33 566 Financieel en sociaal-economisch beleid

Nr. 92 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij gevraagd haar te informeren of ik overleg heb gevoerd in het kader van het advies van de verkenner Van de Donk over de verhouding tussen de sociale partners in het publieke domein. De commissie heeft mij verder gevraagd haar te informeren of de studie naar het ideale governancemodel en de route om de gewenste verbinding tussen de cao-tafel en de pensioentafel te realiseren, al beschikbaar is.

In de periode na het uitkomen van het advies van de verkenner tot en met maart dit jaar hebben diverse gesprekken plaatsgevonden op informele basis, met zowel werkgevers- als werknemersvertegenwoordiging. Formeel overleg in de Raad voor Overheidspersoneel, waar u naar vraagt, heeft niet plaatsgehad en daar was ook geen aanleiding toe. Alle betrokkenen hebben het belang van arbeidsrust voor de Nederlandse samenleving onderstreept en alle partijen wensten een verbetering van de verhoudingen. In het bredere belang van constructief arbeidsvoorwaardenoverleg en ten behoeve van het oplossen van urgente en belangrijke knelpunten hebben partijen een gezamenlijke Verklaring uitgebracht waarin zij aangeven de blik vooral op de toekomst te willen richten. Er zijn daarbij procesafspraken gemaakt over de wijze van bovensectoraal overleg, over pensioen en over de uitvoering van het loonakkoord. Het kabinet heeft ook opnieuw extra middelen beschikbaar gesteld voor de onderwijswerkgevers. Daarover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 10 februari jl. (Kamerstuk 34 300 VII, nr. 56). Met de Verklaring is er naar mijn mening weer een basis voor constructief overleg.

Dat neemt niet weg dat de verkenner Van de Donk terecht adviseert om ook meer fundamentele vragen over het stelsel te bespreken. Deze discussie is zeer ingewikkeld, zowel wat betreft belangen als in de techniek. Daarbij spelen niet alleen de posities van kabinet, werkgevers en werknemers een rol, maar ook die tussen werknemers, niet-werknemers en gepensioneerden; tussen jong en oud; tussen sectoren van overheidswerkgevers; tussen bonden en centrales; tussen markt en overheid. In de techniek is het vooral ingewikkeld, omdat de discussie van een houdbaar stelsel, het leggen van verbindingen tussen bovensectoraal pensioen en sectoraal cao-overleg, niet alleen over vandaag en morgen gaat, maar ook over de lange en zeer lange termijn. Naarmate het tijdsvenster groter wordt, groeien de onzekerheden exponentieel. En niet in de laatste plaats zijn met arbeidsvoorwaarden en pensioenen in de publieke sector honderden miljarden gemoeid. Alle reden dus om zorgvuldig en open het gesprek met de betrokken sociale partners te voeren. Dat ga ik de komende periode doen. Een specifieke vorm van het overleg of een strak afgebakende tijdsplanning heb ik niet voor ogen. Zorgvuldigheid in het proces verkies ik boven snelheid.

De vraag hoe het sectorale cao-overleg en het bovensectorale pensioenoverleg met elkaar verbonden kunnen worden, maakt onderdeel uit van deze gesprekken. De technische informatie die nu wordt verzameld, biedt ondersteuning aan de gesprekken die ik met werkgevers en bonden ga voeren. Er zal dus wisselwerking plaatsvinden tussen de gesprekken en de technische informatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven