Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33635 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33635 nr. 4 |
Vastgesteld 1 augustus 2013
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 27 juni 2013 overleg gevoerd met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– het behandelvoorbehoud EU-richtlijn uitoefening van rechten in het vrije verkeer van werknemers (COM (2013) 236);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 31 mei 2013 inzake het fiche Richtlijn betreffende de uitoefening van rechten in het kader van vrij verkeer van werknemers (Kamerstuk 33 635, nr. 2).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post
Voorzitter: Schut-Welkzijn
Griffier: Weeber
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Karabulut, Kerstens, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Schut-Welkzijn, Van Weyenberg,
en minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 14.00 uur
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het behandelvoorbehoud EU-richtlijn uitoefening van rechten in het vrije verkeer van werknemers. De Kamer heeft het parlementair voorbehoud op 28 mei jongstleden gemaakt. Het is overigens de eerste keer dat de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een dergelijk voorbehoud maakt. Het kabinet heeft daarom tot op de dag van vandaag geen onomkeerbare stappen mogen nemen. Het doel van dit algemeen overleg is het maken van afspraken met de regering over de wijze van informatieverstrekking door de regering, over het verloop van de onderhandelingen en de wetgevingsprocedure en over eventueel vervolgoverleg.
Ik stel voor om in eerste termijn een spreektijd van vier minuten te hanteren.
De heer Kerstens (PvdA): Voorzitter. Na het Europa-debat van gisteren in de plenaire zaal hebben we vandaag dan voor een wat selecter gezelschap het hoofdprogramma of, zo u wilt, het toetje: ons algemeen overleg over de voorziene richtlijn tot uitoefening van rechten in het vrije verkeer van werknemers. Dat is natuurlijk een grapje, maar het gaat vandaag wel degelijk ergens over, namelijk over dat vrije verkeer. Dat is een van de basisbeginselen van Europa. Het hoort bij Europa dat mensen over de grens kunnen werken. Tijdens de vorige crisis in de jaren tachtig gingen flink wat bouwvakkers uit het oosten van ons land in Duitsland aan de slag. Ook nu zijn heel wat inwoners elders aan het werk, voornamelijk bij onze zuiderburen. Daarnaast zoeken heel veel mensen uit andere Europese landen hier hun heil en een baan.
Daar is op zich niets mis mee. Het is alleen niet goed dat de regels daarbij vaker niet dan wel worden toegepast. Ik noem allereerst natuurlijk de regels omtrent de arbeidsvoorwaarden. Het niet nakomen daarvan leidt tot uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik ben het met de heer Kerstens eens dat er uitwassen zijn en dat die moeten worden aangepakt. Hij zei net echter tussen neus en lippen door dat het vaker niet dan wel goed gaat. Ik ben erg nieuwsgierig naar de bron waar hij de stelling op baseert dat het bij het vrije verkeer van personen, van werknemers, vaker niet dan wel goed gaat.
De heer Kerstens (PvdA): Ik denk dat ik zelf een van die bronnen ben. In mijn vorige functie als voorzitter van de Bouwbond heb ik meer dan eens kennisgenomen van het vrije verkeer in een van de sectoren in Nederland waar daar het meest gebruik van wordt gemaakt. Of je het nu over aantallen hebt of over gevallen, het gaat echt vaker niet goed dan wel goed. Bovendien is datgene waar dan kennis van wordt genomen via de media, volgens mij echt het topje van de ijsberg.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik snap dat de heer Kerstens in zijn vorige functie vaker wel dan niet werd geïnformeerd als er een probleem was, maar ik moet toch ook constateren dat hij zijn heel erg algemene stelling dat het vaker misgaat dan goed gaat, niet cijfermatig kan onderbouwen.
De heer Kerstens (PvdA): Ik had niet gerekend op een vraag om met exacte aantallen te komen. Ik heb geprobeerd om aan te geven dat mijn ervaring voldoende is om te zeggen dat het naar mijn idee vaker fout dan goed gaat. Dat geldt overigens ook voor de ervaringen in andere sectoren. Daar kan iedereen kennis van nemen.
Ik heb al gesproken over de toepassing van de regels rondom de arbeidsvoorwaarden. De regels inzake de arbeidsomstandigheden worden ook niet altijd toegepast. Dat leidt dan tot ongevallen en gezondheidsschade. Ik noem ook nog maar even de regels rondom huisvesting. Daarbij gaat het ook heel vaak niet goed. Dat leidt dan tot onveilige situaties en overlast. Alles bij elkaar leiden al die misstanden tot het verder afbrokkelen van het toch al broze draagvlak onder Europa. Daarom is het goed dat de minister werk maakt van het aanpakken van die misstanden. Ik help hem daar graag een handje bij. Dat weet hij.
Vandaag hebben wij op de agenda een ontwerprichtlijn van de Commissie over de uitoefening van rechten in het vrije verkeer van werknemers. Dat is in potentie een belangrijke richtlijn, want hij kan bijdragen aan het voorkomen van die ellendige trits uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing. Alles wat daaraan kan bijdragen, verdient onze steun. Ik vraag me wel af wat nu de werkelijke meerwaarde van de richtlijn is. In de stukken staat tot welke aanscherpingen de richtlijn in Nederland zal leiden, in onze wetgeving maar vooral ook in onze praktijk. Dat valt toch wel een beetje tegen. Laat er geen misverstand over bestaan: ik heb ons College voor de rechten van de mens dat straks ook hierin een rol krijgt toebedeeld, hoog zitten, maar we lezen in de stukken toch vooral ook dat Nederland eigenlijk alles al doet waarom de richtlijn vraagt. In die zin voegt de richtlijn dus niet ontzettend veel toe.
Ik constateer dan ook dat hij niet echt ontzettend veel zal bijdragen aan het voorkomen van uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing. Dat is jammer. Ik stel die vraag, en ik trek de conclusie ook, omdat ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat de discussie in Brussel weleens een hoog abstractieniveau wil hebben. Er wordt misschien wel erg aangevlogen vanuit verschillende ideologieën, die van de vrije markt versus die van Europa dat vooral sociaal moet zijn. Dat leidt dan wellicht tot een ontwerprichtlijn als deze. Het gaat mij er vooral om dat we de problemen die zich in de praktijk veelvuldig voordoen, ook echt aanpakken. Gaat de richtlijn volgens de minister in dat opzicht wel ver genoeg? Of is hij bereid zich sterk te maken voor verdergaande maatregelen en, zo ja, waar denkt hij dan aan?
Ik denk dat het Brusselse mechanisme waar ik het net over had, ook de momenteel plaatsvindende besprekingen over een andere richtlijn, namelijk de richtlijn die tot een betere handhaving moet leiden, in zijn greep heeft. Ik hoor van mijn Brusselse bronnen – de Europese vakbeweging – dat die besprekingen best wel eens op niets zouden kunnen uitdraaien.
Dat betekent dat we van Europa, als het om de richtlijnen gaat, misschien niet zo heel veel te verwachten hebben op dit vlak. Dat is jammer, dat zei ik al, maar het is geen drama. Het betekent wel dat we zelf wellicht een tandje moeten bijzetten, op nationaal vlak en zeker ook bilateraal in afspraken met andere landen van waaruit veel mensen in ons land aan de slag willen. Ik stel tevreden vast dat de minister, wat dat laatste betreft, wel voortgang boekt. Ik ben wel nieuwsgierig naar de inhoud van die afspraken. Misschien kan de minister daar iets meer over zeggen?
Ik maak nog een opmerking over het nationale vlak. Het actieplan dat de minister in april heeft gepresenteerd, ken ik natuurlijk. Ik heb er zelf om gevraagd. In het actieplan worden onder meer onderzoeken, pilots, adviesaanvragen en verandering van wetgeving voorgesteld. Kan de minister kort zeggen hoe het daarmee gaat? Is er bijvoorbeeld al een adviesaanvraag naar de Stichting van de Arbeid onderweg over het verbeteren van cao-naleving en handhaving? Wanneer kunnen we de eerste wetgeving verwachten?
We ontvingen vanmorgen op de valreep nog een brief van de drie vakcentrales FNV, CNV en MHP. Daarin wordt het kabinet gevraagd, tegen de achtergrond van het uitstellen van de besluitvorming over de invulling van de sociale dimensie op de komende Europese Raad, om een krachtig voorbehoud te maken op de verdere versteviging van de economische en budgettaire afspraken met het oog op een goede invulling van die sociale dimensie. Ik weet dat die versteviging ook niet op de agenda voor de komende Raad staat, maar ik vind het verzoek van de vakorganisaties op zich wel redelijk. Ik hoor graag hoe de minister daartegen aankijkt.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. Wij zijn ook gematigd positief over deze richtlijn. Natuurlijk steunen wij alle maatregelen die oneigenlijk concurrentie, uitbuiting et cetera aanpakken, maar wij hebben ook wel twijfels of dit nu de manier is om dat te bereiken. De richtlijn lijkt wel heel erg gefocust op de rechten van werknemers. Daarbij wordt vooral gedacht aan de communicatie. Wij vragen ons in alle ernst af in hoeverre het een taak voor de overheid is om dat allemaal te borgen. Waar blijft de eigen verantwoordelijkheid van de arbeidsmigrant in kwestie?
De regering geeft aan dat wij reeds in hoge mate voldoen aan de verplichtingen die de richtlijn oplevert. Kan de minister bevestigen dat deze richtlijn ons geen nieuwe verplichtingen oplegt? Ik mis evenals mijn buurman toch wel een beetje een visie op de aanpak van overlast en de problemen die we hebben rondom huisvesting. De aanpak daarvan lijkt niet bevorderd te worden door deze richtlijn. Dat is eigenlijk wel een gemiste kans. De overheid moet immers ook in staat gesteld worden om hard op te treden tegen misbruik. Ik vraag me af in hoeverre deze richtlijn dat faciliteert dan wel misschien juist bemoeilijkt. Wij missen ook een concrete aanpak van misbruik van sociale zekerheid. Onze verzorgingsstaat kan een aanzuigende werking hebben. Die verzorgingsstaat mag door een groter beroep hierop niet verder onder druk komen te staan.
Ik heb nog een ander kritisch punt. Dat heeft te maken met het aanwijzen van een instantie die de gelijke behandeling op grond van nationaliteit bevordert. Wij vinden het allemaal toch wat vaag geformuleerd en vragen ons af wat nu precies de bedoeling daarvan is en wat de toegevoegde waarde ervan is.
In het fiche wordt ervoor gewaarschuwd dat een grotere bekendheid met de rechten met betrekking tot vrij verkeer kan leiden tot meer aanspraak. Als je iets niet weet, zul je er ook geen gebruik van maken. Omgekeerd geldt dat ook. Dat lijkt dus logisch. In hoeverre ziet de minister het als de taak van de Nederlandse overheid om dat overal bekend te maken? Wat ons betreft, moet het voorstel veel meer gericht zijn op de uitwassen aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld uitbuiting en oneerlijke concurrentie, en moet het niet gericht zijn op het vergroten van de druk op ons stelsel van sociale zekerheid.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik heb even een verduidelijkende vraag. Het mag niet leiden tot het vergroten van de druk op de sociale zekerheid. Ik heb vooral gelezen dat de richtlijn mensen moet ondersteunen om hun recht te halen. Als gevolg van welke aspecten van het voorstel wordt het recht op bepaalde zaken voor in Nederland werkende Europese onderdanen dan vergroot?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik merk dat ik me niet helemaal zorgvuldig heb uitgedrukt. Het gaat er niet om dat de rechten worden vergroot, maar wij zien niet in dat het voorstel erop gericht moet zijn om zoveel mogelijk bekendheid te geven aan de wijze waarop wij het hier precies geregeld hebben. Dat lijkt een beetje de suggestie in deze richtlijn te zijn. Daar zou in het Nederlandse geval een aanzuigende werking van kunnen uitgaan. Ik vraag me af of dat de bedoeling is.
De heer Van Weyenberg (D66): Ik lees het toch meer zo dat mensen die hier al werken, worden gewezen op een plek waar zij zich bijvoorbeeld kunnen melden als er toch sprake is van misbruik. Ik deel de insteek van mevrouw Van Nieuwenhuizen op de aanbodkant, maar dit is toch juist een waardevolle aanvulling? Daarmee worden mensen toch helemaal niet opgeroepen om hier maar zoveel mogelijk rechten te regelen? We geven hun een plek om zich te melden wanneer de rechten die zij hebben, die volgens mij ook door mevrouw Van Nieuwenhuizen worden onderschreven, worden geschonden. Dat is toch iets wat een liberaal juist zou moeten aanspreken?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik maak dat onderscheid ook niet. Het gaat niet alleen om werknemers die hier al werken, het gaat ook om werknemers die mogelijk plannen zouden hebben om hier te gaan werken. We hebben hierover in het verleden ook al discussies gevoerd. Ik kan me de discussie over de site polski.szw.nl nog levendig herinneren. De VVD wil in ieder geval niet zover gaan dat wij in allerlei talen en ook in allerlei landen daar informatie over gaan verstrekken. Dan mag je ook iets van arbeidsmigranten zelf verwachten. Natuurlijk moet iedereen gewoon goed geïnformeerd kunnen worden over de rechten die hij of zij heeft als werknemer in Nederland. Er zit op dat punt geen enkel licht tussen de opvatting van de heer Van Weyenberg en die van mij.
Ik vervolg mijn betoog. Op pagina 5 van het voorstel wordt gesproken over de nationaliteitenquota voor EU-burgers, bijvoorbeeld in de beroepssport. Ik was me er niet van bewust dat we die al hadden. Wat houdt dat precies in? Als we die al hebben, wat gaat er dan met dit voorstel aan veranderen? Op diezelfde pagina staat nog iets over verschillende arbeidsvoorwaarden voor EU-onderdanen. Wordt daarmee bedoeld dat een Pool die bij Albert Heijn werkt, per definitie evenveel moet verdienen als een Nederlander? Kunnen we rare discriminatieklachten krijgen als de een wel promotie krijgt en de ander niet? Kortom, het is mij volstrekt niet duidelijk wat hierachter zit.
Op diezelfde pagina staat voorts iets over de sociale voordelen waarvoor voorwaarden gelden waaraan eigen onderdanen gemakkelijker kunnen voldoen dan andere EU-burgers.
Ik wil ten slotte nog graag het punt maken over het behandelvoorbehoud. Wij verlangen van de regering het volgende. Wij willen gedurende de onderhandelingen – niet alleen in de Raad maar ook in de raadswerkgroep of Coreper – schriftelijk op de hoogte worden gehouden van de bewegingen die gevolgen hebben voor Nederland en voor de Nederlandse inzet. Wij willen dan ook weten wat die gevolgen zijn. Het gaat ons daarbij met name om het oprichten op nationaal niveau of structureren van de organen waar ik al over heb gesproken. Daarnaast noem ik artikel 7 met betrekking tot het voorstel over de dialoog met de sociale partners, de punten die van invloed zijn op de uitvoerbaarheid en de substantiële politieke gevoeligheden. Ik heb het maar even heel erg ingekort. Ik hoop dat de minister er in zijn antwoord gedetailleerd op in zal gaan.
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Nederland is een handelsland, Nederland is een open economie en is gebaat bij een vrije Europese interne markt. Tot mijn plezier staat die tekst ook in het regeerakkoord. Het is een groot goed, want dat hoort bij een interne markt, dat mensen vrij zijn om te werken waar zij dat willen. Dat moet natuurlijk wel op een verantwoorde manier gebeuren. Alleen dan is er sprake van een win-winsituatie. Het is goed voor de economie, het is goed voor de werknemer en goed voor de schatkist.
Er zijn echter ook schaduwzijden. Daar moeten we ook niet voor weglopen. Ik noem schimmige uitzendbureaus die mensen onder het minimumloon aan het werk zetten. Dat is niet alleen slecht voor de mensen die op die manier niet volgens de geldende regels worden betaald, maar het levert ook oneerlijke concurrentie op voor bedrijven die zich wel aan de regels houden. Het leidt ook tot een kwetsbare positie van Nederlandse werknemers die door die oneerlijke concurrentie mogelijk hun baan kwijtraken. Mijn fractie steunt het aanpakken daarvan.
De richtlijn die we vandaag bespreken, kan daar een bijdrage aan leveren. Hij richt zich vooral op het verdedigen van de rechten die Europese arbeidsmigranten in Nederland hebben. Ik weet dat de richtlijn nog niet definitief is, maar als ik kijk naar de insteek van het kabinet en de opmerkingen over het krachtenveld en dergelijke, dan kan ik me daar wel goed in vinden. Ik lees wel in het fiche dat een implicatie nog niet helemaal duidelijk is. Het lijkt erop dat het College voor de rechten van de mens extra bevoegdheden moet krijgen. Kan de minister nog even expliciet aangeven wat er nu eigenlijk precies in Nederland moet veranderen op basis van de richtlijn? Ik heb namelijk de indruk dat Nederland op heel veel punten al aan de richtlijn voldoet. Wanneer zal de richtlijn worden ingevoerd? Ziet de minister mogelijke obstakels in het politieke krachtenveld?
Op basis van de beantwoording zal ik in tweede termijn een conclusie trekken over de mate waarin de Kamer volgens de D66-fractie in het vervolg geïnformeerd moet worden.
Ik heb nog een aanvullend punt. De toegang tot juridische procedures is belangrijk, maar het gaat natuurlijk ook om andere zaken. Mijn collega Sophie in 't Veld organiseerde vorig jaar in het Europees Parlement samen met de heer De Jong van de SP-fractie een hoorzitting over grensoverschrijdende arbeid. Tijdens die hoorzitting bleek weer het belang van samenwerking tussen Europese arbeidsinspecties. Die blijkt echter beperkt te zijn. Die samenwerking zou wat mijn fractie betreft echt fors kunnen worden versterkt. De minister heeft bilaterale afspraken gemaakt, bijvoorbeeld met Roemenië en Bulgarije, over de uitwisseling van gegevens. Dat is mooi, maar het is natuurlijk wel een beetje opvallend dat je alles bilateraal zou moeten regelen, terwijl het logischer is om dat vrije verkeer in goede banen te leiden en de vruchten van Europese samenwerking te plukken. Wil de minister zich inzetten voor de totstandkoming van een beter Europees kader, gericht op vrij verkeer maar ook op goede spelregels in de samenwerking tussen de arbeidsinspecties? Zou een Europese arbeidsinspectie als een soort slagroom op de taart nog een toegevoegde waarde hebben? Of is dat wat hem betreft niet nodig?
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Voor ons ligt een richtlijn die ervoor moet zorgen dat werknemers die in de EU-landen werken, beter hun rechten halen. Of dat nu Nederlanders zijn die elders gaan werken of migranten die hier komen werken, wie kan daar nu op tegen zijn? Het moet mij, net zoals de andere collega's, van het hart dat ik het wel een bijzonder vaag voorstel vind. Wat betekent het nu concreet voor de bevoegdheden van het College voor de rechten van de mens? Welke sancties zijn eraan verbonden? Wat verandert er ten opzichte van de huidige praktijk? Zijn er inderdaad rechten die nu niet uitgeoefend kunnen worden, maar straks met deze wijzigingen wel? Het voorstel roept die vragen bij mij op en ik heb gemerkt dat dit niet alleen voor mij geldt.
Een ander belangrijk punt is de vraag, wat het voorstel bijdraagt aan de gigantische problemen die we op dit moment hebben met dat zogenaamde vrije verkeer. De minister is bekend met ons standpunt. De inzet in Europa zou gericht moeten zijn op het zodanig reguleren van het vrije verkeer dat daadwerkelijk vrijheid ontstaat, ook voor de werkers die het betreft in plaats van de mensen die er alleen maar van profiteren. Moet bovenop dit geheel gewoon niet een heel andere inzet gepleegd worden in Europa, en wel een inzet die de nationale arbeidsmarkten, en daarmee ook daadwerkelijk de werknemers, beschermt? Ik heb het dan over schijnconstructies. Wat heeft een chauffeur die zijn baan verliest omdat er nog goedkopere arbeidskrachten elders in Europa zijn, aan dit voorstel? Hoe gaan we dat dan aanpakken? Moet er in het kader van de crisis niet gesproken worden over andersoortige maatregelen om die nationale arbeidsmarkten te beschermen en te voorkomen dat landen totaal ontwricht raken? Ik denk bijvoorbeeld aan quota voor bedrijfstakken. Denkt de minister ook aan dat soort maatregelen? Hoe ziet hij dat voor zich?
Ik zal in tweede termijn procedurele opmerkingen maken.
De vergadering wordt van 14.27 uur tot 14.33 uur geschorst.
Minister Asscher: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Er is gevraagd waarom er in de richtlijn zo weinig staat over het aanpakken van overlast. Dat geldt ook voor andere dingen die in Nederland hoog op de agenda staan. Dit richtlijnvoorstel beoogt de praktische toepassing van de verdragsbepaling en de verordening inzake het vrije verkeer van werknemers te verbeteren. Het doel is ervoor te zorgen dat de EU-burgers in de praktijk van hun recht op vrij werknemersverkeer gebruik kunnen maken. Het is daarmee een uitwerking van een reeds bestaande verordening. Dat betekent dat de reikwijdte niet groter kan zijn dan die reeds bestaande verordening. Dat laat onverlet dat er initiatieven kunnen worden genomen met betrekking tot de andere, even belangrijke, zo niet belangrijkere punten. Dat kan echter niet in het kader van deze richtlijn.
De verordening richt zich op de gelijke behandeling op het terrein van toegang tot de werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, sociale en fiscale voordelen, vakorganisaties, opleidingen, huisvesting en onderwijs voor kinderen van werknemers. De verordening beoogt een betere en meer uniforme naleving van de rechten die het EU-recht verleent aan EU-migranten. De verordening bevat bepalingen om op nationaal niveau een adequaat rechtsmiddel in te stellen, vertegenwoordiging door vakorganisaties bij procedures mogelijk te maken, structuren of organen op te richten voor informatie en ondersteuning, informatie te verstrekken aan werkgevers, werknemers en andere belanghebbenden en de dialoog met andere maatschappelijke partners te bevorderen.
Dat betekent dus dat de vraag of de ontwerprichtlijn wel ver genoeg gaat, moet worden beantwoord met: de richtlijn gaat zover als die kan gaan. De reikwijdte kan niet worden uitgebreid in deze richtlijn.
Er is gevraagd hoe de bilaterale afspraken eruitzien. Dat zijn afspraken over informatie-uitwisseling met Bulgarije en Roemenië, die ik zeer onlangs heb getekend, met het oog op het gezamenlijk aanpakken van uitbuiting, sociale dumping en misbruik. Ik denk dat het goed is om de Kamer die teksten te doen toekomen, zodat zij precies geïnformeerd is over wat wij hebben afgesproken.
De richtlijn ziet op alle lidstaten. Voor veel lidstaten is er nog steeds sprake van heel veel ongelijke behandeling. De Europese Commissie wil dat gelijktrekken. Ik denk dat dit ook in het Nederlandse belang is. Naarmate er meer sprake is van een eerlijk speelveld voor Nederlandse ondernemers en Nederlanders werknemers is dat over het algemeen goed voor een land als het onze. De heer Van Weyenberg heeft dat ook al opgemerkt. Het gaat hier om de afspraken die we in bilateraal verband hebben gemaakt in memoranda of onderstandig.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik snap natuurlijk wel dat we gelijke rechten voor iedereen willen, maar het onderwerp huisvesting wordt bijvoorbeeld ook genoemd. Wat moet ik me daar dan bij voorstellen? Kan iedere arbeidsmigrant straks meteen bij een woningcorporatie aankloppen, net zoals Nederlandse werknemers dat kunnen? Dat kan toch niet waar zijn?
Minister Asscher: Ze kunnen niet allemaal op dezelfde manier rechten aan iets ontlenen. Het betekent geen discriminatie van EU-onderdanen. Dat is in Nederland ook al het geval. Wat dat betreft, verandert er voor Nederland niet zoveel. Ik zal later in mijn beantwoording precies aangeven wat er wel verandert. Meer is het echter niet. Het zal in een aantal andere lidstaten ingrijpende veranderingen vergen. Dat is in ons belang. Ik zal later tijdens mijn beantwoording ook ingaan op de vraag over de aanzuigende werking.
Is er advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid naar aanleiding van het actieplan ter bestrijding van schijnconstructies? Dat is nog niet gebeurd. Het is wel de bedoeling dat dit nog voor het reces gebeurt. Dat staat zo in de planning. We hebben afgesproken dat ik de kamer halfjaarlijks informeer over de voortgang van dat actieplan. Het is dus in volle gang. Er wordt met een grote club mensen van verschillende departementen aan gewerkt. Het krijgt echt schwung.
De heer Kerstens heeft gevraagd naar de meerwaarde van de richtlijn. Die is dus aan de ene kant beperkt, zeker omdat er voor Nederland weinig verandert en het een uitwerking is van een beginsel dat al op allerlei plekken is vastgelegd. Het betekent dus niet dat we niet zelf alsnog een tandje bij moeten zetten voor die veel reëlere problemen als schijnconstructies en sociale dumping. Dat doen we ook. De vakbeweging heeft de regering, tegen de achtergrond van het uitstellen van de besluitvorming over de invulling van de sociale dimensie, gevraagd om tijdens de komende Raad een krachtig voorbehoud te maken. Wij hebben gisteren in een brief aangegeven dat we bijvoorbeeld bij het tot stand komen van die contracten als een nieuw instrument om zaken te regelen en af te dwingen, het van belang vinden dat de positie van sociale partners daarbij geëerbiedigd wordt. Dat is een voorbeeld waarbij het mogelijke risico bestaat dat door het verder uitwerken van de economische instrumenten de ruimte die we op nationaal niveau gewend zijn, zou worden ingeperkt. Dat willen we niet. Dat is ook de portee van die brief over de sociale dimensie. Dat betekent dat er op dat punt ook een voorbehoud gemaakt zal worden. Ik vond het opmerkelijk dat de brief van de vakbeweging die gisteren kwam, een heel positieve toonzetting had. Er sprak veel waardering uit voor wat het kabinet aan het doen is in het kader van gelijk loon voor gelijk werk.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft een vraag gesteld over de nationaliteitenquota voor EU-burgers, onder andere in de beroepssport. In het voorstel wordt een reeks problemen opgesomd die bij de Commissie gemeld zijn, maar die niet per definitie in Nederland spelen. Ik ken geen voorbeelden in Nederland van quota voor nationaliteiten. Ik heb de indruk dat dat niet meer bestaat. In sommige landen is dat klaarblijkelijk nog wel het geval. Dat is het soort probleem dat de Commissie beoogt op te lossen met deze richtlijn.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik denk dat de minister dit met zijn antwoord al impliceert, maar ik vraag het toch nog maar even expliciet: betekent dit dat wanneer iets dergelijks wel zou gebeuren, de minister zich ertegen zal verzetten? Ik kijk alleen maar even naar onze Nederlandse voetbalclubs. Die zullen daar niet blij mee zijn. Ik neem aan dat de minister ervoor zal waken dat de Nederlandse inzet zal zijn dat we ook in de toekomst geen quota willen.
Minister Asscher: Zeker. Ik zal het even iets huiselijker zeggen: Nederland doet het op dit gebied gewoon keurig. De EU-burgers worden hier niet gediscrimineerd. In sommige andere landen is dat nog wel het geval. De richtlijn beoogt daar een einde aan te maken. De reactie van het kabinet is niet om ook met dit soort quota te gaan werken. Voor zover wij het nu kunnen beoordelen, lijkt deze richtlijn proportioneel en subsidiair en past die binnen het beleid dat we in Nederland willen, namelijk een gelijk speelveld voor werknemers die gebruikmaken van de mogelijkheden om in Europa op een andere plek te werken. Dat heeft een beperkte meerwaarde voor Nederland, omdat we het eigenlijk al zo doen. Maar voor zover die meerwaarde er is, is die vooral gelegen in het gelijke speelveld, zowel voor werknemers als voor werkgevers.
We zullen ook gebruikmaken van het onderhandelingstraject om het punt aan de orde te stellen dat er bij vrij verkeer niet alleen sprake kan zijn van misbruik van werknemers maar ook van misbruik van het sociale voorzieningensysteem, en dat dit soort misbruik het draagvlak in de samenleving voor de volledige verwezenlijking van het vrije verkeer van werknemers kan aantasten. Ik proef in de discussie in Europa dat iedereen het vrije verkeer van werknemers steunt, omdat dat iets is waar Europa wel bij vaart, maar dat er tegelijkertijd toenemende zorgen zijn over sommige nadelige gevolgen daarvan. Ik doel dan met name op sociale dumping. In sommige landen is er echter ook sprake van uitkeringstoerisme en het gebruikmaken van sociale voorzieningen.
Ik probeer bilaterale afspraken te maken, maar ik probeer ook op Europees niveau de discussie heel zakelijk te voeren over de nadelen die het vrije verkeer van personen met zich kan brengen, die ervoor kunnen zorgen dat het draagvlak afneemt. Door het op die manier aan te snijden, zijn steeds meer landen bereid om dat gesprek aan te gaan. Als je echter te snel harde en concrete uitspraken doet, dan zie je juist heel veel landen afhaken. Die zijn dan bezorgd dat het vrije verkeer van personen zelf wordt aangetast. Deze aanpak leidt ertoe dat ook een aantal Oost-Europese landen, die zich eigenlijk aangesproken voelen en het gevoel hebben dat wij vooral actie ondernemen tegen hen, aan boord komen en daaraan mee willen doen. Het is wel werk van lange adem. Dat geldt voor alles wat in Europa gebeurt, maar dat geldt in het bijzonder voor dit dossier.
Nederland voldoet dus aan alle verplichtingen. Het College voor de rechten van de mens is bevoegd op alle onderdelen van de ontwerprichtlijn met uitzondering van discriminatie naar nationaliteit bij sociale en fiscale voordelen. Het is nu nog niet duidelijk of het richtlijnvoorstel dit zal verplichten. Daarover zullen we duidelijkheid moeten krijgen in Brussel. Op zichzelf is er dus al vanwege dat college sprake van directe toegang voor iedereen die zich gediscrimineerd voelt, zij het niet op dit specifieke «sub sub»-onderdeeltje. Dat zullen we moeten zien. Als het onderhandelingsresultaat zou nopen tot wijziging van de wetgeving, zal ik zorgen dat dat op tijd gebeurt. Wat er gevraagd wordt, is in inhoudelijk opzicht in ieder geval niet problematisch. Het zijn dus geen nieuwe verplichtingen, het zijn allemaal verplichtingen die al gelden. Er zou hooguit een kleine wijziging in een onderdeel van de toegang tot het college nodig kunnen zijn. Dat weten we nog niet eens zeker.
De VVD-fractie mist in de richtlijn de aanpak van overlast en van de problemen rond huisvesting. Zij mist voorts een concrete aanpak van het misbruik van sociale zekerheid. Ik hoop dat ik met mijn beantwoording heb aangegeven dat dit punt volop op de agenda van het kabinet staat. Wij proberen dat ook op de Europese agenda te plaatsen en in onze bilaterale contacten te benadrukken. Dat kan echter niet in het kader van deze richtlijn, gezien de beperkte reikwijdte ervan. Wij zullen het punt echter zeker maken bij de onderhandelingen. We zullen daar telkens aandacht voor vragen.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen vindt dat het voorstel vaag is op het punt van het aanwijzen van de instantie die de gelijke behandeling op grond van nationaliteit moet bevorderen. Wat is dan de toegevoegde waarde? Het is inderdaad vaag geformuleerd. Ik denk dat dit is gebeurd om landen de ruimte te geven om te kiezen welke vorm ze daaraan geven. Dat hebben wij in Nederland al gedaan bij het aanwijzen van het College voor de rechten van de mens.
Moet er straks heel veel informatie gegeven worden en zal dat geen ongewenste effecten hebben? Ik denk dat het op zichzelf goed is als mensen geïnformeerd worden over hun rechten en plichten. Dat doen we nu ook al. Het feit dat ook andere landen dat gaan doen, is in het belang van Nederland. Dat kan er namelijk toe leiden dat mensen zich er bewust van zijn dat, vanuit werkgeverszijde bezien, iedereen hetzelfde loon moet krijgen, en vanuit werknemerszijde bezien, iedereen dezelfde rechten en plichten heeft. Dat is allemaal in het belang van Nederland, omdat we geen oneerlijke concurrentie willen. Of dat nu is tussen werkgevers die het volgens de regels doen en werkgevers die dat niet doen, of tussen werknemers die normaal betaald krijgen en werknemers die dat niet krijgen. We willen eerlijke concurrentie. Daarbij past het dat men weet wat de rechten en de plichten zijn.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Ik denk dat we ook op dit punt op dezelfde lijn zitten, maar ik hoor toch nog graag even een bevestiging. We zijn gezamenlijk van mening dat Nederland goed zorgt voor die informatievoorziening. Ik wil ook op dit punt voorkomen dat de richtlijn tot nieuwe verplichtingen leidt. Men heeft nogal de neiging om niet alleen het doel maar ook het middel te willen voorschrijven vanuit Europa. Ik zou er toch wel heel erg voor willen waken dat we niet straks allerlei nieuwe bureaucratische verplichtingen over de hoe-vraag van voorlichting en communicatie krijgen.
Minister Asscher: We zorgen inderdaad al voor informatievoorziening in Nederland. Europa schrijft niet voor op welke manier we dat moeten doen. Dat moet ook niet gebeuren. Dat laat onverlet dat we eigenstandig de plicht hebben om te kijken of we het nog kunnen verbeteren. Hoe kun je ervoor zorgen dat mensen hun recht halen, dat die oneerlijke concurrentie, de sociale uitbuiting maar ook het misbruik van voorzieningen adequaat worden aangepakt? Dat is een vraag die we onszelf, geheel los van deze richtlijn, sowieso dienen te stellen. Die stellen we onszelf ook. Dit brengt op zichzelf voor Nederland geen nieuwe verplichting met zich. We doen het immers al. Ook de manier waarop we dat doen, wordt niet voorgeschreven.
Ik heb al in de richting van de heer Van Weyenberg aangegeven wat er mogelijk zou moeten veranderen. Er komt mogelijk een beperkte verandering van de onderwerpen waarover ons College voor de rechten van de mens zich zou kunnen buigen.
De heer Van Weyenberg heeft gevraagd of er niet op Europees niveau afspraken zouden moeten komen rond informatie-uitwisseling, inspectie et cetera. We hebben die discussie al vaker gevoerd. Het is naar mijn mening terecht dat de arbeidsinspectie op nationaal niveau georganiseerd is en blijft. Het vergt immers heel veel kennis van de nationale situatie. Er is ook deels nationale regelgeving die moet worden toegepast.
Ik ben het zeer eens met de heer Van Weyenberg dat er behoefte is aan één platform voor het uitwisselen van informatie. Dat is wel één van die onderwerpen waarvoor het moeilijk is om in Europa steun te vergaren. We wilden graag een beperkte ketenaansprakelijkheid in de handhavingsrichtlijn. Dat is er gedurende het Ierse voorzitterschap niet doorheen gekomen, omdat dat stuit op blokkades van landen die daar anders over denken. Daar was dus geen steun voor, terwijl dat een heel beperkt en reëel voorstel was. Dit doet niets af aan het feit dat ik van plan ben om hiernaar te blijven streven. Het kan efficiënter zijn om dat op één niveau te regelen, en niet 27 bilaterale afspraken te hoeven maken. Ik heb er op zichzelf wel vertrouwen in dat dat besef toeneemt, maar ik waarschuw even voor de haalbaarheid ervan. Dat doet echter niets af aan onze blijvende inzet op dat punt.
Mevrouw Karabulut heeft de pech dat ze als laatste heeft gesproken. Ik heb haar vraag wat er nu verandert, inmiddels al een paar keer beantwoord. Zij heeft voorts gevraagd wat het voorstel betekent voor onze problemen. Dat is beperkt en overzichtelijk. Het maakt het niet slechter, en het kan het hier en daar beter maken door dat gelijke speelveld. Een chauffeur die nu zijn baan verliest, heeft er op zichzelf niets aan. Hij krijgt er niet meer last van, maar hij heeft er niets aan. Op het moment dat er in Europa inderdaad meer aandacht komt voor de nadelige gevolgen van het vrije verkeer van personen, kan het wel in het belang van die chauffeur zijn. De Nederlandse overheid is bijvoorbeeld niet van plan om de cabotageregels verder te versoepelen zolang er niet meer garanties zijn over de gevolgen daarvan in Europa. Dat onderwerp staat echter helemaal los van dit algemeen overleg. De cabotageregels zorgen ervoor dat heel veel nationaal vrachtverkeer gewoon nog door Nederlandse chauffeurs wordt verzorgd. Zou je die regels verder versoepelen, dan kan dat leiden tot een in onze ogen ongewenste uitholling. Deze richtlijn helpt die chauffeur niet, maar hij heeft er ook geen last van.
Het voorstel heeft geen grote impact, omdat er in Nederland geen wetgeving is waarin een onderscheid naar nationaliteit wordt gemaakt.
Voorzitter. Ik vrees dat ik het hierbij moet laten. Er zijn eenvoudigweg niet meer vragen gesteld.
De voorzitter: Ik bedank de minister voor de antwoorden. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn.
De heer Kerstens (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik ben het eens met zijn opmerking dat de richtlijn zover gaat als die nu eenmaal kan gaan, ook in relatie tot de Brusselse mechanismen waar ik op gewezen heb. Ik ben blij met de handelwijze van de minister in Brussel. Hij vermijdt het ideologische drijfzand op dit dossier en zet gewoon praktische stappen. In Brussel zijn het overigens vaak stapjes. Maar ze gaan in ieder geval in de goede richting.
Ik ben blij dat de minister ook vindt dat we, mede in relatie tot de kleine stapjes in Brussel, zelf in ons eigen land een tandje bij moeten zetten. Ik ben ook blij om te horen dat de uitwerking van het actieplan inmiddels goed op stoom begint te komen. Ten slotte zie ik de gemaakte bilaterale afspraken met Bulgarije, Roemenië en Kroatië graag tegemoet.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording. Hij heeft mij een klein beetje gerustgesteld, maar wij zijn toch nog wel erg beducht voor de machinerie waar toch weer van alles bedacht gaat worden, waarvan we de gevolgen nu nog niet kunnen overzien. Ik ben in ieder geval verheugd dat de minister aangeeft dat het niet tot extra verplichtingen voor ons gaat leiden. We vertrouwen erop dat hij daar bovenop zit en direct rapporteert wanneer het wel die kant zou opgaan.
De minister is nog niet ingegaan op één punt. Op pagina 5 van het voorstel staan dingen die we niet direct in de wettekst terug kunnen vinden en waar we wat meer duidelijkheid over willen hebben. De minister is wel ingegaan op de nationaliteitenquota, maar er staan ook teksten in over verschillende arbeidsvoorwaarden voor EU-onderdanen. Ik ga ervan uit dat dit alleen een non-discriminatiebeginsel betreft, maar het is niet echt heel erg expliciet beschreven. Het kan toch niet zo zijn dat we naar EU-arbeidsvoorwaarden gaan? Dat zou helemaal indruisen tegen de Nederlandse opvattingen daarover. Ik kan echter niet helemaal hardmaken dat het ook echt niet zo is. Ik hoor dus toch graag opheldering op dat punt. Hetzelfde geldt voor de teksten over sociale voordelen waarvoor voorwaarden gelden waaraan eigen onderdanen gemakkelijker kunnen voldoen dan andere EU-burgers, bijvoorbeeld de verblijfsvoorwaarden. Ik zie graag een keer een uitwerking op dit punt, zodat ik weet wat daar nu precies mee bedoeld wordt. Dat hoeft niet nu, dat kan ook een volgende keer, bijvoorbeeld in een geannoteerde agenda.
Ik kom te spreken over het behandelvoorbehoud zelf, over de informatievoorziening. Ik heb de vier punten al genoemd die in ieder geval voor ons van groot belang zijn. Ik wil nogmaals onderstrepen dat wij voordat een concept van een gemeenschappelijk standpunt wordt behandeld in de Raad, dus zowel na een eerste als een tweede lezing, dat concept graag met een appreciatie naar de Kamer willen, zodat wij daarnaar kunnen kijken.
De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn antwoorden. Wat mij betreft, zijn excuses voor een vlotte beantwoording van de vragen niet op zijn plaats. Dat lijkt mij de efficiëntie van de vergadering juist ten goede komen.
Ik tegenstelling tot mevrouw Van Nieuwenhuizen ben ik niet zo bezorgd over deze richtlijn. Ik hoefde ook minder gerustgesteld te worden, maar dat heeft misschien wel te maken met het feit dat wij, in tegenstelling tot mevrouw Van Nieuwenhuizen, als sociaalliberalen de zegeningen van Europa iets eerder zien. Ik wil vooral pleiten voor een heel praktische en efficiënte vorm van het betrekken van de Kamer. Ik merk dat er brede overeenstemming is. De richting die het kabinet opgaat, wordt breed gedeeld in de Kamer. Het is niet wereldschokkend en ik proef geen grote, prangende politieke verschillen van inzicht. Ik vind een reguliere rapportage over de stand van zaken in de geannoteerde agenda voldoende. Als er nog iets heel geks of spannends in Europa gebeurt, wat volgens mij niet wordt verwacht, weet de minister ons vast te vinden. Ik wil vooral pleiten voor enige efficiëntie.
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Ik had zelf ook al de inschatting gemaakt dat de chauffeur die zijn baan kwijtraakt vanwege goedkopere arbeidskrachten en de huidige werking van het zogenaamde vrije verkeer, hier niets aan heeft. Mijn vraag was meer of Europa niet moet werken aan een heel andere richtlijn en heel andere afspraken, gegeven de grote problemen die er zijn met schijnconstructies, uitbuiting, huisvesting et cetera om de nationale arbeidsmarkten en daarmee de werknemers meer te beschermen. Die vraag leg ik nogmaals voor aan de minister.
Wat de informatievoorziening betreft, lijkt het me inderdaad prima dat wij periodiek op de hoogte worden gehouden van de voortgang. Als de onderhandelingen en gesprekken een andere kant uitgaan en er sprake is van belangrijke wijzigingen, moeten wij daar tijdig van op de hoogte worden gesteld, zodat we dat nog kunnen bijsturen.
