Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33531 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33531 nr. 4 |
Vastgesteld 10 maart 2015
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal aanvullende vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 10 oktober 2014 over het ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer (Kamerstuk 33 531, nr. 3).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 februari 2015 aan de Minister van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 9 maart 2015 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Dekken
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Inhoudsopgave |
blz. |
Inleiding |
2 |
Algemeen |
2 |
Zoetwatervoorziening |
3 |
Waterkwaliteit |
3 |
Financiering |
4 |
Biodiversiteit |
5 |
Overig |
5 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van een schriftelijk overleg over de ontwerp-rijksstructuurvisie over de samenhangende ontwikkeling van de rijkswateren Grevelingen en Volkerak-Zoommeer (Kamerstuk 33 531, nr. 3). Zij hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer, evenals het bijbehorende milieueffectrapport en de bijbehorende Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA). Deze leden zijn blij dat dit programma eindelijk uitgevoerd wordt. Deze leden hebben de eerdere reactie van de Minister in het verslag van het schriftelijk overleg gelezen en hebben nog enkele aanvullende vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie zijn niet overtuigd door de antwoorden van de Minister in het verslag van het schriftelijk overleg. Het blijft voor deze leden een lastig te doorgronden vraag wat de reden is om voor dit gebied te komen met een Rijksstructuurvisie. Deze leden hopen door de antwoorden van de Minister op hun nadere vragen het gewenste inzicht te verkrijgen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden in het verslag van het schriftelijke overleg betreffende de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer.
Algemeen
De leden van de PvdA-fractie vragen of het mogelijk is om zonder vertraging van de huidige plannen de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer met elkaar te verbinden en zo een nieuw robuust en toekomstbestendig waterlichaam te realiseren. Deze leden vragen of het mogelijk is dit op termijn alsnog te doen indien dit niet mogelijk is zonder vertraging van de huidige plannen. Deze leden vragen daarnaast of het mogelijk is dit te financieren uit de baten die verkregen kunnen worden door het bijstellen van de zoetwatergarantie, de zoutlekbestrijding, andere teelten en de lasten te leggen bij directe belanghebbenden.
Deze leden vinden het belangrijk dat bij deze en andere beslissingen de stuurgroep Zuidwestelijke Delta betrokken wordt, en gekeken wordt naar de mogelijkheden om, zonder vertraging van de huidige plannen, in samenwerking tussen Rijk en regionale partners het ontwikkelperspectief Zuidwestelijke Delta te realiseren. Deze leden vragen of dat mogelijk is.
Zoetwatervoorziening
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het verslag van het schriftelijk overleg wordt aangegeven dat voor de gebieden die momenteel direct afhankelijk zijn van zoet water uit het Volkerak-Zoommeer een alternatieve en betere zoetwatervoorziening wordt gerealiseerd. Kan er worden aangegeven welke alternatieven dit precies zijn en waarom deze beter zijn ten opzichte van de vorige voorziening? Is het ook duidelijk wanneer deze voorzieningen gerealiseerd wordt opdat er geen leemte ontstaat?
In het verslag van het schriftelijk overleg staat ook dat er maatregelen worden uitgevoerd om de nadelige gevolgen van een zout Volkerak-Zoommeer op de omliggende zoete wateren tot een minimum te reduceren. In hoeverre kunnen de nadelige gevolgen gereduceerd worden en kan de Minister duiden welke negatieve effecten tijdelijk of blijvend zullen bestaan? Ook worden er maatregelen getroffen in de Rijn-Maasmonding om negatieve effecten te reduceren. Wie is hier verantwoordelijk voor, wie betaalt deze voorzieningen en worden deze maatregelen tijdig gerealiseerd?
In het verslag van het schriftelijk overleg lezen deze leden dat op de lange termijn, wanneer duidelijk is op welke wijze klimaatverandering zorgt voor andere (zoetwater-)condities, mogelijk aanvullende maatregelen nodig zijn. Kan de Minister inzichtelijk maken welke huidige inschattingen er zijn? De Minister antwoordt dat in de huidige situatie al veel zoetwater nodig is omdat bij droogte het Volkerak extra moet worden doorgespoeld. Kan de Minister aangeven in welke mate het benodigde debiet in de huidige situatie wordt verminderd als het achterstallig onderhoud aan de Krammersluizen is verholpen? In welke mate wordt dit voorkomen door met het doorspoelen te anticiperen op het groeiseizoen?
Deze leden zijn tevens benieuwd naar de mogelijkheden voor het opstellen van een zoetwaterprotocol. De Minister gaat er namelijk vanuit dat het technisch mogelijk is om het Volkerak-Zoommeer zout te maken en het Haringvliet- en Hollands Diep-systeem zoet te houden. Er is ook berekend wat de maximale zoutlast vanuit het Volkerak naar het Haringvliet en Hollands Diep mag zijn. Deze leden vragen echter hoe en door wie er moet worden gehandeld als het systeem faalt of als er een calamiteit optreedt.
Deze leden vragen hoe de verzilting van het Volkerak in verhouding staat tot de mogelijke verdieping van de Nieuwe Waterweg voor de alternatieve inlaat bij Spijkenisse.
Waterkwaliteit
De leden van de VVD-fractie lezen dat naast het herstel van het zoet-zoutscheidingssysteem op het Krammer-sluizencomplex wordt onderzocht of het mogelijk is via extra doorspoeling van het Volkerak-Zoommeer voorafgaand aan het groeiseizoen het zoutgehalte in het Volkerak-Zoommeer omlaag te brengen. Indien deze extra doorspoeling haalbaar is, zal dat ook onderdeel uitmaken van het Waterakkoord Volkerak-Zoommeer. Deze leden vragen welke kosten deze mogelijke extra doorspoeling met zich mee brengt. Zijn deze kosten gedekt en welk proces en tijdpad zijn hierbij voorzien?
Het wordt de leden van de SP-fractie niet duidelijk of de waterkwaliteit in Volkerak-Zoommeer nu wel of niet verbetert. Uit de beantwoording van vraag A5/C2 in het verslag van het schriftelijk overleg blijkt dat de waterkwaliteit kan verbeteren door de aanwezigheid van de quaggamossel, maar ook door emissiebeperkende maatregelen voor nutriënten betrokken. Uit het antwoord op vraag C5 in het verslag van het schriftelijk overleg blijkt dat naast aan de maatstaven voor stikstof, doorzicht en fosfaat ook niet wordt voldaan aan de maatstaven voor fytoplankton (algen), waterflora, macrofauna en vis. Dit terwijl later in de beantwoording ogenschijnlijk een «uitstapje gemaakt wordt» naar het afzien van het weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer en de kostenbesparing daardoor. Deze leden vragen of het uitgangspunt van de Minister nog steeds het zout maken van het Volkerak-Zoommeer is. Uit het antwoord op vraag C2 begrijpen deze leden dat aan de drie basiskeuzen de vraagstukken van de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer en de Grevelingen (twee basiskeuzen) en van de veiligheid tegen overstromingen (derde basiskeuze) ten grondslag liggen. Deze leden zien graag ter verduidelijking een uitgewerkt plaatje van de kosten van deze keuzes en wat dit doet met de waterkwaliteit.
Deze leden vernemen ook graag precies wat de oplossingen zijn voor vertroebeling, te hoge concentraties stikstof en fosfaat en de jaarlijks terugkerende overlast van blauwalg in de diepe delen van het meer. Deze leden hebben niet veel aan de opmerking dat «er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om op korte termijn verbetermaatregelen uit te voeren», waarna meteen overgesprongen wordt naar de noodzaak van een gebiedsontwikkeling. Naar mening van deze leden moet eerst bezien worden wat het zout maken van het Volkerak-Zoommeer en Grevelingen kost ten behoeve van verbetering van de waterkwaliteit, zonder alle naar mening van deze leden onnodige toeters en bellen. Is het niet zo dat de Commissie voor de milieueffectrapportage heeft opgemerkt dat aan te richten milieuschade bij het zout maken niet is meegenomen? Wat is nu echt nodig om de waterkwaliteit, en dus de twee basiskeuzes, op orde te krijgen?
De leden van de SP-fractie lezen in het antwoord op vraag C5 van het verslag van het schriftelijk overleg dat indien het Volkerak-Zoommeer weer zout wordt, andere maatstaven van de Kaderrichtlijn Water (KRW) zullen gelden. Kan de Minister aangeven hoe deze transitie vorm zal krijgen, met tussentijdse afrekenbare doelen op alle genoemde maatstaven voor alle genoemde stoffen, flora, fauna en vissen? En kunnen daarbij de begrippen «hydromorfologie» en «fysische chemie» ook toegevoegd worden? Daarnaast ontvangen deze leden graag bij alle genoemde zaken eveneens de extra benodigde maatregelen per onderdeel.
Aangezien de beantwoording op vraag C14 naar de antwoorden op vraag C5 van het verslag van het schriftelijk overleg doorverwijst en dit naar mening van deze leden echt onvoldoende is, vragen deze leden op welke wijze de KRW-maatstaven per 2027 wel gehaald kunnen worden op alle terreinen.
De leden van de SP-fractie dringen aan op het nader onderzoeken van de invloed van het spuien van zout water onder meer reguliere omstandigheden, met grotere afvoeren van zoetwater via de Schelde, evenals het verrichten van nader hydrologisch onderzoek, zoals in de Westerschelde, alvorens over te gaan op het vaststellen van een Rijksstructuurvisie. Kan de Minister uitleggen waar de haast tot besluitvorming vandaan komt?
Financiering
Voor de leden van de VVD-fractie is het een uitgangspunt dat de overheid geen zoet water verzilt vanwege de natuur en dan de ondernemer meer laat betalen voor zijn zoete water. Hierop heeft de Minister in het verslag van het schriftelijk overleg geantwoord dat er alleen sprake is van een financiële bijdrage van regionale overheden en dus niet van een separate bijdrage van ondernemers. Deze leden zouden echter nog een aanvullende reactie hierop willen, aangezien deze leden doelden op het extra betalen voor zoet water nadat het project is afgerond en het water dan dus verzilt is. Zou de Minister deze gevolgen nader willen duiden?
Deze leden willen graag een toelichting op het Cobouw artikel van 19 januari jongstleden,1 waarin staat dat er nog 20 procent van de benodigde 350 miljoen euro moet worden gevonden. Als de totale financiering niet rond komt vóór het eind van dit jaar, krijgt Zuid-Holland de ingebrachte gelden terug. Deze leden willen daarom weten wat hier de financiële consequenties voor het Rijk van zijn.
Wanneer dit project gerealiseerd wordt, kan de rijksoverheid nieuwe inkomsten verdienen via bijvoorbeeld de afdracht van visserijrechten of de waarde van het Rijksvastgoed. Kunnen de extra inkomsten voor het Rijk gekwantificeerd worden na de investeringen van het Grevelingen en Volkerak-Zoommeer-project aangezien het voorgaande zou kunnen leiden tot een interessant verdienmodel?
De leden van de SP-fractie begrijpen, ondanks de poging van de Minister tot beantwoording, niet waarom ingezet wordt op een Rijksstructuurvisie, terwijl onder het antwoord op vraag C3 van het verslag van het schriftelijk overleg aangegeven wordt dat de verwezenlijking beperkt blijft tot reeds genomen besluiten, te weten de Flakkeese spuisluis en Roode Vaart en de deltabeslissing zoet water, wanneer financiële dekking niet gevonden wordt. De onduidelijkheid wordt nog verder vergroot wanneer onder het antwoord op vraag C4 van het verslag van het schriftelijk overleg uitgelegd wordt dat een Rijksstructuurvisie in het kader van Wet ruimtelijke ordening slechts gevolgen heeft voor het Rijk, waarna gesteld wordt dat geen beroep bij de rechter kan worden ingesteld. Is het in dit geval niet zodat de positie van het Rijk door middel van de keuze voor een Rijksstructuurvisie dwingend wordt vastgelegd, waardoor provincies en gemeenten de plannen moeten uitvoeren? Waarom volstaat in dit geval de reeds in uitvoering zijnde Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier niet? Is er een vriendelijkere manier om zaken te regelen? Zo ja, waarom wordt hier dan niet voor gekozen?
Biodiversiteit
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in het verslag van de schriftelijke vragen antwoordt dat de doorlaat in de Brouwersdam betere migratiemogelijkheden voor vissen en zeezoogdieren biedt. Kan de Minister aangeven wat deze doorlaat aan extra kosten met zich meebrengt en hoe effectief deze doorlaat is in het kader van de migratiemogelijkheden voor vissen en zeezoogdieren? Klopt het dat er een grote kans is dat de doorlaat in de Brouwersdam toch opgewaardeerd wordt naar een getijdencentrale? Zo ja, kan er worden aangegeven wat hier precies over is afgesproken, welke extra kosten een getijdencentrale met zich meebrengt en in hoeverre deze effectief zal zijn? Zijn de resultaten van de marktconsultatie en een samenvatting van de business case al openbaar?
Ook lezen deze leden dat er enkele vispassages tussen het meer en achterliggende polderwateren worden aangebracht. Kan de Minister aangeven om hoeveel vispassages het daarbij precies gaat en wat de kosten zijn per passage? Kan de Minister ook aangeven hoe de effectiviteit van deze passages bewezen is?
Overig
De leden van de VVD-fractie merken op dat de vaststelling van de definitieve Rijksstructuurvisie afhankelijk is van de voortgang bij het robuust maken van de bekostiging van de maatregelen. Een eerste stap daarbij is het sluiten van een bestuursovereenkomst met de betrokken regio. Kan de Minister een verwacht tijdspad geven voor het sluiten van deze overeenkomst? Kan er ook worden aangegeven waar de meeste knelpunten in dit proces zitten bij de regio waardoor er mogelijk vertraging opgelopen kan worden?
Deze leden vragen of de Minister de financiële gevolgen van de ontwikkeling van de rijkswateren Grevelingen en Volkerak-Zoommeer op de gebruikers zoals schelpdiertelers, agrariërs, recreatieondernemers en terreinbeheerders in de gaten wil houden en wil evalueren. Kan de Minister daarbij ook toezeggen dat deze ondernemers een duidelijk contactpunt krijgen bij de betrokken regionale overheden waar zij onverwachte negatieve effecten kenbaar kunnen maken?
In de notitie van het Centraal Planbureau getiteld «Second opinion «Economische analyse Zoetwater»» van 5 februari 20152 worden er op pagina 15 een aantal suggesties gegeven voor het vervolgonderzoek zoals een betere hydrologische onderbouwing, een beleidsarm referentiealternatief en het niet alleen meenemen van droogteschade maar ook verziltingsschade bij de gemonetariseerde landbouwbaten in West-Nederland. Deze leden willen graag een reactie van de Minister een reactie op deze aanbevelingen.
De leden van de SP-fractie horen graag op welke manier, welke onderdelen van bijvoorbeeld de plannen van Spaargaren zijn onderzocht en wat daarvan de uitkomsten bij de kosten- en batenanalyse waren. Kan dit op eenvoudige wijze in een lijstje gezet worden, zo vragen deze leden. Met de opmerking in de beantwoording van vraag C12 van het verslag van het schriftelijk overleg dat het in de toekomst een interessant alternatief is, dat in de toekomst mogelijk nog van pas kan komen hebben deze leden niet zo veel. De afweging of het alternatief al dan niet nodig of wenselijk is maken deze leden dan ook graag zelf op basis van gevraagde informatie.
Deze leden vragen voorts of er een mogelijkheid is om de compenserende maatregelen, zoals gevraagd door de waterschappen, vast te leggen zonder een Rijkstructuurvisie vast te stellen. Wat gebeurt er met de plannen wanneer de streek het bedrag van 40 tot 45 miljoen euro, via gebiedscoöperaties, dat jaar niet bij elkaar krijgt? Is het fenomeen gebiedscoöperatie niet te nieuw om daar een Rijksstructuurvisie aan op te hangen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister «de optie Spaargaren» als een interessant alternatief betitelt dat in de toekomst van pas kan komen. In het Deltaresrapport «verkenning effecten van ingrepen en maatregelen op de verzilting in West-Nederland» wordt gesproken over cumulatieve effecten van een zout Volkerak en de verdieping van de Nieuwe Waterweg. Is het de Minister bekend dat in een zoet Volkerak bij de optie Spaargaren de Volkeraksluizen overbodig worden en dat bij een zout Volkerak dat niet het geval is? De stresstest die momenteel wordt uitgevoerd zou uit kunnen wijzen dat bij de verdieping van de Nieuwe Waterweg de optie Spaargaren onvermijdelijk is en er dan mogelijk een keuze moet worden gemaakt tussen verzilting van het Volkerak of verdieping van de Nieuwe Waterweg. Acht de Minister deze analyse juist? Is de Minister van mening dat vanwege de samenhang, de volgorde van de besluiten en klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening het verstandig is de uitkomst van de stresstest af te wachten alvorens te besluiten tot de verzilting van het Volkerak?
Wat betreft de MKBA vragen deze leden in hoeverre een zout Volkerak voor- en nadelen heeft voor de recreatie. In hoeverre heeft een zout Volkerak-Zoommeer voordelen voor recreatie, welke bijvoorbeeld nu ook worden benut in de Westerschelde? Zijn de nadelen voor de jachthavens achter de Manderssluis en het Benedensas meegenomen in de MKBA?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris van Economische Zaken onlangs haar ambitie voor de grote wateren heeft gepresenteerd (Kamerstuk 31 710, nr. 36). Naar het lijkt heeft deze ambitie grote gevolgen voor onze waterhuishouding, en met name ook voor de Zuidwestelijke Delta. Deze leden vragen de Minister wat de status is van dit document. Wordt de natuurambitie van het Ministerie van Economische Zaken gedeeld door de rest van het kabinet? Hoe beoordeelt de Minister de plannen van de Staatssecretaris van Economische Zaken? Zijn deze in lijn met het Deltaprogramma? Beïnvloeden de plannen van de Staatssecretaris de waterveiligheid, zo vragen deze leden? Staat de Minister achter de plannen van de Staatssecretaris waarin estuariene natuur, waar de Hedwigepolder aan ten onder gaat, zoveel mogelijk wordt bevorderd? Heeft dit beleidsdocument invloed gehad bij het opstellen van de structuurvisie Greverlingen en Volkerak-Zoommeer, zo vragen deze leden. Leidt deze beleidsvisie ertoe dat de verzilting nog verder zal toenemen dan zoals verwacht in het Deltaprogramma? Wordt in de berekeningen van de zoetwater stresstest rekening gehouden met dit beleidsdocument, zo vragen de leden van de CDA fractie. Wat is de positie van de Minister inzake het doorsteken van de dammen van het Veerse meer, zo vragen deze leden.
Categorie 1: Algemeen
Vraag 1.1
De leden van de PvdA-fractie vragen of het mogelijk is om zonder vertraging van de huidige plannen de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer met elkaar te verbinden en zo een nieuw robuust en toekomstbestendig waterlichaam te realiseren. Deze leden vragen of het mogelijk is dit op termijn alsnog te doen indien dit niet mogelijk is zonder vertraging van de huidige plannen.
Antwoord 1.1
Indien de directe verbinding tussen Grevelingen en Volkerak-Zoommeer aan de huidige plannen zou worden toegevoegd, zouden de totale kosten stijgen met circa € 60 miljoen. Gegeven de inspanning die alleen al nodig is voor de financiering van de huidige plannen, ligt het niet voor hand dat zonder vertraging van de huidige plannen een oplossing kan worden gevonden voor dergelijke meerkosten. De verbinding tussen beide meren is wel als optie in de ontwerp-rijksstructuurvisie opgenomen, zodat het op termijn mogelijk blijft om een dergelijke verbinding te realiseren.
Vraag 1.2
Deze leden vragen daarnaast of het mogelijk is dit te financieren uit de baten die verkregen kunnen worden door het bijstellen van de zoetwatergarantie, de zoutlekbestrijding, andere teelten en de lasten te leggen bij directe belanghebbenden.
Antwoord 1.2
Het belang van de zoetwatervoorziening voor diverse doeleinden is voor het kabinet zo groot dat een bijstelling van de afspraken over de alternatieve zoetwatervoorziening en van de zoutlekbestrijding geen optie is. Andere – meer zouttolerante – teelten zijn weliswaar mogelijk, maar economisch gezien minder aantrekkelijk. Zoutminnende teelten zijn op dit moment nog een niche markt en dus op grote schaal niet mogelijk. De voorgestelde bekostigingsopzet is onder meer gebaseerd op het werken met samenwerkingsvormen zoals gebiedscoöperaties, waar belanghebbenden op vrijwillige basis aan kunnen toetreden. Het is dus niet zo dat de lasten automatisch zullen worden neergelegd bij de direct belanghebbenden.
Vraag 1.3
Deze leden vinden het belangrijk dat bij deze en andere beslissingen de stuurgroep Zuidwestelijke Delta betrokken wordt, en gekeken wordt naar de mogelijkheden om, zonder vertraging van de huidige plannen, in samenwerking tussen Rijk en regionale partners het ontwikkelperspectief Zuidwestelijke Delta te realiseren. Deze leden vragen of dat mogelijk is.
Antwoord 1.3
De Stuurgroep Zuidwestelijke Delta is rechtstreeks en interactief betrokken bij alle planvorming voor de ontwikkeling van de Zuidwestelijke Delta. Er zit dan ook geen licht tussen bijvoorbeeld de ambitie van de stuurgroep en het ontwikkelperspectief in de ontwerp-rijksstructuurvisie.
Categorie 2: Zoetwatervoorziening
Vraag 2.1
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het verslag van het schriftelijk overleg wordt aangegeven dat voor de gebieden die momenteel direct afhankelijk zijn van zoet water uit het Volkerak-Zoommeer een alternatieve en betere zoetwatervoorziening wordt gerealiseerd.
Kan er worden aangegeven welke alternatieven dit precies zijn en waarom deze beter zijn ten opzichte van de vorige voorziening? Is het ook duidelijk wanneer deze voorzieningen gerealiseerd worden opdat er geen leemte ontstaat?
Antwoord 2.1
Een belangrijk deel van de alternatieve voorzieningen bestaat uit de extra aanvoer van water uit het Hollands Diep via de Roode Vaart naar West-Brabant. Via leidingen onder de Eendracht wordt een deel hiervan naar Tholen en St. Philipsland doorgevoerd. Polders in het oostelijk deel van Goeree-Overflakkee krijgen water vanuit het Haringvliet aangevoerd, via een gedeeltelijk aangepast watergangenstelsel. De Reigersbergsche Polder op Zuid-Beveland krijgt water aangevoerd in de vorm van kwelwater afkomstig van de Brabantse Wal en indien nodig aangevuld met gezuiverd rioolwater van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Bath.
De alternatieve zoetwatervoorziening is weergegeven in bijgevoegde figuur 3.1 en tabel 3.1 uit de ontwerp-rijksstructuurvisie (zie bijlage I en II).
De alternatieve zoetwatervoorziening is beter omdat het chloridegehalte van het aangevoerde water lager is dan het water dat in de huidige situatie uit het Volkerak-Zoommeer wordt ingenomen. De leveringszekerheid is groter omdat er bij de alternatieve aanvoer geen sprake is van innamestops wegens blauwalgenplagen.
De afspraak is dat het Volkerak-Zoommeer niet eerder zout kan worden dan nadat de alternatieve zoetwatervoorziening is gerealiseerd. Een groot deel van de hierboven beschreven maatregelen zijn onderdeel van het maatregelenpakket in het Deltaprogramma Zoetwater. Dat betekent dat realisatie is voorzien in twee fasen te weten 2015–2021 en 2022–2028.
Vraag 2.2
In het verslag van het schriftelijk overleg staat ook dat er maatregelen worden uitgevoerd om de nadelige gevolgen van een zout Volkerak-Zoommeer op de omliggende zoete wateren tot een minimum te reduceren. In hoeverre kunnen de nadelige gevolgen gereduceerd worden en kan de Minister duiden welke negatieve effecten tijdelijk of blijvend zullen bestaan?
Antwoord 2.2
Dankzij de alternatieve zoetwatervoorziening wordt een belangrijk deel van de nadelige gevolgen van een zout Volkerak-Zoommeer op de omliggende zoete wateren beperkt. Niet alleen in de vorm van aanvoer van zoet water voor beregening, maar ook in de vorm van zoet water voor peilbeheer en doorspoelen van de poldersloten. Het naar West-Brabant aangevoerde water wordt ook ingezet om, in aanvulling op het toepassen van een zoet-zout scheiding in de schutsluizen bij Dintelsas en Benedensas, het effect van een (beperkte) zoutlast achter de sluizen te reduceren middels verdunnen en terugspoelen. Bij onvoldoende aanvoer wegens droogte kan een tijdelijk effect optreden in de vorm van verhoogde chloridegehalten nabij de zoetwater innamepunten. Wanneer de aanvoer weer toegenomen is kan deze tijdelijke verhoging van het zoutgehalte weer teniet gedaan worden (doorspoelen).
Door de inzet van een zoet-zout scheiding in de Volkeraksluizen worden de negatieve effecten van een zout Volkerak-Zoommeer op Hollands Diep en Haringvliet beperkt. Er is weliswaar sprake van een beperkte toename van de zoutlast op deze wateren, maar alleen bij lage Rijnafvoeren kan tijdelijk sprake zijn van negatieve effecten. Om dit tijdelijke negatieve effect te minimaliseren zijn extra maatregelen voorzien, zoals een extra ontziltingsstap voor het drinkwater dat uit het Haringvliet wordt ingenomen en de alternatieve inlaat van water voor het Brielse Meer via de inlaat bij Spijkenisse.
Vraag 2.3
Ook worden er maatregelen getroffen in de Rijn-Maasmonding om negatieve effecten te reduceren. Wie is hier verantwoordelijk voor, wie betaalt deze voorzieningen en worden deze maatregelen tijdig gerealiseerd?
Antwoord 2.3
In de Rijn-Maasmonding zijn het inzetten van de inlaat van water uit de Oude Maas bij Spijkenisse en de doorvoer van water uit de Lek via de Krimpenerwaard naar de Hollandse IJssel bij Gouda, maatregelen om negatieve effecten te reduceren. Deze maatregelen zijn nodig voor een klimaatbestendige en robuuste zoetwatervoorziening van West-Nederland en zijn derhalve opgenomen in het Deltaprogramma. Deze maatregelen worden door Rijk en regio gezamenlijk gefinancierd, onder andere uit het Deltafonds. Uitvoering van de maatregelen gebeurt door de desbetreffende waterschappen. Volgens de planning van het Deltaprogramma worden deze maatregelen gerealiseerd voordat het Volkerak-Zoommeer weer zout zal worden.
Vraag 2.4
In het verslag van het schriftelijk overleg lezen deze leden dat op de lange termijn, wanneer duidelijk is op welke wijze klimaatverandering zorgt voor andere (zoetwater-)condities, mogelijk aanvullende maatregelen nodig zijn. Kan de Minister inzichtelijk maken welke huidige inschattingen er zijn?
Antwoord 2.4
De huidige inschattingen zijn dat door langere en drogere perioden en zeespiegelrijzing, de zoetwatervraag voor doorspoeling kan toenemen vanwege meer zoute kwel (interne verzilting). Voorts kan door toenemende verdamping de watervraag voor peilbeheer en beregening toenemen. Tijdens drogere en warmere zomers neemt de wateraanvoer van de rivieren af waardoor de kans op verzilting vanuit de zee toeneemt (externe verzilting). Deze klimaatontwikkelingen hebben echter een grote onzekerheid. Het Deltaprogramma werkt daarom met een adaptieve aanpak waarbij stapsgewijs maatregelen worden genomen die nodig zijn.
Vraag 2.5
De Minister antwoordt dat in de huidige situatie al veel zoetwater nodig is omdat bij droogte het Volkerak extra moet worden doorgespoeld. Kan de Minister aangeven in welke mate het benodigde debiet in de huidige situatie wordt verminderd als het achterstallig onderhoud aan de Krammersluizen is verholpen?
In welke mate wordt dit voorkomen door met het doorspoelen te anticiperen op het groeiseizoen?
Antwoord 2.5
Wanneer achterstallig onderhoud wordt uitgevoerd van het huidige zoet-zout scheidingssysteem, kan naar verwachting het benodigde debiet bij droogte met ongeveer 30 tot 50% worden verminderd.
Anticiperend extra doorspoelen voorafgaand aan het groeiseizoen kan het benodigde spoeldebiet bij droogte verminderen. De mate waarin is mede afhankelijk van meteorologische omstandigheden (neerslag en verdamping) die onder andere de aanvoer van water uit Noord-Brabant bepalen. Anticiperend extra doorspoelen geeft over een jaar beschouwd echter een groter waterverbruik. Door middel van Slim Watermanagement zal in de regio naar optimalisaties worden gezocht teneinde het beschikbare zoet water beter te benutten.
Vraag 2.6
Deze leden zijn tevens benieuwd naar de mogelijkheden voor het opstellen van een zoetwaterprotocol. De Minister gaat er namelijk vanuit dat het technisch mogelijk is om het Volkerak-Zoommeer zout te maken en het Haringvliet- en Hollands Diep-systeem zoet te houden. Er is ook berekend wat de maximale zoutlast vanuit het Volkerak naar het Haringvliet en Hollands Diep mag zijn. Deze leden vragen echter hoe en door wie er moet worden gehandeld als het systeem faalt of als er een calamiteit optreedt.
Antwoord 2.6
Wanneer het Volkerak-Zoommeer weer zout wordt zal een nieuw waterakkoord worden opgesteld, waarin de afspraken komen te staan over de inzet van zoet water ten behoeve van zoetwatervoorziening en zoutbestrijding, onder andere bij de Volkeraksluizen. In of gekoppeld aan dit waterakkoord zullen ook afspraken tussen de waterbeheerders worden vastgelegd over hoe te handelen bij falen van het zoet-zoutscheidingssysteem in de sluizen of het optreden van andere calamiteiten. Overigens zullen in het ontwerp van de zoet-zoutscheiding preventieve maatregelen opgenomen worden om de faalkans zoveel mogelijk te beperken.
Vraag 2.7
Deze leden vragen hoe de verzilting van het Volkerak in verhouding staat tot de mogelijke verdieping van de Nieuwe Waterweg voor de alternatieve inlaat bij Spijkenisse.
Antwoord 2.7
De verhoging van het zoutgehalte in de Rijn-Maasmonding als gevolg van een zout Volkerak-Zoommeer werkt in perioden met een langdurig lage Rijnafvoer in geringe mate door in het water in de Oude Maas ter hoogte van Spijkenisse (maximale verhoging van 16,5 mg/l chloride). Uit analyses blijkt dat onder de heersende hydrologische omstandigheden de huidige en extra beperkingen van de Bernisse-inlaat door zoutlek vanuit een zout Volkerak-Zoommeer, effectief gemitigeerd kunnen worden door de inlaat van water uit de Oude Maas via de inlaatsluis Spijkenisse.
Verkennende studies van Deltares melden dat in situaties met een extreem lage Rijnafvoer, een verdieping van de Nieuwe Waterweg een gering effect heeft op de inlaatsluis Spijkenisse. Echter, dit treedt op onder omstandigheden dat de inlaatsluis Spijkenisse toch al niet of slechts beperkt bruikbaar is door de korte duur van de tijdvensters waarbinnen voldoende zoet water beschikbaar is om in te laten. Ondanks deze geringe verslechtering kan bij de alternatieve inlaat Spijkenisse meer dan 95% van de tijd water worden ingenomen.
Door het Havenbedrijf Rotterdam zal in het kader van de milieueffectrapportage over het voornemen om de Nieuwe Waterweg te verdiepen nader onderzocht worden wat het effect hiervan is op de inlaat van zoet water in de Oude Maas bij Spijkenisse.
Categorie 3: Waterkwaliteit
Vraag 3.1
De leden van de VVD-fractie lezen dat naast het herstel van het zoet-zoutscheidingssysteem op het Krammer-sluizencomplex wordt onderzocht of het mogelijk is via extra doorspoeling van het Volkerak-Zoommeer voorafgaand aan het groeiseizoen het zoutgehalte in het Volkerak-Zoommeer omlaag te brengen. Indien deze extra doorspoeling haalbaar is, zal dat ook onderdeel uitmaken van het Waterakkoord Volkerak-Zoommeer. Deze leden vragen welke kosten deze mogelijke extra doorspoeling met zich mee brengt. Zijn deze kosten gedekt en welk proces en tijdpad zijn hierbij voorzien?
Antwoord 3.1
Kosten die gemaakt worden om de extra doorspoeling mogelijk te maken betreffen het onderzoek naar de effecten, herziening van het waterakkoord en monitoring van de effecten. Er hoeven geen aanpassingen aan de infrastructuur te worden gedaan. De kosten zijn dan ook beperkt en vallen onder het budget dat RWS beschikbaar heeft voor waterbeheer. Het onderzoek naar de extra doorspoeling wordt in de loop van 2015 afgerond. Eind van dit jaar kan er een herzien waterakkoord worden vastgesteld. Vanaf 2016 kan dan de extra doorspoeling operationeel zijn.
Vraag 3.2
Het wordt de leden van de SP-fractie niet duidelijk of de waterkwaliteit in Volkerak-Zoommeer nu wel of niet verbetert. Uit de beantwoording van vraag A5/C2 in het verslag van het schriftelijk overleg blijkt dat de waterkwaliteit kan verbeteren door de aanwezigheid van de quaggamossel, maar ook door emissiebeperkende maatregelen voor nutriënten. Uit het antwoord op vraag C5 in het verslag van het schriftelijk overleg blijkt dat naast aan de maatstaven voor stikstof, doorzicht en fosfaat ook niet wordt voldaan aan de maatstaven voor fytoplankton (algen), waterflora, macrofauna en vis. Dit terwijl later in de beantwoording ogenschijnlijk een «uitstapje gemaakt wordt» naar het afzien van het weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer en de kostenbesparing daardoor.
Deze leden vragen of het uitgangspunt van de Minister nog steeds het zout maken van het Volkerak-Zoommeer is.
Antwoord 3.2
Voor wat betreft de ontwikkeling van de waterkwaliteit verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.8.
Het toelaten van beperkt getij op het Volkerak-Zoommeer (waardoor dit meer weer zout wordt) is de meest betrouwbare en robuuste oplossing voor de waterkwaliteitsproblemen van dit meer en heeft gunstige regionaal economische effecten. Om die redenen is zout maken van het Volkerak-Zoommeer opgenomen in het ontwikkelperspectief van de ontwerp-rijksstructuurvisie.
Vraag 3.3
Uit het antwoord op vraag C2 begrijpen deze leden dat aan de drie basiskeuzen de vraagstukken van de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer en de Grevelingen (twee basiskeuzen) en van de veiligheid tegen overstromingen (derde basiskeuze) ten grondslag liggen. Deze leden zien graag ter verduidelijking een uitgewerkt plaatje van de kosten van deze keuzes en wat dit doet met de waterkwaliteit.
Antwoord 3.3
In bijgevoegde tabel (zie bijlage III) zijn de maatregelen van het ontwikkelperspectief en de kosten per maatregelen opgenomen. De kosten zijn per bekken gesplitst. De maatregelen voor het zout maken van het Volkerak-Zoommeer zijn op te delen in drie categorieën: (1) de kosten voor een doorlaatmiddel in de Philipsdam, (2) de kosten voor de beperking van zoutindringing en (3) de kosten voor de maatregelen van de alternatieve zoetwatervoorziening. Alle drie de categorieën zijn noodzakelijk voor het zout maken van het Volkerak-Zoommeer. In de tabel zijn ook de kosten opgenomen voor een open verbinding tussen Volkerak-Zoommeer en Grevelingen. De wenselijkheid van deze optie is nog vast te stellen.
Uit de onderzoeken van de rijksstructuurvisie is gebleken dat waterberging op de Grevelingen niet een kosteneffectieve oplossing is ten opzichte van dijkversterkingen in Hollands Diep en Haringvliet. Daarom zijn er voor de derde basiskeuze geen maatregelen in de ontwerp-rijksstructuurvisie opgenomen. Indien klimaatverandering dijkversterking nodig maakt, zullen maatregelen bekostigd worden uit het Deltafonds.
Wat betreft de basiskeuzen over de waterkwaliteit is uit de onderzoeken van de ontwerp-rijksstructuurvisie gebleken dat het terugbrengen van getij op de Grevelingen een grote verbetering van de waterkwaliteit betekent. De problemen met zuurstofloosheid worden er vrijwel geheel mee opgelost, het leven op en rond de bodem keert terug. Een zout Volkerak-Zoommeer met beperkt getij geeft een duurzame verbetering van de waterkwaliteit, vooral vergeleken met een referentiesituatie met blauwalgenoverlast. Die overlast behoort in zout water met beperkt getij definitief tot het verleden, waarmee de periodes van giftigheid verdwijnen en het doorzicht van het water verbetert. Ook in vergelijking met een situatie met verminderde blauwalgenoverlast dankzij de quaggamossel, betekent zout water met beperkt getij een structurele en blijvende verbetering.
Vraag 3.4
Deze leden vernemen ook graag precies wat de oplossingen zijn voor vertroebeling, te hoge concentraties stikstof en fosfaat en de jaarlijks terugkerende overlast van blauwalg in de diepe delen van het meer. Deze leden hebben niet veel aan de opmerking dat «er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om op korte termijn verbetermaatregelen uit te voeren», waarna meteen overgesprongen wordt naar de noodzaak van een gebiedsontwikkeling. Naar mening van deze leden moet eerst bezien worden wat het zout maken van het Volkerak-Zoommeer en Grevelingen kost ten behoeve van verbetering van de waterkwaliteit, zonder alle naar mening van deze leden onnodige toeters en bellen.
Antwoord 3.4
Vertroebeling, te hoge concentraties stikstof en fosfaat en de jaarlijks terugkerende overlast van blauwalg in het Volkerak-Zoommeer treden vooral op in de ondiepere delen van het Volkerak-Zoommeer. Door uitvoering van het 5e Nitraatactieprogramma en overige emissiemaatregelen, als onderdeel van de Kaderrichtlijn Water (KRW), daalt de aanvoer aan stikstof en fosfaat vanuit de omringende polderwateren en het rivierwater. De prognose is echter dat de gehaltes aan nutriënten in het Volkerak-Zoommeer in ieder geval tot 2021 te hoog blijven om te voldoen aan de eisen voor stilstaande zoete meren.
De spontane vestiging van de quaggamossel heeft de afgelopen jaren vermoedelijk tot een afname van de blauwalgenoverlast geleid, omdat deze exotische zoetwatermossel zich voedt met o.a. blauwalgen. Of de quaggamosselen zich handhaven als factor om de hoeveelheid blauwalgen te beperken, is onzeker. Het afgelopen jaar is in heel Nederland een teruggang geconstateerd van de verspreiding en hoeveelheid van de quaggamossel.
Vraag 3.5
Is het niet zo dat de Commissie voor de milieueffectrapportage heeft opgemerkt dat aan te richten milieuschade bij het zout maken niet is meegenomen? Wat is nu echt nodig om de waterkwaliteit, en dus de twee basiskeuzes, op orde te krijgen?
Antwoord 3.5
De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft geadviseerd om in een aanvulling op het MER een nadere, meer gekwantificeerde beschouwing te geven van de negatieve en positieve gevolgen voor natuur. Deze aanvulling wordt conform het advies opgesteld.
Het advies van de commissie laat onverlet dat met beperkt getij op de Grevelingen en zout water in het Volkerak-Zoommeer met beperkt getij de waterkwaliteit op orde kan komen.
Vraag 3.6
De leden van de SP-fractie lezen in het antwoord op vraag C5 van het schriftelijk overleg dat indien het Volkerak-Zoommeer weer zout wordt, andere maatstaven van de KRW zullen gelden. Kan de Minister aangeven hoe deze transitie vorm zal krijgen, met tussentijdse afrekenbare doelen op alle genoemde maatstaven voor alle genoemde stoffen, flora, fauna en vissen? En kunnen daarbij de begrippen «hydromorfologie» en «fysische chemie» ook toegevoegd worden?
Antwoord 3.6
Bij een zout Volkerak-Zoommeer zullen andere doelen gelden omdat het meer in termen van de KRW overgaat van een «stilstaand zoet meer» naar een «estuarium met matig getijverschil». Beoordeling op het voldoen aan de eisen die de KRW stelt zal dus plaatsvinden op de maatstaven die horen bij een estuarium met matig getijverschil.
De effecten van het zout maken op de flora, bodemdieren, vissen, fysische chemie (o.a. zuurstofgehalte, stikstof en fosfaat) en de hydromorfologie (aanwezigheid van natuurlijke oevers) die zijn beschreven in het MER vormen de basis voor de inschatting of aan de zoute maatstaven kan worden voldaan. Hieruit komt het volgende naar voren:
• het uitvoeren van het 5e Nitraatactieprogramma 2014–2017, opvolgers hiervan en overige emissiemaatregelen blijft nodig;
• de hoeveelheid algen en het doorzicht zullen ook via begrazing door mosselen, oesters en andere schelpdieren worden bepaald;
• de omvang van de natuurlijke oevers zal niet wijzigen omdat de dijken blijven;
• het ontstaan van intergetijdengebied biedt ruimte voor vestiging van zoute vegetatie;
• voor waterflora, bodemdieren en vissen zijn geen extra beheermaatregelen nodig om te voldoen aan de eisen van de KRW.
Vraag 3.7
Daarnaast ontvangen deze leden graag bij alle genoemde zaken eveneens de extra benodigde maatregelen per onderdeel.
Antwoord 3.7
De landelijke maatregelen voor de komende jaren zijn beschreven in de tweede stroomgebiedbeheerplannen KRW (2016–2021) die nu ter inzage liggen. Op basis van de huidige toestand en trends is ingezet op het 5e Nitraatactieprogramma (2014–2017), overige landelijke emissiewetgeving en regionaal maatwerk zoals het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. In 2016 is een evaluatie van het 5e Nitraatactieprogramma voorzien, waarbij wordt nagegaan of aanscherping nodig is. Op weg naar de derde stroomgebiedbeheerplannen (2022–2027) zal worden nagegaan of met het huidige pakket kan worden volstaan, of dat er aanvullende landelijke of gebiedsgerichte maatregelen nodig zijn om de gewenste toestand te realiseren.
Maatregelen gepland voor de periode 2016–2021 voor de Grevelingen betreffen de ingebruikname van de Flakkeese Spuisluis in de Grevelingendam, met onder meer als doel het oostelijk deel van de Grevelingen te verversen met water uit de Oosterschelde en een pilot voor het aanplanten van zeegras met als doel de mogelijkheden voor de herintroductie van zeegras te onderzoeken.
Voor het Volkerak-Zoommeer heeft RWS geen gebiedsgerichte maatregelen gepland voor de periode 2016–2021. Wel wordt de optie voor het uitvoeren van actief visstands- of schelpdierstandsbeheer in de derde beheersperiode, 2022–2027 opengehouden.
Vraag 3.8
Aangezien de beantwoording op vraag C14 naar de antwoorden op vraag C5 van het verslag van het schriftelijk overleg doorverwijst en dit naar mening van deze leden echt onvoldoende is, vragen deze leden op welke wijze de KRW-maatstaven per 2027 wel gehaald kunnen worden op alle terreinen.
Antwoord 3.8
Op grond van de monitoring in de afgelopen jaren kan een prognose worden opgesteld of de maatstaven voor de KRW kunnen worden gehaald. Die monitoring wordt voortgezet en biedt ruimte voor bijstellen van maatregelen zoals het Nitraatactieprogramma. De stand van zaken is dat in de huidige zoete situatie de prognose is dat de gehaltes aan stikstof en fosfaat in het Volkerak-Zoommeer tot 2021 te hoog blijven om te voldoen aan de eisen voor stilstaande zoete meren. De aspecten waterflora, macrofauna en vis voldoen nu niet en volgens de prognose ook niet in 2021.
Voor algen en doorzicht laten de meest recente meetgegevens zien dat weliswaar op dit moment voldaan wordt aan de maatstaven van de KRW, maar dat dit vermoedelijk te danken is aan de opkomst van de quaggamossel. Omdat het volgens deskundigen onzeker is hoe het meer zich zonder ingrijpen zal ontwikkelen zijn in het MER twee scenario’s gehanteerd met meer/minder succes van de quaggamossel. Als de quaggamossel zich permanent en in voldoende mate kan vestigen kunnen de aantallen algen en het doorzicht blijvend verbeteren. Bij het scenario waarbij de quaggamossel in aantal terugloopt, lukt dit niet of onvoldoende. In beide scenario’s blijft het uitvoeren van emissiebeperkende maatregelen de komende jaren nodig.
De conclusie is dat bij voortzetting van de huidige situatie de maatstaven voor de KRW voor een deel niet gehaald worden en de haalbaarheid van een ander deel onzeker is. Om die reden is in het ontwikkelperspectief een systeemwijziging (zout en beperkt getij) opgenomen. Die systeemwijziging leidt tot andere KRW-maatstaven. Uit het MER bij de ontwerp-rijksstructuurvisie blijkt dat deze maatstaven na de systeemwijziging wel gehaald kunnen worden. Zie ook het antwoord op vraag 3.6.
Vraag 3.9
De leden van de SP-fractie dringen aan op het nader onderzoeken van de invloed van het spuien van zout water onder meer reguliere omstandigheden, met grotere afvoeren van zoetwater via de Schelde, evenals het verrichten van nader hydrologisch onderzoek, zoals in de Westerschelde, alvorens over te gaan tot het vaststellen van een Rijksstructuurvisie. Kan de Minister uitleggen waar de haast tot besluitvorming vandaan komt?
Antwoord 3.9
De Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer betreft een zogenoemde MIRT-verkenning. In dit stadium van het project worden effecten in kaart gebracht aan de hand van een Plan-MER. De nadere uitdetaillering van effecten gebeurt in de planuitwerkingsfase aan de hand van een Project-MER. Dat geldt ook voor de effecten op het Schelde-estuarium.
In dat kader zal, zoals is afgesproken met de betrokken Vlaamse partijen, nader gezamenlijk onderzoek worden gedaan naar de invloed van het spuien van zout water op het oostelijk deel van het Schelde-estuarium. Dat zou nadelig kunnen zijn voor de scheepvaart (dwarsstromingen), de zoetwatergetijdennatuur en de zoetwatervoorziening van bepaalde bedrijven in de Antwerpse haven. Indien deze invloed te groot zou zijn, kan worden overwogen om niet op de Westerschelde te spuien, maar op de Oosterschelde via een te maken opening in de Oesterdam (of een andere maatregel met een soortgelijk effect). De opening in de Oesterdam is in het kostenoverzicht opgenomen. Over deze aanpak bestaat overeenstemming met het Vlaams Gewest.
De urgentie van besluitvorming over het ontwikkelperspectief en het zetten van eerste stappen is gelegen in:
• de instabiele ontwikkeling van de waterkwaliteit;
• de relatie met de Deltabeslissing Zoetwater;
• de regionaal-economische achteruitgang (krimpregio);
• de benodigde duidelijkheid voor het beheer- en onderhoudprogramma van de civieltechnische kunstwerken in de regio.
Categorie 4: Financiering
Vraag 4.1
Voor de leden van de VVD-fractie is het een uitgangspunt dat de overheid geen zoet water verzilt vanwege de natuur en dan de ondernemer meer laat betalen voor zijn zoete water. Hierop heeft de Minister in het verslag van het schriftelijk overleg geantwoord dat er alleen sprake is van een financiële bijdrage van regionale overheden en dus niet van een separate bijdrage van ondernemers. Deze leden zouden echter nog een aanvullende reactie hierop willen, aangezien deze leden doelden op het extra betalen voor zoet water nadat het project is afgerond en het water dan dus verzilt is. Zou de Minister deze gevolgen nader willen duiden?
Antwoord 4.1
Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat de prijzen voor zoet water in de toekomst zullen stijgen. Uit de MKBA van de rijksstructuurvisie is gebleken dat de alternatieve zoetwatervoorziening die nodig is bij een zout Volkerak-Zoommeer, leidt tot een hogere leveringszekerheid en een betere waterkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie. Op grond hiervan is jaarlijks circa € 86 miljoen aan extra baten voor de landbouw berekend.
Ook als niet wordt besloten om het Volkerak-Zoommeer zout te maken, is op termijn een alternatieve zoetwatervoorziening nodig met het oog op de klimaatverandering en de hierdoor toenemende verziltingsproblematiek. Mede hierdoor zijn deze zoetwatermaatregelen onderdeel geworden van het pakket maatregelen behorend bij Deltabeslissing Zoetwater
Vraag 4.2
Deze leden willen graag een toelichting op het Cobouwartikel van 19 januari jongstleden,3 waarin staat dat er nog 20 procent van de benodigde 350 miljoen euro moet worden gevonden. Als de totale financiering niet rond komt vóór het eind van dit jaar, krijgt Zuid-Holland de ingebrachte gelden terug. Deze leden willen daarom weten wat hier de financiële consequenties voor het Rijk van zijn.
Antwoord 4.2
In de ontwerp-rijksstructuurvisie is opgenomen dat, indien het niet mogelijk mocht blijken om in het jaar na de vaststelling van de ontwerp-rijksstructuurvisie financiële dekking te vinden, de realisering van het ontwikkelperspectief (voorlopig) beperkt blijft tot realisatie van de projecten Flakkeese spuisluis en Roode Vaart en de uitvoering van de deltabeslissing Zoetwater. Ook de financiële consequenties voor het Rijk blijven dan beperkt tot deze projecten.
Vraag 4.3
Wanneer dit project gerealiseerd wordt, kan de rijksoverheid nieuwe inkomsten verdienen via bijvoorbeeld de afdracht van visserijrechten of de waarde van het Rijksvastgoed. Kunnen de extra inkomsten voor het Rijk gekwantificeerd worden na de investeringen van het Grevelingen en Volkerak-Zoommeer-project, aangezien het voorgaande zou kunnen leiden tot een interessant verdienmodel?
Antwoord 4.3
Eventuele nieuwe inkomsten voor het rijk zijn door zoveel onzekerheden omgeven dat deze niet te kwantificeren zijn. Vooralsnog zijn geen andere nieuwe rijksinkomsten voorzien dan de in de vraag genoemde voorbeelden.
Vraag 4.4
De leden van de SP-fractie begrijpen, ondanks de poging van de Minister tot beantwoording, niet waarom ingezet wordt op een Rijksstructuurvisie, terwijl onder het antwoord op vraag C3 van het verslag van het schriftelijk overleg aangegeven wordt dat de verwezenlijking beperkt blijft tot reeds genomen besluiten, te weten de Flakkeese spuisluis en Roode Vaart en de deltabeslissing zoet water, wanneer financiële dekking niet gevonden wordt. De onduidelijkheid wordt nog verder vergroot wanneer onder het antwoord op vraag C4 van het verslag van het schriftelijk overleg uitgelegd wordt dat een Rijksstructuurvisie in het kader van Wet ruimtelijke ordening slechts gevolgen heeft voor het Rijk, waarna gesteld wordt dat geen beroep bij de rechter kan worden ingesteld. Is het in dit geval niet zo dat de positie van het Rijk door middel van de keuze voor een Rijksstructuurvisie dwingend wordt vastgelegd, waardoor provincies en gemeenten de plannen moeten uitvoeren? Waarom volstaat in dit geval de reeds in uitvoering zijnde Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier niet? Is er een vriendelijkere manier om zaken te regelen? Zo ja, waarom wordt hier dan niet voor gekozen?
Antwoord 4.4
In de ontwerp-rijksstructuurvisie is een ruimtelijk ontwikkelperspectief geschetst voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer. Het instrument van de rijksstructuurvisie is daarvoor een geëigend instrument. Indien de financiële dekking niet wordt gevonden, blijft de realisering voorlopig beperkt tot de in de vraag genoemde projecten. Rijk en regio zullen in die situatie overleggen over de strategische betekenis van het ontwikkelperspectief. Het voornemen uit de Rijksstructuurvisie blijft daarbij de leidraad.
Een rijksstructuurvisie is alleen bindend voor het Rijk, niet voor provincies en gemeenten. Deze bestuursorganen kunnen het daarin opgenomen ruimtelijke beleid wel in eigen structuurvisies vastleggen. Over de uitvoering van de rijksstructuurvisie Grevelingen Volkerak-Zoommeer maken Rijk en regio bovendien op vrijwillige basis onderling afspraken in een bestuursovereenkomst.
De planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier heeft betrekking op het waterveiligheidsvraagstuk in het rivierengebied en niet op het vraagstuk van de waterkwaliteit van de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer. Overigens is de genoemde planologische kernbeslissing in 2007 definitief vastgesteld op grond van de destijds geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening. De huidige wet voorziet niet meer in dit type beleidsdocumenten. De structuurvisie is daarvoor in de plaats gekomen.
Categorie 5: Biodiversiteit
Vraag 5.1
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in het verslag van de schriftelijke vragen antwoordt dat de doorlaat in de Brouwersdam betere migratiemogelijkheden voor vissen en zeezoogdieren biedt. Kan de Minister aangeven wat deze doorlaat aan extra kosten met zich meebrengt en hoe effectief deze doorlaat is in het kader van de migratiemogelijkheden voor vissen en zeezoogdieren?
Antwoord 5.1
Op dit moment maken vissen en zeezoogdieren gebruik van de bestaande Brouwerssluis aan de zuidzijde van de Brouwersdam. Die biedt met een doorstroomopening van ca 16 m breed en een oppervlak van 65 m2 voldoende migratiemogelijkheid.
Het nieuwe doorlaatmiddel in de Brouwersdam heeft als primaire functie de waterkwaliteit van de Grevelingen duurzaam te verbeteren door het terugbrengen van beperkt getij. Indien de markt geen mogelijkheden ziet deze doorlaat op te waarderen naar een getijdencentrale, dan is de doorlaat beschikbaar als extra migratiemogelijkheid voor vissen en zeezoogdieren aan de noordzijde van de Brouwersdam. Indien de markt wel mogelijkheden ziet de doorlaat op te waarderen naar een getijdencentrale, gelden normen voor hoeveel vis per passage mag overlijden en zal een adequaat visgeleidingssysteem onderdeel zijn van de ontwerpeisen. Voor zeezoogdieren moet voorkomen worden dat ze in aanraking komen met de turbines. In beide gevallen blijft de huidige spuisluis beschikbaar voor in- en uittrek van vis en zeezoogdieren.
In de MKBA is uitgegaan van een doorlaatmiddel in de Brouwersdam met een doorstroomopening van ca 100–200 m breed en een oppervlak van 700 m2. De kosten hiervan zijn geraamd op 126–137 miljoen euro (prijspeil 2014, inclusief BTW). In een recente marktverkenning lijkt een besparing op de kosten voor aanleg van ca. 25–30 miljoen euro haalbaar.
Vraag 5.2
Klopt het dat er een grote kans is dat de doorlaat in de Brouwersdam toch opgewaardeerd wordt naar een getijdencentrale? Zo ja, kan er worden aangegeven wat hier precies over is afgesproken, welke extra kosten een getijdencentrale met zich meebrengt en in hoeverre deze effectief zal zijn? Zijn de resultaten van de marktconsultatie en een samenvatting van de business case al openbaar?
Antwoord 5.2
Herintroductie van getij op de Grevelingen kan via een doorlaatmiddel in de Brouwersdam (zie E1) of via een doorlaat die is uitgerust met een getijdencentrale. In een precompetitieve dialoog hebben overheden en marktpartijen gezamenlijk naar oplossingen gezocht, waarmee aan de eisen van de KRW kan worden voldaan en tevens duurzame energie kan worden opgewekt. De uitdaging hierbij was te komen tot een kostenoptimalisatie, uitgaande van een geïntegreerde oplossing (waterkwaliteit en duurzame energie).
Alle ingebrachte kennis en ontwikkelde inzichten zijn opgenomen in de eindrapportage «Verslag van de precompetitieve fase getijdencentrale Brouwerdam» van 4 februari 2015. De conclusie uit de eindrapportage is dat het haalbaar kan zijn om een afsluitbare doorlaat in de Brouwersdam op te waarderen tot een getijdencentrale, mits er een overheidsbijdrage van circa € 100 miljoen voor de waterkwaliteitsmaatregelen Grevelingen beschikbaar komt (i.c. de opening in de Brouwersdam; uitgaande van de in het antwoord op vraag 5.1 genoemde besparing op de kosten). De extra investeringskosten voor de marktpartijen bedragen voor de meest optimale variant met een getijdencentrale ca. € 150 miljoen. Deze variant betreft een getijdencentrale met 25 MW aan geïnstalleerd vermogen met een jaarlijkse energieproductie van 85 GWh/j waarmee ongeveer 25.000 huishoudens van stroom kunnen worden voorzien.
Vraag 5.3
Ook lezen deze leden dat er enkele vispassages tussen het meer en achterliggende polderwateren worden aangebracht. Kan de Minister aangeven om hoeveel vispassages het daarbij precies gaat en wat de kosten zijn per passage? Kan de Minister ook aangeven hoe de effectiviteit van deze passages bewezen is?
Antwoord 5.3
In de komende periode van het stroomgebiedbeheerplan zullen geen vispassages worden aangelegd tussen de Grevelingen en de achterliggende polderwateren. Voor het Volkerak-Zoommeer is de aanleg van vispassages mede afhankelijk van de keuze voor een zout meer. In de beheerplanperiode 2016–2021 staan geen vispassages gepland voor dit meer. Wel is er een voorlopige lijst van locaties voor vispassages, waarvan nut en noodzaak zal worden bepaald na een definitieve keuze voor een zout Volkerak-Zoommeer. Als bijdrage aan dit onderzoek zijn in de afgelopen jaren enkele vismigratieproeven uitgevoerd in de Bergsediepsluis en de Krammerjachtensluis. Daaruit is gebleken dat met een geringe aanpassing van het schutregime de migratie van vis bevorderd kan worden. Daarmee zal de effectiviteit van vispassages naar de polderwateren toenemen.
Categorie 6: Overig
Vraag 6.1
De leden van de VVD-fractie merken op dat de vaststelling van de definitieve Rijksstructuurvisie afhankelijk is van de voortgang bij het robuust maken van de bekostiging van de maatregelen. Een eerste stap daarbij is het sluiten van een bestuursovereenkomst met de betrokken regio. Kan de Minister een verwacht tijdspad geven voor het sluiten van deze overeenkomst? Kan er ook worden aangegeven waar de meeste knelpunten in dit proces zitten bij de regio waardoor er mogelijk vertraging opgelopen kan worden?
Antwoord 6.1
Momenteel wordt met regionale partijen gewerkt aan een eerste bestuursovereenkomst, waarin afspraken worden vastgelegd over de governance en werkwijze waarmee rijk en regio de financiële dekking van de maatregelen voor het ontwikkelperspectief gaan uitwerken. Indien financiële dekking voor de maatregelen is gevonden, kan naar verwachting in 2016 een tweede overeenkomst voor de planuitwerkingsfase met regionale partijen worden ondertekend.
De knelpunten in dit proces zijn te relateren aan de innovatieve wijze waarop Rijk en regio gezamenlijk de bekostiging uitwerken. Een belangrijke pijler van de bekostiging is private financiering via de opbrengsten van de gebiedsontwikkeling als gevolg van de verbetering van de waterkwaliteit. Hieraan liggen onzekerheden ten grondslag aangezien op voorhand niet is te garanderen dat deze opbrengsten gerealiseerd gaan worden. Vooralsnog ga ik er vanuit dat deze onzekerheden niet zullen leiden tot vertraging van het proces.
Vraag 6.2
Deze leden vragen of de Minister de financiële gevolgen van de ontwikkeling van de rijkswateren Grevelingen en Volkerak-Zoommeer op de gebruikers zoals schelpdiertelers, agrariërs, recreatieondernemers en terreinbeheerders in de gaten wil houden en wil evalueren. Kan de Minister daarbij ook toezeggen dat deze ondernemers een duidelijk contactpunt krijgen bij de betrokken regionale overheden waar zij onverwachte negatieve effecten kenbaar kunnen maken?
Antwoord 6.2
De belangen en financiële gevolgen van gebruikers en (andere) private partijen worden meegenomen in het Programma gebiedsontwikkeling. Dat programma voorziet er onder meer in dat door de provincies samenwerkingsvormen worden opgericht waaraan gebruikers, andere private partijen en regionale overheden kunnen deelnemen. Deze samenwerkingsvorm heeft tot doel om de ontwikkelkansen die voor waterkwaliteitsverbetering ontstaan optimaal op elkaar af te stemmen. Deze structuur biedt een uitgelezen mogelijkheid voor intensieve interactie tussen betrokken partijen en dus ook voor de uitwisseling van hun ervaringen, zowel positief als negatief.
Vraag 6.3
In de notitie van het Centraal Planbureau getiteld «Second opinion «Economische analyse Zoetwater»» van 5 februari 20154 wordt er op pagina 15 een aantal suggesties gegeven voor het vervolgonderzoek, zoals een betere hydrologische onderbouwing, een beleidsarm referentiealternatief en het niet alleen meenemen van droogteschade maar ook verziltingsschade bij de gemonetariseerde landbouwbaten in West-Nederland. Deze leden willen graag een reactie van de Minister op deze aanbevelingen.
Antwoord 6.3
De aanbevelingen die in de notitie van het Centraal Planbureau worden gedaan voor vervolgonderzoek hebben een plek gekregen in de kennisagenda op grond van het Deltaprogramma Zoetwater. Er is in 2015 begonnen met de verdere ontwikkeling van bruikbare economische instrumenten waarin ook kosten en baten zijn opgenomen. Dat onderzoek loopt door na 2015. Eind 2015 zal over reeds afgeronde onderdelen een (tussen)rapportage worden opgeleverd.
Vraag 6.4
De leden van de SP-fractie horen graag op welke manier, welke onderdelen van bijvoorbeeld de plannen van Spaargaren zijn onderzocht en wat daarvan de uitkomsten bij de kosten- en batenanalyse waren. Kan dit op eenvoudige wijze in een lijstje gezet worden, zo vragen deze leden. Met de opmerking in de beantwoording van vraag C12 van het verslag van het schriftelijk overleg dat het in de toekomst een interessant alternatief is, dat in de toekomst mogelijk nog van pas kan komen hebben deze leden niet zo veel. De afweging of het alternatief al dan niet nodig of wenselijk is maken deze leden dan ook graag zelf op basis van gevraagde informatie.
Antwoord 6.4
In het Wetgevingsoverleg Water (WGO) van 17 november 2014 heb ik, naar aanleiding van de motie Geurts, toegezegd het plan Spaargaren verder te laten onderzoeken. Dit onderzoek zal in oktober 2015 zijn afgerond om de uitkomsten in het WGO Water van november 2015 met u te kunnen bespreken. Op dat moment wil ik de uitkomsten van het onderzoek beschouwen in het licht van de eerdere onderzoeken voor de Deltabeslissing Rijn-Maasdelta, zodat ik u daar in samenhang over kan informeren.
Vraag 6.5
Deze leden vragen voorts of er een mogelijkheid is om de compenserende maatregelen, zoals gevraagd door de waterschappen, vast te leggen zonder een Rijksstructuurvisie vast te stellen.
Antwoord 6.5
De compenserende maatregelen maken een intrinsiek en onlosmakelijk onderdeel uit van het gehele pakket maatregelen dat nodig is om te komen tot het ontwikkelperspectief van de rijksstructuurvisie. Het ligt dus niet in de rede om deze maatregelen los te koppelen van de Rijksstructuurvisie.
Vraag 6.6
Wat gebeurt er met de plannen wanneer de streek het bedrag van 40 tot 45 miljoen euro, via gebiedscoöperaties, dat jaar niet bij elkaar krijgt? Is het fenomeen gebiedscoöperatie niet te nieuw om daar een rijksstructuurvisie aan op te hangen?
Antwoord 6.6
De rijksstructuurvisie biedt een ontwikkelperspectief voor Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Parallel aan de rijksstructuurvisie is de regio het Programma gebiedsontwikkeling gestart om te komen tot een bekostiging van de maatregelen die nodig zin voor de realisering van het ontwikkelingperspectief van de rijksstructuurvisie. Daarbij zijn ook samenwerkingsvormen, zoals de gebiedscoöperatie, naar voren gekomen vanuit het perspectief van een kansrijke en innovatieve bekostigingsstrategie. Uiteraard kleven aan innovaties risico’s, maar daarnaast bieden ze ook een uitgelezen kans voor een interactieve, breed gedragen en breed gefinancierde gebiedsontwikkeling.
Vraag 6.7
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister «de optie Spaargaren» als een interessant alternatief betitelt dat in de toekomst van pas kan komen. In het Deltaresrapport «verkenning effecten van ingrepen en maatregelen op de verzilting in West-Nederland» wordt gesproken over cumulatieve effecten van een zout Volkerak en de verdieping van de Nieuwe Waterweg. Is het de Minister bekend dat in een zoet Volkerak bij de optie Spaargaren de Volkeraksluizen overbodig worden en dat bij een zout Volkerak dat niet het geval is?
Antwoord 6.7
Het is mij bekend dat in de optie Spaargaren is aangenomen dat de Volkeraksluizen overbodig worden. In hoeverre dat terecht is moet blijken uit het onderzoek dat is genoemd bij het antwoord op vraag 6.4. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de effecten op de scheepvaart. Mede dankzij de Volkeraksluizen is de scheepvaartroute Rotterdam–Antwerpen nu min of meer getijvrij.
Vraag 6.8
De stresstest die momenteel wordt uitgevoerd zou uit kunnen wijzen dat bij de verdieping van de Nieuwe Waterweg de optie Spaargaren onvermijdelijk is en er dan mogelijk een keuze moet worden gemaakt tussen verzilting van het Volkerak of verdieping van de Nieuwe Waterweg. Acht de Minister deze analyse juist?
Antwoord 6.8
De stresstest heeft als doel te onderzoeken of het hoofdwatersysteem klimaatverandering en mogelijke ingrepen als verdieping van de Nieuwe Waterweg en zout maken van het Volkerak-Zoommeer aan kan zonder dat er gekozen hoeft te worden voor wezenlijk andere maatregelen dan nu al voorzien in de Voorkeursstrategie van het Deltaprogramma. Het is belangrijk om nu en in de toekomst het systeem te blijven testen op robuustheid en eventueel te komen tot een aanpassing van de adaptatie strategie. De stresstest staat dus niet op zichzelf maar maakt onderdeel uit van het verder ontwikkelen van de strategie voor een duurzame zoetwatervoorziening.
Ik wil niet vooruit lopen op mogelijke conclusies die de stresstest zal opleveren. De uitkomsten van diverse (aanvullende) berekeningen komen de komende maanden beschikbaar en zullen vervolgens met belanghebbenden (regio en gebruikers) worden besproken.
Vraag 6.9
Is de Minister van mening dat vanwege de samenhang, de volgorde van de besluiten en klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening het verstandig is de uitkomst van de stresstest af te wachten alvorens te besluiten tot de verzilting van het Volkerak?
Antwoord 6.9
De stresstest wordt de komende maanden uitgevoerd. In mei 2015 worden de resultaten gerapporteerd. Hiermee kunnen de resultaten van de stresstest een plek krijgen in het de Deltaprogramma 2016. Ik zal de bevindingen die de stresstest oplevert betrekken bij de definitieve vaststelling van de Rijksstructuurvisie.
Vraag 6.10
Wat betreft de MKBA vragen deze leden in hoeverre een zout Volkerak voor- en nadelen heeft voor de recreatie. In hoeverre heeft een zout Volkerak-Zoommeer voordelen voor recreatie, welke bijvoorbeeld nu ook worden benut in de Westerschelde?
Antwoord 6.10
Een zout Volkerak-Zoommeer zal het gebied aantrekkelijker maken voor recreanten, omdat de waterkwaliteit verbetert. Het Volkerak-Zoommeer zal daardoor meer dan nu een verblijfsgebied worden voor recreanten en niet zoals nu vooral worden gebruikt voor de doorvaart van de Oosterschelde naar het Hollands Diep en andersom. De moderne jachthavens en hun ruime uitstraling, die direct aan de monding van de Brabantse rivieren liggen, bieden voldoende voorzieningen voor de waterrecreatie.
Het herstel van zout en getij op het Volkerak-Zoommeer betekent dat zwemverboden vanwege blauwalgenoverlast tot het verleden behoren. Het gebied wordt aantrekkelijk voor sportduikers, in het water en op de bodem van een zout Volkerak-Zoommeer zullen zich, met name in Krammer en Volkerak, op harde ondergrond en in het water organismen vestigen die ook in de Oosterschelde en de Grevelingen voor een grote belevingswaarde zorgen.
Vraag 6.11
Zijn de nadelen voor de jachthavens achter de Manderssluis en het Benedensas meegenomen in de MKBA?
Antwoord 6.11
Gezien de korte schuttijden is de verwachting dat opnieuw in gebruik nemen van de keersluizen ter plaatse niet of nauwelijks negatieve effecten zullen hebben voor de jachthavens die achter de beide sluizen liggen. Om die reden zijn deze effecten ook niet opgenomen in de MKBA.
De toegepaste technieken voor zoet-zoutscheiding, in combinatie met de getijdenwerking, beperken eventuele overlast van wieren of algen. De huidige situatie bij de Krammerjachtensluis biedt een goed beeld van de nieuwe situatie bij de Brabantse rivieren. Sinds de inwerkingtreding in 1987 heeft vooral de overlast aan blauwalgen aan de zoete zijde voor stankoverlast gezorgd.
Vraag 6.12
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris van Economische Zaken onlangs haar ambitie voor de grote wateren heeft gepresenteerd (Kamerstuk 31 710, nr. 36). Naar het lijkt heeft deze ambitie grote gevolgen voor onze waterhuishouding, en met name ook voor de Zuidwestelijke Delta. Deze leden vragen de Minister wat de status is van dit document. Wordt de natuurambitie van het Ministerie van Economische Zaken gedeeld door de rest van het kabinet? Hoe beoordeelt de Minister de plannen van de Staatssecretaris van Economische Zaken? Zijn deze in lijn met het Deltaprogramma? Beïnvloeden de plannen van de Staatssecretaris de waterveiligheid, zo vragen deze leden? Staat de Minister achter de plannen van de Staatssecretaris waarin estuariene natuur, waar de Hedwigepolder aan ten onder gaat, zoveel mogelijk wordt bevorderd? Heeft dit beleidsdocument invloed gehad bij het opstellen van de structuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer, zo vragen deze leden. Leidt deze beleidsvisie ertoe dat de verzilting nog verder zal toenemen dan zoals verwacht in het Deltaprogramma? Wordt in de berekeningen van de zoetwater stresstest rekening gehouden met dit beleidsdocument, zo vragen de leden van de CDA fractie. Wat is de positie van de Minister inzake het doorsteken van de dammen van het Veerse meer, zo vragen deze leden.
Antwoord 6.12
Wat betreft de relatie tussen de Natuurambitie Grote Wateren (NAGW) en het waterbeleid verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 10 februari 2015 met kenmerk IENM/BSK-2015/30316.
Door de Deltawerken is de waterveiligheid in de Zuidwestelijke Delta sterk verbeterd. De schaduwkant is dat de getijdendynamiek en natuurlijke zoet-zoutovergangen grotendeels zijn weggevallen. De water- en de natuurkwaliteit zijn daardoor verslechterd. Dit remt ook de economische ontwikkeling van het gebied. De centrale opgave voor de Zuidwestelijke Delta is duurzaam herstel van het evenwicht tussen veiligheid, economie en ecologie. De NAGW van het Ministerie van Economische Zaken sluit hierbij aan. Omdat het NAGW bedoeld is als inspiratiedocument en geen zelfstandig uitvoeringsprogramma kent, wordt het niet (rechtstreeks) betrokken bij de stresstest. Dat laat onverlet dat het gedachtegoed van de NAGW, dat voor wat betreft de Zuidwestelijke Delta immers aansluit bij het Deltaprogramma en de ontwerp-rijksstructuurvisie, via deze sporen wel indirect wordt betrokken bij de stresstest.
Voor het Veerse Meer geldt dat de waterkwaliteit sterk verbeterd is met het in werking stellen van het doorlaatmiddel «De Katse Heule» in de Zandkreekdam in 2004. Het ontwikkelperspectief voor Grevelingen en Volkerak-Zoommeer hanteert ditzelfde principe om de waterkwaliteit te verbeteren. Er bestaan geen plannen om te komen tot verdere openingen in de dammen van het Veerse Meer.
I. Overzicht maatregelen alternatieve zoetwatervoorziening en zoutbestrijding Volkerak-Zoommeer
II. Kaartweergave van ontwikkelperspectief
III. Tabel Kostenoverzicht en stand van zaken dekking
Maatregelen alternatieve zoetwatervoorziening en zoutbestrijding Volkerak-Zoommeer
Systeemverbeteringen en vergroten klimaatbestendigheid («altijdgoedmaatregelen») – uitvoering 2015–2021 volgens Deltaprogramma 2015)
Vergroten robuustheid bovenregionaal watersysteem
• Optimalisatie watervoorziening Brielse Meer (monitoring, automatisering en inlaat Spijkenisse).
Vergroten robuustheid regionaal watersysteem
• Alternatieve aanvoer Noordwest-Brabant via de Roode Vaart inclusief de optie voor doorvoer.
• Uitbreiden gemaal Roode Vaart, doorvoer vanuit Mark-Vliet stelsel naar PAN-polders, Tholen en St. Philipsland (eerste gedeelte).
Systeemverbeteringen en vergroten klimaatbestendigheid («altijdgoedmaatregelen») – uitvoering 2022–2028 volgens Deltaprogramma 2015)
Vergroten robuustheid regionaal watersysteem
• Verleggen inlaatpunten Oost-Flakkee.
• Uitbreiden gemaal Roode Vaart, doorvoer vanuit Mark-Vlietstelsel naar PAN-polders, Tholen en St. Philipsland (vervolg).
• Alternatieve zoetwateraanvoer Reigersbergsche polder.
Zoetwatervoorziening en zoutbestrijding aanvullend nodig bij zout Volkerak-Zoommeer – start uitvoering 2022–2028
Maatregelen door gebruikers bij zout Volkerak-Zoommeer
• Aanpassing drinkwatervoorziening Ouddorp aan hogere piekbelasting zout.
Maatregelen in regionaal systeem bij zout Volkerak-Zoommeer
• Inrichting kwelsloten langs Volkerak-Zoommeer.
• Zoutbestrijding sluis Dintelsas en Benedensas.
• Verplaatsing inlaatpunten Dintel en Steenbergse Vliet.
• Ontmanteling inlaatpunten (Tholen en St. Philipsland; West-Brabant).
Maatregelen in rijkswater bij zout Volkerak-Zoommeer
• Beperking van het zoutlek bij de Volkeraksluizen.
• Doorvoer Krimpenerwaard – onderdeel ‘kleinschalige wateraanvoer+’ (fase 2 KWA+).
Overige maatregelen bij zout Volkerak-Zoommeer
• Ontmanteling bestaande zoet-zoutscheiding Krammersluizen en Bergsediepsluis.
Tabel 3.1 Maatregelen alternatieve zoetwatervoorziening en zoutbestrijding.
Maatregelen ontwikkelperspectief |
Kosten in € mln (prijspeil 2014 incl. 21% btw) |
Stand van zaken dekking |
---|---|---|
Beperkt getij op de Grevelingen |
||
Heropening Flakkeese Spuisluis (waterkwaliteitsmaatregel) |
8,31 |
gedekt |
Opening Brouwersdam (ca. 700 m2) |
126–137 |
Dekking wordt gezocht in 2e fase Gebiedsontwikkeling |
Aanpassing buitendijkse voorzieningen en dijkbekleding |
10,5 |
Idem |
Zout Volkerak-Zoommeer met beperkt getij |
||
Doorlaat zout water |
||
Opening Philipsdam (ca. 300m2) |
47,4 |
dekking wordt gezocht in 2e fase Gebiedsontwikkeling |
Optie doorlaat Oesterdam |
26,4 |
noodzaak nog aan te tonen |
Beperking zoutindringing |
||
Beperking zoutlek Volkeraksluizen |
25,1 |
dekking wordt gezocht in 2e fase Gebiedsontwikkeling |
Zoutbestrijding sluis Dintelsas en Benedensas |
2,8 |
Idem |
Aanpassing drinkwatervoorz. Ouddorp |
14,1 |
Idem |
Kwelsloten langs Volkerak-Zoommeer |
2,9 |
Idem |
Ontmanteling inlaatpunten |
0,9 |
Idem |
Verplaatsing inlaatpunten Dintel en Steenbergse Vliet |
5,1 |
Idem |
Ontmanteling zoet-zoutscheiding Krammersluizen |
2,7 |
Idem |
Resterende kosten gemaal Roode Vaart |
4,3 |
Idem |
Doorvoer Krimpenerwaard |
4,1 |
Geagendeerd (zie Deltaprogramma 2015) |
Maatregelen zoetwatervoorziening |
||
Roode Vaart (altijdgoedmaatregel) |
23,0 |
gedekt |
Roode Vaart (vergroten robuustheid regionaal systeem) |
50,0 |
50% in voorstel programmering en 50% in agendering Deltaprogramma (zie Deltaprogramma 2015)) |
Verleggen inlaatpunten Oostflakkee |
8,8 |
Geagendeerd (zie Deltaprogramma 2015) |
zoetwateraanvoer Reigerbergsche polder |
1,5 |
Geagendeerd (zie Deltaprogramma 2015) |
inlaatpunt Spijkenisse |
2,0 |
in voorstel programmering (zie Deltaprogramma 2015) |
Open verbinding |
||
opening Grevelingendam |
58,9 |
wenselijkheid nog vast te stellen |
In de ontwerp-rijksstructuurvisie staat hier een fout bedrag van € 8,8 miljoen. Het taakstellend budget is € 8,3 miljoen.
Tabel 4.1 Kostenraming (Pagina 32 van de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen Volkerak-Zoommeer)
Bronnen: Investeringsprogramma Zoetwater, opgenomen in het Deltaprogramma 2015 – Werken aan de delta, de beslissingen om Nederland veilig en leefbaar te houden en maatschappelijke kosten-batenanalyse bij de Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33531-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.