Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33565 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33565 nr. 8 |
Ontvangen 17 juni 2013
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In de beweegreden wordt de zinsnede «die de uitkering aan of het pensioen van politieke ambtsdragers betreffen» vervangen door: die het pensioen van politieke ambtsdragers betreffen, alsmede dat het wenselijk is de uitkering bij werkloosheid van politieke ambtsdragers aan te passen.
II
In artikel I, onderdeel B, vervallen de zinsneden «6, eerste lid, 11, tweede lid, onderdeel a,», «51, eerste lid, 56, tweede lid, onderdeel a,» alsmede «131, eerste lid, 136, tweede lid, onderdeel a,.».
III
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
Hoofdstuk 3 komt te luiden:
Het recht op uitkering van de overheidswerknemer die werkloos is, is van overeenkomstige toepassing op een minister die werkloos is en die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
IV
Artikel I, onderdeel E, vervalt.
V
In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13c als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «vanwege inkomsten als bedoeld in artikel 9» vervangen door: vanwege de mindering van de uitkering in verband met inkomen uit of in verband met arbeid of bedrijf als bedoeld in artikel 34 van de Werkloosheidswet.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van dit artikel.
VI
Artikel I, onderdeel N, komt te luiden:
N
Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 3, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa blijft van toepassing op zittende ministers en op voormalige ministers aan wie voor de datum van inwerkingtreding van die wet een uitkering op grond van hoofdstuk 3 is toegekend.
VII
In artikel I, onderdeel O, wordt in artikel 39b, «Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa» telkens vervangen door: Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa.
VIII
In artikel I, onderdeel P, wordt «Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa» telkens vervangen door: Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa.
IX
In artikel I, onderdeel Q, wordt in artikel 45a, eerste lid, «Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa» vervangen door: Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa.
X
Artikel I, onderdeel R, komt te luiden:
R
Hoofdstuk 10 komt te luiden:
Het recht op uitkering van de overheidswerknemer die werkloos is, is van overeenkomstige toepassing op een Kamerlid dat werkloos is en dat nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
XI
Artikel I, onderdeel V, vervalt.
XII
Artikel I, onderdeel W, komt te luiden:
W
Na artikel 84b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 10, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel R, van de Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa, blijft van toepassing op zittende leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en op voormalige leden aan wie voor de datum van inwerkingtreding van die wet een uitkering op grond van hoofdstuk 10 is toegekend.
XIII
In artikel I, onderdeel X, wordt «Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa» telkens vervangen door: Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa.
XIV
In artikel I, onderdeel Y, wordt in artikel 90a, eerste lid, «Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa» vervangen door: Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa.
XV
Artikel I, onderdeel AB, komt te luiden:
AB
Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «ter zake van aanspraken bij werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden» vervangen door: ter zake van aanspraken bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
2. In het derde lid, wordt «in de gevallen bedoeld in de laatste volzin van de artikelen 13a, tweede lid, en 58a, derde lid,» vervangen door: op een uitkering gedurende de tijd dat de betrokkene voor 55 procent of meer algemeen invalide is.
XVI
Artikel I, onderdeel AD, komt te luiden:
AD
Artikel 130b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, is deze afdeling van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing.
2. Het tweede en derde lid vervallen, waarna het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
XVII
In artikel I wordt na onderdeel AD een onderdeel ingevoegd, luidende:
ADa
Hoofdstuk 21 komt te luiden:
Het recht op uitkering van de overheidswerknemer die werkloos is, is van overeenkomstige toepassing op een lid van gedeputeerde staten dat werkloos is en dat nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
XVIII
Artikel I, onderdeel AH, komt te luiden:
AH
Artikel 160 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «ter zake van aanspraken bij werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden» vervangen door: ter zake van aanspraken bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
2. In het derde lid, wordt «in de gevallen bedoeld in artikel 138a, derde lid,» vervangen door: op een uitkering gedurende de tijd dat de betrokkene voor 55 procent of meer algemeen invalide is.
XIV
Artikel I, onderdeel AIb, komt te luiden.
AIb
Na artikel 163c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 21, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa, blijft van toepassing op zittende leden van gedeputeerde staten en aan voormalige leden van gedeputeerde staten aan wie voor de datum van inwerkingtreding van die wet een uitkering op grond van hoofdstuk 21 is toegekend.
XX
In artikel I, onderdeel AJ, wordt «Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa» telkens vervangen door: Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa.
XXI
Na artikel I worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel i wordt na onderdeel 3 een onderdeel toegevoegd, luidende:
4°. de werkgever van de overheidswerknemer, bedoeld in onderdeel j, onderdeel 4°.
2. In onderdeel j wordt na onderdeel 3 een onderdeel toegevoegd, luidende:
4°. minister, staatssecretaris, lid van de Tweede Kamer, voorzitter van de Eerste Kamer, commissaris van de Koning, lid van gedeputeerde staten, burgemeester, wethouder, lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, lid van het dagelijks bestuur van een waterschap en Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
B
Na artikel 3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
C
Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. die Nationale ombudsman of substituut-ombudsman is;.
D
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Als werkgever wordt beschouwd:
a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in relatie tot ministers en staatssecretarissen en de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. de Tweede Kamer der Staten-Generaal in relatie tot de leden van de Tweede Kamer;
c. de Eerste Kamer der Staten-Generaal in relatie tot de voorzitter van de Eerste Kamer;
d. gedeputeerde staten in relatie tot de commissaris van de Koning en leden van gedeputeerde staten;
e. het college van burgemeester en wethouders in relatie tot de burgemeester, wethouders en leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;
f. het dagelijks bestuur van een waterschap in relatie tot leden van het dagelijks bestuur van een waterschap.
E
Aan artikel 16 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Voor de toepassing van het tweede lid wordt het aantal uren waarin een overheidswerknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, onder 4°, arbeid als werknemer heeft verricht bepaald op 40.
F
Aan artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. Dit artikel is niet van toepassing op een minister, staatssecretaris, lid van de Tweede Kamer, voorzitter van de Eerste Kamer, commissaris van de Koning, lid van gedeputeerde staten, burgemeester, wethouder, lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, lid van het dagelijks bestuur van een waterschap en Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
G
Na artikel 130v wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Met ingang van de datum waarop deze wet, op grond van de Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa, van toepassing wordt op de overheidswerknemers, bedoeld in artikel 1, onderdeel j, 4°, worden de desbetreffende publiekrechtelijke dienstbetrekkingen respectievelijk het lidmaatschap van de Tweede Kamer of voorzitterschap van de Eerste Kamer, voor de vaststelling van het recht op uitkering op grond van deze wet, alsmede voor de toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van deze wet, aangemerkt als een dienstbetrekking als bedoeld in deze wet, ook voor zover zij zijn gelegen voor de bedoelde datum. Aan de eerste zin kunnen geen rechten worden ontleend over tijdvakken, die gelegen zijn voor de datum waarop deze wet van toepassing wordt op de bedoelde overheidswerknemers.
In de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman worden na artikel 5 elf artikelen ingevoegd, luidende:
1. Aan de Nationale ombudsman wordt met ingang van de dag van zijn ontslag, indien hij nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, een uitkering toegekend op de voet van de volgende artikelen.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing:
a. indien de belanghebbende daarom verzoekt, of indien hij zonder onderbreking weer als Nationale ombudsman optreedt;
b. indien aan de belanghebbende rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
3. Tenzij de omstandigheid bedoeld in het tweede lid, onder b, te rekenen vanaf de dag van ingang van het ontslag even lang als of langer heeft geduurd dan de duur van de uitkering berekend volgens artikel 5b, wordt de uitkering alsnog toegekend met ingang van de dag dat die omstandigheid zich niet meer voordoet, voor de resterende duur.
1. De uitkering wordt toegekend voor een duur gelijk aan de tijd waarin de belanghebbende Nationale ombudsman is geweest, maar ten minste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van drie jaren en twee maanden. Indien de belanghebbende met een of meer onderbrekingen Nationale ombudsman is geweest, wordt in aanmerking genomen de tijd gedurende welke hij als Nationale ombudsman in functie is geweest in een tijdvak, laatstelijk voor zijn aftreden, waarin zijn functie als Nationale ombudsman voor ten hoogste een zesde deel van dat tijdvak is onderbroken.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de uitkering toegekend voor de duur van zes maanden, indien de belanghebbende korter dan drie maanden Nationale ombudsman is geweest.
3.Als de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden negen jaar en zeven maanden of minder verwijderd is van de pensioengerechtigde leeftijd die is vastgesteld voor het kalenderjaar vijf jaren na het jaar van aftreden, en hij in het tijdvak van twaalf jaren dat direct aan zijn ontslag voorafgaat ten minste tien jaren minister is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot hij zijn pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
4. In geval van tussentijds vervallen van de uitkering wordt de volgende uitkering toegekend ten minste tot het tijdstip waarop eerstgenoemde uitkering, indien zij niet was vervallen, zou zijn geëindigd.
5. In bijzondere gevallen kunnen Wij, de Raad van State gehoord, bepalen, dat de uitkering wordt voortgezet voor een bepaalde vast te stellen termijn, die op dezelfde wijze kan worden verlengd.
1. De belanghebbende die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 5a, is verplicht:
a. in voldoende mate te trachten passende arbeid te vinden;
b. aangeboden passende arbeid te aanvaarden;
c. mee te werken aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid.
2. De belanghebbende voorkomt dat hij:
a. door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;
b. door eigen toedoen passende arbeid opgeeft;
c. eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
3. Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en de bekwaamheden van de belanghebbende is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Of arbeid passend is wordt in ieder geval bepaald door:
a. de aard van de arbeid, in relatie tot de eerder verrichte arbeid, een eerder uitgeoefend beroep of opgedane werkervaring;
b. het opleidingsniveau van de belanghebbende;
c. de reistijd naar en van het werk;
d. het geboden loon;
e. het werkloosheidsrisico.
4. Onze Minister is verantwoordelijk voor het in overleg met de belanghebbende opstellen van een plan voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
5. Dit artikel is niet van toepassing gedurende de eerste drie maanden na het aftreden van de belanghebbende.
1. Onze Minister kan de belanghebbende, bedoeld in artikel 5c, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen.
2. Onze Minister verstrekt de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de laatstelijk als ombudsman per jaar genoten berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 5h, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
1. Indien de belanghebbende een bij of krachtens artikel 5c of 5d geregelde verplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, besluit Onze Minister tot gehele of gedeeltelijke inhouding van de uitkering. Onze Minister is bevoegd tot verrekening van de inhouding van de uitkering met betalingen aan belanghebbende op grond van deze wet.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van het eerste lid.
1. De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80% en vervolgens 70% van de berekeningsgrondslag.
2. Indien bij algemene maatregel van bestuur in de bezoldiging van het Rijkspersoneel een wijziging wordt aangebracht, wordt de berekeningsgrondslag voor de toepassing van het eerste lid met ingang van het tijdstip van ingang van de bezoldigingswijziging door Onze Minister overeenkomstig de wijziging aangepast.
1. De inkomsten die de belanghebbende geniet, worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomsten verstaan het gezamenlijk bedrag dat de belanghebbende wegens het verrichten van activiteiten geniet als
a. winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
b. belastbaar loon uit of in verband met arbeid en
c. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Onder inkomsten bedoeld in de vorige volzin, wordt mede verstaan een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
3. De in het eerste lid bedoelde verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmee de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, het bedrag, waarvan de uitkering is afgeleid, overschrijdt. Wanneer naast recht op een uitkering krachtens deze afdeling recht bestaat op een wachtgeld of uitkering krachtens een andere regeling vindt het vorenstaande ten aanzien van bedoeld wachtgeld of uitkering geen toepassing, indien de uitkering krachtens deze afdeling elders voor verrekening met wachtgeld of uitkering in aanmerking komt. Bij de verrekening wordt voor de hoogte van de uitkering de op grond van artikel 5e, eerste lid, opgelegde inhouding buiten beschouwing gelaten.
