Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2020
Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken omtrent de onderhandelingen
over een Addendum op het Akkoord op Hoofdlijnen om zo de gaswinning versneld te kunnen
beëindigen. Hiermee geef ik uitvoering aan motie van het lid Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk
33 529, nr. 686) en de motie van het lid Nijboer c.s. (Kamerstuk 35 350, nr. 13). Eerder heb ik samen met de Minister van Financiën een vertrouwelijke briefing gegeven
en is er een vertrouwelijk AO geweest over de onderhandelingen.
Vorig jaar is een aantal additionele maatregelen genomen waardoor de winning in gasjaar
2019–2020 al is gedaald tot onder het door Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerde
niveau van 12 miljard m3. Deze afspraak hebben Shell, ExxonMobil en de Staat gemaakt in het Interim Akkoord
van 9 september 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 678). In het Interim Akkoord is afgesproken dat Shell en ExxonMobil via NAM in het gasjaar
2019–2020 additionele middelen inzetten (berging Norg) aanvullend op de originele
afspraken uit het Akkoord op Hoofdlijnen uit 2018 om te helpen de productie uit het
Groningenveld nog sneller te kunnen verminderen.
In het Interim Akkoord heb ik met Shell en ExxonMobil afgesproken dat alle partijen
zich naar beste vermogen inspannen om uiterlijk 31 maart 2020 overeenstemming te bereiken
over het Addendum op het Akkoord op Hoofdlijnen, opdat de versnellingsmaatregelen
voor de afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld uit het Interim Akkoord ook
zullen gelden in de komende gasjaren. De afgelopen periode is ook na het verstrijken
van deze deadline intensief onderhandeld om invulling te geven aan de afspraken uit
het Akkoord op Hoofdlijnen en het Interim Akkoord.
Inmiddels is met Shell en ExxonMobil de principe-afspraak gemaakt dat de gasopslag
in Norg tot 30 september 2027 wordt ingezet voor het verminderen van het Groningenvolume.
Daarmee is voor de bewoners in het aardbevingsgebied een stabiel uitzicht ontstaan
op de daadwerkelijke beëindiging van de winning uit het Groningenveld in het voorjaar
van 2022 in een gemiddeld jaar. Partijen zijn er helaas niet in geslaagd om langs
de weg van onderhandeling op alle punten tot overeenstemming te komen. Partijen hebben
daarom gezamenlijk besloten om hun verschillen van inzicht voor te leggen aan een
onafhankelijk arbitragepanel.
In de eerste plaats betreft dit de vergoeding voor de voortgezette inzet van Norg.
Deze inzet leidt tot extra kosten. Het voornemen is om de vergoeding voor de gewijzigde
inzet van Norg vast te laten stellen door een onafhankelijk arbitragepanel. Het gaat
hier om de extra inkoopkosten van GasTerra voor het pseudo G-gas dat opgeslagen wordt
in de gasopslag Norg, de extra transportkosten, en de extra kosten door het wegvallen
van flexibele inzet van Norg. Ook wordt de vraag aan het arbitragepanel voorgelegd
of er sprake is van gederfde inkomsten door het wegvallen van optimalisatiemogelijkheden
bij de verkoop van gas van GasTerra als gevolg van de gewijzigde inzet van Norg en
zo ja in hoeverre die in dat geval vergoed zouden moeten worden. Het voorlopig bedrag
uit het Interim Akkoord zal worden verrekend met de vergoeding.
In de tweede plaats hebben partijen ook geen overeenstemming bereikt over het vraagstuk
van het herstel van de balans. De versnelde afbouw van de gaswinning leidt tot een
lagere winning dan volgens het in het Akkoord op Hoofdlijnen voorziene basispad. Shell
en Exxon zijn van mening dat de afwijking van het basispad marktconform vergoed zou
moeten worden. De Staat is van mening dat er geen vergoeding voor dit onderdeel verschuldigd
is. Partijen hebben besloten om dit geschil in onafhankelijke arbitrage voor te leggen.
Momenteel werk ik met Shell en ExxonMobil de arbitrageovereenkomst uit waarmee de
afspraken over de inzet van Norg worden vastgelegd. In de tussentijd zijn alle partijen
in goed overleg om uitvoering te blijven geven aan de afspraken in het Akkoord op
Hoofdlijnen en het Interim Akkoord met als hoofddoel het beëindigen van de volumematige
gaswinning in Groningen in 2022.
Graag bied ik uw Kamer middels deze brief aan om op korte termijn in een vertrouwelijke
briefing bovenstaande nader toe te lichten, conform de motie van het lid Nijboer c.s.
(Kamerstuk 35 350, nr. 13). Ik hecht aan vertrouwelijkheid gelet op de procespositie van de Staat in arbitrage.
Ik zal uw Kamer ook bij volgende stappen in het proces blijven informeren, waar nodig
vertrouwelijk.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes