33 551 Staat van de Europese Unie 2013

33 877

J BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2014

In het debat over de Staat van de Europese heeft uw Kamer verzocht te bezien hoe de bestaande publieksvoorlichting over de Europese Unie het publiek beter zou kunnen bereiken en hoe de kennis van studenten en stagiaires over de instellingen van de EU kan worden vergroot.

Er is bepaald geen gebrek aan informatie over de Europese Unie. Er zijn bibliotheken over volgeschreven, er zijn vele websites in vele talen, er is een zeer grote hoeveelheid aan brochures, voorlichtingsfilms, onderwijsmiddelen. Met eenvoudige en algemene tot zeer ingewikkelde en complete informatie. Voor oppervlakkig belangstellenden, scholieren en studenten, direct betrokkenen, taalkundigen, economen, juristen en rechters, ondernemers kortom: voor iedereen die iets over de EU wil of moet weten.

Alle informatie is dus beschikbaar die nodig is om te weten hoe de EU in elkaar zit, hoe de instellingen functioneren en welke bevoegdheden zij hebben, hoe de EU tot besluiten komt en wat deze besluiten voor burgers betekenen. Maar beschikbare informatie is niet noodzakelijk ook toegankelijke informatie. En hier, zo stelt uw Kamer terecht vast, knelt de schoen. Het kabinet ziet het als een opdracht van de overheid, samen met de EU en haar instellingen zelf, om de beschikbare informatie nog beter toegankelijk te maken. Hiertoe gebruiken wij de informatiekanalen die ons ter beschikking staan. Het is duidelijk dat daarbij in toenemende mate ook audiovisuele en nieuwe en sociale media nodig zijn om het publiek te bereiken, aangezien dit de media zijn die voor de meeste mensen het makkelijkst bereikbaar zijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal er op toezien dat in alle gremia waarin overheidscommunicatie aan de orde komt passende aandacht wordt besteed aan de noodzaak de drempel te verlagen voor toegang tot informatie over de EU, haar instellingen en haar werkwijzen. Ook zal het ministerie ondersteuning blijven verlenen aan projecten als «EU back to school», waarbij politici, diplomaten en ambtenaren werkzaam in EU instellingen of aan de EU gerelateerde organisaties terug gaan naar hun oude middelbare school om daar over hun werkzaamheden te vertellen en zo de leerlingen meer vertrouwd te maken met de EU.

Het goede nieuws is dat het publieke debat over de EU in de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Dat is een goede uitgangspositie om ook de kennis over de EU te kunnen vergroten, al leert de praktijk dat intensieve publieke debatten niet noodzakelijk meteen ook tot een verdieping of verbreding van de kennis over een onderwerp leiden. De deelnemers aan dit debat zijn divers en komen uit alle geledingen van de samenleving. Hun informatiebehoefte is niet onder een noemer te vatten. De overheid kan deze behoefte niet voorspellen en kan ook onmogelijk in alle facetten van die behoefte voorzien. Het kabinet ziet het als zijn primaire taak om te communiceren over de inzet die Nederland in Europa pleegt, over de keuzen die het daarbij maakt en over de resultaten die dat oplevert. Dat kan gaan over algemene onderwerpen, die ook in de Staat van de Europese Unie aan bod komen, zoals de richting die Nederland wil geven aan de toekomst van de Europese samenwerking. Maar dat kan ook gaan over hele specifieke onderwerpen, die ondernemers rechtstreeks raken, zoals nieuwe of aangepaste regelgeving. Ook is het onze taak de debatten in het parlement onder de aandacht van het publiek te brengen. Bij vragen van specifieke doelgroepen, zoals media en het onderwijs, is het onze taak snel, precies en uitvoerig antwoord te geven, zodat ook hier op zo kort mogelijke termijn aan de informatiebehoefte wordt voldaan.

Het spreekt voor zich dat in de aanloop naar de verkiezingen van het Europese Parlement het publieke debat over de EU in intensiteit sterk zal toenemen. Dit zal extra aandacht vergen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zodat wij hier ook op tijd en adequaat aan de informatiebehoefte kunnen voldoen of er aan kunnen bijdragen dat vragen bij de juiste instanties terecht komen. Aangezien het publieke debat een eigen momentum heeft gekregen, acht het kabinet het niet nodig en ook niet wenselijk vanuit de overheid een alles overkoepelende visie op Europa communicatie te ontwikkelen, net zo min als er een dergelijke overkoepelende visie op «Nederland» communicatie of «Den Haag» nodig is. Wel zal door het Ministerie van Buitenlandse Zaken een voorlichtingscampagne worden gefinancierd die praktische en politiek volstrekt neutrale informatie beschikbaar stelt over het stemmen voor het Europese Parlement.

In 2016 zal Nederland het halfjaarlijkse voorzitterschap bekleden van de Raad van Ministers van de EU. Dat voorzitterschap is een directe en specifieke aanleiding voor een gerichte voorlichtingscampagne, waarbij de rol van Nederland in de EU en haar instellingen extra onder de aandacht van de Nederlanders zal worden gebracht.

In de praktijk is gebleken dat bezoeken van scholen en onderwijsinstellingen aan de instellingen van de Europese Unie sterk bijdragen aan de bekendheid onder scholieren en studenten met genoemde instellingen. Opvallend is dat scholen en onderwijsinstellingen niet altijd goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden op dit vlak. Het ministerie zal bezien hoe wij, in samenwerking met de vertegenwoordigers van het Europese Parlement en de Europese Commissie in Nederland betere verspreiding van kennis hierover kunnen bevorderen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven