Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2014
Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op motie Van Laar en Van Dijk (Kamerstuk
33 625, nr. 77) over het continueren van de bilaterale en multilaterale steun aan maatschappelijke
organisaties, het monitoren van deze steun, en het jaarlijks informeren van de Kamer
hierover.
Het kabinet hecht aan een sterke rol van maatschappelijke organisaties. Maatschappelijke
organisaties hebben een belangrijke toegevoegde waarde, bijvoorbeeld als het gaat
om pleiten en beïnvloeden. In de Kamerbrief «Samenwerking met het maatschappelijk
middenveld in een nieuwe context» van 9 oktober jl. lichtte ik deze rol van maatschappelijke
organisaties uitvoerig toe. De kamerbrief beschrijft hoe financieringsbronnen van
maatschappelijke organisaties zijn veranderd. Er zijn bijvoorbeeld nieuwe fondsen
beschikbaar, zoals private charitatieve instellingen (o.a. Gates Foundation) en de
Goede Doelen Loterijen (BankGiro-, Postcode- en VriendenLoterij). Ook zijn er innovatieve
vormen van samenwerking, zoals partnerschappen met bedrijven, die nieuwe financieringsmogelijkheden
bieden.
In navolging van het AIV-advies «Wisselwerking tussen Actoren in Internationale Samenwerking
naar Flexibiliteit en Vertrouwen» (Kamerstuk 33 400 V, nr. 125) van februari 2013 heb ik het kanaaldenken losgelaten. Bij de keuze voor partners
is het beoogde resultaat immers leidend. Dat in 2013 ruim een kwart (26%) van het
totale ODA-budget via maatschappelijke organisaties is besteed, is dan ook een logische
weergave van de belangrijke bijdrage die maatschappelijke organisaties leveren aan
het behalen van resultaten. Daar komt nog bij dat voor de implementatie van fondsen
die via het multilaterale kanaal verlopen ook vaak maatschappelijke organisaties als
uitvoerder wordt gekozen. Het percentage van Nederlandse ODA-middelen dat via maatschappelijke
organisaties wordt besteed is in de praktijk dus hoger dan 26%. Er is geen reden om
aan te nemen dat dit percentage in de toekomst sterk zal afwijken.
Zoals ik heb toegezegd tijdens het AO over maatschappelijke organisaties en ontwikkelingssamenwerking
d.d. 13 november 2013 (Kamerstuk 33 625, nr. 69), zal ik de Kamer jaarlijks vóór de begrotingsbehandeling informeren over de bestede
ODA-middelen per kanaal en de gemaakte keuzes met het oog op resultaten binnen de
beleidsprioriteiten.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen