33 613 EU-voorstel: Verordening aanlegkosten breedbandnetwerken COM (2013) 147

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2017

Ten behoeve van de implementatie van Richtlijn 2014/61/EU van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid (hierna: richtlijn kostenreductie breedband) heb ik onderzoek laten verrichten naar ongebruikte ondergrondse telecominfrastructuur. Hierbij informeer ik uw Kamer over het onderzoek «Ongebruikte telecomkabels en -voorzieningen», dat is uitgevoerd door onderzoeksbureau Kwink1. In deze brief ga ik in op de aanleiding en uitkomsten van het onderzoek, de wijze waarop het kabinet aan deze uitkomsten een gevolg wil geven in het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn kostenreductie breedband en het verdere vervolg.

Aanleiding onderzoek

Op 14 november 2016 (Kamerstuk 33 613, nr. 7) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de implementatie van de richtlijn kostenreductie breedband, en dan met name over de reden waarom de implementatie hiervan is vertraagd. De richtlijn heeft als doel om door het gezamenlijke gebruik van bestaande infrastructuur een efficiënte aanleg van breedbandnetwerken mogelijk te maken om zo de kosten te verminderen. Ongebruikte telecominfrastructuur is hiervoor potentieel geschikt en kan door telecomaanbieders worden gebruikt voor de aanleg van breedbandnetwerken. Het gaat dan vooral om lege mantelbuizen die in het verleden (eind jaren »90) zijn aangelegd door de telecomaanbieders. Deze buizen zijn aangelegd als voorraadcapaciteit, waardoor telecomaanbieders tegen relatief lage kosten hun capaciteit kunnen uitbreiden (doordat veel minder graafwerkzaamheden nodig zijn). De huidige regelgeving verplicht aanbieders er echter toe om kabels die 10 jaar niet worden gebruikt op te ruimen als een grondeigenaar (die moet gedogen dat kabels in/om zijn grond worden aangelegd) daarom verzoekt. Als de grondeigenaar een gemeente, provincie of waterschap is, kan tevens over deze ongebruikte kabels per 1 januari 2018 precario worden geheven. Gezien de hoge kosten van deze precariobelasting zou daardoor druk kunnen ontstaan bij de telecomaanbieders om kabels op te ruimen die nog bruikbaar kunnen zijn voor de aanleg van breedband.

Om goed te kunnen bepalen wat er dient te gebeuren met de huidige opruim- en gedoogplicht voor ongebruikte telecomkabels, is in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu in de periode juli tot en met december vorig jaar een onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek stond de vraag centraal hoe groot de hoeveelheid ongebruikte telecomkabels en -voorzieningen (zoals mantelbuizen) is en of deze ongebruikte telecominfrastructuur in de toekomst nog geschikt en nodig is voor een efficiënte en effectieve uitrol en instandhouding van breedband.

Uitkomsten van het onderzoek

De onderzoekers hebben in totaal 1,6 miljoen kilometer telecomkabels en -voorzieningen geanalyseerd. De gegevens hierover zijn door vijftien telecomaanbieders aangeleverd. Het gaat om de grotere telecomaanbieders die 85% tot 95% van het marktaandeel bestrijken. Deze infrastructuur kan worden onderverdeeld in drie categorieën: circa 400.000 kilometer koper- en coaxkabels, circa 300.000 kilometer lege en met glasvezel gevulde mantelbuizen en ruim 910.000 kilometer huisaansluitingen (van koper, coax of glasvezel).

Uit het onderzoek is gebleken dat met name op de interlokale routes – dat zijn de verbindingen langs de rijks-, provinciale en spoorwegen – ongebruikte koper- en coaxkabels liggen die niet meer technisch geschikt zijn om gebruikt te kunnen worden voor de aanleg van breedband (ongeveer 16% van de interlokale kabels). Uit het onderzoek is verder gebleken dat 35% van de mantelbuizen ongebruikt is. Het grootste deel daarvan is nog technisch geschikt voor de aanleg van breedbandverbindingen in de toekomst. Vanuit de richtlijn kostenreductie breedband gezien is dit een belangrijke categorie, omdat kosten kunnen worden bespaard door inzet van deze voorraad mantelbuizen. Een deel van deze mantelbuizen zal door technologische ontwikkelingen niet meer nodig zijn, omdat steeds meer glasvezel door een buis kan. Dit speelt met name bij mantelbuizen die zijn aangelegd op de interlokale routes. Een ander deel van deze mantelbuizen is echter nog wel nodig. Het gaat dan met name om lege buizen die zijn aangelegd in stedelijke gebieden.

Voorziene oplossing in het wetsvoorstel implementatie richtlijn kostenreductie breedband

Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek heb ik in samenwerking met de Minister van Infrastructuur en Milieu gewerkt aan een oplossing voor de ongebruikte kabels die recht doet aan de verschillende belangen. Het gaat dan om het belang van de telecomaanbieders om onnodig opruimen van kabels te voorkomen en het belang van de grondeigenaar om op enig moment van de telecomaanbieder te kunnen verlangen dat kabels die niet meer worden gebruikt, worden opgeruimd.

De kern van de beoogde oplossing is dat de gedoogplicht voor ongebruikte kabels pas vervalt op het moment dat er een concreet verzoek tot opruimen wordt gedaan, in plaats van door het verloop van een periode van 10 jaar zoals nu is geregeld. Hierdoor wordt de huidige mogelijkheid van gemeenten, provincies en waterschappen ingeperkt om vanaf 1 januari 2018 precario te heffen op ongebruikte telecomkabels die eind jaren »90 als voorraadcapaciteit zijn aangelegd. Met de voorziene wijziging blijft de gedoogplicht gelden totdat er een daadwerkelijk verzoek tot opruimen wordt gedaan. Op deze manier wordt voorkomen dat telecomaanbieders – gelet op de hoge kosten van deze precariobelasting – een afweging moeten maken tussen het betalen van precariobelasting of het opruimen van kabels die nog bruikbaar kunnen zijn voor de aanleg van breedband.

De huidige opruimplicht, die inhoudt dat ongebruikte kabels na 10 jaar en op verzoek van de grondeigenaar moeten worden opgeruimd, blijft gehandhaafd. Om overlast voor omwonenden door graafwerkzaamheden te voorkomen hebben gemeenten aangegeven dat zij alleen om opruiming zullen vragen als de grond reeds open ligt voor andere werkzaamheden. Het is voor de telecomaanbieders efficiënt om telecominfrastructuur die niet meer gebruikt zal worden, op te ruimen in combinatie met andere werkzaamheden. In de praktijk wordt veelal reeds op deze wijze gewerkt. Om deze samenwerking in goede banen te leiden zullen gemeenten en aanbieders bekijken of nadere afspraken kunnen worden gemaakt over het opruimen van kabels.

Vervolg

Deze voorziene oplossing is opgenomen in het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn kostenreductie breedband. Dit wetsvoorstel is inmiddels voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Naar verwachting kan het wetsvoorstel in het tweede kwartaal van dit jaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven