33 533 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013 (Incidentele suppletoire begroting staatsinterventie)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 9 juli 2013

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de fracties van de PvdA en SP. Graag ga ik in deze memorie van antwoord in op de vragen die zij hebben gesteld in het voorlopig verslag.

Begrotingsstaat en kosten

De leden van de PvdA-fractie vragen of de stand ISB – SNS Reaal N.V. in de gewijzigde begrotingsstaat (artikel 3) onder verplichtingen opgeteld Euro 5.336.637 (x Euro 1.000) dient te bedragen in plaats van Euro 5.000.000 (x Euro 1.000). En, indien dit correct is, hoe gaat de regering dit corrigeren.

In de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2013 is op artikel 3 een bedrag van Euro 336.637.000 aan verplichtingen geraamd. De incidentele suppletoire begroting inclusief Nota van Wijziging (33 533) past de begroting aan met in totaal Euro 8,8 miljard, waarvan Euro 5 miljard toerekenbaar is aan de garanties voor de vastgoedbeheerorganisatie die n.a.v. de nationalisatie van SNS Reaal wordt opgericht. Het totaal aan verplichtingen komt hiermee uit op Euro 9.136.637. Ter achtergrond merk ik op dat het format voor de incidentele begroting geen eindstanden maar mutaties bevat.

Aanvullend vragen de leden van de PvdA-fractie of de hoogte van de vergoeding van de afgegeven garantie ten behoeve van de vastgoedbeheersorganisatie alsook de rentevergoeding voor het overbruggingskrediet ten behoeve van SNS Reaal N.V. inmiddels zijn vastgesteld. Indien dit het geval is vragen de betreffende leden alsook de leden van de SP-fractie wat de betreffende premies respectievelijk rentes zijn.

Rente op overbruggingskrediet

Per 4 maart 2013 is aan SNS Reaal een overbruggingskrediet toegekend van in totaal Euro 1,1 miljard. Dit krediet bestaat uit 3 verschillende leningen met looptijden van 6, 9 en 12 maanden. De rentevergoeding die de staat voor elk van deze leningen ontvangt bestaat uit twee componenten:

  • 1. Het maximum van de leenkosten van de Staat of het Euribor-tarief voor de betreffende looptijd.

  • 2. Een aanvullende premie ter grootte van 110 basispunten per jaar. Dit niveau is afgeleid van vergoedingen die eerder zijn gehanteerd onder de Garantieregeling. Onder deze regeling heeft SNS eerder staatsgegarandeerde leningen uitgegeven.

De (totale) overeengekomen rentevergoedingen bedragen 1,43% (voor 6 maanden), 1,54% (voor 9 maanden) en 1,65% (voor 12 maanden).

Premie op garantie

Er wordt momenteel gewerkt aan het apart zetten van de Property Finance portfolio in een afzonderlijke vastgoedbeheerorganisatie. De oprichting hiervan vereist aanzienlijke voorbereiding. Zo wordt bepaald wat de meest geschikte financieringsstructuur voor de entiteit is. Onderdeel daarvan is tevens het vaststellen van de premie die op de garantie voldaan moet worden. Vooralsnog is hier echter nog geen beslissing over genomen. De hoogte van de premie is tevens onderhevig aan goedkeuring door de Europese Commissie.

De leden van de SP-fractie vragen of er zicht op is of de leningen inderdaad binnen respectievelijk 6, 9 of 12 maanden zullen worden terugbetaald.

De leningen zullen binnen de looptijd worden afgelost. Zolang SNS REAAL geen toegang heeft tot de obligatiemarkt, kunnen de leningen echter worden doorgerold voor maximaal één jaar.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie wat de looptijd is van de garanties en of de regering intussen rekening houdt met de mogelijkheid dat een deel van deze garanties ingeroepen wordt.

Looptijd

In principe zal de staat het gehele vreemde vermogen voor de gehele levensduur van de vastgoedbeheerinstelling (VBO) garanderen. De looptijd van de garantie is hiermee dus gelijk aan de levensduur van de VBO. Uiteraard zal de omvang van de garantie steeds kleiner worden, aangezien de VBO erop gericht is de portefeuille zo snel en efficiënt als mogelijk af te bouwen.

Mogelijkheid dat garanties worden ingeroepen

Indien de situatie op de markt voor commercieel vastgoed zich verder verslechterd bestaat er een kans dat een deel van de garanties worden ingeroepen. De kans hierop is echter relatief klein. De portefeuille zal immers door de VBO worden overgenomen na een afslag van EUR 2,8 mrd. Deze afslag volgt uit de berekening van de « Real Economic Value» van de portefeuille van Property Finance door Cushman & Wakefield. Met deze afslag zijn de te verwachten verliezen, op basis van de op dat moment geldende marktomstandigheden, reeds genomen. Daarnaast beschikt de VBO over EUR 500 mln aan (door de staat geïnjecteerd) eigen vermogen. De garanties worden pas geraakt indien de additionele verliezen groter zijn dat dit eigen vermogen.

Ook vragen de leden van de SP-fractie of de regering de vermogensverschaffing van Euro 2,7 miljard in feite als een verliespost ziet voor de staat (verliesafdekking voor het bedrijf) waarvan het gezien de huidige informatie en de huidige omstandigheden onwaarschijnlijk is dat deze binnen bijvoorbeeld vijftien jaar inclusief rentekosten zal worden omgezet in een bate. Indien dit niet het geval is willen deze leden weten welke bate de regering op welke termijn verwacht.

Het kapitaal is verschaft met het oog op het borgen van de Nederlandse, financiële stabiliteit. SNS REAAL zal op den duur worden afgestoten. Deze verkoop zal inkomsten genereren voor de staat. De inkomsten uit deze toekomstige verkoop zijn niet in te schatten, want deze zijn afhankelijk van veel (toekomstige) factoren. Zo zullen de marktomstandigheden ten tijde van een eventuele verkoop van invloed zijn op de potentiële opbrengst.

De leden van de SP-fractie vragen daarenboven of de regering de zienswijze van deze leden deelt dat de staat als het ware een schenking doet aan de banken van Euro 4,7 miljard.

Er is in de ogen van de regering geen sprake van een schenking. Als vierde bank van Nederland zou in het geval van een faillissement van SNS Bank direct een zeer groot beroep moeten worden gedaan op het depositogarantiestelsel (DGS). Dit zou een groot beslag leggen op de andere banken en hun kapitaalbuffers aantasten, hetgeen een risico zou vormen voor de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel. Tegen deze achtergrond is gezocht naar een evenwicht tussen enerzijds een gerechtvaardigde bijdrage van de banken en anderzijds het beperken van de negatieve gevolgen op de financiële stabiliteit en op de kredietverlening.

Aanvullend vragen de leden van de SP-fractie of de regering heeft overwogen om de Nederlandse banken volledig verantwoordelijk te maken voor de verliezen en herkapitalisatie van SNS, waarbij hen ten behoeve van de financiering hiervan een lening wordt verstrekt die op langere termijn terugbetaald zou moeten worden. Tenslotte vragen de betreffende leden of de regering de zienswijze deelt dat een dergelijke regeling in overeenstemming lijkt met de Wft en de bedoeling van de wetgever met betrekking tot het depositogarantiestelsel (DGS).

Een dergelijke maatregel zou een onevenredig zware wissel trekken op de Nederlandse banken en daarbij aan zijn doel voorbij schieten. De regering deelt de voornoemde zienswijze van de leden van de SP-fractie niet. Zowel de Wft als het DGS hebben tot doel de stabiliteit van het financiële stelsel te borgen. De voorgestelde claim, die voor de komende jaren de balans van banken zou belasten, lijkt dit doel niet te dienen. Immers, de Nederlandse banken  zullen de komende jaren hun buffers fors moeten versterken om tijdig te kunnen voldoen aan de nieuwe kapitaalseisen uit hoofde van Bazel III en CRD IV. Voorstellen die de winstgevendheid van het bankwezen in sterke mate kunnen beïnvloeden, kunnen dit proces vertragen en dragen daardoor niet bij aan een versterking van de financiële stabiliteit.

Resolutieheffing en onderbouwing DNB

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer zij het wetsvoorstel inzake de resolutieheffing kunnen verwachten.

Dit hangt af van wanneer de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is afgerond. Het wetsvoorstel Tijdelijke wet resolutieheffing 2014 is op 5 juni jl. ingediend bij de Tweede Kamer1, op 28 juni jl. is het verslag op dit wetsvoorstel ontvangen.

Ten aanzien van de aangeleverde onderbouwing bij de resolutieheffing van DNB vragen de leden van de SP-fractie of het rendementscijfer in de grafiek over de winstgevendheid van banken het rendementscijfer voor of na belastingen betreft.

De betreffende grafiek toont de rendementscijfers (als percentage van totale activa en equity) na aftrek van belastingen.

De leden van de SP-fractie vragen verder of de regering de zienswijze deelt dat de groei van het eigen vermogen van banken, afhankelijk van de activa-ontwikkeling, kan bijdragen aan de balansstructuur, maar dat dit uiteindelijk in termen van «aandeelhouderswaarde» ten goede komt aan de aandeelhouders.

Het eigen vermogen van banken kan op twee manieren toenemen: (i) door de uitgifte van aandelen en (ii) door winstinhouding. Door middel van het eerste treedt verwatering op , d.w.z. een daling van de winst per aandeel door toename van het aantal aandelen waarover de winst verdeeld wordt. Door het laatste daalt de winst per aandeel op korte termijn. Wel draagt winstinhouding ten behoeve van vergroting van het eigen vermogen bij aan de levensvatbaarheid van een bank, hetgeen ook in het belang van aandeelhouders is.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de regering kan aangeven hoeveel dividend de Nederlandse bankensector over ieder van de jaren 1998–2012 uitkeerde (inclusief dividend ledencertificaten Rabobank). Daarenboven vragen deze leden wat de winstuitkeringspercentages van de bankensector over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 waren. Tenslotte vragen de betreffende leden of de regering kan aangeven wat in 2012 het aandeel in het totale balanstotaal van banken is van ieder van de «systeembanken» Rabogroep, ING, ABN-AMRO, SNS en het subtotaal van de overige banken.

De door de leden gevraagde data is grotendeels niet voorhanden. Banken gebruikten overigens in de laatste jaren grofweg een derde van de winst om de overheid terug te betalen. Nog eens een vijfde van de winst ging op aan de facto verplichte betalingen op hybride kapitaalinstrumenten, die voor de crisis op grote schaal werden uitgegeven en onder voorwaarden meetelden als kapitaal. In 2011 werd uiteindelijk 2 procent dividend betaald op gewone aandelen. Met 3 procent is het beeld in 2012 vergelijkbaar.

Het balanstotaal van de 4 systeembanken bedraagt bijna 80 procent van het balanstotaal van de gehele Nederlandse bankensector. ING heeft hierin een aandeel van 31 procent, Rabobank van 28 procent, ABN Amro van 15 procent en SNS van 3 procent.

Overig

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de status van de uit te voeren evaluatie en of deze leden te zijner tijd ook van de uitkomsten in kennis gesteld kunnen worden.

De evaluatie van het handelen van De Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën uitmondend in de nationalisatie van SNS REAAL wordt momenteel uitgevoerd door de heer mr. R.J. Hoekstra en de heer prof. dr. J.M.G. Frijns. Zodra deze evaluatie gereed is zal ik het evaluatierapport aan de Tweede Kamer en aan de Eerste Kamer toezenden.

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering kan aangeven welke hiaten de Interventiewet bevat en wanneer zij, indien hiertoe aanleiding is, een aanpassing van de Interventiewet kunnen verwachten. Daarnaast willen deze leden weten in hoeverre dit ook in Europees verband wordt afgestemd.

Tijdens het debat over de nationalisatie van SNS REAAL, gehouden op 6 februari jl., is aangegeven dat het ministerie van Financiën in overleg met DNB een algemene evaluatie van de Interventiewet zal uitvoeren. In deze evaluatie zal aandacht worden besteed aan de beantwoording van de vraag of de Interventiewet met het oog op de toekomst aanpassing behoeft. Tevens zal aandacht worden besteed aan de samenloop tussen de richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (bank recovery and resolution directive; BRRD2) en de Interventiewet. De verwachting is dat de evaluatie van de Interventiewet dit najaar zal worden afgerond. Beide Kamers zullen te zijner tijd worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze evaluatie. Eventuele aanpassingen van de Interventiewet die voortkomen uit de evaluatie van deze wet zullen parallel aan de implementatie van de BRRD plaatsvinden, voor zover de implementatietermijn van de BRRD zulks mogelijk maakt.

De leden van de PvdA-fractie vragen tenslotte wat het oordeel van de regering is over de thans ontstane marktordening voor wat betreft het Nederlandse bankwezen en wat de regering voornemens is te doen om de concurrentie te bevorderen.

Vlak na het zomerreces zal ik de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Structuur Nederlandse Banken (Commissie Wijffels) aan beide Kamers der Staten-Generaal indienen. Tegelijk met deze kabinetsreactie zal ik mijn toekomstplannen inzake de financiële instellingen ABN AMRO, ASR en SNS REAAL aan beide Kamers presenteren. In deze documenten zal ik daarbij uitgebreid ingaan op de ordening van het Nederlandse bankenlandschap, de mate van concurrentie in deze sector en de mogelijkheden om deze te bevorderen.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet resolutieheffing 2014). Kamerstukken II 2012/13, 33 653.

X Noot
2

Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing a framework for the recovery and resolution of credit institutions and investment firms and amending Council Directives 77/91/EEC and 82/891/EC, Directives 2001/24/EC, 2002/47/EC, 2004/25/EC, 2005/56/EC, 2007/36/EC and 2011/35/EC and Regulation (EU) No 1093/2010

Naar boven