Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33597 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33597 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet gemeenschappelijke regelingen aan te passen in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur, de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, almede diverse andere onderwerpen te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift «§ 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling» komt te luiden:
C
Na «Afdeling 2. Algemene bepalingen» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
D
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Bij de regeling waaraan uitsluitend colleges van burgemeesters en wethouders deelnemen, kan een bedrijfsvoeringsorganisatie worden ingesteld in het geval de regeling uitsluitend wordt getroffen ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemers. De bedrijfsvoeringsorganisatie is rechtspersoon.
2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. In de regeling kunnen bevoegdheden van de besturen van de deelnemende gemeenten worden gemandateerd aan organen en personen werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een van de deelnemende gemeenten, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.
E
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De voor onbepaalde tijd getroffen regeling houdt bepalingen in omtrent wijziging, opheffing, toetreding en de gevolgen van uittreding, met inachtneming van artikel 1.
2. In het tweede en derde lid wordt na «een openbaar lichaam» telkens ingevoegd: of een bedrijfsvoeringsorganisatie.
F
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «eerste of tweede lid» vervangen door: eerste, tweede of derde lid, en wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt aan de tweede volzin, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, de volgende zinsnede toegevoegd: met dien verstande dat niet kan worden bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan kan besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden.
3. In het vierde lid wordt «eerste of tweede lid» vervangen door: eerste, tweede of derde lid, en vervalt «, artikel 79q, eerste lid, van de Provinciewet of artikel 51b, eerste lid, van de Waterschapswet».
G
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «eerste of tweede lid» vervangen door: eerste, tweede of derde lid, en wordt na «een openbaar lichaam» ingevoegd: of een bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien een deelnemer naar het oordeel van het bestuur van een openbaar lichaam of van een bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan de in het eerste lid bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan dat bestuur of orgaan namens en ten laste van de betrokken deelnemer een besluit uitvoeren of doen uitvoeren.
H
Na artikel 11 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
I
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de eerste volzin vervangen door:
Het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld bij een regeling die uitsluitend is getroffen door raden, bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden, met uitzondering van de voorzitter, worden aangewezen. Indien de regeling mede is getroffen door raden, bestaat het algemeen bestuur uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders worden aangewezen.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. Het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld bij een regeling die uitsluitend is getroffen door colleges van burgemeester en wethouders, bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door het college uit zijn midden worden aangewezen. Het tweede tot en met het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
3. Na het negende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld bij een regeling die uitsluitend is getroffen door colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters gezamenlijk, bestaat uit:
a. leden die per deelnemende gemeente door het college uit zijn midden worden aangewezen, waarbij het tweede tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is, en
b. de burgemeesters van de deelnemende gemeenten, waarbij het zevende lid, tweede volzin, en achtste lid van overeenkomstige toepassing zijn.
J
Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De leden van het dagelijks bestuur mogen nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken, tenzij sprake is van een regeling als bedoeld in artikel 13, zevende lid, met minder dan zes deelnemende gemeenten.
K
Na artikel 14 worden een artikel ingevoegd, luidende:
L
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid vervalt het tweede lid.
2. Het tweede lid (nieuw) wordt vernummerd tot eerste lid, onder vernummering van het eerste lid (oud) tot tweede lid.
3. In het derde lid (nieuw) vervalt «het bepaalde in».
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Bij het verstrekken van inlichtingen ingevolge het eerste of het vierde lid, of het afleggen van verantwoording ingevolge het derde of het vierde lid» vervangen door «Bij het verstrekken van inlichtingen ingevolge het eerste of het derde lid, of het afleggen van verantwoording ingevolge het tweede of het derde lid»,.
M
In artikel 17 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
N
In artikel 18 wordt na «wethouders» ingevoegd: alsmede op regelingen die uitsluitend getroffen zijn door colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters gezamenlijk, voor zover het betreft de leden, bedoeld in artikel 13, tiende lid, onder a, met dien verstande dat voor «het algemeen bestuur van het openbaar lichaam» telkens wordt gelezen «het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie».
O
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ingeval de regeling uitsluitend is getroffen door colleges van burgemeester en wethouders is artikel 16, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gemeenteraden respectievelijk een of meer leden van die raden, met dien verstande dat voor «het algemeen bestuur van het openbaar lichaam» telkens wordt gelezen «het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie».
2. In het tweede lid wordt «het bepaalde in het eerste, derde en zesde lid van artikel 16» vervangen door: artikel 16, eerste, tweede en vijfde lid.
3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Ingeval de regeling uitsluitend is getroffen door colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters gezamenlijk, is artikel 16, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van raden respectievelijk een of meer leden van de raden.
P
Na artikel 19 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
3. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
1. Over al hetgeen het openbaar lichaam, de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan betreft dient het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur desgevraagd van bericht en raad.
2. Het dagelijks bestuur, het bestuur onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan doet mededeling van het verzoek en de inhoud daarvan aan de deelnemers.
Q
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede, derde en vierde lid vervalt «het bepaalde in».
R
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «een openbaar lichaam» ingevoegd: of een bedrijfsvoeringsorganisatie, en wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt na «het algemeen bestuur van een openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie, en wordt na «het bestuur van een openbaar lichaam» ingevoegd: of een bedrijfsvoeringsorganisatie.
3. In het derde lid wordt na «het algemeen bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, en wordt «het eerste, tweede en derde lid» vervangen door: het eerste en tweede lid.
S
In artikel 22, tweede lid, wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
T
In artikel 23, vijfde lid, wordt «Het bepaalde in artikel 22 en in het eerste lid van dit artikel is» vervangen door: Artikel 22 en het eerste lid van dit artikel zijn.
V
In artikel 24, eerste lid, wordt «Artikel 94 van de Gemeentewet» vervangen door: Artikel 22 van de Gemeentewet.
W
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Artikel 94 en 139 tot en met 144 van de Gemeentewet en de artikelen 21 en 23, eerste en tweede lid van deze wet» vervangen door: Artikel 22 van de Gemeentewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 32k en 32l van deze wet.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
3. In het derde lid, aanhef en onder c, wordt «politiedwang» vervangen door: bestuursdwang.
4. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Het algemeen bestuur kan besluiten en andere, niet-schriftelijke beslissingen gericht op enig rechtsgevolg van een door hem ingestelde commissie vernietigen. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheid tot schorsing overdragen aan het dagelijks bestuur. Ten aanzien van de vernietiging van niet-schriftelijke beslissingen gericht op enig rechtsgevolg zijn de afdelingen 10.2.2. en 10.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
X
Na artikel 25 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
Y
Artikel 26 komt te luiden:
1. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen dan wel, indien bij de regeling een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan wordt ingesteld, het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin de deelnemende gemeenten zijn gelegen.
2. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dat in alle deelnemende gemeenten verschijnt, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad.
3. De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding, met dien verstande dat bij de toepassing van het eerste en tweede lid voor «het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging» wordt gelezen «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan».
Z
In artikel 28, eerste lid, wordt na «het openbaar bestuur» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
AA
Na artikel 28 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
AB
In artikel 29 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , de bedrijfsvoeringsorganisatie.
AC
Het opschrift «§ 3. Bevoegdheden bij regelingen tussen gemeenten» komt te luiden:
AD
Na «Afdeling 3. Bevoegdheden» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
AE
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Aan het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het eerste lid, onder a, wordt «de belasting, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer» vervangen door: de heffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
3. In het eerste lid, onder b, wordt na «het gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
AF
In artikel 31 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
AG
Na artikel 31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.
AH
Na artikel 32 worden twee paragrafen en een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
Wanneer aan een commissie als bedoeld in artikel 25 bevoegdheden van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur zijn overgedragen en deze commissie een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, voorziet het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur daarin.
1. Wanneer de besturen van de deelnemende gemeenten aan het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan bevoegdheden op grond van een andere wet dan de Gemeentewet hebben overgedragen, en het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen een bij of krachtens die wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel bij of krachtens die wet gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, of anderszins een bij of krachtens die wet gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, besluiten gedeputeerde staten daarin namens het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen te voorzien ten laste van het openbaar lichaam, de bedrijfsvoeringsorganisatie of de deelnemende gemeenten, indien het een gemeenschappelijk orgaan betreft.
2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voeren gedeputeerde staten het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen de gelegenheid heeft alsnog te voorzien in hetgeen het besluit vordert. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat gedeputeerde staten de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kunnen stellen, zorgen zij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.
3. Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens een andere wet dan de Gemeentewet gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geven gedeputeerde staten in het besluit tot indeplaatsstelling aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn uitgevoerd binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Gedeputeerde staten kunnen voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten een verschillende termijn stellen. Indien het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen niet binnen die termijn heeft voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert, voorzien gedeputeerde staten verder in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.
4. Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dat in alle deelnemende gemeenten verschijnt, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen en aan de raden van de deelnemende gemeenten.
1. In overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kan Onze Minister die het aangaat, indien hij van oordeel is dat toepassing van artikel 32b, eerste lid, uit oogpunt van een zwaarwegend algemeen belang gewenst is, gedeputeerde staten verzoeken toepassing te geven aan artikel 32b, eerste lid. Een afschrift van het verzoek wordt gezonden aan het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen, de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten. Indien gedeputeerde staten niet binnen een door Onze Minister die het aangaat gestelde termijn toepassing hebben gegeven aan artikel 32b, eerste lid, gaat de bevoegdheid van artikel 32b, eerste lid, over op Onze Minister die het aangaat.
2. De artikelen 32b, tweede tot en met vierde lid, 32e, 32f en 32h zijn van overeenkomstige toepassing bij toepassing van artikel 32b, eerste lid, door Onze Minister die het aangaat.
1. Ter zake van de in de bijlage bij de Gemeentewet opgenomen wetten worden de bevoegdheden die in de artikelen 32b, 32e, 32f en 32h aan gedeputeerde staten zijn toegekend, in zoverre in afwijking van die artikelen uitgeoefend door Onze Minister die het aangaat.
2. Voorafgaand aan het nemen van een besluit tot indeplaatsstelling, informeert Onze Minister die het aangaat gedeputeerde staten.
1. Bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling beschikken gedeputeerde staten over de bevoegdheden waarover het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen bij of krachtens die wet of bij gemeenschappelijke regeling beschikt.
2. Voor zover het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen, had hij de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zelf uitgeoefend, de kosten van de uitvoering in rekening kan brengen bij derden, heeft hij bij die derden verhaal voor de door gedeputeerde staten ten laste van het openbaar lichaam, de bedrijfsvoeringsorganisatie dan wel, indien het een gemeenschappelijk orgaan betreft, de deelnemende gemeenten gebrachte kosten. Het openbaar lichaam, de bedrijfsvoeringsorganisatie dan wel gemeenschappelijk orgaan kan het bedrag invorderen bij dwangbevel.
Gedeputeerde staten kunnen een besluit tot indeplaatsstelling intrekken, indien het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen voldoende aannemelijk maakt dat hij zonder voorbehoud zal voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert.
Gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister die het aangaat kunnen ambtenaren aanwijzen ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de aan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan bij of krachtens een andere wet dan de Gemeentewet opgedragen taken. Deze ambtenaren beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Indien gedeputeerde staten bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling namens het orgaan waaraan de bevoegdheid is overgedragen een besluit nemen, kan voor de toepassing van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt bij gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten beslissen op het bezwaar.
2. Gedeputeerde staten zijn de verwerende partij inzake een beroep tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid.
3. Het orgaan waaraan een bevoegdheid is overgedragen kan geen beroep instellen tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid.
1. Het orgaan waaraan een bevoegdheid is overgedragen werkt mee met de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister die het aangaat kunnen ter zake van de uitvoering van het besluit aanwijzingen geven. Het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie dan wel, indien het een gemeenschappelijk orgaan betreft, de besturen van de deelnemende gemeenten, stellen op eerste vordering van gedeputeerde staten de voor de uitvoering van het besluit benodigde ambtenaren ter beschikking en verschaffen op eerste vordering van gedeputeerde staten alle informatie die nodig is voor de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling.
2. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister die het aangaat kunnen ambtenaren aanwijzen die ten behoeve van de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. Het orgaan waaraan een bevoegdheid is overgedragen verschaft de aangewezen ambtenaren desgevraagd de faciliteiten die zij nodig hebben.
Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van systematische informatie aan het provinciebestuur of, in het geval artikel 32d, eerste lid, van toepassing is, aan Onze Minister die het aangaat, betreffende de uitvoering door het orgaan waaraan een bevoegdheid is overgedragen van de andere wet dan de Gemeentewet. Bij ministeriële regeling of bij provinciale verordening kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing.
1. Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in de gemeentebladen van de deelnemende gemeenten.
2. De artikelen 139, tweede tot en met vijfde lid, en 141 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
AI
Artikel 33 komt te luiden:
AJ
Na artikel 33 worden drie opschriften van een paragraaf en vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3. De artikelen 32k en 32l zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a;
f. te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
AK
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid, wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt «15 juli» vervangen door: 1 augustus.
AL
Artikel 34a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid, aanhef, wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.
2. In het eerste en tweede lid, onderdeel a, wordt na «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.
AM
Na artikel 34a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
AN
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde en vierde lid wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het vijfde lid wordt «Het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
5. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
AO
Het opschrift «§ 4. Goedkeuring van regelingen» komt te luiden:
AP
Na «Afdeling 4. Schorsing en vernietiging» worden tien artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. Ten aanzien van de vernietiging van een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg zijn de artikelen 37 tot en met 39f alsmede de afdelingen 10.2.2 en 10.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
1. Indien een besluit van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan naar het oordeel van gedeputeerde staten voor vernietiging in aanmerking komt, doen zij daarvan binnen tien dagen nadat het te hunner kennis is gekomen, mededeling aan Onze Minister die het aangaat. Zij geven hiervan tegelijkertijd kennis aan het orgaan dat het besluit nam en aan de deelnemende gemeenten, en zo nodig aan het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast en aan de geadresseerde van het besluit.
2. Het besluit ten aanzien waarvan het eerste lid toepassing heeft gevonden, wordt niet of niet verder uitgevoerd, voordat van Onze Minister die het aangaat de mededeling is ontvangen, dat voor schorsing of vernietiging geen redenen bestaan. Indien het besluit niet binnen vier weken na de dagtekening van de mededeling van gedeputeerde staten is geschorst of vernietigd, wordt het uitgevoerd.
3. In geval de bevoegdheid tot het nemen van een besluit op grond van een andere wet dan de Gemeentewet aan het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan is overgedragen en het besluit in aanmerking komt voor vernietiging wegens strijd met het recht, kunnen gedeputeerde staten mededeling doen dat zij overwegen toepassing te geven aan het eerste lid. De mededeling wordt gedaan aan het orgaan dat het besluit heeft genomen, het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast en de geadresseerde van het besluit. Nadat gedeputeerde staten mededeling hebben gedaan, wordt het besluit niet of niet verder uitgevoerd. Indien niet binnen tien dagen toepassing is gegeven aan het eerste lid, dan wel indien gedeputeerde staten mededelen dat geen toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt het besluit uitgevoerd.
1. Een voordracht tot schorsing wordt gedaan door Onze Minister die het aangaat.
2. Over de voordracht pleegt Onze Minister die het aangaat overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tenzij schorsing onverwijld plaats dient te vinden. In de voordracht wordt het achterwege blijven van overleg gemotiveerd.
In het koninklijk besluit kan voor de duur van de schorsing een voorziening worden getroffen.
Indien een bekend gemaakt besluit niet is vernietigd binnen de tijd waarvoor het is geschorst, wordt hiervan door het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan openbaar kennis gegeven.
1. De voordracht tot vernietiging wordt gedaan door of mede door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2. Artikel 17, derde lid, van de Wet op de Raad van State is niet van toepassing.
1. In het koninklijk besluit kan een voorziening worden getroffen voor de periode tussen de inwerkingtreding en het tijdstip dat het op grond van artikel 39e genomen besluit in werking is getreden.
2. Indien, gelet op het koninklijk besluit, het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan bij de toepassing van artikel 39e niet over beleidsvrijheid beschikt, kan het koninklijk besluit bepalen dat het in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
3. In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat ter zake van het vernietigde besluit geen nieuw besluit wordt genomen.
4. In het koninklijk besluit kan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan een aanwijzing worden gegeven over de uitvoering van het koninklijk besluit. De artikelen 32b tot en met 32j zijn van overeenkomstige toepassing ingeval de aanwijzing niet wordt opgevolgd.
5. Indien het koninklijk besluit betrekking heeft op de vernietiging van een algemeen verbindend voorschrift of een ander besluit van algemene strekking, kan worden bepaald dat de vernietiging tevens betrekking heeft op besluiten die zijn genomen op grond van of ter uitvoering van het algemeen verbindend voorschrift of het andere besluit van algemene strekking.
Het koninklijk besluit tot schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing of tot vernietiging wordt in het Staatsblad geplaatst.
1. Het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan neemt opnieuw een besluit omtrent het onderwerp van het vernietigde besluit, waarbij met het koninklijk besluit wordt rekening gehouden, tenzij in het koninklijk besluit toepassing is gegeven aan artikel 39c, tweede of derde lid.
2. In het koninklijk besluit kan een termijn worden gesteld waarbinnen toepassing wordt gegeven aan het eerste lid. De artikelen 32b tot en met 32j zijn van overeenkomstige toepassing ingeval niet binnen de termijn toepassingen is gegeven aan het eerste lid.
AQ
Het opschrift «§ 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling» komt te luiden:
AS
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «artikelen 8 tot en met 27» vervangen door: artikelen 8 tot en met 25 en 27.
2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel a tot onderdeel b en van de onderdelen b (oud) tot en met j tot de onderdelen d tot en met l, een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 79q, eerste lid, van de Provinciewet;
3. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt «artikel 16, zesde lid» vervangen door: artikel 16, vijfde lid.
4. Na het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. bij de toepassing van artikel 19b voor «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur» wordt gelezen: Onze Ministers;
5. In het eerste lid, onderdeel d (nieuw) wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6. In het eerste lid, onderdeel e (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
7. In het eerste lid, onderdeel g (nieuw) wordt «artikel 94» vervangen door artikel 22, en wordt «artikel 92» vervangen door: artikel 22.
8. In het eerste lid, onderdeel i (nieuw) wordt «artikelen 94 en 139 tot en met 144 van de Gemeentewet» vervangen door artikel 22 van de Gemeentewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid. 32k en 32l van deze wet, en wordt «artikelen 92 en 136 tot en met 140 van de Provinciewet» vervangen door: artikel 22 van de Provinciewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 45c en 45d van deze wet.
9. In het eerste lid, onderdeel j (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
10. Onderdeel k (nieuw) van het eerste lid vervalt, onder verlettering van onderdeel l tot onderdeel k.
11. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
AT
Artikel 42 komt te luiden:
1. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen dan wel, indien bij de regeling een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan wordt ingesteld, het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de deelnemende provincies.
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dat in alle deelnemende provincies verschijnt, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad.
3. De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
4. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding, met dien verstande dat bij de toepassing van het eerste en tweede lid voor «het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging» wordt gelezen «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan».
AU
Het opschrift «§ 3. Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen» komt te luiden:
AV
Na «Afdeling 3. Bevoegdheden» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
AW
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Aan het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «het gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
3. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
AX
In artikel 44 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
AY
Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten van de deelnemende provincies een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.
AZ
Na artikel 45 worden twee paragrafen en een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. De artikelen 32a, 32b en 32e tot met 32i zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. voor «gedeputeerde staten» wordt gelezen «Onze Minister die het aangaat»;
b. voor «de Gemeentewet» wordt gelezen «de Provinciewet»;
c. voor «de deelnemende gemeenten» wordt gelezen «de deelnemende provincies»;
d. voor «de raden van de deelnemende gemeenten» wordt gelezen «provinciale staten van de deelnemende provincies»;
e. voor «Gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister die het aangaat kunnen» wordt gelezen «Onze Minister die het aangaat kan».
2. Indien meer dan één van Onze Ministers overwegen ten aanzien van hetzelfde openbaar lichaam dan wel gemeenschappelijk orgaan in met elkaar samenhangende beslissingen, handelingen of resultaten toepassing te geven aan artikel 32b, eerste lid, kunnen zij hun bevoegdheden op grond van dit artikel aan een van hen overdragen.
Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van systematische informatie aan Onze Minister die het aangaat, betreffende de uitvoering door het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan van de andere wet dan de Provinciewet. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing.
1. Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in de provinciale bladen van de deelnemende provincies.
2. De artikelen 136, tweede tot en met vijfde lid, en 138 tot en met 140 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
BA
Artikel 46 komt te luiden:
BB
Na artikel 46 worden drie opschriften van een paragraaf en vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 47;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3. De artikelen 45c en 45d zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 44a;
f. te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
BC
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid, wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt «15 juli» vervangen door: 1 augustus.
3. In het tweede en vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
BD
Artikel 47a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid, aanhef, wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.
2. In het eerste en tweede lid, onderdeel a, wordt na «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of het bestuur de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.
BE
Na artikel 47a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan provinciale staten van de deelnemende provincies.
BF
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan provinciale staten van de deelnemende provincies.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde en vierde lid wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5. In het vijfde lid wordt «Het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
6. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
BG
Na artikel 48 worden een afdeling ingevoegd, luidende:
Op een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan zijn de artikelen 36 en 38 tot en met 39f van toepassing, met dien verstande dat:
a. bij de toepassing van artikel 36, tweede lid, voor «de artikelen 37 tot en met 39f» wordt gelezen: de artikelen 38 tot en met 39f;
b. bij de toepassing van artikel 39c, vierde lid, voor «de artikelen 32b tot en met 32j» wordt gelezen: de artikelen 45a en 45b;
c. bij de toepassing van artikel 39e, tweede lid, voor «De artikelen 32b tot en met 32j» wordt gelezen: De artikelen 45a en 45b.
BH
Het opschrift «§ 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling» komt te luiden:
BJ
Artikel 50a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot b tot en met e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 51b, eerste lid, van de Waterschapswet;
2. In onderdeel b (nieuw) wordt «artikel 16, zesde lid» vervangen door: artikel 16, vijfde lid.
3. In onderdeel c (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
BK
Het opschrift «§ 3. Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen» komt te luiden:
BL
Na «Afdeling 3. Bevoegdheden» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
BM
Artikel 50b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Aan het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het eerste lid, onder a, vervalt «(Stb. 1991, 444) alsmede de bijdragen bedoeld in artikel 113, tweede lid, van de Waterschapswet».
3. In het eerste lid, onder b, wordt na «het gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
BN
In artikel 50c wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
BO
Na artikel 50c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de algemene besturen van de deelnemende waterschappen een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.
BP
Na artikel 50d worden twee paragrafen en een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Wanneer het algemeen bestuur van het openbaar lichaam de door een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening gevorderde beslissingen niet of niet naar behoren neemt, voorziet het dagelijks bestuur daarin.
2. Wanneer het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan de gevorderde beslissingen niet of niet naar behoren neemt, voorzien gedeputeerde staten daarin namens dat bestuur of orgaan en ten laste van het openbaar lichaam respectievelijk de bedrijfsvoeringsorganisatie of de deelnemende waterschappen, indien het een gemeenschappelijk orgaan betreft.
3. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, vindt het tweede lid geen toepassing dan nadat het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan in de gelegenheid is gesteld binnen een door gedeputeerde staten gestelde termijn alsnog de gevorderde besluiten te nemen.
1. Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in de waterschapsbladen van de deelnemende waterschappen.
2. De artikelen 73, tweede tot en met vijfde lid, en 73b tot en met 76 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
BQ
Artikel 50e komt te luiden:
BR
Na artikel 50e worden drie opschriften van een paragraaf en vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 50f;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 50b, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3. De artikelen 50db en 50dc zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren.
2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
BS
In artikel 50f, eerste tot en met vierde lid, wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
BT
Na artikel 50f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
BU
Artikel 50g wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde en vierde lid wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het vijfde lid wordt «Het bepaalde in het eerste, het derde en het vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
5. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De artikelen 98 tot en met 109c van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
BV
Het opschrift «§ 4. Goedkeuring van regelingen» komt te luiden:
BW
De artikelen 50h tot en met 50k komen te luiden:
1. Een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan kan door gedeputeerde staten worden vernietigd.
2. Ten aanzien van de vernietiging van een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg zijn de afdelingen 10.2.2 en 10.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Indien een bekendgemaakt besluit is vernietigd of indien het niet is vernietigd binnen de tijd waarvoor het is geschorst, wordt hiervan door het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan openbaar kennis gegeven. Artikel 50db is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de terinzagelegging geschiedt voor de tijd van vier weken.
BX
Het opschrift «§ 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling» komt te luiden:
BZ
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef wordt «artikelen 8 tot en met 27» vervangen door: artikelen 8 tot en met 25 en 27.
2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel a tot onderdeel b en van de onderdelen b (oud) tot en met j tot de onderdelen d tot en met l, een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet of artikel 79q, eerste lid, van de Provinciewet;
3. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt «artikel 16, zesde lid» vervangen door: artikel 16, vijfde lid.
4. Na het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. bij de toepassing van artikel 19b voor «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur» wordt gelezen: Onze Ministers;
5. In het eerste lid, onderdeel d (nieuw) wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6. In het eerste lid, onderdeel e (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
7. In het eerste lid, onderdeel g (nieuw) wordt «artikel 94» vervangen door artikel 22, en wordt «artikel 92» vervangen door: artikel 22.
8. In het eerste lid, onderdeel i (nieuw) wordt «artikelen 94 en 139 tot en met 144 van de Gemeentewet» vervangen door artikel 22 van de Gemeentewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 32k en 32l van deze wet, en wordt «artikelen 92 en 136 tot en met 140 van de Provinciewet» vervangen door: artikel 22 van de Provinciewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 45c en 45d van deze wet.
9. In het eerste lid, onderdeel j (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
10. Onderdeel k (nieuw) van het eerste lid vervalt, onder verlettering van onderdeel l tot onderdeel k.
11. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
CA
Artikel 53 komt te luiden:
1. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen dan wel, indien bij de regeling een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan wordt ingesteld, het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de deelnemende provincie of provincies en van de provincie of provincies waarin de deelnemende gemeenten zijn gelegen.
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten en provincies bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dat in alle deelnemende gemeenten en provincies verschijnt, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad.
3. De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
4. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding, met dien verstande dat bij de toepassing van het eerste en tweede lid voor «het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging» wordt gelezen «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan».
CB
Het opschrift «§ 3. Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen» komt te luiden:
CC
Na «Afdeling 3. Bevoegdheden» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
CD
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Aan het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het eerste lid, onder b, wordt na «het gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
3. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
CE
In artikel 55 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie,
CF
Na artikel 55 worden een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
CG
Na artikel 56 worden twee paragrafen en een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 45a en 45b van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 32a tot en met 32j van toepassing.
1. Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in het provinciale blad van de deelnemende provincie of provincies en het gemeenteblad van de deelnemende gemeente of gemeenten.
2. De artikelen 136, tweede tot en met vijfde lid, en 138 tot en met 140 van de Provinciewet en de artikelen 139, tweede tot en met vijfde lid, en 141 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
CH
Artikel 57 komt te luiden:
CI
Na artikel 57 worden drie opschriften van een paragraaf en vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 58;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3. Artikel 56b is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a;
f. te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
CJ
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid, wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt «15 juli» vervangen door: 1 augustus.
3. In het tweede en vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
CK
Artikel 58a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid, aanhef, wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.
2. In het eerste en tweede lid, onderdeel a, wordt na «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan.
CL
Na artikel 58a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten van de deelnemende provincies.
CM
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten van de deelnemende provincies.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde en vierde lid wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5. In het vijfde lid wordt «Het bepaalde inhet eerste, derde en vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
6. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
CN
Na artikel 59 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, is daarop artikel 49 van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 36 tot en met 39f van toepassing.
CO
Het opschrift «§ 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling» komt te luiden:
CQ
Artikel 62 komt te luiden:
De artikelen 8 tot en met 25 en 27 tot en met 29 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet of artikel 51b, eerste lid, van de Waterschapswet;
b. bij de toepassing van artikel 16, vijfde lid, voor «artikel 25 van de Gemeentewet» wordt gelezen: het bepaalde voor het orgaan dat het lid heeft aangewezen.
CR
Na artikel 62 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen dan wel, indien bij de regeling een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan wordt ingesteld, het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin de deelnemende gemeenten en waterschappen zijn gelegen.
2. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dat in alle deelnemende gemeenten en waterschappen verschijnt, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad.
3. De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
4. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding, met dien verstande dat bij de toepassing van het eerste en tweede lid voor «het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging» wordt gelezen «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan».
CS
Het opschrift «§ 3. Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen» komt te luiden:
CT
Na «Afdeling 3. Bevoegdheden» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
CU
Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Aan het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het eerste lid, onder a, vervalt «nieuwe» en wordt na «de rechten, bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b van de Gemeentewet» toegevoegd: en in artikel 115 van de Waterschapswet.
3. In het eerste lid, onder b, wordt na «het gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
CV
In artikel 64 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
CW
Na artikel 64 worden een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsorganisatie te brengen.
CX
In artikel 65 wordt na «hoofdstuk XV van de Gemeentewet» ingevoegd: en die bedoeld in hoofdstuk XVIII van de Waterschapswet.
CY
Na artikel 65 worden twee paragrafen en een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 32a tot en met 32j van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is daarop artikel 50da van toepassing.
1. Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in het gemeenteblad van de deelnemende gemeente of gemeenten en het waterschapsblad van het deelnemende waterschap of waterschappen.
2. De artikelen 139, tweede tot en met vijfde lid, en 141 tot en met 144 van de Gemeentewet en de artikelen 73, tweede tot en met vijfde lid, en 73b tot en met 76 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
CZ
Artikel 66 komt te luiden:
DA
Na artikel 66 worden drie opschriften van een paragraaf en vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 67;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 63, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3. Artikel 65b is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam mede door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, is artikel 33b van toepassing op het dagelijks bestuur.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is artikel 50eb van toepassing op het dagelijks bestuur.
DB
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid, wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt «15 juli» vervangen door: 1 augustus.
DC
Na artikel 67 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
DD
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde en vierde lid wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het vijfde lid wordt «Het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
5. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
DE
Na artikel 68 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 36 tot en met 39f van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 50h tot en met 50k van toepassing.
DF
Het opschrift «§ 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling» komt te luiden:
DH
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef wordt «artikelen 8 tot en met 27» vervangen door: artikelen 8 tot en met 25 en 27.
2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel a tot onderdeel b en van de onderdelen b (oud) tot en met j tot de onderdelen d tot en met l, een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 79q, eerste lid, van de Provinciewet of artikel 51b, eerste lid, van de Waterschapswet;
3. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt «artikel 16, zesde lid» vervangen door: artikel 16, vijfde lid.
4. Na het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. bij de toepassing van artikel 19b voor «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur» wordt gelezen: Onze Ministers;
5. In het eerste lid, onderdeel d (nieuw) wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6. In het eerste lid, onderdeel e (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
7. In het eerste lid, onderdeel g (nieuw) wordt «artikel 94» vervangen door artikel 22, en wordt «artikel 92» vervangen door: artikel 22.
8. In het eerste lid, onderdeel i (nieuw) wordt «artikelen 94 en 139 tot en met 144 van de Gemeentewet» vervangen door artikel 22 van de Gemeentewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 32k en 32l van deze wet, en wordt «artikelen 92 en 136 tot en met 140 van de Provinciewet» vervangen door: artikel 22 van de Provinciewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 45c en 45d van deze wet.
9. In het eerste lid, onderdeel j (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
10. Onderdeel k (nieuw) van het eerste lid vervalt, onder verlettering van onderdeel l tot onderdeel k.
11. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
DI
Artikel 75 komt te luiden:
1. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen dan wel, indien bij de regeling een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan wordt ingesteld, het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de deelnemende provincie of provincies en van de provincie of provincies waarin de deelnemende gemeenten en waterschappen zijn gelegen.
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten, provincies en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dat in alle deelnemende gemeenten, provincies en waterschappen verschijnt, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad.
3. De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
4. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, met uitzondering van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 76a, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding, met dien verstande dat bij de toepassing van het eerste en tweede lid voor «het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging» wordt gelezen «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan».
DJ
Het opschrift «§ 3. Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen» komt te luiden:
DK
Na «Afdeling 3. Bevoegdheden» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
DL
Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Aan het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:
a. aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid kan worden overgedragen andere belastingen te heffen dan de belasting, bedoeld in artikel 222c van de Provinciewet, de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet, de rechten, bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, van de Gemeentewet, artikel 223 van de Provinciewet en artikel 115 van de Waterschapswet en de rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt.
3. In het eerste lid, onder b, wordt na «het gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
DM
In artikel 77 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
DN
Na artikel 77 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten, provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.
DO
In artikel 78 wordt na «hoofdstuk XV van de Provinciewet» ingevoegd: en hoofdstuk XVIII van de Waterschapswet.
DP
Na artikel 78 worden twee paragrafen en een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 45a en 45b van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 32a tot en met 32j van toepassing.
3. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is daarop artikel 50da van toepassing.
1. Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in het provinciale blad van de deelnemende provincie of provincies, het gemeenteblad van de deelnemende gemeente of gemeenten en het waterschapsblad van het deelnemende waterschap of waterschappen.
2. De artikelen 136, tweede tot en met vijfde lid, en 138 tot en met 140 van de Provinciewet, de artikelen 139, tweede tot en met vijfde lid, en 141 tot en met 144 van de Gemeentewet en de artikelen 73, tweede tot en met vijfde lid, en 73b tot en met 76 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
DQ
Artikel 79 komt te luiden:
DR
Na artikel 79 worden drie opschriften van een paragraaf en vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 80;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 76, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3. Artikel 78b is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam mede door de besturen van de deelnemende provincies of uitsluitend door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, is artikel 33b van toepassing op het dagelijks bestuur.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is artikel 50eb van toepassing op het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.
DS
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid, wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt «15 juli» vervangen door: 1 augustus.
3. In het tweede en vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
DT
Na artikel 80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten, aan provinciale staten van de deelnemende provincies en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
DU
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten, aan provinciale staten van de deelnemende provincies en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde en vierde lid wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5. In het vijfde lid wordt «Het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
6. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
DV
Na artikel 81 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, is daarop artikel 49 van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende gemeenten zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 36 tot en met 39f van toepassing.
3. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 50h tot en met 50k van toepassing.
DW
Het opschrift «§ 1. Bevoegdheid tot het treffen van een regeling» komt te luiden:
DY
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef wordt «artikelen 8 tot en met 27» vervangen door: artikelen 8 tot en met 25 en 27.
2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel a tot onderdeel b en van de onderdelen b (oud) tot en met j tot de onderdelen d tot en met l, een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. bij de toepassing van artikel 10, vierde lid, voor «artikel 81p, eerste lid, van de Gemeentewet» wordt gelezen: artikel 79q, eerste lid, van de Provinciewet of artikel 51b, eerste lid, van de Waterschapswet;
3. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt «artikel 16, zesde lid» vervangen door: artikel 16, vijfde lid.
4. Na het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. bij de toepassing van artikel 19b voor «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur» wordt gelezen: Onze Ministers;
5. In het eerste lid, onderdeel d (nieuw) wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6. In het eerste lid, onderdeel e (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
7. In het eerste lid, onderdeel g (nieuw) wordt «artikel 94» vervangen door artikel 22, en wordt «artikel 92» vervangen door: artikel 22.
8. In het eerste lid, onderdeel i (nieuw) wordt «artikelen 94 en 139 tot en met 144 van de Gemeentewet» vervangen door artikel 22 van de Gemeentewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 32k en 32l van deze wet, en wordt «artikelen 92 en 136 tot en met 140 van de Provinciewet» vervangen door: artikel 22 van de Provinciewet en de artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 45c en 45d van deze wet.
9. In het eerste lid, onderdeel j (nieuw) wordt «artikel 21, vijfde lid» vervangen door: artikel 21, vierde lid.
10. Onderdeel k (nieuw) van het eerste lid vervalt, onder verlettering van onderdeel l tot onderdeel k.
11. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
DZ
Artikel 85 komt te luiden:
1. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen dan wel, indien bij de regeling een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan wordt ingesteld, het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de deelnemende provincie of provincies en aan de provincie of de provincies waarin de deelnemende waterschappen zijn gelegen.
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad dat in alle deelnemende provincies en waterschappen verschijnt, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad.
3. De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
4. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, met uitzondering van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 86a, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding, met dien verstande dat bij de toepassing van het eerste en tweede lid voor «het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging» wordt gelezen «het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan».
EA
Het opschrift «§ 3. Bevoegdheden van openbare lichamen en gemeenschappelijke organen» komt te luiden:
EB
Na «Afdeling 3. Bevoegdheden» wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
EC
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Aan het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:
a. aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid kan worden overgedragen andere belastingen te heffen dan de belasting, bedoeld in artikel 222c van de Provinciewet, de rechten, bedoeld in artikel 223 van de Provinciewet en artikel 115 van de Waterschapswet en de rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt.
2. In het eerste lid, onder b, wordt na «het gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
3. In het tweede lid vervalt «het bepaalde in».
ED
In artikel 87 wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: of de bedrijfsvoeringsorganisatie.
EE
Na artikel 87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen.
EF
In artikel 88 wordt na «hoofdstuk XV van de Provinciewet» ingevoegd: en die bedoeld in hoofdstuk XVIII van de Waterschapswet.
EG
Na artikel 88 worden twee paragrafen en een opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 45a en 45b van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is daarop artikel 50da van toepassing.
1. Besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zijn bekendgemaakt in het provinciale blad van de deelnemende provincie of provincies en het waterschapsblad van het deelnemende waterschap of waterschappen.
2. De artikelen 136, tweede tot en met vijfde lid, en 138 tot en met 140 van de Provinciewet en de artikelen 73, tweede tot en met vijfde lid, en 73b tot en met 76 van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De teksten van besluiten van het bestuur van het openbaar lichaam die algemeen verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.
2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels stellen over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van toepassing is.
EH
Artikel 89 komt te luiden:
EI
Na artikel 89 worden drie opschriften van een paragraaf en vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 90;
b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 86, eerste lid, onder a;
c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
3. Artikel 88b is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het algemeen bestuur beperkingen stellen aan de uitoefening van de overgedragen bevoegdheid.
5. Ten aanzien van de bevoegdheden die met toepassing van het eerste lid zijn overgedragen, zijn de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld met betrekking tot de uitoefening daarvan en het toezicht daarop van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, is artikel 46b van toepassing op het dagelijks bestuur.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, is artikel 50eb van toepassing op het dagelijks bestuur.
EJ
Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid, wordt na «het openbaar lichaam» telkens ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In het tweede lid wordt «15 juli» vervangen door: 1 augustus.
3. In het tweede en vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
EK
Na artikel 90 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan provinciale staten van de deelnemende provincies en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
EL
Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan provinciale staten van de deelnemende provincies en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. In het derde en vierde lid wordt na «het openbaar lichaam» ingevoegd: , het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
4. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5. In het vijfde lid wordt «Het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
6. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
EM
Na artikel 91 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Indien de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan mede door de besturen van de deelnemende provincies zijn overgedragen, is daarop artikel 49 van toepassing.
2. Voor zover de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan uitsluitend door de besturen van de deelnemende waterschappen zijn overgedragen, zijn daarop de artikelen 50h tot en met 50k van toepassing.
EN
In artikel 95 wordt «Het bepaalde in de hoofdstukken I tot en met VII is» vervangen door: de hoofdstukken I tot en met VII zijn.
EO
In artikel 102, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
EP
In artikel 103c, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
EQ
In artikel 103e vervalt «het bepaalde in».
ER
Artikel 112, tweede lid, komt te luiden:
2. De artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, 25, derde tot en met achtste lid, 32k en 32l van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing.
ES
In artikel 127, tweede en derde lid, en artikel 130, tweede lid, vervalt «het bepaalde in».
ET
In artikel 135, vijfde lid, wordt «Het bepaalde in het eerste, derde en vierde lid is mede» vervangen door: Het eerste, derde en vierde lid zijn.
EU
Artikel 136 vervalt.
EV
In artikel 139, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In artikel 184, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: , bedrijfsvoeringsorganisaties.
In artikel 185, eerste lid, van de Provinciewet wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: , bedrijfsvoeringsorganisaties.
In artikel 3, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt na «waarin de desbetreffende gemeente deelneemt» ingevoegd: of van het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie.
In artikel 1a, eerste lid, onder b, en artikel 1b, eerste lid, van de Wet nationale ombudsman wordt na «artikel 10, vierde lid,» ingevoegd: artikel 41, eerste lid, onder i, artikel 50a, eerste lid, onder e, artikel 52, eerste lid, onder i, artikel 62, onder a, artikel 74, eerste lid, onder i, en artikel 84, eerste lid, onder i,.
In artikel 2, vierde lid, van de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten wordt «en van de artikelen 124 en 124a en hoofdstuk XVII van de Gemeentewet» vervangen door: , van de artikelen 124 en 124a en hoofdstuk XVII van de Gemeentewet en van de artikelen 32b, 32c, 36 tot en met 39f, 45a, 49, 56a, 60, 65a, eerste lid, 69, eerste lid, 78a, eerste en tweede lid, 82, eerste en tweede lid, 88a, eerste lid en 92, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8:7, eerste lid, wordt na «gemeenschappelijk orgaan» ingevoegd: , een bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie.
B
In bijlage 1 wordt de zinsnede met betrekking tot de Wet gemeenschappelijke regelingen als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.
2. Onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel e worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
b. een besluit tot indeplaatsstelling als bedoeld in artikel 32b, eerste lid, 45a en 50da.
c. de artikelen 37, eerste lid, en 50h, eerste lid.
C
In artikel 1 van bijlage 2 wordt na de zinsnede met betrekking tot de Wet bodembescherming een zinsnede ingevoegd, luidende:
Wet gemeenschappelijke regelingen:
a. artikel 32b, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van het openbaar lichaam, onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan.
b. artikel 32c, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning.
D
In artikel 2 van bijlage 2 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet gemeenschappelijke regelingen na «de artikelen» ingevoegd:
32b, voor zover het beroep wordt ingesteld door het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan, 32c, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning, 37, eerste lid, 50h, eerste lid,.
Op een regeling die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet bepaalt dat het bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan kan besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden, blijft artikel 10, tweede lid, tweede volzin, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, tot uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van toepassing.
Op een algemeen bestuur dat op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet niet voldoet aan artikel 13, eerste lid, eerste en tweede volzin, zoals dat luidt na inwerkingtreding van artikel I, onder I, blijft artikel 13, eerste lid, eerste volzin, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdel I, tot uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van toepassing.
Een algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld bij een regeling die uitsluitend is getroffen door colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters gezamenlijk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet niet bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door het college uit zijn midden worden aangewezen en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten, dient uiterlijk per 1 januari van het jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet met artikel 13, tiende lid, in overeenstemming te zijn gebracht.
Op een dagelijks bestuur dat op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel J, van deze wet bestaat uit leden die de meerderheid van het algemeen bestuur vormen, blijft artikel 14, eerste lid, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel J, tot uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges, en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33597-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.