg dat het voorstel beoogt het consumenten makkelijker te maken om een rekening te openen in een andere lidstaat. Dat betekent echter niet zonder meer dat uitkerings-, belasting- en bankfraude ook zal toenemen. Het hebben van een bankrekening is weliswaar (in Nederland althans) voorwaardelijk voor het plegen van dergelijke fraude, met betrekking tot uitkeringen e.d. omdat deze altijd giraal worden uitgekeerd, maar daarmee is nog niet gezegd dat de fraude als direct gevolg van deze richtlijn zal toenemen.

Bovendien kunnen ook nu al inwoners van andere lidstaten een betaalrekening openen in Nederland; banken stellen dus niet als eis dat de aanvrager in Nederland woont. Wel besteden zij in dat geval extra aandacht aan de identificatie van de aanvrager en de reden voor de aanvraag. De voorgestelde richtlijn brengt op dit punt dus geen verandering van de huidige situatie met zich mee.

Dat wil niet zeggen dat het onderwerp mijn aandacht niet heeft. Zoals gezegd ben ik van mening dat het treffen van maatregelen om toegang tot een basisbankrekening te borgen beter op nationaal niveau kunnen worden getroffen. Mocht het toch tot Europese regelgeving op dit gebied komen, dan zal ik tijdens de onderhandelingen met betrekking tot onderhavig voorstel ervoor waken dat lidstaten voldoende mogelijkheden behouden om misbruik van bankrekeningen ten behoeve van het plegen van fraude te bestrijden.


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vicevoorzitter), Bröcker (VVD), Kok (PVV), Bruijn (VVD)

X Noot
2

Dossier E130032 op www.europapoort.nl ; het COM-document is als bijlage bij dit verslag opgenomen.

X Noot
3

Dossier E130032 op www.europapoort.nl

Naar boven