33 640 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) en van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 juni 2013

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, achten de commissies de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Berndsen-Jansen

De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, De Rouwe

De adjunct-griffier van de commissies, Hendrickx

1

Kunt u de tegenvaller in de ontvangsten in 2013 van € 25 mln. in artikel 1 «openbaar bestuur en democratie» nader toelichten?

Antwoord:

In de ontwerpbegroting 2012 is de artikelindeling van de begroting BZK aangepast. Bij de wijziging van artikelindeling zijn de geraamde uitgaven voor Online Raadpleegbare Reisdocumenten Administratie (ORRA) overgegaan van artikel 31.3 naar artikel 6.5. Bij deze wijziging zijn per ongeluk de geraamde ontvangsten voor ORRA van artikel 31 overgegaan naar artikel 1 in plaats van naar artikel 6. Doordat de ORRA tot nader order wordt uitgesteld (zie ook vraag 2), worden de geraamde uitgaven en ontvangsten met € 25 mln. naar beneden bijgesteld.

2

Wat is de reden dat de online raadpleegbare reisdocumenten administratie (ORRA) tot nader order wordt uitgesteld?

Antwoord:

Door de Tweede Kamer zijn na de totstandkoming van de wijziging van de Paspoortwet in 2009 kanttekeningen geplaatst bij het (centraal) bewaren van de bij de aanvraag van een paspoort of Nederlandse identiteitskaart opgenomen vingerafdrukken en in samenhang daarmee ook bij de centrale opslag van reisdocumentengegevens als zodanig. Dit heeft er toe geleid dat het kabinet bij brief van 12 april 2012 aan de Tweede Kamer heeft laten weten dat er geen sprake zal zijn van het centraal bewaren van de vingerafdrukken en dat er met de ORRA een pas op de plaats wordt gemaakt.1 In de brief is ook aangekondigd dat het aanvraag- en uitgifteproces van de reisdocumenten tegen het licht zal worden gehouden. De uitkomst daarvan zal medebepalend zijn voor het antwoord op de vraag hoe voor de toekomst de reisdocumentenadministratie moet worden ingericht. De besluitvorming daarover zal niet plaatsvinden zonder dat uw Kamer daarin gekend is.

3

Kunt u aangeven of er sprake is ven een mee- of tegenvaller op de uitgaven aan de huurtoeslag en hoe deze meerjarig gaat door werken? Klopt het dat de uitgaven voor de huurtoeslag lager uitvallen dan geraamd, blijkend uit de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij beleidsartikel 1 «Woningmarkt»? Kunt u voorts toelichten waarom de ontvangsten binnen beleidsartikel 1 «Woningmarkt» meerjarig lager uitvallen dan oorspronkelijk is geraamd?

Antwoord:

In de periode 2013–2017 is sprake van tekorten op de huurtoeslag. De meerjarige reeks die in de budgettaire tabel bij beleidsartikel 1 «Woningmarkt» is gepresenteerd, is de resultante van enerzijds het tekort op de huurtoeslag alsmede de dekking daarvan en de compensatie (ten laste van VWS) als gevolg van het stapsgewijs afschaffen van intramurele zorg voor lichte zorgzwaartepakketten, zoals afgesproken in het regeerakkoord Rutte II. Zoals bij voorjaarnota is gemeld zal de definitieve vormgeving van de dekking van het tekort op de huurtoeslag worden betrokken bij de augustusbesluitvorming.

De ontvangsten op beleidsartikel 1 «Woningmarkt» vallen meerjarig lager uit dan oorspronkelijk geraamd door lagere terugvorderingen bij de huurtoeslag. Bij de definitieve vaststelling van de huurtoeslag voor de toeslagjaren 2010 en 2011 zijn minder terugvorderingen gerealiseerd dan verwacht en dat heeft geleid tot een structurele verlaging van de geraamde terugvorderingen voor 2010 en latere jaren. De lagere terugvorderingen bij definitieve vaststellingen worden toegeschreven aan de tegenvallende inkomensontwikkeling waardoor een geringere afwijking ontstaat tussen voorlopig en definitief vastgestelde toeslagen.

4

Is het extra bedrag voor de startersleningen eenmalig, dat wil zeggen alleen voor het jaar 2013? In hoeverre is het extra budget van € 30 mln. dat beschikbaar is gesteld voor de SVN-starterslening volledig beschikbaar voor startersleningen? Hoeveel is er in 2013 daadwerkelijk netto extra beschikbaar voor de startersleningen?

Antwoord:

De extra bijdrage van € 30 mln. n.a.v. het woonakkoord voor de startersleningen is eenmalig. Deze € 30 mln. kan door de SVN worden ingezet voor startersleningen in 2013 en volgende jaren.

Voorts verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.

5

Waarom vervalt het extra budget voor de SVN-starterslening vanaf 2014, en hoe moet het vanaf 2014 verder hiermee? Welke mogelijkheden zijn er om de regeling te verlengen of structureel te maken?

Antwoord:

Het extra budget van € 30 mln. in 2013 n.a.v. het woonakkoord voor de startersleningen is eenmalig. Deze € 30 mln. kan door de SVN worden ingezet voor startersleningen in 2013 en volgende jaren.

6

Hoeveel is er in 2013 daadwerkelijk netto extra beschikbaar voor de Starterslening: € 30 mln. of minder, nu volgens de toelichting op beleidsartikel 1 (Woningmarkt) van de suppletoire begroting Wonen en Rijksdienst (XVIII) er voor het bevorderen van eigenwoningbezit een extra budget van € 30 mln. beschikbaar is gesteld voor de SVN-starterslening, en uit de tabel blijkt dat er op beleidsartikel 1.1 slechts € 27,244 mln. bij is gekomen voor het bevorderen van eigen woningbezit? Hoeveel is er precies minder beschikbaar? Hoe verhoudt dit zich tot de mededeling in zowel de suppletoire begroting als in de Verticale Toelichting van de Voorjaarsnota 2013 dat er conform de afspraken in het Woonakkoord € 30 mln. extra budget beschikbaar wordt gesteld in 2013 voor de SVN-starterslening?

Antwoord:

Conform de afspraken in het Woonakkoord is in 2013 € 30 mln extra beschikbaar voor de SVN-starterslening.

Het in de budgettaire tabel bij beleidsartikel 1 «Woningmarkt» vermelde bedrag van € 27,244 mln is lager dan deze € 30 mln. Het vermelde bedrag komt niet overeen met wat netto beschikbaar is voor de SVN-starterslening, maar is het saldo van twee mutaties:

  • Het extra budget van € 30 mln beschikbaar voor de SVN-starterslening

  • Een overboeking van € 2,756 mln naar beleidsartikel 2 «Woonomgeving en Bouw» voor de aan Agentschap NL verleende opdracht voor de uitvoering van de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW). Hiervoor was al budget op beleidsartikel 1 gereserveerd. Deze overboeking staat los van de € 30 mln. en gaat niet ten koste van het voor de starterslening gereserveerde budget.

7

Wat zijn de verwachtingen ten behoeve van de extramuralisering van de zorg als het gaat om de huurtoeslaguitgaven? Welk deel van de totale verwachte toename is dit?

Antwoord:

In het Regeerakkoord Rutte II is afgesproken dat de AWBZ wordt hervormd. Onderdeel hiervan is het stapsgewijs afschaffen van intramurale zorg voor lichte zorgzwaartepakketten. De desbetreffende cliënten zullen niet uitstromen uit de woningmarkt naar intramuraal verblijf, maar extramurale zorg gaan ontvangen in de huidige woning of een andere, meer geschikte woning. Deze ontwikkeling zal leiden tot een toename van het gebruik van huurtoeslag. In onderstaande tabel is aangegeven wat het bedrag aan extra uitgaven huurtoeslag is waarmee in de cijfers van de 1e suppletoire begroting is rekening gehouden. Dit bedrag maakt over de periode 2013–2017 tussen de 10 en 20% uit van de verwachte toename van de huurtoeslaguitgaven.

Extra huurtoeslag

2013

2014

2015

2016

2017

3,9

15,2

31,3

45

55,6

Kunt u aangeven hoe het totale budget voor de huurtoeslag zich tot 2017 zal ontwikkelen gebaseerd op de afspraken uit het regeerakkoord?

Antwoord:

De totale uitgaven huurtoeslag zullen zich op basis van de afspraken uit het regeerakkoord tot 2017 naar verwachting als volgt ontwikkelen:

Uitgaven huurtoeslag (x € 1.000)

2013

2014

2015

2016

2017

2.816,9

2.891,4

3.115,1

3.335,4

3.553,5

9

Wat is de doelmatigheid van alle programma's en subsidies bij beleidsartikel 2 «Woonomgeving en Bouw»? Als deze doelmatigheid niet bekend is, is het kabinet dan bereid dat te onderzoeken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt de Kamer geïnformeerd?

Antwoord:

Bij de afweging van beleidsvoornemens en uitvoering is doelmatigheid van de inzet van middelen kernuitgangspunt. Daarbij wordt op deelthema’s van programma’s geëvalueerd.

Zoals aangegeven in de begroting van Binnenlandse Zaken voor 2013 (Kamerstuk 33 400 VII, nr. 2) zal in de komende jaren een aantal beleidsdoorlichtingen met betrekking tot Woonomgeving en Bouw worden uitgevoerd.

In 2014 worden de beleidsdoorlichtingen «Energie en bouwkwaliteit» respectievelijk «Kwaliteit Woonomgeving» uitgevoerd en in 2016 de beleidsdoorlichting «Woningbouwproductie». Deze doorlichtingen betreffen het gehele beleidsterrein van Woonomgeving en Bouw.

Vanzelfsprekend wordt de Kamer hierover na afronding geïnformeerd.

10

Wat is de achtergrond van de BTW-problematiek binnen de opdracht Platform 31? Welk deel van de toename in de besteding in 2013 wordt hiermee verklaard?

Antwoord:

Ten tijde van het opstellen van de samenwerkingsovereenkomst Energiesprong tussen stichting SEV (huidig Platform31) en BZK werd verondersteld dat over uitgegeven subsidiemiddelen, BTW teruggevorderd kon worden. Intussen is duidelijk geworden dat over het gehele programma toch BTW moet worden betaald.

De toename in de besteding van 2013 wordt voor € 1,5 miljoen verklaard uit de BTW-problematiek.

11

Wat is de reden dat het maximaal toegestane eigen vermogen bij P-Direkt met ongeveer 3 miljoen wordt overschreden? Geeft dit aanleiding om het toegestane eigen vermogen naar beneden bij te stellen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

Het hogere saldo van baten en lasten wordt bij P-Direkt veroorzaakt door sturing op kostenreductie dat over de gehele lijn effect heeft gehad. Daarbij hebben zich in 2012 ook een aantal incidentele voordelen in de kostensfeer voorgedaan. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is, conform de regeling agentschappen 2013, gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet. Het moederdepartement kan besluiten aan welk doel het surplus te besteden. Omdat P-Direkt boven dit maximum zit, heeft het moederdepartement met de opdrachtgevers (zijnde de gebruikende ministeries) afgesproken dat het surplus wordt ingezet voor kwaliteitsverbetering ten aanzien van de informatievoorziening en het verhogen van de tevredenheid.

12

Wat gebeurt er met het bedrag van € 3,5 mln. waarmee het eigen vermogen van Logius moet afnemen? Voor welk doel wordt dit bedrag ingezet?

Antwoord:

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is, conform de regeling agentschappen 2013, gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar. Omdat Logius boven dit maximum zit, zal dit surplus worden afgebouwd. De inzet van het surplus is nog onderwerp van gesprek en hierover moet het moederdepartement een besluit nemen.

13

Wat is de reden dat het eigen vermogen van FM-Haaglanden hoger is dan het maximaal toegestane bedrag? Geeft dit aanleiding om het maximaal toegestane bedrag naar beneden bij te stellen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

FMHaaglanden hanteert bij de bepaling van de kostprijzen tarieven een risico-opslag voor eventuele tegenvallers. Deze bleek in 2012 niet nodig te zijn geweest. Daarnaast heeft FMHaaglanden te maken gehad met een grote vraag naar maatwerk. FMHaaglanden heeft dit met relatief beperkte extra middelen kunnen uitvoeren. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is, conform de regeling agentschappen 2013, gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar. Het moederdepartement kan besluiten aan welk doel het surplus te besteden. Omdat FMHaaglanden boven dit maximum zit, heeft het moederdepartement in overleg met de opdrachtgevers afgesproken om het surplus in te zetten voor een tariefverlaging op de basisdienstverlening 2013.

14

Wat is de reden dat het eigen vermogen van RVOB hoger is dan de maximumomvang van 5% over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar? Geeft dit aanleiding om het maximaal toegestane bedrag naar beneden bij te stellen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

Het RVOB dient als baten-lastenagentschap ten minste kostendekkend te werken. Over 2012 waren de baten hoger dan de lasten en hierdoor een positief exploitatieresultaat waardoor het eigen vermogen steeg. Dit werd deels veroorzaakt door incidentele extra ontvangsten (uit declarabele taxatie opdrachten en vrijval voorzieningen) en deels door onderuitputting bij diverse kostencategorieën. Deze onderuitputting loopt vooruit op noodzakelijke kostenreducties als gevolg van de bezuinigingen die zijn ingeboekt op de bijdrage van het moederdepartement aan het RVOB. Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is, conform de regeling agentschappen 2013, gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar. Het surplus in het eigen vermogen wordt conform de regelgeving afgedragen aan het moederdepartement. Het moederdepartement stelde dit surplus in lijn met vorig jaar beschikbaar voor de risicoreserve van het RVOB. Deze reserve staat los van de reguliere 5%-norm voor het eigen vermogen en is niet bedoeld voor het opvangen van fluctuaties in het exploitatieresultaat maar voor de risico’s die het RVOB loopt op projecten – zoals de herontwikkeling van het voormalig vliegkamp Valkenburg – die het RVOB voor eigen rekening en risico uitvoert. Deze risico’s hebben betrekking op zowel de kosten als de opbrengsten in de projecten en kunnen aanzienlijk zijn. Ze zijn gerelateerd aan de onderhanden werk positie van het RVOB (zie balans) en hebben dus geen relatie met de omzet (en dus ook niet met de 5%-norm). Uitgaande van alleen de exploitatiereserve in het eigen vermogen (waar de 5%-norm voor is bedoeld) voldoet het RVOB aan de 5% norm.

15

Wat is de reden dat het eigen vermogen van de Dienst van de Huurcommissie over 2012 € 1,2 mln. hoger is dan toegestaan? Als het eigen vermogen niet hoger was geweest, hoe zouden dan de kosten, die niet worden gedekt door opbrengsten uit productie, noch ten laste van de voorzieningen gebracht kunnen worden, worden gefinancierd? Wat is overigens de reden van deze kosten?

Antwoord:

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is, conform de regeling agentschappen 2013, gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar. Het moederdepartement kan besluiten aan welk doel het surplus te besteden. De reden dat het eigen vermogen van de Dienst van de Huurcommissie (DHC) over 2012 € 1,2 mln. hoger is dan toegestaan, is dat een voorgenomen toevoeging aan de voorziening met € 1,4 mln. niet heeft plaatsgevonden. In de exploitatie in 2012 is dit bedrag vrijgemaakt met het oog op kosten die in 2013 gemaakt worden in verband met de implementatie van de reorganisatie van DHC en aanpassing van het ICT-systeem. Bij de voorbereiding van de Jaarrekening 2012 van DHC bleek evenwel dat naar het oordeel van de accountants deze kosten beschouwd moeten worden als reguliere bedrijfsvoeringskosten, waarvoor geen voorziening mag worden getroffen. Het betreffende bedrag is derhalve toegevoegd aan het eigen vermogen, dat als gevolg daarvan per ultimo 2012 hoger was dan is toegestaan. De in 2013 te maken kosten voor genoemde onderwerpen zullen leiden tot een negatief exploitatiesaldo, dat in mindering op het eigen vermogen zal worden gebracht. Als gevolg hiervan zal het eigen vermogen per ultimo 2013 weer onder het toegestane maximum blijven.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2011–2012, 25 763, nr. 57

Naar boven