De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder
het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord,
acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het voornemen tot goedkeuring
van het op 15 oktober 2012 tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag
van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof
(Trb. 2013, 12). Het verdrag regelt dat het Benelux-Gerechtshof zijn kerntaak tot het harmoniseren
van de gemeenschappelijke regels die binnen de Benelux Unie gelden, niet alleen meer
kan uitvoeren middels het beantwoorden van prejudiciële vragen van nationale rechters
te beantwoorden en de regeringen van de drie lidstaten (desgevraagd) te adviseren,
maar komt er tevens een rechtsprekende bevoegdheid bij. De leden van de VVD-fractie
hebben hierover nog enkele vragen.
Gesteld wordt dat merkenrecht een belangrijk gemeenschappelijke recht in de Benelux
Unie is. Op dit moment komt het voor dat er tussen de drie lidstaten van de Benelux-Unie
verschillende interpretaties aan het gemeenschapsrecht worden gegeven. De leden van
de VVD-fractie horen graag welke voorbeelden er zijn van een verschillende interpretatie
van bijvoorbeeld het merkenrecht tussen de lidstaten en tot welke nadelen dit heeft
geleid voor Nederland. Ook horen de leden van de VVD-fractie graag of alle bestaande
middelen van het Benelux-Gerechtshof zijn uitgeput voor er werd over gegaan tot het
toekennen van de rechtsprekende bevoegdheid.
De regering stelt dat zonder verdragswijziging ook andere terreinen kunnen worden
toegevoegd aan de rechtsprekende macht van het Benelux-Gerechtshof. De leden van de
VVD-fractie horen graag van de regering wanneer dit aan de orde zou zijn, welke procedure
daarvoor nodig is en welke rol de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement
hierin hebben.
Het Benelux-Gerechtshof zal worden hervormd om de rechtsprekende bevoegdheid uit te
kunnen oefenen. Voorbeeld hierbij is het Europese Hof. Kan de regering aangeven of
het Benelux-Gerechtshof op die wijze in de toekomst ook kan opgaan in het Europese
Hof, mocht het merkenrecht ooit een Europese aangelegenheid worden?
De leden van de VVD-fractie horen graag een toelichting van de regering op de mogelijke
voor- en nadelen voor Nederland als het onderhavige verdrag niet geratificeerd zou
worden.
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennisgenomen
van dit wetsvoorstel. De inzet van het kabinet kan op instemming van deze leden rekenen.
Zij hebben verder geen aanvullende vragen.
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel
tot Goedkeuring van het op 15 oktober 2012 toto stand gekomen Protocol tot wijziging
van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuur van een
Benelux-Gerechtshof (Trb. 2013, 12).
De leden van de fractie van D66 lezen dat er gekozen is om «het Verdrag zodanig te
wijzigingen dat deze [rechtsprekende] bevoegdheid van geval tot geval kan worden versterkt
in verdragen». De leden van de fractie van D66 vernemen graag waarom er gekozen is
om van geval tot geval te kijken of de rechtsprekende bevoegdheid kan worden versterkt.
Welke terreinen lenen zich in de toekomst voor een toekenning aan het Hof van rechtsprekende
bevoegdheid?
In he Protocol hebben de leden van D66 gelezen over de scheidslijn in het takenpakket
van de drie Kamers. Deze leden vragen zich echter af of er wel sprake is van samenwerking
tussen de drie Kamers en in welke mate en op welke wijze er afstemming plaatsvindt
tussen de drie Kamers.
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de Aanbeveling
van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, waarin wordt geadviseerd de prejudiciële
procedure te vereenvoudigen. Graag horen de leden van de fractie van D66 hoe dit in
praktijk doorgevoerd zal worden. Zal dit inderdaad worden doorgevoerd in het Reglement
van Orde of in het Regelement op de procesvoering? Of is er sprake van een andere
wijze waarop deze aanbeveling wordt doorgevoerd? Binnen welke termijn kunnen we een
doorvoering verwachten?