4. Indien in het bedrag der inkomsten bedoeld in de vorige leden, is of geacht kan worden te zijn begrepen een vergoeding ter zake van de premie Algemene Ouderdomswet en Algemene nabestaandenwet, blijft deze vergoeding voor de toepassing van dit artikel buiten beschouwing. De vorige volzin is slechts van toepassing voor zover de daar bedoelde inkomsten betrekking hebben op een tijdvak gelegen voor 1 juni 1985.
5. Kinderbijslag wordt niet aangemerkt als inkomst.
1. De belanghebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in artikel 5g, tweede lid, terstond mededeling te doen aan Onze Minister, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten, die hij uit die activiteiten zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Onze Minister geeft nadere voorschriften aangaande het doen van mededelingen door de belanghebbende met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 5g, tweede lid.
2. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de evenbedoelde termijn.
Ten aanzien van deze verrekening is artikel 5g van toepassing, met dien verstande, dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.
3. Onze Minister kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de belanghebbende afwijken.
4. De belanghebbende, aan wie uitkering is toegekend, wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van de artikelen 5a tot en met 5k noodzakelijk zijn.
1. De uitkering, berekend over een maand, wordt in maandelijkse termijnen betaald.
2. De uitkering wordt niet uitbetaald zolang de belanghebbende niet of niet op de voorgeschreven wijze voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 5m.
1. De uitkering eindigt met ingang van de dag volgende op die, waarop de gewezen Nationale ombudsman is overleden.
2. De uitkering vervalt:
a. met ingang van de dag waarop de gewezen Nationale ombudsman de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;
b. met ingang van de dag waarop de gewezen Nationale ombudsman wederom als Nationale ombudsman optreedt;
c. wanneer tijdens de duur van de uitkering zich de omstandigheid voordoet, bedoeld in artikel 5a, tweede lid, onder b. Zodra die omstandigheid zich niet langer voordoet is het daar bepaalde van overeenkomstige toepassing.
3. De uitkering kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de belanghebbende herhaaldelijk niet of niet op de voorgeschreven wijze voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 5h.
Op de bezoldiging van de Nationale ombudsman worden, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedragen ingehouden overeenkomstig de inhouding van bedragen op de bezoldiging van degene die behoort tot het overheidspersoneel, ter zake van aanspraken bij werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
In artikel 6 van de Wet nationale ombudsman wordt «zijn van overeenkomstige toepassing» vervangen door: zijn, met uitzondering van hoofdstuk 10, van overeenkomstige toepassing.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3, eerste lid, onderdeel i, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
B
In artikel 7, onder 1°, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. de Tweede Kamer onderscheidenlijk de Eerste Kamer;
Artikel 15 van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer komt te luiden:
1. In dit artikel wordt onder wet verstaan: Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
2. De wet is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter met inachtneming van het derde tot en met het vijfde lid.
3. De voorzitter wordt voor de overeenkomstige toepassing van de wet gelijkgesteld met een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
4. .In afwijking van het derde lid geldt ten aanzien van de voorzitter een deeltijdfactor als bedoeld in artikel 130, derde lid, van de wet van één tweede.
5. Op de toelage, bedoeld in artikel 11, eerste lid, worden bedragen ingehouden overeenkomstig de regelen, te stellen bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 160 van de wet.
XXII
In artikel IV wordt «Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa» vervangen door: Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa.
Met dit amendement wordt de wet APPA aangepast aan de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. In de toekomst zal mogelijk aanpassing van de wet APPA nodig zijn als de regelingen bij werkloosheid (WW) wordt aangepast. Daarbij zal telkens de discussie worden gevoerd over de speciale regelingen voor politieke ambtsdragers. De indiener meent dat het bestaan van speciale regelingen voor politieke ambtsdragers en de voortdurende discussie daarover schadelijk is voor het aanzien van de politiek. Middels dit amendement worden de bijzondere regelingen voor politieke ambtsdragers afgeschaft en gaat ook voor hen de WW gelden.
Met dit amendement komt het opschrift van het wetsvoorstel te luiden:
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enkele andere wetten in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de pensioenrichtleeftijd en in verband met de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel op politieke ambtsdragers (Wet aanpassing pensioenleeftijd en uitkering bij werkloosheid Appa)
Van Raak
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33565-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.