Minister Asscher: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun bijdrage in tweede termijn. De samenvatting van de heer Kerstens dat het allemaal niet zeer spectaculair is, daar kan ik wel in meegaan. Zo vlak voor het reces moeten we soms ook onze zegeningen tellen als een algemeen overleg niet zeer spectaculair blijkt te zijn. Ik zal mijn bijdrage in eerste termijn niet herhalen. Ik zal gewoon mijn toezeggingen nakomen.
Ik ben heel erg blij dat ik mevrouw Van Nieuwenhuizen enigszins heb gerustgesteld. Ik hoop dat ik dat de volgende keer weer helemaal kan doen. Soms is daar gewoon meer tijd voor nodig. Ik ben het met haar eens dat die passage op pagina 5 aan helderheid kan winnen. Het gaat hier om problemen die bij de Commissie gemeld zijn en die zich niet noodzakelijkerwijs in ons land voordoen. Dat moeten we ook zo houden. Mevrouw Van Nieuwenhuizen sprak in dit verband over een verschillende beloning of andere trajecten bij de vakkenvullers van Albert Heijn. Dat is niet wenselijk. Ik zal dit punt in de gaten houden bij het uitwerken van de richtlijn. Als er meer duidelijkheid over is, zal ik daarop ingaan in een geannoteerde agenda.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft aangegeven dat haar fractie informatie wil over vier onderwerpen. Die maak ik tot de mijne. Ik wil daar de praktische werkwijze voor gebruiken die de heer Van Weyenberg en mevrouw Karabulut daarvoor hebben gesuggereerd: het reguliere verkeer. Op het moment dat het een andere kant opgaat in de onderhandelingen, ben ik driedubbel gemotiveerd om eerst met de Kamer te praten. Dat ben ik overigens niet alleen vanwege het voorbehoud dat er ligt.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Om even de puntjes op de i te zetten: mag ik onder het reguliere verkeer de geannoteerde agenda's ter voorbereiding van de Raad verstaan?
Minister Asscher: Ik beschouw het als regulier verkeer dat ik de Kamer een geannoteerde agenda stuur voordat ik naar een Europese Raad afreis. De Kamer is vervolgens in de gelegenheid om die met mij te bespreken. Dat wil ik maar zo houden.
Mevrouw Karabulut heeft gevraagd of er niet een heel andere richtlijn zou moeten komen. Het misschien best goed zijn als er een nieuwe richtlijn zou komen die de nadruk legt op het bestrijden van sociale dumping en uitbuiting. Ik gaf zojuist al aan dat het beperkte onderdeel van de ketenaansprakelijkheid in de bouw in het kader van de handhavingsrichtlijn nog niet gelukt is, terwijl ik daarvoor lobby. We moeten dus een slimme methode hebben om het op een goede manier op de agenda te krijgen. Ik wil geen tijd verliezen voor wat we in Nederland kunnen doen. Ik wil ook geen tijd verliezen in de bilaterale afspraken. Dit najaar gaan we naar Polen om te kijken welke afspraken er te maken zijn. Ik zal intussen werken aan het op de Europese agenda krijgen, bij de Commissie maar ook bij de Raad van ministers van Sociale Zaken, van de negatieve gevolgen van het vrije verkeer van personen, omdat dat een basis biedt om nadere afspraken te maken of bestaande regelgeving te wijzigen. Ik zou het gerust sneller willen, maar dat is lastig. Dat is het kenmerk van een unie waar je vanaf aanstaande maandag met 28 landen in zit. Ik moet het wel slim doen. Daarom kies ik voor een pragmatische aanpak. Ik ben het op zichzelf eens met mevrouw Karabulut dat er voor Nederland nu meer behoefte zou zijn aan richtlijnen die daarop zien, die het bestrijden van de uitbuiting zouden aanpakken, dan aan een richtlijn waarin dingen worden geregeld die we in Nederland al goed geregeld hebben.
De voorzitter: In algemeen overleg werd gesproken over een behandelvoorbehoud ten aanzien van een EU-richtlijn. Wij hebben de volgende afspraken tussen de Kamer en de regering genoteerd.
– Gedurende de onderhandelingen, ook in de raadswerkgroep en Coreper, zal de regering de Kamer schriftelijk op de hoogte houden van bewegingen die gevolgen hebben voor Nederland en de Nederlandse inzet. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren in de geannoteerde agenda's ter voorbereiding van de Raad.
– Die informatie heeft betrekking op het oprichten van structuren of organen voor monitoring en ondersteuning, op artikel 7 over de dialoog met sociale partners, op punten die van invloed zijn op de uitvoerbaarheid en de armslag van lidstaten daarin en op substantiële dan wel politiek gevoelige wijzigingen.
– het concept van een gemeenschappelijk standpunt of een politiek akkoord en de appreciatie ervan zullen tijdig vooraf aan de Kamer worden gezonden.
Ik zie dat iedereen akkoord gaat met de formulering van de afspraken. Deze afspraken zullen worden vastgelegd in de brief van de Kamervoorzitter aan de regering. Dat is de inzet bij de onderhandelingen over de richtlijn.
Ik heb nog een toezegging genoteerd. Deze luidt als volgt.
– De teksten van de samenwerkingsovereenkomsten met Bulgarije en Roemenië worden aan de Kamer gezonden. Kunnen we daar een termijn bij noteren?
Minister Asscher: Dat kan vlot. Het is nu in het Engels opgesteld. Het moet nog even vertaald worden in het Nederlands en in het Bulgaars.
De heer Van Weyenberg (D66): Als het specifiek voor ons vertaald moet worden, zou ik die belastingeuro's liever aan iets anders uitgeven. Dan kan de minister ons de Engelse versie sturen.
De voorzitter: Ik vraag even of dat in de Nederlandse verhoudingen in procedureel opzicht is toegestaan. Ik zie dat dit is toegestaan.
Minister Asscher: Dan kan het voor het reces aan de Kamer worden gezonden.
De voorzitter: Mooi, dat is dus binnen een week.
Ik dank de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering.
Sluiting 15.01 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33635-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.