Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33551 nr. I |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33551 nr. I |
Vastgesteld 13 februari 2014
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft in haar vergadering van 19 november 2013 gesproken over de brief van 6 november 20132 in reactie op de door de Eerste Kamer op 23 april 2013 aangenomen motie-De Vries (PvdA) c.s. over de sociale gevolgen van werkloosheid in de Europese Unie.3 Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de commissie op 6 december 2013 nog enige vragen gesteld aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Buitenlandse Zaken.
De Minister van Sociale Zaken heeft, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op 13 februari 2014 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, K. van Dooren
Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Den Haag, 6 december 2013
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar vergadering van 19 november 2013 gesproken over de brief van 6 november 20134 in reactie op de door de Eerste Kamer op 23 april 2013 aangenomen motie-De Vries (PvdA) c.s. over de sociale gevolgen van werkloosheid in de Europese Unie.5 Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de commissie nog enige vragen, die zij graag aan u voorleggen.
Door het Pact voor Groei en Banen van 28 juni 2012 is voor de lopende begrotingsperiode 2007–2013 een potentieel van € 55 miljard beschikbaar gekomen voor reallocatie binnen de EU-structuurfondsen ten behoeve van groei, banen en jeugdwerkeloosheid. Kunt u aangeven hoeveel van dit potentieel is benut en hoe dat ter besteding is gekomen?
De Europese Raad van 28 juni 2013 heeft de aanpak van de jeugdwerkloosheid bestempeld als een «absolute prioriteit en besloten tot een «allesomvattende benadering». Waaruit bestaat deze allesomvattende benadering? Bestaat al duidelijkheid over de toedeling en besteding van de vrijgemaakte € 8 miljard? De € 8 miljard die voor de gehele zevenjarige begrotingsperiode in de EU-fondsen is gereserveerd voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid, wordt nu besteed in de jaren 2014–2015. Zijn er in de jaren daarna nog middelen beschikbaar?
De conferentie in Berlijn op 3 juli jl. heeft de toewijding van de lidstaten aan het bestrijden van de Europese jeugdwerkloosheid herbevestigd. Wat heeft de in uw brief vermelde conferentie van 12 november jl. te Parijs ter zake nog toegevoegd?
Zal van de middelen die in 2014–2015 ter beschikking komen, ook een deel aangewend worden in delen van ons land met zeer hoge werkloosheid?
Ten slotte vernemen de leden van de commissie graag of hun indruk juist is dat de Europese Unie slechts met grote vertraging op de werkloosheidsproblematiek, die veel Europese landen al jaren teistert, heeft gereageerd. Deelt u deze opvatting en kunt u hiervoor een verklaring geven? Is in Unieverband inmiddels besproken of beleidsreacties op sociaal ontwrichtende ontwikkelingen eerder tot stand kunnen komen?
De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen de antwoorden bij voorkeur binnen vier weken.
Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.J. Sylvester
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken
Den Haag, 6 december 2013
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar vergadering van 19 november 2013 gesproken over uw brief van 6 november 20136 in reactie op de door de Eerste Kamer op 23 april 2013 aangenomen motie-De Vries (PvdA) c.s. over de sociale gevolgen van werkloosheid in de Europese Unie.7 Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de commissie nog enige vragen, die zij graag aan u voorleggen.
Door het Pact voor Groei en Banen van 28 juni 2012 is voor de lopende begrotingsperiode 2007–2013 een potentieel van € 55 miljard beschikbaar gekomen voor reallocatie binnen de EU-structuurfondsen ten behoeve van groei, banen en jeugdwerkeloosheid. Kunt u aangeven hoeveel van dit potentieel is benut en hoe dat ter besteding is gekomen?
De Europese Raad van 28 juni 2013 heeft de aanpak van de jeugdwerkloosheid bestempeld als een «absolute prioriteit en besloten tot een «allesomvattende benadering». Waaruit bestaat deze allesomvattende benadering? Bestaat al duidelijkheid over de toedeling en besteding van de vrijgemaakte € 8 miljard? De € 8 miljard die voor de gehele zevenjarige begrotingsperiode in de EU-fondsen is gereserveerd voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid, wordt nu besteed in de jaren 2014–2015. Zijn er in de jaren daarna nog middelen beschikbaar?
De conferentie in Berlijn op 3 juli jl. heeft de toewijding van de lidstaten aan het bestrijden van de Europese jeugdwerkloosheid herbevestigd. Wat heeft de in uw brief vermelde conferentie van 12 november jl. te Parijs ter zake nog toegevoegd?
Zal van de middelen die in 2014–2015 ter beschikking komen, ook een deel aangewend worden in delen van ons land met zeer hoge werkloosheid?
Ten slotte vernemen de leden van de commissie graag of hun indruk juist is dat de Europese Unie slechts met grote vertraging op de werkloosheidsproblematiek, die veel Europese landen al jaren teistert, heeft gereageerd. Deelt u deze opvatting en kunt u hiervoor een verklaring geven? Is in Unieverband inmiddels besproken of beleidsreacties op sociaal ontwrichtende ontwikkelingen eerder tot stand kunnen komen?
De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen de antwoorden bij voorkeur binnen vier weken.
Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.J. Sylvester
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2014
Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, ontvangt u een reactie op de brief van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de Europese aanpak van de sociale gevolgen van de jeugdwerkloosheid.
Deze brief bevat een aantal vervolgvragen naar aanleiding van de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer van 6 november jl. (kst. 2013–2014, 33 551) en betreffen een concretisering van de allesomvattende benadering van de EU in de strijd tegen jeugdwerkloosheid, het gebruik van de beschikbare financiële middelen, of deze voor Nederland beschikbaar zijn, en de uitkomsten van de conferentie van 12 november jl. te Parijs.
De Europese Raadsconclusies van juni 2013 omschrijven de alomvattende benadering, met als belangrijkste elementen:
• Bij het uitvoeren van de structuurfondsen moet bijzondere aandacht uitgaan naar werkgelegenheid voor jongeren en zullen niet-gebruikte middelen opnieuw worden geprogrammeerd.
• De Commissie en de lidstaten zullen alle mogelijkheden benutten die geboden worden door het Europees Sociaal Fonds (ESF), een van de voornaamste financiële instrumenten op EU-niveau voor dit doel, onder meer in de vorm van steun voor het scheppen van banen voor jongeren.
• Voorbereidingen moeten worden getroffen om het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief (Youth Employment Initiative, hierna YEI) in januari 2014 volledig operationeel te maken, waardoor in EU-regio's waar de werkloosheid onder jongeren meer dan 25% bedraagt, de eerste uitbetalingen kunnen worden verricht.
• De lidstaten die begunstigde zijn van het YEI moeten voor het einde van 2013 een plan vaststellen ter bestrijding van de werkloosheid onder jongeren.
• De Europese Investeringsbank (EIB) kan een bijdrage leveren via haar initiatief «Banen voor jongeren» en haar programma «Investeren in vaardigheden».
• Versterking van de mobiliteit onder jongeren in de EU, mede via EURES en het ERASMUS+.
• Het bevorderen van leerwerkplekken en stages.
• Een goede samenwerking tussen overheden en sociale partners bij de aanpak van de jeugdwerkloosheid.
Daarnaast worden lidstaten opgeroepen op nationaal niveau, waar de meeste bevoegdheden inzake werkgelegenheid liggen, voortgang te maken met hun hervormingen. Het gaat hierbij om maatregelen om beroepsonderwijs en -opleidingen te moderniseren en de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven te verbeteren om de overgang van school naar werk vlotter te doen verlopen. Ook moeten jonge mensen met een laag opleidingsniveau beter in de arbeidsmarkt integreren, moeten verschillen tussen aangeboden en gevraagde vaardigheden aangepakt worden en moeten stages en leerwerkplekken in belangrijke economische sectoren gepromoot worden, evenals ondernemerschap en het starten van bedrijven. Lidstaten met een hoge jeugdwerkloosheid worden bovendien opgeroepen om hervormingen door te voeren die leiden tot een activerender arbeidsmarkt.
In een rapport van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 27 en 28 juni jl.8 is een update gegeven van de implementatie van het Pact voor Groei en Banen. Uit dit rapport blijkt dat eind mei 2013 voor meer dan € 39,2 miljard daadwerkelijk was hergeprogrammeerd om de meest dringende behoeften van lidstaten te ondersteunen. Daarnaast heeft de Raad besloten het cofinancieringpercentage voor een aantal landen die het hardst door de crisis zijn getroffen, te verlagen, zodat de Europese fondsen makkelijker tot besteding kunnen komen, ook in tijden van nationale budgettaire krapte.
In het implementatierapport van de Commissie aan de Europese Raad van 14 en 15 maart jl.9 is een meer gedetailleerd overzicht gegeven van de besteding van middelen ter bevordering van de jeugdwerkgelegenheid. Ik verwijs u graag naar de bijlage van dat rapport voor een gedetailleerd overzicht van resultaten die geboekt zijn middels de herallocatie van middelen uit de structuurfondsen.
De middelen die binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK) expliciet zijn gereserveerd ter bestrijding van Europese jeugdwerkloosheid zijn op verzoek van de Europese Raad naar voren gehaald, om versneld tot besteding te kunnen komen. Van deze middelen is € 6 miljard beschikbaar voor 2014 en 2015. € 2 miljard is gereserveerd voor de periode 2014–2017. Dat wil overigens niet zeggen dat deze in totaal € 8 miljard ook daadwerkelijk in 2014 en 2015 tot uitbetaling zullen komen. Afhankelijk van de voortgang met projecten kunnen er in latere jaren nog middelen beschikbaar zijn.
Tegelijkertijd kunnen lidstaten ook hun eigen enveloppe structuurfondsen, in het bijzonder het Europees Sociaal Fonds (ESF), inzetten ter bestrijding van jeugdwerkloosheid. In de periode 2007–2013 heeft Nederland circa € 95 miljoen ingezet voor dit thema (op een totaal ESF-budget van € 830 miljoen). In totaal is er in de periode 2014–2020 € 325 miljard beschikbaar aan structuurfondsen, waarvan circa € 70 – 80 miljard voor ESF. Voor deze periode heeft Nederland circa € 507 miljoen ESF-middelen toegekend gekregen. Nederland zal circa 70% van deze middelen inzetten op het thema «actieve inclusie»: re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bestrijding van jeugdwerkloosheid maakt hiervan onderdeel uit. Nederland kan geen aanspraak maken op de € 8 miljard van het YEI. Dat geld is alleen beschikbaar voor lidstaten met regio’s met een jeugdwerkloosheid van meer dan 25%.
De conferentie in Berlijn over jeugdwerkloosheid op 3 juli 2013 heeft de toewijding van de EU en de lidstaten aan het bestrijden van jeugdwerkloosheid bevestigd. De conferentie in Parijs op 12 november jl. stond in het teken van de voortgang die de EU en de lidstaten zelf hebben gemaakt sinds de Berlijn conferentie.
Naast een update over de stand van zaken bij de implementatie van het YEI (een inventarisatie van de voortgang van de plannen van die lidstaten die begunstigde zijn van het YEI), en de implementatie van de programma’s van de EIB, waren beide conferenties vooral ook een gelegenheid om ervaringen met beleid in de lidstaten uit te wisselen met als doel van elkaar te leren. Zo hebben de Minister-President en ikzelf de kernelementen van de Nederlandse aanpak van de jeugdwerkloosheid toegelicht, zoals die is neergelegd in de «Aanpak Jeugdwerkloosheid» van 5 maart 2013, aangevuld met de afspraken die zijn gemaakt in het begrotingsakkoord. Ook hebben we de noodzaak tot hervormingen op de arbeidsmarkt onderstreept, waarbij gerefereerd is aan de hervormingen die we in Nederland, in samenspraak met de sociale partners, zijn overeengekomen.
Als laatste wil ik ingaan op de indruk die de leden van uw vaste kamer commissie hebben dat in de Unie slechts met grote vertraging gereageerd is op de werkloosheidsproblematiek.
Zoals de Europese Raad in december 2012 al heeft geconcludeerd, behoeft de sociale dimensie van de EMU verdere versterking. De hoge werkloosheid en de toenemende armoede in een aantal EU-lidstaten zijn sociaal onacceptabel en op termijn ook onhoudbaar. Met name als het gaat om jongeren is het belangrijk dat nieuwe perspectieven geschapen worden, dat er weer kansen komen op werk en een fatsoenlijk inkomen, en dat jongeren weer aan hun toekomst kunnen bouwen.
Deze discussie duurt nog voort. Eén van de concrete maatregelen die inmiddels in EU-verband is genomen om de sociale dimensie te versterken is de opname van een scorebord met sociale en werkgelegenheidsindicatoren als onderdeel van de jaarlijkse werkgelegenheidsstudie (Joint Employment Report). Deze is in november gepresenteerd als bijlage bij de Jaarlijkse Groeistrategie (Annual Growth Survey). Dit nieuwe instrument kan het inzicht van politieke en ambtelijke beleidsmakers in de sociale situatie van lidstaten vergroten en een goede bijdrage leveren aan de afstemming en uitwisseling van «best practices» tussen lidstaten. Het scorebord kan ook worden meegenomen in de landenspecifieke aanbevelingen aan lidstaten tijdens het Europees Semester.
Arbeidsmarktbeleid, en dus ook de aanpak van jeugdwerkloosheid, valt in beginsel onder de bevoegdheid van de lidstaten zelf. De EU kan alleen ondersteunende maatregelen nemen. Juist op deze terreinen ligt dus nog een belangrijke opgave voor de lidstaten. Het creëren van banen op de arbeidsmarkt is uiteindelijk waar het om draait. De lidstaten zijn vooral zelf aan zet.
Tot slot wil ik benadrukken dat de maatregelen die in EU kader sinds het begin van de crisis genomen zijn, of het nu maatregelen betreft ten aanzien van de consolidatie van de overheidsfinanciën, maatregelen gericht op een gezonde bancaire sector in Europa of maatregelen ter versterking van de interne markt, alle uiteindelijk als doel hebben om bij te dragen aan een herstel van de economie en het creëren van duurzame economische groei. Dit is uiteindelijk de beste garantie voor verbetering van de werkgelegenheid, en daarmee ook een afname van de jeugdwerkloosheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Dijk (PVV) (vice-voorzitter), Sörensen (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD), Swagerman (VVD), Kok (PVV), Koning (PvdA)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33551-I.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.