Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2020
Op 7 april 2020 heeft het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) advies uitgebracht
ten aanzien van de discrepanties tussen de HRA en de NPR en op welke wijze deze discrepanties
tussen de uitkomsten verkleind kan worden. Hierbij bied ik dit advies, mede namens
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan uw Kamer aan1.
Ik ben het ACVG erkentelijk voor het gegeven advies. Ik heb uw Kamer eerder aangegeven
dit soort adviezen over veiligheid in de regel over te zullen nemen. Bij de uitwerking
van dit advies betrek ik ook andere partijen, zoals TNO, de TCMG, NEN en de NCG. Ik
wil dit de komende weken zorgvuldig met deze partijen afstemmen. Gelet op het onderwerp
vind ik het echter van belang dat uw Kamer alvast kennis kan nemen van het advies.
In een eerste reactie heeft TCMG mij te kennen gegeven zo spoedig mogelijk invulling
te geven aan het advies betreft de kwetsbaarheid van gebouwen met meervoudige constructieve
schade. NEN heeft aangegeven dat de aanbevelingen die aan NEN gerelateerd zijn voor
een aanzienlijk deel al onderdeel zijn van de werkzaamheden die NEN uitvoert in het
kader van de geplande update van de NPR 9998 per 1 januari 2021.
TNO heeft laten weten in staat en bereid te zijn om de door het ACVG geadviseerde
controle in hoeverre in de HRA adequaat wordt omgegaan met uit-het-vlak bezwijken
en de gebouw-tot-gebouwvariabiliteit binnen HRA-gebouwtypologieën uit te voeren.
De NCG geeft aan de aanbevelingen gedegen in te willen vullen om voortgang in het
proces te borgen en vertraging te voorkomen. De NCG geeft al invulling aan het advies
om bij het vaststellen van risicoprofielen ook andere informatiebronnen te benutten
die betrekking hebben op constructieve veiligheid. Ook heeft NCG oog voor het systematisch
verbeteren van de inhoudelijke kwaliteitsborging bij de beoordeling van de aardbevingsbestendigheid
van gebouwen.
Over de precieze wijze waarop invulling gegeven wordt aan het uitvoeren van de adviezen
informeer ik uw Kamer deze zomer nader.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes