33 567 Oprichting Stichting Antonie van Leeuwenhoek-terrein (Stichting AL-terrein)

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 oktober 2015

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de lijst van vragen en antwoorden van 30 juni 2015 inzake informatie over ontwikkeling Sproncklaboratorium (Kamerstuk 33 567, nr. 5).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 oktober 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Teunissen

Vraag 1

Hoe gaat u er voor zorgen dat de beantwoording van vragen die geen extra uitzoektijd nodig hebben voortaan wel zo snel mogelijk naar de Kamer wordt gestuurd zonder daarbij te wachten op antwoorden waarvoor wel extra uitzoektijd nodig is? Hoe gaat u de informatievoorziening naar de Kamer versnellen?

Zoals ik in mijn brief (Kamerstuk 33 567, nr. 3) heb aangegeven moeten in een vergelijkbare situatie de vragen die nader uitzoekwerk vergen worden nagestuurd en de overige vragen zo snel mogelijk worden beantwoord zodat de Kamer hier tijdig over kan beschikken.

Vraag 2

Welke onomkeerbare stappen zijn genomen in de periode dat de Kamer onnodig lang wachtte op beantwoording van vragen die geen extra uitzoektijd nodig hadden, en zich geen oordeel kon vormen over de gang van zaken?

Er zijn in deze periode geen onomkeerbare stappen gezet.

Vraag 3

In hoeverre klopt het dat de heroverweging om te stoppen met de afbouw minder uitging van de noodzakelijkheid van een BSL-4 laboratorium en meer van logistieke zaken? Had in eerder stadium voorzien kunnen worden dat moleculaire en serologische ontwikkelingen een BSL-4 lab minder noodzakelijk zouden maken?

Nee, dit klopt niet. In mijn brief van 30 juni 2015 (Kamerstuk 33 567, nr. 5) heb ik reeds toegelicht dat de ontwikkelingen rond het Antonie van Leeuwenhoek terrein, zoals het vertrek van het RIVM naar het Utrecht Science Park, de verkoop van het Antonie van Leeuwenhoekterrein en het feit dat het BSL-4 laboratorium nog niet was afgebouwd, aanleiding waren voor een heroverweging van het project. Zeker nadat in begin 2012 duidelijk werd dat de afbouw nog een forse investering vergde. In deze heroverweging bleek de beoogde capaciteit in Nederland niet noodzakelijk te zijn mede door de bouw van vergelijkbare voorzieningen in de omringende landen. Daarom heb ik in overleg met de Minister voor Wonen en Rijksdienst besloten om de afbouw van het BSL-4 laboratorium stop te zetten.

De ontwikkeling van nieuwe diagnostische mogelijkheden is een gradueel proces; daarin is niet één moment te markeren. In de loop van 10 jaar is de noodzaak voor het hebben van een BSL-4 laboratorium voor diagnostische doeleinden steeds verder afgenomen.

Vraag 4

Is het Sproncklaboratorium ooit in gebruik genomen toen het nog eigendom van de overheid was?

Nee.

Vraag 5

Hoeveel zijn de totale kosten van de rijksoverheid geweest voor de bouw van het Sproncklaboratorium?

Antwoord op vraag 5:

De totale investeringskosten van de faciliteit tot en met 2013 bedragen € 29,3 miljoen. Er zijn sinds die tijd geen kosten voor de faciliteit vanuit de Staat meer bij gekomen.

Vraag 6

Hoe wordt er voor gezorgd dat leerpunten voor toekomstige soortgelijke projecten worden geborgd? Hoe vindt de interdepartementele kennisuitwisseling plaats?

Met betrekking tot nieuwe huisvesting RIVM en aCBG is een gatewayreview uitgevoerd en zijn de adviezen uit deze gatewayreview overgenomen.

De ervaringen uit de projecten worden tijdens «kennisdelings bijeenkomsten» intercollegiaal gedeeld met de projectmanagers van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Interdepartementale kennisuitwisseling over projecten vindt onder andere plaats via Neerlands Diep een organisatie voor kennisuitwisseling en training gericht op grote bouw- en infrastructuurprojecten van de (semi)overheid. Hierin participeren Rijkswaterstaat, Prorail, het Rijksvastgoedbedrijf, de Waterschappen, Tennet en de 4 grote gemeenten. Interdepartementale kennisuitwisseling vindt ook plaats in projecten waarbij bijvoorbeeld medewerkers van een departement opgeleid worden voor de beoordeling van producten in de aanbestedingsfase.

Vraag 7

Kunt u een overzicht geven van landen binnen Europa waar op dit moment BSL-4 laboratoria in aanbouw zijn? Is een totaal van 13 à 14 BSL-4 laboratoria in Europa voldoende bij het ontstaan van een calamiteit, zoals een zeer ernstige zeldzame infectieziekte?

Vraag 8

Welke afspraken zijn gemaakt in het memorandum of understanding van het European Network for Diagnostics of Imported Viral Diseases (ENIVD)? Is het mogelijk het memorandum of understanding aan de Kamer te sturen?

Vraag 9

Welke afspraken heeft Nederland gemaakt over het gebruik van faciliteiten in andere Europese lidstaten? Kan Nederland te allen tijde deze faciliteiten gebruiken indien nodig?

Antwoord 7, 8 en 9:

Binnen Europa zijn er in Engeland, Duitsland, Zweden, Frankrijk, Italië, Hongarije en Zwitserland BSL-4 laboratoria voor humane toepassing operationeel of in aanbouw. Zoals geschreven in antwoord 5 in mijn brief van 30 juni 2015 (Kamerstuk 33 567, nr. 5), werken de BSL4 laboratoria samen in een door het European Center for Disease Control (ECDC) gesponsord netwerk ENIVD (European Network for Diagnostics of Imported Viral Diseases). In een memorandum of understanding is gewaarborgd dat er altijd snelle diagnostiek (<24 uur) zal worden gedaan bij acute gevallen van patiënten met hemorragische koorts. Deze samenwerkingsvormen bieden vandaag de dag voldoende garanties, ook voor Nederland. Een goed voorbeeld van afspraken die Nederland heeft is de huidige logistiek voor Ebolavirus diagnostiek, deze wordt met spoed op moleculair niveau door Erasmus Medisch Centrum gedaan, waarbij ter confirmatie gebruik gemaakt wordt van het BSL-4 laboratorium van het Bernhard Nocht Institute for Tropical Medicine in Hamburg (ook lid van het ENIVD).

De memorandum of understanding staat op de website van ENIVD (www.enivd.de) en heb ik voor de volledigheid bijgevoegd bij de beantwoording van deze vragen1.

Vraag 10

Waarom was er niet meer tijd beschikbaar voor Berenschot om tot verifiërende gesprekken te komen? Bent u bereid tot verifiërende gesprekken over te gaan?

Antwoord op vraag 10 en 19:

De rapportage van Berenschot heeft een karakter van een feitenrelaas en is op basis van geobjectiveerde feiten en documenten opgesteld. De betrokken organisaties zijn in gelegenheid geweest om feitelijke aantoonbare onjuistheden bij Berenschot aan te dragen waardoor verifiërende gesprekken niet nodig waren. Berenschot heeft de disclaimer met betrekking tot de noodzaak tot al dan niet voeren van verifiërende gesprekken en het niet uitputtend karakter van het rapport ook genoemd ter vrijwaring. Berenschot heeft het echter zelf niet noodzakelijk geoordeeld verifiërende gesprekken te houden.

Gelet op het ontbreken van de noodzaak en het oordeel van Berenschot vind ik het niet nodig om een aanvullende opdracht te geven om dergelijke gesprekken te laten plaatsvinden.

De gedane feitelijke aanpassingen vonden volledig onder de verantwoordelijkheid van Berenschot plaats. Zij zagen erop toe dat de aanpassingen feitelijk van aard waren. Het gaat om aanpassingen als verkeerde functiebenamingen, namen of verwijzingen. De strekking van de inhoud van de rapportage bleef ongewijzigd.

Vraag 11

Voor hoeveel euro is het BSL-4 lab verkocht als onderdeel van het terrein? Hoe verhoudt deze zich tot de dan toe gerealiseerde kosten om het BSL-4 lab te bouwen? Met andere woorden, is het BSL-4 lab met winst, verlies, of op break-even verkocht?

Op 14 februari 2014 is het terrein opgeleverd door de Rijksgebouwendienst en is Bilthoven Biologicals voor € 48,3 miljoen eigenaar geworden van het Antonie van Leeuwenhoekterrein. Onder de verkoop viel het Rijkscomplex aan de Anthonie van Leeuwenhoeklaan 9 in Bilthoven, inclusief alle opstallen, (ondergrondse) infrastructuur en een viertal voormalige dienstwoningen. Het Sproncklaboratorium is onderdeel van het complex en infrastructuur. De verkoopopbrengst bestaat uit één totaal bedrag. De verkoopopbrengst van € 29,3 miljoen is één bedrag voor alle onderdelen samen. De afzonderlijke marktwaarde vergelijken met de verkoopopbrengst is als appels met peren vergelijken.

Vraag 12

Welk mandaatbesluit vanuit VWS ligt ten grondslag aan de bevoegdheid van ambtelijk VWS om de beslissing te nemen tot de afbouw van het Sproncklaboratorium? Op welk ambtelijk niveau is deze beslissing genomen?

De mandaatregeling geeft grondslag aan de bevoegdheden van ambtenaren. Op bestuurlijk niveau is deze beslissing genomen.

Vraag 13

Waarom zijn in het voorjaar van 2012 pas beide ministers geïnformeerd inzake de afbouw van het Sproncklaboratorium?

Antwoord op vraag 13 en 15:

Samenhangend met het besluit tot afbouw in oktober 2011 hadden betrokken partijen naar elkaar de overtuiging uitgesproken over een voortvarende afbouw van een veilig en functioneel BSL 4 laboratorium. Bovendien zou de sturing en expertise worden versterkt. In 2012 kwam in het geschetste graduele proces van de voorafgaande 10 jaar het omslagpunt door een samenstel van factoren waarover de ministers werden geïnformeerd. Zo bleek in het voorjaar van 2012 de afbouw complexer en duurder te worden dan aanvankelijk in oktober 2011 nog werd verondersteld. Bovendien werd in het najaar 2012 duidelijk dat het niet erg efficiënt was om na de verhuizing van het RIVM in 2018 BSL 3 faciliteiten te hebben op de Uithof en daarnaast ook nog het Sproncklaboratorium in stand te houden, en dat het wellicht beter was om het Sproncklaboratorium te verkopen aan de koper van het Alt. Vervolgens werd begin 2013 duidelijk dat door verandering in de diagnostiek er geen behoefte meer was aan een Nederlandse BSL4-voorziening voor diagnostiek en/of eigen onderzoek. Deze afzonderlijke factoren waren onvoldoende maar in hun samenhang bezien meer dan voldoende reden om de afbouw van het BSL4 laboratorium stop te zetten waarover de Kamer in juni 2013 is geïnformeerd.

Vraag 14

Waarom is gezien de grote budgettaire kosten de Kamer niet tussentijds geinformeerd over de afbouw van het Sproncklaboratorium?

De kosten konden geruime tijd binnen de verschillende begrotingen van de betrokken partijen opgevangen worden. In 2013 is de Kamer vervolgens geïnformeerd over het stopzetten van de afbouw van het Sproncklaboratorium.

Vraag 15

Klopt het dat de ministers pas in het voorjaar 2012 geinformeerd zijn over alle problemen en extra uitgaven van het Spronklaboratorium? Wat is de reden dat de ministers pas op een dergelijke laat tijdstip geïnformeerd zijn?

Zie antwoord vraag 13.

Vraag 16

Op 26 augustus 2011 meldt het RIVM aan de RGD nog niet te kunnen reageren op de offerte vanwege politieke en bestuurlijke implicaties. Op welke politieke en bestuurlijke implicaties doelde het RIVM?

De offerte van de RGD voor de afronding van de werkzaamheden is besproken in een overleg tussen VWS en het RIVM. Zoals geschreven in mijn brief van 30 juni 2015 (Kamerstuk 33 567, nr. 5) was de omvang van de extra kosten voor RIVM/VWS zodanig, dat is besloten de problematiek op breed bestuurlijk niveau te bespreken. Het resultaat van deze bespreking heeft ertoe geleid dat de betrokken partijen de overtuiging hadden in een voortvarende afbouw van een veilig en functioneel BSL 4 laboratorium.

Vraag 17

Welke kosten heeft de rijksoverheid sinds 2013 voor de verkoop van het Sproncklaboratorium gemaakt?

De verkoop van het Sproncklaboratorium was onderdeel van de hele verkooptransactie van het ALT-complex. In mijn brief over de verkoop van het Antonie Leeuwenhoekterrein (30 juni 2015) heb ik gemeld dat de kosten van de verkoop voor het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB) € 58.212,= bedroegen.

Vraag 18

Hoeveel eerder had de conclusie om te stoppen met de afbouw van het BSL-4 lab getrokken kunnen worden? Hoeveel geld had een conclusie op dat moment kunnen besparen?

Voor het eerste deel van uw vraag, zie antwoord op vragen 13 en 15. Voor het tweede deel van uw vraag geldt, dat het project al volop in uitvoering was en dat dit zo goed als geen extra besparingen zou opleveren in verband met de reeds aangegane verplichtingen.

Vraag 19

Hoe kan de Kamer controleren of de door het RIVM, VWS en de RGD gedane aanpassingen aan het document van Berenschot daadwerkelijk feitelijk van aard waren? Om welke aanpassingen gaat het hier?

Zie antwoord vraag 10.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven