Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 33529 nr. 744 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 33529 nr. 744 |
Vastgesteld 29 april 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 21 februari 2020 over immateriële schade Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 725), over de brief van 21 februari 2020 over Raming gaswinning Groningen 2020/2021 en de jaren daarna (Kamerstuk 33 529, nr. 726), over de brief van 3 maart 2020 over het Advies Auditcommissie over de zoutwinning onder de Waddenzee, eerste nulmeting monitoringsjaar 2018 (Kamerstuk 32 849, nr. 201), over de brief van 3 maart 2020 over het Advies Auditcommissie over de gaswinning onder de Waddenzee, monitoringjaar 2018 (Kamerstuk 29 684, nr. 201), over de brief van 16 maart 2020 over verlaging gaswinning Groningenveld gasjaar 2019–2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 738) en over de brief van 16 maart 2020 over informatie over de inspanningen die zijn verricht op het afhandelen van de oude schademeldingen door de Arbiter Bodembeweging en met de Regeling meerkosten herstel oude bevingsschades van de provincie Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 737).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 maart 2020 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 10 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
II |
Antwoord / Reactie van de Minister |
21 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die zijn geagendeerd. Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen en/of opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat naast de materiele schade, ook de immateriële schade ruimhartig wordt vergoed. De mijnbouwschade heeft grote impact op het leven van de Groningers. De lijn die de kwartiermaker Instituut Mijnbouw Groningen (IMG) schetst voor de opzet kunnen deze leden steunen. Het is belangrijk dat er maatwerk wordt geleverd, dat de mensen om wie het gaat worden gehoord, vertrouwd en geloofd en dat het niet weer een stroperige bureaucratische rompslomp wordt. Hoe gaat de procedure vormgegeven worden om dit laatste te voorkomen?
De leden van de VVD-fractie zijn, net als de kwartiermaker IMG, van mening dat er ook immateriële schade kan zijn als men niet heeft hoeven verhuizen, bijvoorbeeld als er langdurig onzekerheid is geweest over de versterking of als er geen meervoudige schade is. Immateriële schade heeft ook niet alleen betrekking op het verleden. Het is goed dat de kwartiermaker IMG dat ook aangeeft. Mogen deze leden er vanuit gaan dat er geen problemen zijn met de financiering en/of vergoeding als de kwartiermaker IMG het als ook op deze manier wordt vorm gegeven?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er overleg is met de regio en de maatschappelijke organisaties in de regio voor het vaststellen van de definitieve werkwijze door de kwartiermaker IMG. Wie worden daar allemaal bij betrokken? Kan dit ook sneller dan voor de zomer?
Verder willen de leden van de VVD-fractie weten of Groningers alsnog in bezwaar en beroep kunnen tegen het voorstel voor immateriële schade en of ook een eventuele gang naar de rechter daarna nog open staat als men (onverhoopt) niet tevreden is. Dat laatste moet natuurlijk wel zoveel mogelijk worden voorkomen.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op 9 maart 2020 heeft aangekondigd om in cassatie te gaan tegen de uitspraak van het Hof Arnhem – Leeuwarden van 17 december 2019 over gederfd woongenot en smartengeld door aardbevingen in Groningen. Wat is daarvoor de reden dan wel de aanleiding? Verwacht de Minister meer van dit soort zaken? Wat betekent dit voor de Groningers?
Tijdens het bezoek van de Minister-President aan Groningen op 11 maart 2020 heeft hij aangegeven dat de versterking van de woningen met aardbevingsschade «tergend langzaam» gaat. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit versneld kan worden. Wat zijn daarbij de knelpunten op dit moment nog? In hoeverre kunnen de mensen in Groningen voor het einde van het jaar duidelijkheid krijgen over de versterking, zodat er zekerheid is wat er staat te gebeuren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het overgrote deel van de oude schadegevallen van vóór 31 maart 2017 is afgerond. De verwachting is dat het merendeel van de resterende zaken voor 1 mei 2020 zal zijn afgerond. Voor een drietal zaken waarbij sprake is van schade aan een mestkelder is deze datum niet haalbaar. Wanneer kunnen deze drie laatste zaken afgerond worden? In hoeverre zijn dit de enige zaken die na 1 mei 2020 moeten worden afgerond?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) deze zaken zal gaan afhandelen en zal overnemen van de Arbiter. Daarvoor moeten de gedupeerden eerst hun zaak bij de Arbiter intrekken en de schade aan de mestkelders bij de TCMG melden. Waarom is gekozen voor deze voor gedupeerden omslachtige werkwijze? Moeten de gedupeerden dan nu weer alle stukken opnieuw gaan indienen? Waarom worden de zaken niet direct van de Arbiter overgedragen aan TCMG? Deze schademeldingen zullen door de TCMG met voorrang worden opgepakt. Wat betekent dat precies? Deelt de Minister mening dat de overdracht niet mag leiden tot vertraging van de versterkingsopgave?
Ook na de laatste uitspraken van de Arbiter en nadat de Arbiter is opgeheven is het voor gedupeerden nog steeds mogelijk om zich te melden indien zij zorgen hebben over de procedure bij de Arbiter. Kan de Minister dit nader toelichten?
De leden van de VVD-fractie willen met betrekking tot de «oude schade regeling» weten wat er gebeurt indien iemand, nu de regeling is gesloten op 1 maart 2020, zich alsnog meldt met een terechte claim? Komt deze claim dan in procedure bij de TCMG dan wel het IMG?
Alle inzet is er nu op gericht om alle oude schademeldingen en deze regeling snel en goed af te ronden. Wanneer kunnen alle meldingen afgehandeld zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de taxaties in het kader van de versterking in verband met de coronacrisis zijn stopgezet. Waarom is daarvoor gekozen? Hoe past dit in de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Zijn andere taxaties in de rest van het land ook gestopt? Waarom is gekozen voor een generieke stop en niet bijvoorbeeld voor maatwerk? Voor hoe lang is de stop afgekondigd? Welk overleg heeft daarover vooraf plaats gevonden met de regio en belanghebbenden? Hoe zijn de betrokkenen geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie dat er 5,4 miljoen euro in 2019 is vrijgemaakt voor extra investeringen in de preventieve zorg voor de aardbevingsgemeenten met het oog op de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. Hoeveel komt hiervan uit het Nationaal Programma Groningen (NPG)? In hoeverre is dit geld alleen bedoeld voor 2019 en hoe is het dan vanaf 2020 geregeld?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de versterking bij de agrarische panden (buiten de gevallen die bij de Arbiter Bodembeweging liggen) verlopen. Wat zijn de problemen waar men tegen aan loopt? Hoe kan de versterking van de agrarische panden worden versneld? Welk overleg is er met LTO Noord en hoe verloopt dit?
De leden van de VVD-fractie willen het Groningenveld zo spoedig mogelijk sluiten met behoud van leveringszekerheid. Het is goed nieuws voor de Groningers dat de winning in het gasjaar 2022/2023 daadwerkelijk naar nul kan (in een gemiddeld jaar) en dat de winning in het huidige gasjaar nog verder beperkt kan worden. De gaswinning uit het Groningenveld gaat dit gasjaar verder omlaag. De gaswinning kan verlaagd worden van 11,8 miljard kuub naar 10,7 miljard kuub in een gemiddeld jaar. Het is goed dat de Minister om deze verlaging te realiseren aan de NAM een tijdelijke maatregel oplegt, waarmee de winning uit het Groningenveld met de genoemde 1,1 miljard Nm3 wordt beperkt. Als gevolg van de zachte winter is de verwachting dat het uiteindelijke winningsniveau uitkomt op ongeveer 10 miljard kuub. Waarom wordt dit niet vastgelegd in een tijdelijke maatregel?
De leden van de VVD-fractie vinden dat bij het verantwoord sluiten van clusters het cruciaal is dat allereerst gekeken wordt naar de clusters met de meeste risico’s voor seismische activiteit, zoals het cluster Bierum. Hoe gaat daaraan invulling gegeven worden?
Randvoorwaardelijk voor het tot nul terug brengen van de winning uit het Groningen veld is de realisatie van de stikstoffabriek in Zuidbroek. De bedoeling is dat deze in het voorjaar 2022 gereed is. De leden van de VVD-fractie willen weten wat qua planning voor de stikstoffabriek in Zuidbroek het worstcasescenario is (als alles tegen zit) en het bestcasescenario (sneller dan gepland), wat daarvan de gevolgen voor de afbouw zijn en hoe het worstcasescenario kan worden voorkomen.
De veiligheid van de Groningers staat voorop. De leden van de VVD-fractie hameren daarnaast ook altijd op de leveringszekerheid. De analyses laten zien dat vanaf medio 2022 op vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder het Groningenveld. Op welke momenten niet? De Minister spreekt van «mijn inschatting» als het gaat over het feit of de back-upinstallaties van Gasunie Transport Services (GTS) dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet meer nodig zijn. Waarom wordt er gesproken van «mijn inschatting»? Waarop is deze inschatting gebaseerd en wat is ervoor nodig is om dat ook waar te maken?
Ook de gasopslag Norg is van belang. Voor het lopende gasjaar zijn over de inzet afspraken gemaakt met de NAM, voor de jaren daarna niet. Waarom zijn er voor volgende jaren nog geen afspraken gemaakt? Waar is dit van afhankelijk? En wanneer kunnen de afspraken gemaakt worden? De leden van de VVD-fractie willen dat deze afspraken zo snel mogelijk worden gemaakt.
GTS uit in haar advies zorgen over de toenemende afhankelijkheid van de aanvoer van hoogcalorisch gas voor de stikstofconversie en de vraag of er voldoende aanvoercapaciteit is. Wat zijn hiervan de mogelijke gevolgen? Welke maatregelen kunnen er genomen worden?
Op 2 maart 2020 is er door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) een aardbeving gemeten in Wagenborgen met de kracht van 2,0 op de schaal van Richter. Op 19 maart 2020 zijn er aardbevingen gemeten bij Froombosch (1,8), Garsthuizen (1,4) en Appingedam (0,8). Kan de Minister aangeven hoeveel schademeldingen er naar aanleiding van deze bevingen nieuw zijn binnengekomen dan wel meldingen waarbij de schade is verergerd?
De leden van de VVD-fractie steunen de lijn van het kabinet dat er geen opsporingsvergunningen worden afgegeven voor nieuwe gasvelden op land en onder de Waddenzee. Hoe worden de aanbevelingen en voorgestelde optimalisaties van de auditcommissie doorgevoerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen dat in het rapport «Iets van erkenning» wordt geadviseerd om voor de vergoeding van immateriële schade gestandaardiseerde bedragen toe te kennen. Het gaat om drie soorten immateriële schade: «wonen», «gezondheid» en «welzijn». Bij elk van deze zogenoemde «vignetten» gaat het om een bedrag van 1.000 euro per huishouden. Deelt de Minister de mening dat immateriële schade niet per huishouden, maar per persoon zou moeten worden vergoed, aangezien het – zeker wat betreft gezondheid en welzijn – gaat om persoonlijk geleden schade?
De leden van de PVV-fractie lezen in het advies dat aanvragers van vergoeding van immateriële schade moeten worden «gehoord en geloofd in hun verhaal, waarin zij kunnen uiteenzetten hoe zij getroffen zijn». Deelt de Minister de mening dat buiten kijf staat dat de Groningers zijn getroffen betreffende «wonen», «gezondheid» en «welzijn»? Waarom zou er dan nog een aanvraag moeten worden ingediend? Deelt de Minister de mening dat Groningers óók in aanmerking dienen te komen voor vergoeding van immateriële schade zonder een aanvraag (de zoveelste aanvraag!) in te dienen?
Voor vorderingen die strekken tot een hoger bedrag dan de geadviseerde gestandaardiseerde bedragen gelden de normale regels van het burgerlijk recht. De leden van de PVV-fractie vragen wat de Minister hiervan verwacht, aangezien de ervaring leert dat in Nederland de bedragen voor het vergoeden van immateriële schade doorgaans lager zijn dan maximaal driemaal het gestandaardiseerde bedrag van 1.000 euro. Vindt de Minister het bedrag van 1.000 euro per «vignet» niet te laag?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik een inbreng te leveren naar aanleiding van de agendastukken voor het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de immateriële schade Groningen. Goed dat de commissie erkent dat dit advies maar een klein stukje in een complexe puzzel is. Vergoeding van immateriële schade is een «pleister op de wond» in de vorm van geld. Deze leden delen de stelling van de commissie dat smartengeld belangrijk is omdat het – zoals een van de bewoners tegen de commissie aangaf – «iets van erkenning» tot uitdrukking brengt. Veel belangrijker dan smartengeld is voor de mensen in Groningen dat duidelijkheid ontstaat over te nemen versterkingsmaatregelen, dat schadeafwikkeling en herstelwerkzaamheden vlot verlopen en dat het aantal en de intensiteit van de aardbevingen door het stoppen van de winning in 2022 zal afnemen. Hoe verhoudt zich dat tot het bericht van de TCMG om in verband met de coronacrisis schadeopnames op te schorten? Hoe worden deze medewerkers nu verder ingezet, zodat ze beschikbaar blijven voor schadeopnames in de toekomst?
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van de commissie immateriële schade en de kwartiermaker IMG dat de problematiek van immateriële schade complex en veelomvattend is. Het IMG zal – op een voor de Groningers toegankelijke manier – op een later moment de volledige werkwijze bekend maken ten behoeve van haar taak tot vergoeding van immateriële schade. Kan de Minister nader specificeren wat «later» is en wanneer iedereen duidelijkheid heeft over het bedrag wat zij ontvangen?
Het doet de leden van de CDA-fractie goed dat in de raming van de gaswinning Groningen 2020/2021 en de jaren daarna goed te zien is dat de gaswinning in Groningen snel naar beneden kan, net als afgelopen gasjaar. Het is van belang dat vanaf medio 2022 op vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder het Groningenveld. Alleen in een koud jaar is volgens GTS nog een klein restant, maximaal 0,5 miljard Nm3, nodig uit het veld en dat op basis van de analyses de inschatting is dat de back-upinstallaties van GTS dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet meer nodig zou zijn. Vanaf dat moment zou het Groningenveld alleen nodig zijn als reservemiddel. Kan de Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden mocht blijken dat dit helaas niet haalbaar is?
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de Verzamelbrief Groningen waarin ingegaan wordt op de Arbiter Bodembeweging. Goed om te lezen dat de Arbiter nu in de afrondende fase is en hij verwacht voor 1 mei 2020 deze zaken afgehandeld te hebben. Voor een drietal zaken waarbij sprake is van schade aan een mestkelder is deze datum niet haalbaar. Dit heeft te maken met het ontbreken van de specifieke kennis voor een goede beoordeling van deze schades aan mestkelders. Goed dat de TCMG juist op dit vlak extra kennis op aan het bouwen is met behulp van het door de TCMG ingestelde panel van deskundigen dat advies zal geven over de beoordeling van mestkelders.
De leden van de CDA-fractie vragen of ook voor deze schademeldingen spoedig een oplossing gevonden kan worden. Kan de Minister de eerder door de deze leden ingediende schriftelijk vragen over schade aan mestkelders, ventilatiekanalen en funderingen veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten in Groningen zo spoedig mogelijk beantwoorden? Aanvullend op deze vragen zouden zij graag van de Minister vernemen hoe het staat met de zogenoemde nulmeting. Wordt deze ook gedaan bij de afhandeling van schade bij agrariërs?
Zo hebben de leden van de CDA-fractie in de voorgaande debatten over Mijnbouw/Groningen aandacht gevraagd voor de agrariërs. Graag ontvangen de eerder genoemde leden van de Minister een update over de schade-afhandeling en versterkingsopgave bij agrariërs. Om hoeveel schades gaat het en kan de Minister aangegeven of er met alle agrariërs in Groningen goed contact is over te verlopen procedure? Ziet de Minister mogelijkheden om hierin te versnellen? Hoe ver staat het met de pilotaanpak?
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister voor de update met betrekking tot de regeling voor oude schades en het sensorennetwerk. Deze leden zijn blij dat Groningers de mogelijkheid krijgen om een sensor (bevestigd aan of in hun huis) te kunnen overnemen. Zijn hier kosten aan verbonden voor de Groningers? Deze leden delen de opvatting van de Minister die te lezen is in de afschrift brief aan de provincie Groningen, dat ook na het stoppen van gaswinnen in Groningen er actief gemonitord wordt naar aardbevingen en bodemdalingen. Verder lezen de leden van de CDA-fractie in deze brief onder meer over de Wet versterken. Kan de Minister aangeven of de wet nog voor de zomer 2020 naar de Kamer gestuurd wordt, zodat de Kamer deze voor de zomer van 2020 kan behandelen? Kan de Minister ook al meer inzicht geven in het dashboard? Kan de Minister een prognose geven waar we aan het eind van het jaar staan met de versterkingsopgave?
Wat is de invloed van het coronavirus op de versterkingsopgave? Kan de Minister alles in het werk stellen om de versterkingsoperatie niet te veel te laten vertragen door deze crisis.
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister ook voor het tussenadvies van het Adviescollege veiligheid Groningen over de typologie-aanpak en het aardbevingsprotocol Groningen. Goed dat aan de aanbevelingen van Gronings Perspectief gehoor is gegeven.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over zoutwinning onder de Waddenzee. Goed dat zoutwinningbedrijf Frisia in een vroeg stadium is begonnen met meer inzicht te krijgen in de lange-termijntrends van zoutwinning in het Waddensysteem. De eerste rapportage bevestigd dat nog werk aan winkel aan de winkel is er nog een veel verbeteringen noodzakelijk zijn. Deze leden delen het belang dat zorgvuldig de winning van zout wordt gemonitord en dat in de praktijk geen negatieve effecten op de natuur door zoutwinning optreden. Goed dat de Minister erop toeziet dat Frisia niet start met de winning voordat deze de nulmetingen volledig op orde heeft en deze aan alle gestelde kwaliteitseisen voldoen. Kan de Kamer hierover te zijner tijd geïnformeerd worden?
De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen met betrekking tot het onderzoek wat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft verricht naar de langetermijnrisico’s van het afsluiten van zoutcavernes. Hieruit blijkt dat er geen acute problemen bij zoutwinning te zien zijn, maar het wel aanleiding geeft om langeretermijnrisico’s beter uit te werken voor het afsluiten van een caverne. Wat betekend dit voor de locaties waar op dit moment zout gewonnen wordt? Is dit van invloed op het winningsbesluit voor de Waddenzee en Veendam?
SodM gaat naar aanleiding van dit onderzoek bezien of en zo ja welk verder onderzoek een bijdrage zouden kunnen leveren aan het gewenste inzicht omtrent de lange termijn risico’s. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de Auditcommissie Gaswinning onder de Waddenzee over de meest recente monitoringsrapportage van de NAM. Geruststellend om te lezen dat de bodemdaling door gaswinning binnen de toegestane gebruiksruimte is gebleven en niet is gebleken dat er negatieve effecten van bodemdaling op natuurwaarden zijn opgetreden. Maar wat zijn de effecten op lange termijn, ook als de gaswinning door middel van het hand aan de kraan-principe gestopt is? Is het zogenoemde hand aan de kraan-principe voldoende effectief om mogelijke langetermijngevolgen voor de beschermde natuur te voorkomen?
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat er een gewijzigd monitoringsprogramma zal worden vastgesteld dat leidend is voor de uitvoering van de jaarlijkse monitoringsrapportages, en waardoor er onder andere meer onderzoek verricht kan worden naar diepe bodemdaling, morfologie, ecologie en de risico op aardbevingen.
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de gaswinning in Pernis en Pernis-west. Allereerst willen de eerder genoemde leden de Minister vragen of de bewoners in Pernis betrokken zijn geweest bij de advies vraag of de gaswinning periode in Pernis verlengt kan worden. Betekend de verlenging van de gaswinning uit beide velden dat er ook meer gas gewonnen wordt en ook over de toegestane marge van 20% gaat?
Klopt het dat de Minister van mening verschilt met de gemeente en provincie over het seismisch risico en zo ja, kunt hij dit verschil duiden? Wat voor consequenties kunnen bevingen (SodM: tot 3.9 op de schaal van Richter) op de gebouwen, de haven en de (petrochemische) industrie in deze regio hebben?
Tot slot willen de leden van de CDA-fractie benadrukken dat de veiligheid van de inwoners bij gas- en zoutwinning voorop staat. Niet alleen in Groningen, maar van inwoners die op kleine gasvelden wonen. De eerder genoemde leden ontvangen steeds vaker signalen van deze inwoners dat ze bang zijn voor een scenario dat zich in Groningen heeft afspeelt. Kan de Minister per regio waar mijnbouwactiviteiten plaats vinden aangeven welke risico’s er zijn op aardbevingen, bodemdalingen en mogelijke schade?
De leden van de CDA-fractie zouden graag van de Minister een reactie ontvangen op de brief van de provincie Friesland over de afhandeling van mijnbouwschade.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66 fractie wensen iedereen in Groningen en alle betrokkenen bij de schadeherstel en versterkingsoperatie veel kracht toe tijdens deze coronacrisis. Deze leden maken hierbij dankbaar gebruik van de mogelijkheid om schriftelijk vragen te stellen om zo de voortgang in het stellen van de kaders van de versterkingsoperatie vast te houden.
De leden van de D66-fractie zijn opgelucht dat de Groninger uit Ten Post zijn hongerstaking heeft gestopt en nu op een spoedlijst staat voor versterking. Wel vragen deze leden de Minister of er meer urgente zaken zijn die op de spoedlijst voor versterking dienen te staan.
Ook vragen zij aan de Minister welke gevolgen de afgekondigde coronamaatregelen hebben voor de voortgang van het schadeherstel en de versterkingsoperatie. Gaat de Minister bijvoorbeeld in (telefonisch) overleg met betrokken partijen zoals de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), om zo mogelijke negatieve impact op de voortgang in de regio zoveel mogelijk te mitigeren?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het dashboard en vragen de Minister of het streefdoel van ten minste 2000 versterkte huizen in 2020 nog in zicht is (motie van het lid Sienot c.s. Kamerstuk 33 529, nr. 711).
De leden van de D66-fractie hebben tijdens het tweeminutendebat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg (VAO) Mijnbouw/Groningen van 11 maart 2020 de toezegging gekregen van de Minister dat hij met de wijk Ten Boer in gesprek gaat om er samen voor te zorgen dat ze hun doel energieneutraal in 2025 waar kunnen maken (Handelingen II 2019/20, nr. 62, item 5). Daarom vragen deze leden de Minister wanneer dit gesprek plaatsvindt en hoe de Minister de Kamer hierover zal informeren. Zij vragen of bij het realiseren van de ambities ook middelen uit het warmtefonds betrokken kunnen worden.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit om elke Groninger met maximaal 3.000 euro tegemoet te komen voor immateriële schade. Deze leden vragen de Minister of deze regeling ook volgend jaar beschikbaar blijft. Zij vragen de Minister of de regeling proactief gedeeld wordt met bewoners, zodat zij actief gewezen worden op het recht op vergoeding.1
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een besluit tot gaswinning rondom het waddengebied in uiterste zorgvuldigheid moet worden genomen. Ze hebben daarom vorige week met de leden van de ChristenUnie-fractie een motie ingediend (Kamerstuk 33 529, nr. 735) die de Minister verzoekt om zo snel mogelijk een onafhankelijk advies te vragen aan een wetenschappelijk panel over de effectiviteit van mijnbouw met de hand aan de kraan als beleidsinstrument ter bescherming van dit Werelderfgoed. Indien deze motie is aangenomen, op welke wijze zal de Minister deze uitvoeren?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de beloofde inzet van de Minister om in 2022 de gaskraan in het Groningerveld helemaal dicht te draaien. Aangezien deze leden zeker willen weten dat de gaskraan dan echt dichtgaat, en zij de Minister daarvoor alles in stelling willen laten brengen, vragen zij de Minister om GTS de volgende vraag te stellen: hoe krijgen we het voor elkaar om leveringszekerheid te garanderen en tegelijkertijd het Groninger gasveld helemaal te sluiten? Deze leden vragen de Minister het antwoord van GTS per brief de Kamer te doen toekomen. Daarmee weten deze leden precies welke stappen nodig zijn om het Groninger gasveld buiten werking te stellen, zodat de Kamer dit noodzakelijke proces voor een veiliger Groningen kan volgen.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat bewoners centraal moeten staan bij de versterkingsoperatie en dezelfde woningkwaliteit moeten terugkrijgen als ze hadden, het zogenaamde «like-for-like»-principe. Deze leden krijgen signalen dat dit beginsel in de praktijk onder druk staat door standaardisatie, waarbij bewoners worden geacht een standaard pakket te kiezen, terwijl zij meer in hun huis hebben geïnvesteerd dan hun buren in de woningen bij hen in de rij. Graag een toezegging van de Minister dat het beginsel «like-for-like» altijd strikt wordt nageleefd.
Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat de keuzevrijheid voor bewoners onder druk staat vanwege het geringe aantal geselecteerde aannemers. Hoewel bewoners zelf opdrachtgever zijn, worden ze gestuurd richting vooraf gekozen aannemers die de bouwimpuls hebben getekend (B6). Deze leden vragen de Minister hoe de keuzevrijheid van bewoners kan worden gewaarborgd als je vooraf al richting standaardisatie en een specifieke set aannemers stuurt. Graag krijgen deze leden een toezegging dat bewoners zo veel mogelijk te kiezen houden. Komen er bovendien snel meer geselecteerde aannemers bij?
Tegelijkertijd mag het NCG geen beschikbare budgetten communiceren aan bewoners en aannemers, wat het vertrouwen schaadt doordat bewoners niet weten waar ze op kunnen rekenen. Dit roept bij de leden van de D66-fractie de vraag op of de beschikbare bedragen per woning transparant kunnen worden gecommuniceerd. Deze leden begrijpen dat er een risico is dat dit leidt tot een prijsopdrijvend effect, maar zijn van mening dat vaardige project-begeleiding dit risico voldoende kan beperken.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om meer mandaat voor de NCG. Deze leden zijn van mening dat dit de versnelling van de versterkingsoperatie sterk ten goede komt, want in de huidige situatie controleren de NAM en EZK nog te veel, waardoor processen erg traag verlopen. Daarnaast zien zij dat het onderbrengen van het schadeherstel en de versterkingsoperatie bij een organisatie, waaronder zowel de NCG als de TCMG vallen, het werk vereenvoudigt en versnelt. Het zet de Groninger bovendien op één, aangezien het gaat om activiteiten in dezelfde huizen. Nu krijgen bewoners aparte versterkingsadviezen en herstelvoorstellen wat voor veel onduidelijkheid en vragen zorgt. TCMG en NCG werken daarbij bovendien langs elkaar heen.
Tenslotte zijn de leden van de D66-fractie van mening dat de discussie over het HRA-model en het constant bijstellen van de NPR-norm veel te veel onduidelijkheid geeft. Deze leden zien vooral een risico dat particuliere eigenaren achteraan in de operatie moeten aansluiten wat voor terechte onvrede zal zorgen. Zij stellen daarom voor om de norm nu te bevriezen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het feit dat de verspreiding van het coronavirus en de ingrijpende maatregelen die nodig zijn ter beteugeling ervan ook een specifieke impact kunnen hebben op alle trajecten die in Groningen lopen als het gaat om de gaswinning en de schade die dit veroorzaakt heeft. Kan de Minister een indicatie geven welke impact verwacht wordt als het gaat om schadeafhandeling, de versterkingsoperatie, het tempo van terugdraaien van de gaswinning zelf en de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen? Is de Minister bereid om gericht op de Groningers heldere publieke communicatie te verschaffen over de mogelijk impact van corona op schadeafhandeling en versterking? Kan de Minister aan de Groningers en de Kamer duidelijkheid verschaffen over welke stappen de Minister tracht te zetten om die impact waar mogelijk te mitigeren? Zijn er nu bijvoorbeeld aangepaste versnellingsplannen voor schadeafhandeling en versterking nodig en zo ja, kan daar al iets inhoudelijks over worden gezegd of op zijn minst een proces met tijdslijnen voor worden gegeven?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de Wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers op de korte lijst van zeer urgente wetten gaat zetten, zodat er geen vertraging ontstaat in deze belangrijke maatregel om de gaswinning tijdig tot nul terug te brengen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister in contact met de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) is over de advisering op de Versterkingswet? Is de Afdeling in staat om schriftelijke en via virtuele bijeenkomsten toch op relatief korte termijn haar advies op deze wet te geven?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het positief om te zien dat – mede door de zachte winter – de gaswinning dit jaar terug lijkt te kunnen worden gebracht naar 10 miljard Nm3. Is het logisch om te veronderstellen dat de groeivertraging of mogelijk zelfs economische krimp als gevolg van corona dat een verdere daling van het (industriële) gebruik van Groninger gas zal leiden? Als dit nu nog niet concreet valt te becijferen, zijn er dan indicaties te geven op basis van eerdere perioden waarin slechte economische omstandigheden tot een lager gasverbruik hebben geleid?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er nu eindelijk een concrete uitwerking ligt voor het toekennen van immateriële schade voor de getroffen Groningers. Is het IMG vrij om zelf te beoordelen hoe zij – na het kabinetsbesluit over het uitgebrachte advies – de toekenning van maximaal 3.000 euro per huishouden gaat uitvoeren? Kan zij bijvoorbeeld besluiten om deze niet uitsluitend te koppelen aan een vastgestelde oude schade en een uiterste datum waarop deze is gemeld, maar blijvend de toekenning van smartengeld openhouden voor huishoudens die nog niet eerder schade hebben gemeld? Is er al vooraf een einddatum bepaald waarop de toekenning van immateriële schade zal eindigen, of loopt dit zonder begrenzing in de tijd door? Wie besluit over een eventueel einde in de (verre) toekomst van de deze regeling? Is er al wat meer bekend over de wijze waarop de Groninger Bodembeweging (GBB) en het Groninger Gasberaad bij de uitwerking en toepassing van de regeling betrokken worden? Staat verder al vast of de vergoeding uitsluitend per huishouden wordt toegekend? Of kan het eventueel ook per persoon worden bekeken? Past dat laatste ook binnen het mandaat van de IMG of dien daar expliciet instemming voor te komen van het Rijk? Zo ja, waarom?
De leden van de GroenLinks-fractie vermoeden dat het niet uit te sluiten valt dat mensen er moeite mee hebben om zelf om die vergoeding te vragen. Daar kunnen tal van emoties een rol bij spelen uit een heel spectrum, dat kan lopen van altruïsme (anderen hebben er meer recht op of hebben het meer nodig) tot een zekere of zelfs grote woede («zij moeten het mij aanbieden in plaats van dat ik er om moet vragen»). Staat het de IMG vrij om te kiezen voor een lijn waarin Groningers worden benaderd met een in insteek die neer komt op «u heeft recht op een immateriële schadevergoeding, wilt u daar gebruik van malen»?
De leden van de GroenLinks-fractie bereiken berichten dat de door de agrarische tafel voorgestelde zes pilots, welke zijn aangedragen om de complexiteit waarmee agrariërs te maken hebben, te onderzoeken en hiervan te leren in de vervolgprocessen, door de Minister van eenzijdig zijn gestopt. Klopt dat? Waarom is dit gebeurd en waarom is daarover geen overleg geweest? Is de Minister bereid om deze pilots alsnog met de nodige snelheid door te zetten? Ze blijken namelijk waardevolle lessen op te leveren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de waarneming deelt, dat kijkend naar het dashboard van de TCMG er sprake is van een verhoging van de intake als het gaat om dossiers uit de agrarische en private sector, maar dat de definitieve afhandeling niet evenredig toeneemt. Hoe wordt dit «gat» verklaard en welke stappen worden ondernomen om sneller tot finale afhandeling te komen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het oordeel is van de Minister op de door de Agrotafel voorgestelde governancestructuur van de 3 A’s: Agroloket (melding aan deskundige), Agroteam (technische specialisten) en Agrotafel (bestuurlijk sector/drie overheidslagen). Deze leden vragen tevens waarom de uitvoerende organisaties NCG/TCMG zo weinig beroep doen op het Agroteam. Is het in de ogen van de Minister mogelijk, ook om de NCG/TCMG tijdelijk te ontlasten, dat de schadeopname door het Agroteam wordt uitgevoerd en die vervolgens aan NCG/TCMG worden voorgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er nu voor nodig om dit mogelijk te maken?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister aan Sweco de opdracht heeft gegeven om de bodemdaling te onderzoeken. Dit was ook een aanbeveling van de Agrarische Tafel Groningen (ATG). Die stelde ook als voorwaarde dat er eerst een soort nulstand zou worden vastgesteld, bij voorkeur zo dicht mogelijk op de begindatum van de gaswinning (1960). Wordt er in dit onderzoek zo’n vertrekpunt (nulstand of nulmeting) gehanteerd? Kan die ook al bekend worden gemaakt? Zo nee, hoe kan Sweco zinvol onderzoek doen als er bodemdaling in de tijd niet afgezet wordt tegen een helder beginpunt? Maakt de agrarische sector in Groningen zich terecht over het risico dat de extra ingestelde onderzoeken naar de mestkelderproblematiek (panel TCMG) en de bodemdaling onderzoek (Sweco) het gevaar van aantasting van het «bewijsvermoeden» in zich draagt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan dat risico verkleint worden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen, nu het er naar uit ziet dat de Kamer niet alle stemmingen kan laten plaatsvinden, of het kabinet bereid is om de moties die zij oordeel Kamer heeft gegeven ook al uit te gaan voeren. Geldt dat bijvoorbeeld ook voor de motie van het lid Van der Lee over mogelijk maken dat het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) zo nodig achteraf afwegingen kan toetsen (Kamerstuk 33 529, nr. 731), de motie van het lid Van der Lee en Agnes Mulder over het dashboard (Kamerstuk 33 529, nr. 730) en de motie van het lid Dik-Faber c.s. over advies van een wetenschappelijk panel over mijnbouw en de Waddenzee (Kamerstuk 33 529, nr. 735)?
De leden van de GroenLinks-fractie blijven van mening dat alle mijnbouwactiviteiten onder de Waddenzee gestaakt dienen te worden. De Minister stelt als een van haar eisen dat het winnen van zout onder de Waddenzee sowieso niet van start mag gaan als de monitoring niet op orde is, maar wat betekent dat precies? Dient er sprake te zijn van een «nulmeting» van het Wad waar mogelijk toch zout gewonnen gaat worden? Wordt deze dan eerst goedgekeurd door de onafhankelijke Auditcommissie? Wordt er daarbij ook bepaald wat de totaaloppervlakte van de droogvallende zeebodem deint te zijn om vogelsoorten zoals de Kanoet. die daar voor hun voedsel van afhankelijk van zijn, ook adequaat te kunnen beschermen? Hoe dan ook dient ESCO een door het SodM goedgekeurd noodplan te hebben als de caverne onder de Waddenzee onverhoopt toch (deels) instort zoals eerder al een keer op land gebeurde. Is het juist dat er zonder deze goedkeuring er geen winning kan plaatsvinden onder Werelderfgoed Waddenzee en ligt er al een plan dat aan alle eisen voldoet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat op dinsdag 17 maart 2020 in Groningen drie aardbevingen plaatsvonden. Juist in tijden van de coronacrisis is thuis zitten in een kapot en onveilig huis extra beangstigend. Gedupeerden vangen zo dubbele klappen op: van de coronacrisis en van de nog niet opgeloste crisis in Groningen. Erkent de Minister dit? Is er een noodplan voor wat er moet gebeuren als er in tijden van de coronacrisis een grotere aardbeving komt?
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van 16 maart 2020 dat er als gevolg van het coronavirus voorlopig geen schade-opnames zullen plaatsvinden. Zijn ook andere werkzaamheden bij alle verschillende betrokken organisaties, instituten en instellingen uitgesteld? Welke vertraging wordt verwacht?
Voor leden van de SP-fractie is het onbestaanbaar dat de versterking en de parlementaire enquête weer vertraging oplopen. Verwacht de Minister nog steeds de Wet vvoor de zomer aan beide Kamers te kunnen aanbieden?
Over de versterking willen de leden van de SP-fractie een aantal vragen stellen. In de media was te lezen dat NCG-medewerkers hun verhaal deden. Gedupeerde Groningers dreigen uit het oog te worden verloren. Er heerst veel onrust en ontevredenheid in de organisatie. Deze leden kijken hier niet raar van op. Eind 2016 werd er beloofd dat er in vijf jaar alleen in de kern van het Groninger aardbevingsgebied 22.000 huizen en 1500 gebouwen gecontroleerd op aardbevingsbestendigheid.
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een overzicht waarin de volgende vragen zijn verwerkt: hoeveel woningen worden er in 2020 geïnspecteerd? Hoeveel worden er versterkt? Wat zijn de verwachtingen voor de jaren daarna? Wat is de stand van zaken betreffende de verschillende batches? Wanneer zijn de batches 1467, 1581 en 1588 afgerond? Hoe staat het met de aparte regelingen als «Heft in Eigen Hand?» Welke regelingen/projecten zijn er precies nog meer? Hoeveel woningen zitten daar in? Wanneer worden die afgerond?
Slechts 5 procent van de mensen met weinig schade en 14 procent van de mensen met veel schade verwachten dat versterking aan hun huizen op enig moment wordt uitgevoerd. Hoe gaat de Minister de versterking vlot trekken, dus hoe gaat deze Minister bewijzen dat de 86–95% die niet gelooft dat er versterkt gaat worden, ongelijk heeft? Wanneer komt nieuwe NPR?
Ook willen de leden van de SP-fractie van de gelegenheid gebruik maken wederom duidelijk te maken dat het zeer kwalijk is dat het kabinet de documenten en afspraken tussen de NAM -Shell en Exxon- en de Staat geheim houdt. De Kamer moet de regering in het openbaar kunnen controleren en dat frustreert de Minister op deze wijze. Deze leden vragen het hierbij nogmaals: gaat de Minister alle afspraken die ze heeft gemaakt in het Akkoord op Hoofdlijnen en het bijbehorende addendum openbaar maken, zodat de gekozen volksvertegenwoordigers hun controlerende taak kunnen uitvoeren? Indien de Minister dit wederom weigert hebben de leden een aantal technische vragen. Voor hoeveel Nm3 gas is de NAM gecompenseerd? Hoeveel Nm3 gas blijft er daadwerkelijk achter in het Groninger gasveld? Hoe ver zijn de onderhandelingen over het uiteindelijke bedrag dat Shell en Exxon zullen ontvangen in totaal ter compensatie? Gaat de Minister een arbitragezaak starten wanneer het compensatiebedrag te hoog uitvalt? Wat vindt de Minister «te hoog»? Welk bedrag vindt de Minister acceptabel?
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat het advies van de Commissie Immateriële Schade een werkwijze voor het IMG adviseert dat «uitgaat van vertrouwen». Dat inwoners van Groningen hun immateriële schade kunnen melden en die zonder langdurige procedure gecompenseerd kunnen krijgen. Dat deze gedupeerden niet gewantrouwd worden, zoals in voorgaande procedures steeds wel het geval is geweest. Hoe wordt gegarandeerd dat Groningers inderdaad niet weer langdurig moeten wachten op waar ze gewoon recht op hebben?
Betreffende de raming van de gaswinning geven de leden van de SP-fractie aan dat ze al sinds 2012 willen dat het Groninger gasveld minder gebruikt, dan wel gesloten zou worden. Deze leden zijn blij dat de Minister en daarmee de regering dit twee jaar geleden ook inzag. Wel hebben de leden hier een aantal vragen bij. Welke onderhandelingen met de NAM zijn nodig om de gasopslag Norg open te houden? Tot wanneer lopen de huidige afspraken? Is er sprake van dat deze gasopslag voortijdig sluit? De Minister gaat toch niet wederom een financiële compensatie betalen wanneer de opslag langer open moet blijven?
Vervolgens staan de rapportages over de effecten van zout-, en gaswinning op de Waddenzee op de agenda. De leden van de SP-fractie lazen dat de onafhankelijke Audit Commissie zich afvraagt of het hand aan de kraan-principe wel effectief is om natuurschade in de Waddenzee te voorkomen. Deze leden delen die zorgen. Zij vinden dat de natuur van de Waddenzee beschermd moet worden. Is de Minister bereid zo snel mogelijk een onafhankelijk advies aan het SodM te vragen en tot die tijd geen nieuwe vergunning af te geven voor zout-, en gaswinningsplannen onder de Waddenzee? Graag zien deze leden dit antwoord toegelicht.
In Kamervragen hebben de leden van de SP-fractie gevraagd naar de afhandeling van oude schademeldingen door de Arbiter Bodembeweging. In de beantwoording staat dat drie zaken met schade aan mestkelders pas in 2019 aangemeld zijn bij de Arbiter (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2120). Klopt dat wel? Ook geeft de regering aan dat niet op individuele gevallen ingegaan wordt. Bekend is dat het om zeer schrijnende gevallen gaat. Het kan en mag niet zo zijn dat deze mensen, die in diepe ellende en financiële problemen zitten, overgeleverd gaan worden aan nog meer bureaucratie. Voorrang bij de TCMG voor deze mensen betekent ook voor anderen weer langer wachten. Deze leden vragen of de arbiters die deze zaken onder hun hoede hebben, niet af kunnen maken. Inhoudelijk zitten zij er goed in en levert het voor deze gedupeerden geen extra stress op. De «werkvoorraad» bij de TCMG groeit al iedere week en is inmiddels opnieuw een heus stuwmeer.
De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de vragen over de regeling voor oude schades dat slechts 193 van de 6199 «oude schades» zich hebben gemeld bij de regeling. Slechts een minderheid van hen komt in aanmerking voor een vergoeding. Op welke gronden vielen 101 verzoeken buiten de doelgroep? Wie heeft dat bepaald? Slechts gedurende zeven weken hebben mensen bij het Provinciale loket alsnog een rechtvaardige vergoeding aan kunnen vragen. Dit loket is inmiddels weer gesloten. Wat gaat de Minister doen voor de mensen die zich niet hebben gemeld? Waarom benadert de Minister of de provincie, deze mensen niet actief? Gaat de Minister dit alsnog doen? Was er voldoende vertrouwen in de regeling? Is de Minister bereid alsnog met een regeling te komen zonder invloed van de NAM? Wat gaat de Minister doen aan alle schadegevallen die voor 31 maart 2017 een aanbod van de NAM hebben geaccepteerd dat niet voldoende was om schade te herstellen?
De leden van de SP-fractie ook aandacht gevraagd middels Kamervragen en een motie voor het gebouwensensorennetwerk van de NAM in Groningen. Deze leden delen de zorgen die veel Groningers hebben bij het niet langer monitoren van gebouwen tijdens bodembeweging. Het vertrouwen van deze mensen in de politiek is laag. Gesteund door het advies van het SodM, zouden deze leden graag zien dat het netwerk behouden blijft. Het kunnen zien aan welke grondbewegingen hun huis wordt blootgesteld, kan het vertrouwen van inwoners in Groningen doen toenemen. Het verbaast deze leden zeer dat de Minister dit in zijn verzamelbrief van 16 maart 2020 «geen concreet nut of toegevoegde waarde» noemt. Zij zijn bezorgd dat door het technisch belang steeds boven het maatschappelijk belang te stellen, dit kabinet de problemen in Groningen verdiept in plaats van oplost. Hoeveel is het de Minister eigenlijk waard om een begin te maken van herstel van vertrouwen?
Graag zien de leden van de SP-fractie dan ook dat de Minister alsnog naar een mogelijkheid zoekt om het beheer van het meetnetwerk over te nemen van de NAM en zo verder kennis ontwikkelt en borgt in de regio, maar vooral Groningers het gevoel geeft dat ze er toe doen.
Het meetnetwerk in publiek bezit biedt een kans om onafhankelijke kennis over bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten te behouden en te vergroten. Fijn dat de Minister met het KNMI gaat kijken naar de meerwaarde wanneer inwoners participeren in een meetnetwerk. Deze leden vragen de Minister daarnaast om zelf met de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen hierover in gesprek te gaan en te onderzoeken welke kansen hier liggen.
Wanneer de Minister besluit huidige route toch door te zetten, hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen. Hoe wordt het geregeld dat mensen de meter mogen behouden? Wanneer worden ze gevraagd of ze het willen behouden? Moeten ze ervoor betalen of kost het de bewoners niets? Kan dat simpel, de sensor verbinden met de pc of moet er een handleiding voor komen? Kan de Minister de NAM ook eind april laten weten dat het verwijderen van de sensoren voortgezet kan worden, zodat goed geïnventariseerd kan worden wie de sensor wel en wie niet wil behouden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben ook Kamervragen over de bestemming van de NPG-gelden ingediend. Allereerst volgen hier nog wat extra vragen: waar kan men het document met uitgaven vinden, naast de lijst met projecten? Ook vragen deze hoe de uitgaven van NPG-gelden in verhouding staan tot de voorwaarden dat de afhandeling van schade goed afgehandeld moet worden en de versterking soepel moet lopen? Hoe staat het verder met de algemene toekomstvisie die er zou zijn voordat deze gelden uitgegeven zouden worden? Hoe luidt die visie?
De beantwoording van de Kamervragen over het NPG heeft bij de leden van de SP-fractie meer vragen opgeroepen dan beantwoord. Want in hoeverre is er sprake van participatie door inwoners van Groningen? Wat wordt precies verstaan onder participatie? Wat wordt precies verstaan onder proportionaliteit? Hoe worden de mensen om wiens toekomst het zou moeten gaan betrokken bij de verdeling van de gelden? Hoeveel «gewone» inwoners van Groningen zijn er gekozen in het bestuur van het NPG? Hoe onafhankelijk is dat bestuur? Hoe weet dit bestuur wat gedupeerde Groningers nodig hebben om te profiteren van verhoogde leefbaarheid? Wie zit er in de onafhankelijke beoordelingscommissie? Hoe gaat het toetsen van projecten in zijn werk? Op welke wijze profiteren gedupeerde Groningers van de brede welvaart die structureel wordt verhoogd in het gebied? Wie zit er in de onafhankelijke partij, die ieder jaar de NPG evalueert? Is dat dezelfde groep als de onafhankelijke beoordelingscommissie? Welk deel van 1.150 miljoen euro wordt gebruikt voor de Toekomst-campagne, waar Groningers ideeën kunnen indienen? Hoeveel van het geld gaat naar de gemeente Groningen? Hoeveel geld gaat er naar de andere gemeenten?
Ook vragen de leden van de SP-fractie wie heeft bepaald dat er 40 miljoen euro naar de zorgvisie aardbevingsbestendige zorg gaat. Gaat het allemaal naar het vastgoed? Hoeveel versterkingsgeld is er van de NAM naar de zorgvisie aardbevingsbestendige zorg gegaan? Wie draagt nog meer bij aan deze visie? Welke plannen liggen er nu klaar om uitgevoerd te worden zodat mensen geholpen worden met gezondheidsproblemen? Wat doet de Minister aan het wegnemen van deze stress? Waarom hebben de onderwijsinstellingen nog geen geld uit het NPG ontvangen? Wanneer het over de toekomst van Groningen gaat, zou het onderwijs er toch juist bij betrokken moeten worden? Is de verwijzing naar vraag 9 bij vraag 10 een impliciete erkenning dat de New Energy Coalition gedomineerd en geregisseerd en feitelijk geleid wordt door de fossiele bedrijven? Zo nee, op welke manier is de New Energy Coalition dan betrokken bij de NPG? Welke bedrijven zijn betrokken als partners bij aanvragen die door gemeenten en/of provincie Groningen gedaan zijn?
Waarom geeft de Minister geen antwoord op de vraag of er NPG-gelden direct of indirect terechtkomen bij Shell of projecten waarbij Shell betrokken is? Wanneer Shell betrokken is, op welke manier is dit dan? Wat is dan de bijdrage die ze in Groningen leveren? Hoe en waar doen ze dat dan? De leden van de SP-fractie vinden het volstrekt onacceptabel dat Shell ook hier weer een handje ophoudt.
De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag over de waardedalingscompensatie. Door met postcodes te werken, bestaat de kans dat mensen die redelijk dicht bij elkaar wonen, een redelijk verschillend percentage compensatie krijgen. Is de Minister bereid te kijken naar een rechtvaardiger manier van compensatie voor de waardedaling van woningen van mensen?
Ook willen de leden van de SP-fractie vragen naar de nulmeting. Alle huizen van mensen die de stuwmeerregeling hebben geaccepteerd, moesten een nulmeting ondergaan. Hoeveel huizen hebben die nulmeting inmiddels gehad? Hoeveel moeten er dan nog? Tevens vragen deze leden welke resultaten hieruit zijn gekomen. Wat was het gemiddelde schadebedrag per meting? Wat was het totale schadebedrag? Kan de Minister daar iets over zeggen? Vallen er conclusies te trekken uit die resultaten? Zo ja, welke? Is de betrokken gedupeerden gevraagd hoe ze de regeling hebben ervaren? Is de Minister bereidt dat alsnog te doen?
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over mensen die inmiddels bezig zijn met de versterking. Is het de Minister bekend dat de NCG de rekeningen van aannemers niet betaalt? Dat er mensen nu in financiële problemen komen daardoor? Weet de Minister dat de huur van woonunits, waar mensen tijdens versterking in wonen, niet wordt betaald? Wat gaat de Minister op welke termijn doen om dit soort toestanden te voorkomen?
Dan willen de leden van de SP-fractie ook nog aandacht vragen de functie van WIJ-teams in het aardbevingsgebied in Groningen. Er staan veel wisselwoningen leeg, omdat de versterking niet op gang komt. Het WIJ-team bepaalt mede of mensen die in hun onveilige bang zijn, wel of niet in zo’n wisselwoning mogen, terwijl de huisarts bereid is deze mensen te helpen door het schrijven van een indicatie. Deze leden kunnen zich goed voorstellen dat deze teams heel goed inzetbaar kunnen zijn in verlagen van stressfactoren, die gedupeerden al voldoende hebben. Het zou contraproductief zijn wanneer er extra stress aan toegevoegd wordt.
Ten slotte willen de leden van de SP-fractie nog vragen naar depotovereenkomsten. Anders dan de Minister in zijn beantwoording liet weten, waren er wel degelijk gedupeerden die door de overgang van het Centrum Veilig Wonen (CVW) naar de NCG niet tot het tekenen van een depotovereenkomst kwamen. Graag willen deze leden weten in hoeveel gevallen dit heeft gespeeld en in hoeveel gevallen het nu nog speelt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de gaswinning in het waddengebied, zeker als het gaat om nieuwe projecten. Het blijkt met de huidige meetmethodes niet goed mogelijk om het effect van huidige winning op toekomstige bodemdaling in te schatten. In zijn reactie op het rapport van de auditcommissie gaat de Minister hier slechts beperkt op in. Is de Minister bereid om met een uitgebreider reactie te komen, in samenspraak met het SodM? Deze slecht in te schatten toekomstige daling kan ook gevolgen hebben voor het hand aan de kraan-principe, dat er immers van uitgaat dat per direct gestuurd kan worden. Op welke wijze gaat de Minister dit ondervangen en is de Minister bereid het hand aan de kraan-principe te heroverwegen? Voorts zijn er plannen voor meer zoutwinning onder het Waddenzeegebied. Hoe is verzekerd dat de meetmethodes op orde zijn en hoe wordt milieuschade als gevolg van mijnbouwstapeling zoveel mogelijk voorkomen?
De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen van de mijnbouw in de omgeving Pieterzijl. De aardbevingsschade is inmiddels aanzienlijk, en ook wordt overlast ervaren van de mijnbouw. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat ook recht wordt gedaan aan de mensen met aardbevingsschade in Pieterzijl, en is de Minister bereid met alle betrokken instanties om de tafel te zitten om deze mensen zo snel mogelijk te helpen? Hoe wordt eventuele bodemschade en grondwatervervuiling als gevolg van fracken gemonitord? Is de Minister bereid de motie van het lid Nijboer (PvdA) die vraagt ook mensen in Pieterzijl recht te doen (Kamerstuk 33 529, nr. 729) uit te voeren, omdat de Minister deze motie oordeel Kamer gaf in het debat?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ver de kwartiermaker IMG met zijn werkzaamheden is en hoe een soepele overgang van TCMG naar IMG wordt verzekerd. Waarom heeft IMG nog geen website? Gaat schadeafhandeling op dit moment door, en hoeveel afhandelingen zijn er tot nu toe dit kalenderjaar behandeld? In hoeverre beïnvloedt de situatie met het coronavirus de schadeafhandeling? Hoe wordt verzekerd dat zowel bestaande meldingen als nieuwe meldingen voortvarend worden behandeld?
Agrariërs en andere ondernemers zitten al tijden in de rats en hebben nog altijd geen duidelijkheid. Daar komt voor sectoren als horeca, hotels, cultuur, recreatie vanwege corona het voor de kiezen krijgen. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer zij nou eindelijk worden geholpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van het kabinet over het afbouwen van de gaswinning in Groningen en het afhandelen van de materiële en immateriële schade. Deze leden hebben op een aantal punten nog vragen aan het kabinet.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed dat er voortgang wordt gemaakt met het vergoeden van immateriële schade. Dit kan niet al het leed wegnemen, maar is wel een vorm van erkenning voor het leed dat Groningen is aangedaan, zoals ook door de Minister is omschreven. Bij immateriële schade zal het gaan om een grote diversiteit aan schadeverzoeken, variërend van gederfde inkomsten tot psychisch leed. De Minister schrijft over een spanningsveld tussen een grote hoeveelheid aanvragen en de behoefte aan een maatwerkaanpak. Hoe wordt omgegaan met dit spanningsveld, mede in het licht van de diversiteit aan aanvragen? Wordt bij immateriële schade uitgegaan van het bewijsvermoeden? Zo niet, op welke manier wil de Minister voorkomen dat bewoners – in het bijzonder mensen met gezondheidsschade – een juridisch traject in worden gezogen? Op welke manier wordt in de regeling aandacht besteed aan gezondheidsschade van mensen? Is het realistisch dat alle bewoners worden uitgenodigd om hun verhaal te doen? Op welke manier wordt dit vormgegeven? Wordt bij het vormgeven van de regeling voor het vergoeden van immateriële schade ook contact gezocht met de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen, die het Gronings Perspectief hebben opgesteld?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over mijnbouwactiviteiten in UNESCO werelderfgoed het Waddengebied, meer specifiek over de toepassing van het hand aan de kraan-principe. Hierbij wordt uitgegaan van drie parameters: sedimentatiesnelheid, bodemdalingssnelheid en zeelspiegelstijging. Hierover zijn nieuwe inzichten ontstaan. Allereerst constateert de NAM zelf in een rapport van juli 2019 dat sprake is van een (veel) langer na-ijleffect dan waar oorspronkelijk rekening mee werd gehouden. In hetzelfde rapport worden twijfels geuit over de houdbaarheid van het hand aan de kraan-principe als bepaalde scenario’s voor zeespiegelstijging werkelijkheid worden. Voorts zijn door de Auditcommissie kritische kanttekeningen geplaatst bij het hand-aan-de-kraan principe (rapport december 2019). Op basis daarvan zou volgens deze leden geconcludeerd moeten worden dat het hand-aan-de-kraan principe niet langer kan garanderen dat hiermee de natuur voldoende beschermd wordt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om een onafhankelijke commissie integraal onderzoek naar het hand aan de kraan-principe in relatie tot nieuwe informatie over zeespiegelstijging en bodemdaling te laten uitvoeren, waarin vertegenwoordigers van in ieder geval SodM, KNMI en UNESCO een plek zouden moeten hebben. Is de Minister bereid een dergelijke onderzoekscommissie in te stellen? Is de Minister bereid in afwachting van het onderzoeksresultaat geen nieuwe vergunningen voor mijnbouwactiviteiten in het Waddengebied te verstrekken? Wanneer gaat de Minister in gesprek met de Waddenvereniging?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke effecten het coronavirus heeft op de schadeafhandeling en versterking. Deze leden hebben begrip voor de situatie, maar vragen hierover in ieder geval duidelijk te communiceren met bewoners en reële verwachtingen te schetsen, omdat ook al vóór de huidige crisissituatie te vaak is gebleken dat mensen in onzekerheid verkeren over wat er met hun huis gaat gebeuren.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag dat het Wetsvoorstel Versterking Groningen wordt aangemerkt als urgent, waardoor dit met voorrang behandeld kan worden zodra dit gezien de omstandigheden rond het coronavirus mogelijk is. De komende weken en maanden zijn uiterst onzeker. De parlementaire enquête blijft echter van belang.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief en bijbehorende stukken over de zout- en gaswinning onder de Waddenzee en hebben een groot aantal vragen over de kabinetsinzet.
De leden PvdD-fractie maken zich zorgen om de kwetsbare natuur in het Waddengebied en het huidige overheidsbeleid neemt die zorgen niet weg. Een gebied dat wordt gekenmerkt door een unieke dynamiek waarbij de kleinste verschillen (bijvoorbeeld het wel of niet droogvallen van wadplaten) letterlijk van levensbelang zijn. Deze leden zijn van mening dat het ondernemen van economische activiteiten waarbij schadelijke effecten ingecalculeerd zijn in zo’n gebied onverstandig en dus zeer ongewenst is. Zij zijn ook van mening dat het onverstandig en dus zeer ongewenst is een activiteit te ondernemen die schade veroorzaakt en die niet meer gestopt kan worden wanneer de schadelijke effecten voor de natuur uit de hand lopen. Zij zijn verder van mening dat het onverstandig en dus zeer ongewenst is een economische activiteit te ondernemen die ingrijpt op juist dat aspect dat dit gebied zo uniek maakt (zijnde de delicate bodembalans). Zij roepen de Minister daarom op de Waddenzee te respecteren en zo snel als mogelijk te stoppen met de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee.
De leden PvdD-fractie constateren dat de Minister in zijn brief stelt dat er geen negatieve gevolgen mogen optreden voor de beschermde natuurwaarden in het Waddengebied. Allereerst vragen deze leden of de Minister de mening deelt dat alle effecten dan met zekerheid in beeld moeten zijn voordat economische activiteiten overwogen kunnen worden. Is de Minister van mening dat alle effecten op de beschermde natuurwaarden van de Waddenzee op dit moment in beeld zijn? Indien dat niet het geval is, deelt de Minister dan de mening dat vervolgonderzoek nodig is en er tot die tijd niet geboord kan worden? Hoe garandeert de Minister anders dat er geen negatieve gevolgen zijn als niet alle gevolgen in beeld zijn? Is de Minister van mening dat al deze effecten voldoende nauwkeurig gemonitord worden en kunnen worden? Is de Minister van mening dat er wel schadelijke gevolgen mogen optreden voor natuurwaarden die niet expliciet beschermd zijn? Zo ja, hoe zijn niet beschermde natuurwaarden en wel beschermde natuurwaarden volgens de Minister los van elkaar te bezien in een complex ecosysteem als het Waddengebied?
De leden PvdD-fractie lezen in de brief van de Minister dat voor mei 2020 de tweede nulmetingsrapportage (monitoringsjaar 2019) opgeleverd gaat worden. Kan de Minister aangeven hoe de twee nulmetingen voor een trendanalyse gebruikt gaan worden als de Auditcommissie over de nulmetingsrapportage monitoringsjaar 2018 stelt dat «de bruikbaarheid van een deel van de metingen nog onvoldoende is»?
Wat is de reactie van de Minister op deze conclusie? Hoeveel rapportages zijn er volgens de Minister nodig om voldoende betrouwbare trends te kunnen bepalen?
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister de mening van de Auditcommissie deelt dat de nulmetingsrapportage over monitoringsjaar 2018 onvoldoende bruikbaar is om negatieve effecten te kunnen aantonen of uitsluiten. Welke redenen ziet de Minister om te verwachten dat er in de komende jaren wel voldoende bruikbare monitoringsrapportages komen om negatieve effecten te kunnen aantonen en vooral te kunnen uitsluiten? Is de Minister met deze leden van mening dat het vereiste kennisniveau om een negatief effect te kunnen uitsluiten vele malen hoger is dan het vereiste kennisniveau om een negatief effect te kunnen aantonen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven of negatieve effecten moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de Minister schrijft) of dat deze «redelijkerwijs» moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de auditcommissie schrijft)? Wie bepaalt in dat laatste geval de «redelijkheid»? Deelt de Minister de mening dat wanneer niet alle negatieve effecten gemonitord en uitgesloten kunnen worden een hand-aan-de-kraan-principe dus ook geen optie is?
De leden PvdD-fractie vragen de Minister of hij zich het mijnbouwdebat op 3 oktober 2019 kan heugen (Kamerstuk 32 849, nr. 192)? Daarin gaf de Minister op vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan dat de onzekerheid van 7,2 cm bij LIDAR-metingen nou eenmaal het beste was dat we hadden en dat met andere meetmethodes geprobeerd zou worden de metingen verder te verfijnen. De Minister zei toen letterlijk: «Een ander antwoord dan «het wordt steeds beter» kan ik ook niet geven.» Zijn metingen die steeds beter worden voor de Minister voldoende? Of moeten de metingen zelf voldoende nauwkeurig zijn? Zijn ze dat op dit moment naar mening van de Minister? Hoe beziet de Minister zijn opmerkingen over de LIDAR-metingen in het licht van de conclusies van de Auditcommissie dat «het beoogde hergebruik van de LIDAR gegevens nog niet gelukt is»? Heeft dat te maken met de te grote onzekerheden die bij LIDAR-metingen optreden? Zo nee, waarom is hergebruik van de gegevens dan nog niet gelukt?
Kan de Minister garanderen, en zo ja op welke wijze, dat de onzekerheid van 7,2 cm binnen de marges vallen die de dieren (of specifiek de indicatorsoorten) aankunnen zonder negatieve gevolgen? Wat zijn die marges per soort?
De leden PvdD-fractie vragen wat volgens de Minister de consequenties zijn nu gesteld wordt dat trendanalyses en voorspellingen niet mogelijk zijn voor ruiende bergeenden. Tegelijk wordt gesteld dat een afname van het aantal ruiende bergeenden in de komende jaren niet is uit te sluiten, maar dit niet toegeschreven kan worden aan de zoutwinning. Waar is dat dan precies op gebaseerd? De ruiende bergeend is bewust opgenomen in het meetprogramma. Wat is de consequentie voor het meetprogramma en gerelateerde soorten, nu blijkt dat deze indicator, in ieder geval met de huidige benadering, onvoldoende meetbaar is? Deelt de Minister de stelling dat voor de geselecteerde vogels (scholekster, bonte strandloper en kanoet) en voor de bodemdieren onvoldoende complete meetresultaten en analysetechnieken bestaan? Welke reden heeft de Minister te veronderstellen dat deze op korte termijn wel beschikbaar zijn? Zeker gegeven het feit dat de auditcommissie stelt dat de huidige aanpak onvoldoende is om «een vinger aan de pols te houden», terwijl een aanpak vereist is die met zekerheid of redelijke zekerheid kan uitsluiten dat een bepaald effect optreed. Hoe ver liggen volgens de Minister de woorden «een vinger aan de pols houden» en «met zekerheid uit kunnen sluiten» uit elkaar?
De leden PvdD-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe alle aanbevelingen uit de Rapportage Zoutwinning Waddenzee van de Auditcommissie opgevolgd gaan worden.
Kan de Minister ook voor alle in tabel een van de Auditrapportage genoemde onderdelen benoemen welke redenen heeft de Minister om op korte termijn te verwachten dat ze toereikend verklaard kunnen worden?
De leden PvdD-fractie vragen de Minister verder hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk 32 849, nr. 199). Klopt het dat het KNMI nog niet gevraagd is een geactualiseerd zeespiegelstijgingsscenario over de Waddenzee op te stellen? Op welke termijn gaat dit gebeuren? Of is de Minister niet voornemens dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister van mening is dat, nu er onzekerheid is over hoe lang bodemdaling na-ijlt nadat de gaswinning stop zou worden gezet, het hand-aan-de-kraan-principe direct toegepast moet worden en de gaswinning stopgezet moet worden omdat anders onverantwoorde risico’s genomen worden met UNESCO-werelderfgoed. Zo nee, waarom niet? Kan de Minister uitsluiten dat het voorzorgsbeginsel niet geschonden wordt door toch de gaswinning met hand op de kraan uit te oefenen?
De leden PvdD-fractie vragen of het klopt dat het onduidelijk is of de aardbevingen met beperkte kracht op zichzelf staande gebeurtenissen zijn of dat ze de inleiding tot een grotere beving vormen. Deelt de Minister de mening van deze leden dat zolang op deze vraag geen sluitend antwoord is het hand aan de kraan-principe in werking gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie of de Minister ook van mening is dat er teveel twijfels zijn over effecten van de mijnbouw op de Waddenzee. Deze leden vragen de Minister of hij ook van mening is dat er teveel twijfel bestaat over het nut en de werking van het huidige hand aan de kraan-principe. Is de Minister ook van mening dat er in ieder geval niet nog meer mijnbouw dan momenteel vergund onder de Waddenzee zou moeten plaatsvinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie wijzen de Minister erop dat de Kamer via de motie van het lid Van Otterloo c.s. (Kamerstuk 35 250, nr. 33) eenstemmig aan de Minister heeft gevraagd om te expliciteren op basis van welke criteria zal worden besloten over het aflopen van de Tijdelijke wet Groningen. Heeft de Minister al enig idee hoe en wanneer hij daarmee aan de slag gaat?
De Minister heeft laten weten in overleg te zijn met de Europese Commissie over de nieuwbouwregeling en het mogelijke conflict met de staatssteunregels. Is daar al iets meer over te zeggen?
Inmiddels staan er voor schadeopname dertien aannemers vermeld op de website van de IMG. Klopt dit nog? Daarbij kan men ook zelf een aannemer kiezen, zij het dat die wel een keurmerk moet hebben: Bouwgarant of Woningborg. De leden van de 50PLUS-fractie snappen dat er een of andere vorm van garantie moet worden ingebouwd om te zorgen dat een aannemer die een huis gaat versterken, ook daadwerkelijk zijn vak verstaat. Maar deze leden blijven de vrees houden dat eenmansbedrijfjes, die midden in de samenleving staan, niet altijd een keurmerk hebben vanwege alle administratie, tijdsinvestering en kosten die dit met zich meebrengt. Ook zij kunnen een forse bijdrage leveren. Is het nog steeds zo dat dit kleine aantal aannemers beschikbaar is? Kan de Minister hier nog eens op reflecteren?
Een poosje geleden heeft 50PLUS-fractie al de positie van kwetsbare ouderen onder de aandacht gebracht, vooral de mensen in verpleeghuizen kunnen in geval van nood natuurlijk niet zo makkelijk wegkomen. Wordt daar rekening mee gehouden binnen de versterking? Op welke wijze? Op 12 september 2019 hebben deze leden de Minister al eens een stapeltje documenten gegeven over dit onderwerp. Deze leden ontvangen graag een reactie.
Ook zelfstandig wonende ouderen met een verminderde mobiliteit zijn kwetsbaar. De leden van de 50PLUS-fractie hebben er al eerder aandacht voor gevraagd en doen dat nu weer. Wat is hun positie binnen de versterkingsoperatie? Zij zijn in geval van een calamiteit immers (deels) afhankelijk van de hulp van anderen en moeten dus vaak langer wachten op hulp. Dat betekent dat zij ergens moeten zijn wat aan hun veiligheidsbehoefte voldoet. Op welke manier zal er voor deze groep een passende veiligheidseis worden geformuleerd? Is de Minister bereid om de directeur NCG vooralsnog de bevoegdheid te geven om tot die tijd zo nodig op basis van expert-judgement tot een passende veiligheidseis te komen?
Wat betreft de immateriële schade siert het de Minister dat hij verder wil gaan met zijn protocol dan de adviezen reiken. Maar kan de Minister ook aangeven wanneer en hoe een en ander gaat lopen? Want als de Minister hiermee vertrouwen wil terugwinnen, moet hij wel doorpakken. Graag ontvangen de leden van de 50PLUS-fractie een reactie hierop.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die zijn geagendeerd. Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen en/of opmerkingen. De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat naast de materiele schade, ook de immateriële schade ruimhartig wordt vergoed. De mijnbouwschade heeft grote impact op het leven van de Groningers. De lijn die de kwartiermaker Instituut Mijnbouw Groningen (IMG) schetst voor de opzet kunnen deze leden steunen. Het is belangrijk dat er maatwerk wordt geleverd, dat de mensen om wie het gaat worden gehoord, vertrouwd en geloofd en dat het niet weer een stroperige bureaucratische rompslomp wordt. Hoe gaat de procedure vormgegeven worden om dit laatste te voorkomen?
Antwoord
Uit de Tijdelijke wet Groningen (Kamerstuk 35 250) vloeit voort dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) geheel onafhankelijk zijn eigen werkwijze vaststelt, zo ook als het gaat om de werkwijze voor immateriële schade. Op 27 januari jl. heeft de heer Kortmann, de kwartiermaker van het IMG, mij een brief gestuurd waarin hij ingaat op het vormgeven van de procedure voor immateriële schade (Kamerstuk 33 529, nr. 725). In deze brief geeft hij aan dat het hanteren van dergelijke criteria om immateriële schade vast te stellen eenvoudig uitvoerbaar is zonder dat dit betekent dat de bewoner wordt belast met een langdurige procedure of dat deze zelf veel omstandigheden moet gaan bewijzen. De kwartiermaker IMG is voornemens om voor de zomer de definitieve werkwijze bekend te maken.
De leden van de VVD-fractie zijn, net als de kwartiermaker IMG, van mening dat er ook immateriële schade kan zijn als men niet heeft hoeven verhuizen, bijvoorbeeld als er langdurig onzekerheid is geweest over de versterking of als er geen meervoudige schade is. Immateriële schade heeft ook niet alleen betrekking op het verleden. Het is goed dat de kwartiermaker IMG dat ook aangeeft. Mogen deze leden er vanuit gaan dat er geen problemen zijn met de financiering en/of vergoeding als de kwartiermaker IMG het als ook op deze manier wordt vorm gegeven?
Antwoord
Het IMG heeft de taak om aanvragen om schadevergoeding met toepassing van het geldende aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht uit het Burgerlijk Wetboek te behandelen. De Tijdelijke wet Groningen voorziet in financiering van het IMG ten laste van de begroting van Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Deze kosten worden vervolgens door de Minister van EZK door middel van een heffing aan de NAM doorbelast in verband met de uitvoering van de taken van het IMG. Via de route van de wettelijke heffing betaalt de NAM de schade-uitkeringen voor alle vormen van schade, dus ook voor immateriële schade.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er overleg is met de regio en de maatschappelijke organisaties in de regio voor het vaststellen van de definitieve werkwijze door de kwartiermaker IMG. Wie worden daar allemaal bij betrokken? Kan dit ook sneller dan voor de zomer?
Antwoord
Het streven is dat het IMG voor de zomer van start gaat. Voor die tijd kunnen er nog geen aanvragen voor vergoeding voor immateriële schade bij het IMG worden ingediend. De kwartiermaker geeft aan dat juist een werkwijze voor immateriële schade om draagvlak vraagt onder de betrokkenen die het aangaat. Daarom is de kwartiermaker voornemens bij het verder ontwerpen en vaststellen van een werkwijze voor immateriële schadevergoeding nadrukkelijk ook de maatschappelijke organisaties te betrekken. Het gaat om het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging.
Verder willen de leden van de VVD-fractie weten of Groningers alsnog in bezwaar en beroep kunnen tegen het voorstel voor immateriële schade en of ook een eventuele gang naar de rechter daarna nog open staat als men (onverhoopt) niet tevreden is. Dat laatste moet natuurlijk wel zoveel mogelijk worden voorkomen.
Antwoord
Voor bewoners die straks een aanvraag kunnen indienen voor immateriële schadevergoeding bij het IMG, staat bestuursrechtelijke rechtsbescherming open wanneer de aanvrager het niet eens is met het besluit van het IMG. Er staat bezwaar open tegen het besluit van het Instituut. Tevens kunnen bewoners eventueel beroep instellen bij de bestuursrechter en kan de bewoner tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op 9 maart 2020 heeft aangekondigd om in cassatie te gaan tegen de uitspraak van het Hof Arnhem – Leeuwarden van 17 december 2019 over gederfd woongenot en smartengeld door aardbevingen in Groningen. Wat is daarvoor de reden dan wel de aanleiding? Verwacht de Minister meer van dit soort zaken? Wat betekent dit voor de Groningers?
Antwoord
De Staat is geen partij in deze zaak en mengt zich niet in de rechtsgang van andere partijen. Het staat NAM vrij om in cassatie te gaan. Ik kan niet vooruitlopen op eventuele gevolgen van de uitkomst van de rechtszaak voor de vergoedingssystematiek voor immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Het IMG betrekt bij het formuleren van verschillende werkwijzen, waaronder bijvoorbeeld ook de werkwijzen voor schade door waardedaling en immateriële schade, altijd de bestaande relevante jurisprudentie.
Tijdens het bezoek van de Minister-President aan Groningen op 11 maart 2020 heeft hij aangegeven dat de versterking van de woningen met aardbevingsschade «tergend langzaam» gaat. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit versneld kan worden. Wat zijn daarbij de knelpunten op dit moment nog? In hoeverre kunnen de mensen in Groningen voor het einde van het jaar duidelijkheid krijgen over de versterking, zodat er zekerheid is wat er staat te gebeuren?
Antwoord
Het kabinet zet zich samen met de regionale overheden en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) in om met de versterkingsoperatie zo veel mogelijk voortgang te boeken. Zo is in het Bestuurlijk Overleg Groningen van januari jl. een versnellingspakket vastgesteld (Kamerstuk 33 529, nr. 718). Met dit pakket zijn de randvoorwaarden uitgewerkt op basis waarvan de versterkingsaanpak versneld kan worden. Met het starten van de praktijkaanpak en de ontwikkelingen rondom de typologie-benadering kan de beperkte ingenieurscapaciteit optimaler worden benut en wordt tevens een versnelling in het beoordelingstraject beoogd. Daarnaast wordt gewerkt aan een Bouwakkoord; in dat kader wordt door bouwers een Bedrijfsbureau ingericht om de liggende versterkingsadviezen in overleg met de bewoner door te vertalen naar daadwerkelijke werkzaamheden. Door dit inzichtelijk te maken is het makkelijker om de markt over de volle breedte optimaal te betrekken bij het uitvoeren van de versterkingsoperatie. Naast dit traject wordt er continu gekeken naar mogelijkheden om ook het reguliere proces te versnellen.
De gemeenten finaliseren momenteel hun lokale plannen van aanpak. Hierin stellen gemeenten vast hoeveel en welke adressen binnen de gemeente per jaar opgenomen, beoordeeld en uitgevoerd kunnen worden. Deze geven de bewoners inzicht over wat er in hun gemeente het komende jaar gaat gebeuren. De NCG geeft de versterkingsopgave vorm aan de hand van de lokale plannen van aanpak.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het overgrote deel van de oude schadegevallen van vóór 31 maart 2017 is afgerond. De verwachting is dat het merendeel van de resterende zaken voor 1 mei 2020 zal zijn afgerond. Voor een drietal zaken waarbij sprake is van schade aan een mestkelder is deze datum niet haalbaar. Wanneer kunnen deze drie laatste zaken afgerond worden? In hoeverre zijn dit de enige zaken die na 1 mei 2020 moeten worden afgerond?
Antwoord
De Arbiter heeft in zijn brief d.d. 10 maart jl. aan mij aangegeven dat naast de drie mestkelderzaken alle overige zaken naar verwachting voor 1 mei a.s. zijn afgehandeld. In een vijftiental zaken dient nog een deskundigenrapport uitgebracht te worden, waarna ook in die zaken de uitspraak geschreven kan worden. De Arbiter geeft aan dat ook deze zaken zo goed als zeker voor 1 mei a.s. kunnen worden afgehandeld, al moet daarbij wel een slag om de arm gehouden worden. De Arbiter stelt dat indien onverhoopt de aanlevering van deskundigenrapporten langer op zich laat wachten dan gepland, in een beperkt aantal zaken de uitspraak mogelijk enige weken na 1 mei a.s. klaar kunnen zijn.
De Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) heeft ten behoeve van de afhandeling van schade aan mestkelders advies gevraagd aan een panel van experts. Naar verwachting is het advies van het panel medio juni 2020 gereed. Aan de hand van dit advies kan de TCMG haar werkwijze vaststellen en de schademeldingen ten aanzien van mestkelders per geval beoordelen.
De TCMG heeft aangegeven dat wanneer de drie mestkelderzaken bij de Arbiter ingetrokken zijn en aangemeld zijn bij de TCMG deze met voorrang worden behandeld omdat het oude schademeldingen betreft. Uit het Besluit mijnbouwschade Groningen volgt dat het intrekken van de zaak bij de Arbiter is noodzakelijk om de TCMG bevoegd te maken voor de afhandeling van deze zaak. Dit betekent dat de schade aan de mestkelder als eerste na ontvangst van het advies van het panel van experts zal worden behandeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) deze zaken zal gaan afhandelen en zal overnemen van de Arbiter. Daarvoor moeten de gedupeerden eerst hun zaak bij de Arbiter intrekken en de schade aan de mestkelders bij de TCMG melden. Waarom is gekozen voor deze voor gedupeerden omslachtige werkwijze? Moeten de gedupeerden dan nu weer alle stukken opnieuw gaan indienen? Waarom worden de zaken niet direct van de Arbiter overgedragen aan TCMG? Deze schademeldingen zullen door de TCMG met voorrang worden opgepakt. Wat betekent dat precies? Deelt de Minister mening dat de overdracht niet mag leiden tot vertraging van de versterkingsopgave?
Antwoord
Bij het vinden van een oplossing voor de drie gedupeerden met een mestkelderzaak, die reeds waren aangemeld bij de Arbiter, staat het belang van deze schademelders en in het bijzonder het belang dat zij hebben bij een voortvarende behandeling van hun zaak voorop. Na overleg tussen de Arbiter, de TCMG en EZK is gekozen voor het creëren van de mogelijkheid om de drie mestkelderzaken in te trekken bij de Arbiter en aan te melden bij de TCMG, omdat de TCMG goed toegerust is om deze specifieke zaken af te handelen. De TCMG is juist op dit vlak extra kennis aan het opbouwen met behulp van het door de TCMG ingestelde panel van deskundigen dat advies zal geven over de beoordeling van mestkelders. Zodra het advies van het panel van experts ontvangen is zal de TCMG deze drie zaken als eerste behandelen. De TCMG heeft bij de Arbiter de benodigde informatie opgevraagd over de desbetreffende zaken zodat sprake is van een warme overdracht tussen beide organisaties. De verwachting is niet dat door het in behandeling nemen van deze drie extra mestkelderzaken de reguliere schadeafhandeling vertraging oploopt.
Ook na de laatste uitspraken van de Arbiter en nadat de Arbiter is opgeheven is het voor gedupeerden nog steeds mogelijk om zich te melden indien zij zorgen hebben over de procedure bij de Arbiter. Kan de Minister dit nader toelichten?
Antwoord
De Arbiter heeft aan mij aangeven dat ook nadat de Arbiter is opgeheven, bewoners met vragen over eerdere uitspraken terecht kunnen bij een loket dat mogelijk in de toekomst ingericht kan worden bij de NCG. Aan de precieze uitwerking wordt momenteel gewerkt. Daarnaast hebben de commissaris van de Koning de heer Paas en ik eerder gezamenlijk een oproep gedaan aan bewoners om zich te melden bij de provincie wanneer zij zorgen hebben over de procedure bij de Arbiter. Ook na de laatste uitspraken van de Arbiter en nadat de Arbiter is opgeheven is het voor gedupeerden nog steeds mogelijk om zich te melden bij de provincie. Alle signalen worden serieus bekeken en indien nodig door de provincie doorgeleid aan NAM.
De leden van de VVD-fractie willen met betrekking tot de «oude schade regeling» weten wat er gebeurt indien iemand, nu de regeling is gesloten op 1 maart 2020, zich alsnog meldt met een terechte claim? Komt deze claim dan in procedure bij de TCMG dan wel het IMG? Alle inzet is er nu op gericht om alle oude schademeldingen en deze regeling snel en goed af te ronden. Wanneer kunnen alle meldingen afgehandeld zijn?
Antwoord
De regeling oude schades betrof een tijdelijke reparatieregeling. De regeling en de bijbehorende voorwaarden zijn breed gecommuniceerd, onder andere door de provincie in lokale en regionale media. Wanneer tegen de verwachting in er nieuwe bewoners zijn die zich melden bij de provincie, zal op dat moment door de provincie bekeken worden waarom de desbetreffende bewoners niet eerder een verzoek hebben ingediend. De provincie gaat bij de bewoner na wat de reden is voor de te late indiening van het verzoek en zal onderzoeken of er aanleiding is om de bewoner op enigerlei andere wijze hulp te bieden. Het merendeel van de voor 1 maart ingediende verzoeken zal voor 1 mei 2020 inhoudelijk zijn afgerond. De verzoeken die voor 1 maart jl. zijn ingediend, maar op onderdelen onvolledig zijn, worden na de sluitingsdatum alsnog conform de regeling in behandeling genomen als de ontbrekende informatie wordt aangeleverd. De provincie heeft de bewoners in deze gevallen verzocht de ontbrekende informatie aan te leveren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de taxaties in het kader van de versterking in verband met de coronacrisis zijn stopgezet. Waarom is daarvoor gekozen? Hoe past dit in de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Zijn andere taxaties in de rest van het land ook gestopt? Waarom is gekozen voor een generieke stop en niet bijvoorbeeld voor maatwerk? Voor hoe lang is de stop afgekondigd? Welk overleg heeft daarover vooraf plaats gevonden met de regio en belanghebbenden? Hoe zijn de betrokkenen geïnformeerd?
Antwoord
De voortgang van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie zijn een belangrijk aandachtspunt gezien de uitdagingen die de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus opleveren. De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP, PvdA en CU vragen hier terecht aandacht voor.
De afhandeling van schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg, de versterkingsoperatie en het terugdraaien van de gaswinning in Groningen per 2022 hebben de onverminderde aandacht van het kabinet. Ook tijdens de coronacrisis wordt dan ook alles op alles gezet om zo goed en snel als mogelijk de schade af te handelen en de versterkingsoperatie voort te zetten, binnen de mogelijkheden die de instructies van het kabinet en de adviezen van het RIVM bieden. De NCG heeft op 16 maart jl. – na overleg met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en EZK, en de regionale overheden – moeten besluiten om in ieder geval tot 6 april 2020 geen opnames met het oog op versterking uit te voeren. Dit is bekend gemaakt via een persbericht. Bewoners bij wie een geplande opname niet kan doorgaan zijn individueel geïnformeerd per telefoon, e-mail en/of sms-bericht. Tot 6 april zal de NCG ook geen informatiebijeenkomsten organiseren. De NCG gaat ondertussen zo veel als mogelijk door met de uitvoering van de versterking. Dit betekent dat versterkingsadviezen zoveel worden mogelijk afgerond en gereviewd en vervolgens waar mogelijk telefonisch aangeboden aan bewoner. Samen met ingenieursbureaus worden de mogelijkheden verkend om opnames zoveel als mogelijk doorgang te laten vinden, bijvoorbeeld door digitale opnames zonder fysiek bezoek aan de woning of opnames ter plaatse, met inachtneming van het protocol «Samen veilig doorwerken» dat de Minister van BZK uw Kamer op 31 maart jl. heeft toegestuurd. De versterkingspunten en het bewonerscontactcentrum van de NCG blijven telefonisch bereikbaar voor vragen van bewoners. Voor de uitvoering door bouwbedrijven van bouwwerkzaamheden voor de versterking geldt, evenals voor andere bouwwerkzaamheden dat deze doorgaan, met inachtneming van het genoemde protocol «Samen veilig doorwerken».
Zoals ik uw Kamer op 16 maart jl. per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 737) heb geïnformeerd, heeft ook de TCMG moeten besluiten om uit voorzorg tot in ieder geval 6 april 2020 geen opnames thuis uit te voeren ten behoeve van de afhandeling van schademeldingen. Dit is gedaan om de veiligheid van de schademelders en de TCMG-medewerkers/deskundigen te waarborgen. De TCMG sluit daarbij aan bij de adviezen van het kabinet en deskundigen van het RIVM. Schademelders tonen begrip voor deze handelwijze. Veel schademelders belden de TCMG zelf al om de schade-opname af te zeggen. De TCMG heeft in de tussentijd mogelijkheden onderzocht om op verantwoorde wijze een vorm van schade-opname te hervatten. De TCMG heeft op 1 april jl. aangegeven te zijn gestart met een kleinschalige proef met schade-opnames op afstand via smartphone of tablet bij woningen. Een onafhankelijke deskundige en een zaakbegeleider kijken dan live via de camera met een bewoner mee. Daarnaast stuurt de TCMG weer deskundigen op pad voor schade-opnames in grote, nu leegstaande panden, zoals horeca, grote winkelpanden, kerken- en schoolgebouwen. Afhandeling van mogelijk acuut onveilige situaties (AOS-meldingen) wordt wel voortgezet. Net als de afhandeling van meldingen waarbij al een opname heeft plaatsgevonden. Zo zijn er in de eerste week van de coronacrisis 519 schademeldingen zijn afgehandeld, waaronder een deel van de oudste schademeldingen bij de specials (monumenten, agrarisch bedrijven en bedrijven met schade). Ook wordt door de medewerkers van de TCMG thuis gewoon doorgewerkt, aan al het andere werk dan het doen van opnames. Zowel NCG als TCMG blijven onderzoeken wat er verder mogelijk is binnen de richtlijnen van het RIVM.
Komende tijd zal blijken wat het precieze effect van de coronacrisis op de schadeafhandeling is. De TCMG gaat ervanuit dat het, net zoals bij vrijwel alle sectoren in Nederland, negatieve impact heeft. NCG en TCMG nemen uiteraard alle maatregelen van het kabinet tegen de verspreiding van het coronavirus in acht. Verlenging of aanpassing van maatregelen door het kabinet kunnen daarmee gevolgen hebben voor de voortgang van de versterkingsoperatie en afhandeling van schademeldingen.
De leden van de VVD-fractie dat er 5,4 miljoen euro in 2019 is vrijgemaakt voor extra investeringen in de preventieve zorg voor de aardbevingsgemeenten met het oog op de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. Hoeveel komt hiervan uit het Nationaal Programma Groningen (NPG)? In hoeverre is dit geld alleen bedoeld voor 2019 en hoe is het dan vanaf 2020 geregeld?
Antwoord
Het Rijk heeft het afgelopen jaar met de regio afgesproken eenmalig 5,4 miljoen euro extra te investeren in sociale- en emotionele ondersteuning. Van dit bedrag komt 2,7 miljoen euro uit het NPG. Daarnaast hebben de Ministers van EZK en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gezamenlijk ook 2,7 miljoen euro geïnvesteerd. De gemeenten kunnen de ontvangen middelen van het Rijk naar eigen inzicht investeren aangezien zij het beste kunnen beoordelen wat nodig is, bijvoorbeeld middels de extra inzet van aardbevingscoaches of geestelijk verzorgers. Momenteel vindt tussen Rijk, aardbevingsgemeenten, provincie Groningen, GGD Groningen en andere zorg verlenende instanties overleg plaats over de inzet van deze middelen. Sommige gemeenten zijn voornemens om extra te investeren in aardbevingscoaches die individuele bewoners kunnen ondersteunen, maar in andere gemeenten leven andere vragen zoals op het gebied van jeugd of sociale cohesie. Na twee jaar wordt de inzet rond sociale en emotionele ondersteuning geëvalueerd. De Minister van BZK zal u hier dan over informeren.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de versterking bij de agrarische panden (buiten de gevallen die bij de Arbiter Bodembeweging liggen) verlopen. Wat zijn de problemen waar men tegen aan loopt? Hoe kan de versterking van de agrarische panden worden versneld? Welk overleg is er met LTO Noord en hoe verloopt dit?
Antwoord
Zoals eerder aangegeven vraagt de aanpak van aardbevingsproblematiek bij agrariërs bijzondere aandacht. Daarom heeft de NCG eerst onderzocht of de bij reguliere woonhuizen gehanteerde versterkingsaanpak van toepassing kan zijn op agrarische panden. Uit dit onderzoek bleek dat het reguliere opname en beoordelingsproces bij woongedeelten en schuren en stallen van het type Groninger boerderijen gebruikt kan worden en dat beoordeling van schuren en stallen met stalen en/of houten gelamineerde spanten met een checklist kan worden beoordeeld. Deze checklist is een versnelling in de versterkingsoperatie van agrarische panden en is in het najaar van 2019 opgeleverd en in gebruik genomen. Ook het opname- en beoordelingsproces van de overige agrarische panden is in 2019 gestart. Met de eigenaars van de eerder onderzochte boerderijen worden nu gesprekken gevoerd over de maatregelen. Dit geldt ook voor 43 andere panden die nu in het proces zitten. Hierbij speelt ook andere problematiek, zoals asbestsanering en het feit of een boerderij een beeldbepalend pand is of zelfs cultureel erfgoed. Maar wat de NCG ook ziet is dat de agrariër investerings- en/of bedrijfsplannen hebben om bijvoorbeeld te verduurzamen, uit te breiden of tegemoet te komen aan overig landbouwbeleid. Hier ligt voor de agrariër een koppelkans met versterking en het oplossen van schade. Met de ontwikkeling van het de programmatische aanpak voor agro (Kamerstuk 33 529, nr. 722) wordt geprobeerd om de verschillende opgaven op het boerenerf samen te brengen. Over de ontwikkeling van dit programma en aanpalende agrarische zaken spreken vertegenwoordigers van het Rijk maandelijks met vertegenwoordigers van de Agrarische sector waaronder LTO Noord.
De leden van de VVD-fractie willen het Groningenveld zo spoedig mogelijk sluiten met behoud van leveringszekerheid. Het is goed nieuws voor de Groningers dat de winning in het gasjaar 2022/2023 daadwerkelijk naar nul kan (in een gemiddeld jaar) en dat de winning in het huidige gasjaar nog verder beperkt kan worden. De gaswinning uit het Groningenveld gaat dit gasjaar verder omlaag. De gaswinning kan verlaagd worden van 11,8 miljard kuub naar 10,7 miljard kuub in een gemiddeld jaar. Het is goed dat de Minister om deze verlaging te realiseren aan de NAM een tijdelijke maatregel oplegt, waarmee de winning uit het Groningenveld met de genoemde 1,1 miljard Nm3 wordt beperkt. Als gevolg van de zachte winter is de verwachting dat het uiteindelijke winningsniveau uitkomt op ongeveer 10 miljard kuub. Waarom wordt dit niet vastgelegd in een tijdelijke maatregel?
Antwoord
Het effect van een zachte winter wordt reeds meegenomen met behulp van de graaddagenformule. De graaddagenformule geeft de relatie weer tussen temperatuur en het benodigde volume uit Groningen: hoe warmer het is, hoe lager het benodigde Groningenvolume. Voor het temperatuureffect is dus geen aparte maatregel nodig. Met de tijdelijke maatregel is de verwachting dat het uiteindelijke winningsniveau uitkomt op ongeveer 10 miljard Nm3.
De leden van de VVD-fractie vinden dat bij het verantwoord sluiten van clusters het cruciaal is dat allereerst gekeken wordt naar de clusters met de meeste risico’s voor seismische activiteit, zoals het cluster Bierum. Hoe gaat daaraan invulling gegeven worden?
Antwoord
De VVD-fractie geeft aan dat bij het verantwoord sluiten van clusters allereerst gekeken moet worden naar de clusters met de meeste risico’s voor seismiciteit, zoals het cluster Bierum. Bij de voorbereiding voor het komende vaststellingsbesluit heb ik NAM gevraagd om op basis van de ramingen van Gasunie Transport Services (GTS) voor het komende gasjaar twee operationele strategieën uit te werken: de voortzetting van de huidige strategie en een strategie waarbij het cluster Bierum niet wordt ingezet, tenzij sprake is van zeer hoge gasvraag. Voor beide strategieën heeft NAM een risicoanalyse gedaan. Ik vraag mijn wettelijke adviseurs welke strategie voor het komende gasjaar voor hen de voorkeur heeft. In het vaststellingsbesluit leg ik vast welke operationele strategie NAM dient te hanteren. Bij het uitwerken van de sluitingsvolgorde van alle clusters zal ik de adviseurs eveneens betrekken.
Randvoorwaardelijk voor het tot nul terug brengen van de winning uit het Groningen veld is de realisatie van de stikstoffabriek in Zuidbroek. De bedoeling is dat deze in het voorjaar 2022 gereed is. De leden van de VVD-fractie willen weten wat qua planning voor de stikstoffabriek in Zuidbroek het worstcasescenario is (als alles tegen zit) en het bestcasescenario (sneller dan gepland), wat daarvan de gevolgen voor de afbouw zijn en hoe het worstcasescenario kan worden voorkomen.
Antwoord
Ik heb vooralsnog geen signalen ontvangen dat de planning (ingebruikname voorjaar 2022) in gevaar komt, ook niet als gevolg van de coronacrisis. Een verdere versnelling is niet mogelijk. Het slechtste scenario is op basis van de huidige inzichten een vertraging van een jaar. Hier heeft GTS ook rekening mee gehouden in haar advies van 31 januari jl. en In dat geval gaat de winning een jaar later naar nul en is er in totaal ongeveer 4 miljard Nm3 extra productie nodig uit het Groningenveld over de gasjaren 2021/2022 en 2022/2023, uitgaande van gemiddelde jaren. GTS monitort het proces en inventariseert de mogelijke gevolgen voor de winning. Ik sta hierover in nauw contact met GTS. Mocht het duidelijk worden dat de coronacrisis impact heeft op de planning, zal ik uw Kamer hierover informeren.
De veiligheid van de Groningers staat voorop. De leden van de VVD-fractie hameren daarnaast ook altijd op de leveringszekerheid. De analyses laten zien dat vanaf medio 2022 op vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder het Groningenveld. Op welke momenten niet? De Minister spreekt van «mijn inschatting» als het gaat over het feit of de back-upinstallaties van Gasunie Transport Services (GTS) dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet meer nodig zijn. Waarom wordt er gesproken van «mijn inschatting»? Waarop is deze inschatting gebaseerd en wat is ervoor nodig is om dat ook waar te maken?
Antwoord
In mijn brief van 21 februari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 725) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat na ingebruikname van de stikstofinstallatie Zuidbroek het veld vanaf medio 2022 in een gemiddeld jaar niet meer nodig is. Volgens GTS is het Groningenveld dan nog enkele jaren nodig als reservemiddel voor situaties met uitval en voor een klein restant (minder dan 0,5 miljard Nm3) volume in koude jaren. Mijn inschatting is dat de back-up stikstofinstallaties van GTS het resterende volume in een koud jaar in ieder geval voor een deel kunnen opvangen, omdat deze in de planning niet worden ingezet maar de installaties in de praktijk wel regelmatig worden ingezet. In overleg met GTS onderzoek ik of de extra inzet van back-up stikstofinstallaties de restvraag uit het Groningenveld in een koud jaar kan doen afnemen. Hierover zal ik u voor de zomer nader informeren.
Ook de gasopslag Norg is van belang. Voor het lopende gasjaar zijn over de inzet afspraken gemaakt met de NAM, voor de jaren daarna niet. Waarom zijn er voor volgende jaren nog geen afspraken gemaakt? Waar is dit van afhankelijk? En wanneer kunnen de afspraken gemaakt worden? De leden van de VVD-fractie willen dat deze afspraken zo snel mogelijk worden gemaakt.
Antwoord
Voor het huidige gasjaar 2019/2020 heb ik met de aandeelhouders van NAM, Shell en ExxonMobil, afspraken gemaakt over onder andere de gewijzigde inzet van gasopslag Norg. Ik heb uw Kamer hier op 10 september 2019 over geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 678). Om tot overeenstemming te komen over de gehele versnelde afbouw had ik meer tijd nodig. Om toch ook in 2019/2020 de gaswinning al versneld te kunnen afbouwen heb ik eerst alleen afspraken gemaakt voor het gasjaar 2019/2020 in de vorm van een interim- Akkoord. Hierbij is ook afgesproken om in het voorjaar van 2020 tot definitieve afspraken te komen over de gewijzigde inzet van Norg voor de beëindiging van de gaswinning, waarbij de intentie van Partijen is om de afspraken voort te zetten. Deze gesprekken lopen momenteel.
GTS uit in haar advies zorgen over de toenemende afhankelijkheid van de aanvoer van hoogcalorisch gas voor de stikstofconversie en de vraag of er voldoende aanvoercapaciteit is. Wat zijn hiervan de mogelijke gevolgen? Welke maatregelen kunnen er genomen worden?
Antwoord
Het is belangrijk dat er voldoende import is van H-gas omdat geconverteerd H-gas (pseudo-Groningengas) een alternatief is voor de gasproductie uit het Groningenveld. Naar aanleiding van de zorgen van GTS zal de Taskforce Monitoring Ombouw Buitenland op mijn verzoek inventariseren of er voor de komende periode afdoende capaciteit beschikbaar blijft. Indien er sprake is van een tekort aan H-gas worden eventuele maatregelen besproken in de Taskforce. De uitkomsten worden opgenomen in het volgende rapport van de Taskforce dat ik uw Kamer na de zomer zal aanbieden.
Op 2 maart 2020 is er door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) een aardbeving gemeten in Wagenborgen met de kracht van 2,0 op de schaal van Richter. Op 19 maart 2020 zijn er aardbevingen gemeten bij Froombosch (1,8), Garsthuizen (1,4) en Appingedam (0,8). Kan de Minister aangeven hoeveel schademeldingen er naar aanleiding van deze bevingen nieuw zijn binnengekomen dan wel meldingen waarbij de schade is verergerd?
Antwoord
De TCMG publiceert wekelijks op maandag de cijfers van de week daarvoor op de site schadedoormijnbouw.nl. De aardbeving van 2 maart bij Wagenborgen resulteerde direct en indirect in ongeveer tweehonderd extra schademeldingen. Vooralsnog leidden de aardbevingen bij Appingedam, Garsthuizen en Froombosch niet tot een stijging van de schademeldingen. Na de aardbeving in Krewerd (2.0) d.d. 22 maart kwamen uit de directe omgeving aldaar 8 schademeldingen binnen.2
De leden van de VVD-fractie steunen de lijn van het kabinet dat er geen opsporingsvergunningen worden afgegeven voor nieuwe gasvelden op land en onder de Waddenzee. Hoe worden de aanbevelingen en voorgestelde optimalisaties van de auditcommissie doorgevoerd?
Antwoord
Voor wat betreft de gaswinning onder de Waddenzee is de vaste werkwijze dat NAM de aanbevelingen van de Auditcommissie gaswinning overneemt en desgevraagd vervolgonderzoek uitvoert. De uitkomsten daarvan komen terug in de onderzoeksrapporten over het daaropvolgende monitoringsjaar. De Auditcommissie geeft dan in het advies over dat jaar aan of dit vervolgonderzoek op een goede manier is uitgevoerd. Ik zie erop toe dat NAM de aanbevelingen overneemt en vervolgonderzoek doet als de Auditcommissie dit nodig vindt. NAM heeft dit overigens tot nu toe altijd uitgevoerd.
Naast de jaarlijkse adviezen van de auditcommissie wordt eens per zes jaar het monitoringsprogramma van NAM geëvalueerd en, mede op grond van het advies van de Auditcommissie gaswinning, gewijzigd. Bij de wijziging van het monitoringsprogramma wordt beoordeeld welke aanbevelingen uit de voorgaande jaarlijkse adviezen van de Auditcommissie gaswinning zich lenen om structureel in het monitoringsprogramma te worden opgenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen dat in het rapport «Iets van erkenning» wordt geadviseerd om voor de vergoeding van immateriële schade gestandaardiseerde bedragen toe te kennen. Het gaat om drie soorten immateriële schade: «wonen», «gezondheid» en «welzijn». Bij elk van deze zogenoemde «vignetten» gaat het om een bedrag van 1.000 euro per huishouden. Deelt de Minister de mening dat immateriële schade niet per huishouden, maar per persoon zou moeten worden vergoed, aangezien het – zeker wat betreft gezondheid en welzijn – gaat om persoonlijk geleden schade?
Antwoord
Uit de Tijdelijke wet Groningen vloeit voort dat het IMG geheel onafhankelijk zijn eigen werkwijze vaststelt. De relevante jurisprudentie die in de afgelopen tijd is opgebouwd, de opgedane kennis bij de TCMG en het advies van de commissie immateriële schade bestaande uit drie onafhankelijke experts, zijn ingrediënten die het IMG hierbij zal gebruiken. Het is dus niet aan mij een opvatting te hebben over de wijze waarop immateriële schade vergoed zou moeten worden. Dit geldt ook voor de vraag of immateriële schade per huishouden of per persoon vergoed zou moeten worden, de bedragen en de doorlooptijd en het vormgeven hoe bewoners hun verhaal kunnen doen. Ten aanzien van de doorlooptijd kan ik u melden dat de kwartiermaker IMG heeft aangegeven dat gedupeerden van mijnbouwschade ten aanzien van immateriële schade gelijk worden behandeld en dat voorkomen moet worden dat er groepen buiten de boot vallen vanwege het moment waarop zij hun schade hebben gemeld. Aangezien zich nog steeds aardbevingen voordoen, bestaat er volgens de kwartiermaker IMG behoefte aan een toekomstbestendige methodiek.
De leden van de PVV-fractie lezen in het advies dat aanvragers van vergoeding van immateriële schade moeten worden «gehoord en geloofd in hun verhaal, waarin zij kunnen uiteenzetten hoe zij getroffen zijn». Deelt de Minister de mening dat buiten kijf staat dat de Groningers zijn getroffen betreffende «wonen», «gezondheid» en «welzijn»? Waarom zou er dan nog een aanvraag moeten worden ingediend? Deelt de Minister de mening dat Groningers óók in aanmerking dienen te komen voor vergoeding van immateriële schade zonder een aanvraag (de zoveelste aanvraag!) in te dienen?
Antwoord
Dat gaswinning en de gevolgen hiervan negatieve effecten hebben op de geestelijke gezondheid van de Groningers wordt onder andere beschreven in de onderzoeken van Gronings Perspectief. Tegelijkertijd constateren de commissie immateriële schade en de kwartiermaker IMG dat de problematiek van immateriële schade complex en veelomvattend is. Het kabinet erkent deze problematiek. Immateriële schade kent echter een veelheid van oorzaken en uitingen. Daarom moet immateriële schade ook individueel worden vastgesteld op basis van een aanvraag met toepassing van het geldende aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke procedure, waarin het Instituut tot taak heeft om middels een aanvraag de aanspraak op een vergoeding van schade vast te stellen, vloeit ook voort uit de Tijdelijke wet Groningen. Het staat gedupeerden vrij te kiezen voor het aanvragen van schadevergoeding via de publiekrechtelijke weg bij het IMG of deze te vorderen via een privaatrechtelijke procedure. Door gedupeerden een aanvraag te laten indienen, blijft deze keuzevrijheid gewaarborgd. Het IMG is zich echter van bewust dat procedures op zichzelf opnieuw procedureel leed kunnen veroorzaken en onderschrijft de noodzaak om gedupeerden in de procedure te ontlasten, aangezien de procedure tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding op zichzelf niet tot extra leed mag leiden.
Voor vorderingen die strekken tot een hoger bedrag dan de geadviseerde gestandaardiseerde bedragen gelden de normale regels van het burgerlijk recht. De leden van de PVV-fractie vragen wat de Minister hiervan verwacht, aangezien de ervaring leert dat in Nederland de bedragen voor het vergoeden van immateriële schade doorgaans lager zijn dan maximaal driemaal het gestandaardiseerde bedrag van 1.000 euro. Vindt de Minister het bedrag van 1.000 euro per «vignet» niet te laag?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op uw eerste vraag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik een inbreng te leveren naar aanleiding van de agendastukken voor het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de immateriële schade Groningen. Goed dat de commissie erkent dat dit advies maar een klein stukje in een complexe puzzel is. Vergoeding van immateriële schade is een «pleister op de wond» in de vorm van geld. Deze leden delen de stelling van de commissie dat smartengeld belangrijk is omdat het – zoals een van de bewoners tegen de commissie aangaf – «iets van erkenning» tot uitdrukking brengt. Veel belangrijker dan smartengeld is voor de mensen in Groningen dat duidelijkheid ontstaat over te nemen versterkingsmaatregelen, dat schadeafwikkeling en herstelwerkzaamheden vlot verlopen en dat het aantal en de intensiteit van de aardbevingen door het stoppen van de winning in 2022 zal afnemen. Hoe verhoudt zich dat tot het bericht van de TCMG om in verband met de coronacrisis schadeopnames op te schorten? Hoe worden deze medewerkers nu verder ingezet, zodat ze beschikbaar blijven voor schadeopnames in de toekomst?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van de commissie immateriële schade en de kwartiermaker IMG dat de problematiek van immateriële schade complex en veelomvattend is. Het IMG zal – op een voor de Groningers toegankelijke manier – op een later moment de volledige werkwijze bekend maken ten behoeve van haar taak tot vergoeding van immateriële schade. Kan de Minister nader specificeren wat «later» is en wanneer iedereen duidelijkheid heeft over het bedrag wat zij ontvangen?
Antwoord
Om een vergoeding voor immateriële schade als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld te kunnen uitkeren, zal het IMG een werkwijze ontwikkelen. Het IMG streeft ernaar om voor de zomer duidelijk te maken hoe de werkwijze voor immateriële schadevergoeding eruit gaat zien. Via de website van de TCMG en straks het IMG zal de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag voor immateriële schade proactief bij de Groningers onder de aandacht worden gebracht. Vanaf het moment dat de Tijdelijke wet Groningen in werking treedt, kunnen bewoners een aanvraag om vergoeding van immateriële schade indienen bij het IMG.
Het doet de leden van de CDA-fractie goed dat in de raming van de gaswinning Groningen 2020/2021 en de jaren daarna goed te zien is dat de gaswinning in Groningen snel naar beneden kan, net als afgelopen gasjaar. Het is van belang dat vanaf medio 2022 op vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder het Groningenveld. Alleen in een koud jaar is volgens GTS nog een klein restant, maximaal 0,5 miljard Nm3, nodig uit het veld en dat op basis van de analyses de inschatting is dat de back-upinstallaties van GTS dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet meer nodig zou zijn. Vanaf dat moment zou het Groningenveld alleen nodig zijn als reservemiddel. Kan de Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden mocht blijken dat dit helaas niet haalbaar is?
Antwoord
Ik zal uw Kamer op de hoogte blijven houden over de afbouw van de gaswinning. Jaarlijks levert GTS een raming op over de benodigde winning uit het Groningen en ook tussentijds monitor ik nauwlettend de voortgang van de maatregelen. Voor de zomer zal ik uw Kamer opnieuw informeren over de voortgang van de afbouw van de gaswinning.
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de Verzamelbrief Groningen waarin ingegaan wordt op de Arbiter Bodembeweging. Goed om te lezen dat de Arbiter nu in de afrondende fase is en hij verwacht voor 1 mei 2020 deze zaken afgehandeld te hebben. Voor een drietal zaken waarbij sprake is van schade aan een mestkelder is deze datum niet haalbaar. Dit heeft te maken met het ontbreken van de specifieke kennis voor een goede beoordeling van deze schades aan mestkelders. Goed dat de TCMG juist op dit vlak extra kennis op aan het bouwen is met behulp van het door de TCMG ingestelde panel van deskundigen dat advies zal geven over de beoordeling van mestkelders. De leden van de CDA-fractie vragen of ook voor deze schademeldingen spoedig een oplossing gevonden kan worden. Kan de Minister de eerder door de deze leden ingediende schriftelijk vragen over schade aan mestkelders, ventilatiekanalen en funderingen veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten in Groningen zo spoedig mogelijk beantwoorden? Aanvullend op deze vragen zouden zij graag van de Minister vernemen hoe het staat met de zogenoemde nulmeting. Wordt deze ook gedaan bij de afhandeling van schade bij agrariërs?
Antwoord
Ook agrariërs hebben gebruik gemaakt van de stuwmeerregeling. Bij alle gedupeerden die gebruik hebben gemaakt van de stuwmeerregeling heeft een nulmeting plaatsgevonden. De nulmeting in het kader van de Stuwmeerregeling wordt gebruikt om vast te leggen welke schade met de Stuwmeerregeling is vergoed. Dit om nieuwe schade in de toekomst van deze schade te kunnen onderscheiden.
Zo hebben de leden van de CDA-fractie in de voorgaande debatten over Mijnbouw/Groningen aandacht gevraagd voor de agrariërs. Graag ontvangen de eerder genoemde leden van de Minister een update over de schade-afhandeling en versterkingsopgave bij agrariërs. Om hoeveel schades gaat het en kan de Minister aangegeven of er met alle agrariërs in Groningen goed contact is over te verlopen procedure? Ziet de Minister mogelijkheden om hierin te versnellen? Hoe ver staat het met de pilotaanpak?
Antwoord
Op 6 april jl. waren er bij de TCMG bijna 919 schademeldingen van agrarische bedrijven binnengekomen. Hiervan zijn zo’n 190 meldingen samengevoegd met een andere melding van een eerdere schade op hetzelfde adres, waardoor deze niet meer apart afgehandeld behoeven te worden. Voor de schade op bijna 222 adressen is een besluit genomen. Ruim 155 adressen wachten daar nog op, maar hebben al wel een schade-opname gehad. Voor de overige ruim 352 adressen is een schade-opname in voorbereiding. Op de site van de TCMG staat aangegeven hoeveel dossiers er op dit moment waar in het proces zitten, wat de verdeling is per gemeente en de verdeling per doelgroep (erfgoed, mkb, regulier, agrarisch pand).
De TCMG heeft meer deskundigen ingezet om de schades bij o.a. agrariërs sneller te kunnen afhandelen. De verwachting bij deze implementatie was dat het effect van de opschaling binnen enkele weken zichtbaar zou zijn in het aantal besluiten. Het is echter in de huidige stand van zaken, omtrent de coronacrisis, afwachten of dit alsnog het geval is. Er is goed contact met de aanvragers. Indien een agrariër schade meldt dan wordt er vanuit de TCMG telefonisch contact opgenomen om uit te vragen of de betreffende aanvrager, naast schade aan het woonhuis, ook schade heeft aan het bedrijfsgedeelte. Is dit niet het geval, dan kan de schade regulier worden opgenomen, mits het woonhuis geen bijzondere status heeft. Hierdoor kan er sneller een schade-opname gepland worden voor de agrarische dossiers waar sprake is van bedrijfsschade.
Voor het overige verwijs ik u naar antwoord op de vraag van de VVD-fractie over het contact met de vertegenwoordigers van de agrarische sector.
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister voor de update met betrekking tot de regeling voor oude schades en het sensorennetwerk. Deze leden zijn blij dat Groningers de mogelijkheid krijgen om een sensor (bevestigd aan of in hun huis) te kunnen overnemen. Zijn hier kosten aan verbonden voor de Groningers? Deze leden delen de opvatting van de Minister die te lezen is in de afschrift brief aan de provincie Groningen, dat ook na het stoppen van gaswinnen in Groningen er actief gemonitord wordt naar aardbevingen en bodemdalingen.
Antwoord
Als eigenaar van het netwerk zal NAM opnieuw contact op nemen met de deelnemers. Deelnemers krijgen van NAM de keus voor het verwijderen van de sensor, of het overnemen ervan zodat de deelnemer deze kan behouden. De sensor vormt dan geen onderdeel meer van een netwerk, maar kan door de deelnemer wel uitgelezen worden voor effecten op zijn of haar huis. Als een deelnemer kiest voor behouden, hoeft een deelnemer hier niet voor te betalen. Deelnemers ondertekenen in dat geval een korte overdrachtsovereenkomst. De sensor valt vanaf dat moment onder de verantwoordelijkheid van de deelnemer als nieuwe eigenaar.
Verder lezen de leden van de CDA-fractie in deze brief onder meer over de Wet versterken. Kan de Minister aangeven of de wet nog voor de zomer 2020 naar de Kamer gestuurd wordt, zodat de Kamer deze voor de zomer van 2020 kan behandelen?
Antwoord
Ik begrijp en sta achter de breed gedragen wens, allereerst in de regio, maar ook in uw Kamer, om het wetsvoorstel versterken zo snel mogelijk te behandelen. Zoals ik uw Kamer tijdens het AO van 6 februari jl. heb gezegd, zetten de Minister van BZK en ik alles op alles om het wetsvoorstel voor het zomerreces in beide Kamers te behandelen. Dat is de inzet van kabinet en ook van uw Kamer. Momenteel is het wetsvoorstel ter advisering aanhangig bij de Raad van State (RvS). De Raad van State is op de hoogte van het belang van een spoedige advisering over het wetsvoorstel versterken. Na ontvangst van het advies van de RvS zal ik het wetsvoorstel zo snel mogelijk aan uw Kamer laten aanbieden. Uw Kamer gaat vervolgens over haar eigen agenda.
Kan de Minister ook al meer inzicht geven in het dashboard? Kan de Minister een prognose geven waar we aan het eind van het jaar staan met de versterkingsopgave?
Antwoord
Het dashboard met de voortgang van de versterkingsopgave is gepubliceerd op de website van de NCG en deze wordt maandelijks geüpdatet. Het dashboard met de voortgang t/m 29 februari 2020 per gemeente is in te zien via de volgende link:
https://www.nationaalcoordinatorgroningen.nl/over-ons/cijfers. Het dashboard zal continu worden doorontwikkeld. Zo zal op het moment dat de lokale plannen van aanpak zijn vastgesteld door de gemeenten, het dashboard met deze informatie worden verrijkt. Hierdoor kan bijvoorbeeld inzichtelijk worden gemaakt hoe de voortgang zich verhoudt ten opzichte van de prognose.
Wat is de invloed van het coronavirus op de versterkingsopgave? Kan de Minister alles in het werk stellen om de versterkingsoperatie niet te veel te laten vertragen door deze crisis.
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister ook voor het tussenadvies van het Adviescollege veiligheid Groningen over de typologie-aanpak en het aardbevingsprotocol Groningen. Goed dat aan de aanbevelingen van Gronings Perspectief gehoor is gegeven.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over zoutwinning onder de Waddenzee. Goed dat zoutwinningbedrijf Frisia in een vroeg stadium is begonnen met meer inzicht te krijgen in de lange-termijntrends van zoutwinning in het Waddensysteem. De eerste rapportage bevestigd dat nog werk aan winkel aan de winkel is er nog een veel verbeteringen noodzakelijk zijn. Deze leden delen het belang dat zorgvuldig de winning van zout wordt gemonitord en dat in de praktijk geen negatieve effecten op de natuur door zoutwinning optreden. Goed dat de Minister erop toeziet dat Frisia niet start met de winning voordat deze de nulmetingen volledig op orde heeft en deze aan alle gestelde kwaliteitseisen voldoen. Kan de Kamer hierover te zijner tijd geïnformeerd worden?
Antwoord
Naar aanleiding van het advies van de Auditcommissie zoutwinning heb ik Frisia gevraagd op basis van dit advies zo spoedig mogelijk een herziene versie van de nulmeting rapportage 2018 op te leveren. Frisia heeft conform afspraak eind februari 2020 een herziene versie van de rapportage over het monitoringsjaar 2018 opgeleverd, waarin de opmerkingen en aanbevelingen van de Auditcommissie over deze eerste nulmeting zijn verwerkt.
Ik heb deze herziene rapportage doorgestuurd aan de Auditcommissie voor advies. De voorbereiding van dit advies neemt naar verwachting van de Auditcommissie nog een maand in beslag. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de Auditcommissie zoutwinning over de herziene nulmeting 2018 informeren.
De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen met betrekking tot het onderzoek wat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft verricht naar de langetermijnrisico’s van het afsluiten van zoutcavernes. Hieruit blijkt dat er geen acute problemen bij zoutwinning te zien zijn, maar het wel aanleiding geeft om langeretermijnrisico’s beter uit te werken voor het afsluiten van een caverne. Wat betekend dit voor de locaties waar op dit moment zout gewonnen wordt? Is dit van invloed op het winningsbesluit voor de Waddenzee en Veendam? SodM gaat naar aanleiding van dit onderzoek bezien of en zo ja welk verder onderzoek een bijdrage zouden kunnen leveren aan het gewenste inzicht omtrent de lange termijn risico’s. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord
Het onderzoek laat inderdaad geen acute problemen bij zoutwinning zien. Het KEM-onderzoek laat zien dat het afsluiten van grote cavernes op diepte, zoals in Heiligerlee en Zuidwending, complexer is dan voorheen werd gedacht. De mijnbouwondernemingen moeten onderzoek doen naar de wijze waarop men dergelijke cavernes in de toekomst veilig af kan sluiten. SodM ziet erop toe dat mijnbouwondernemingen dit voortvarend oppakken en monitort de voortgang. Voor de locaties waar de langetermijnrisico’s aanleiding geven tot aanvullende maatregelen kan het betekenen dat de huidige productie aangepast moet worden. Op dit moment denkt SodM na over het verdere proces en kan nog niet aangeven wanneer men hierover zal rapporteren. Op moment dat dit wel duidelijk is, zal ik uw Kamer informeren.
Voor nieuwe zoutcavernes zal men al tijdens de ontwerpfase rekening moeten houden met de manier waarop de cavernes op lange termijn veilig achtergelaten kunnen worden. Het is niet zinvol om op voorhand in detail de wijze van sluiting van een individuele caverne in de vergunning vast te leggen. Het zou kunnen dat bestaande inzichten in de komende jaren veranderen. Ik vraag een mijnbouwonderneming in een nieuw winningsplan toe te lichten hoe men verwacht de cavernes in de toekomst te sluiten en te verlaten, en welke gevolgen dit heeft op de lange termijn (bijvoorbeeld bodemdaling), zodat ik deze effecten kan meewegen in het nemen van het instemmingsbesluit.
Voor de zoutwinning onder de Waddenzee ligt er al een instemmingsbesluit op het winningsplan. Daarin staat de voorwaarde dat de mijnbouwonderneming voorafgaand aan de winning een sluitingsplan op hoofdlijnen moet indienen. Het is wettelijk geborgd dat aan het einde van de winningsperiode een mijnbouwonderneming een sluitingsplan bij mij moet indienen. SodM zal mij over het sluitingsplan adviseren en zal hierbij de laatste kennis uit het KEM17-onderzoek betrekken. Ik zal daarna het sluitingsplan goed- of afkeuren. Indien ik het sluitingsplan heb goedgekeurd dan zal SodM toezien op de juiste uitvoering ervan.
Voor wat betreft de winning in de buurt van Veendam heeft de mijnbouwonderneming vorig jaar een nieuw winningsplan ingediend. Dit winningsplan bevat ook de fase van afsluiten. De effecten van deze fase zijn daar ook in beschreven. Momenteel wordt door mijn ministerie gewerkt aan een ontwerpinstemmingsbesluit op dit winningsplan.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de Auditcommissie Gaswinning onder de Waddenzee over de meest recente monitoringsrapportage van de NAM. Geruststellend om te lezen dat de bodemdaling door gaswinning binnen de toegestane gebruiksruimte is gebleven en niet is gebleken dat er negatieve effecten van bodemdaling op natuurwaarden zijn opgetreden. Maar wat zijn de effecten op lange termijn, ook als de gaswinning door middel van het hand aan de kraan-principe gestopt is? Is het zogenoemde hand aan de kraan-principe voldoende effectief om mogelijke langetermijngevolgen voor de beschermde natuur te voorkomen? De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat er een gewijzigd monitoringsprogramma zal worden vastgesteld dat leidend is voor de uitvoering van de jaarlijkse monitoringsrapportages, en waardoor er onder andere meer onderzoek verricht kan worden naar diepe bodemdaling, morfologie, ecologie en de risico op aardbevingen.
Antwoord
Naar aanleiding van deze zorgen, die in eerdere debatten met uw Kamer naar voren zijn gekomen, heb ik uw Kamer toegezegd in april een brief te zullen sturen waarin ik inga op de bestaande beleidsuitgangspunten, waarbij negatieve effecten op de beschermde natuurwaarden in het waddengebied als gevolg van gaswinning moeten worden voorkomen met het hand aan de kraan-principe. Tevens heb ik toegezegd daarbij de nieuwste inzichten omtrent sedimentatie, zeespiegelstijging en de na-ijl effecten (langetermijngevolgen van gaswinning op natuurwaarden door bodemdaling) daarbij te betrekken.
Daarnaast zal ik invulling geven aan de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der Lee (GL) en zal ik een wetenschappelijk panel zal instellen dat de effectiviteit van het hand aan de kraan-principe om de natuurwaarden in het waddengebied te beschermen zal beoordelen. Mijn voornemen is dat dit panel nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht gaat houden en hierover een oordeel geeft. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding in ieder geval ook Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), Deltares en KNMI betrekken. De uitvoering van deze motie is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december 2020 informeren.
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de gaswinning in Pernis en Pernis-west. Allereerst willen de eerder genoemde leden de Minister vragen of de bewoners in Pernis betrokken zijn geweest bij de advies vraag of de gaswinning periode in Pernis verlengt kan worden. Betekend de verlenging van de gaswinning uit beide velden dat er ook meer gas gewonnen wordt en ook over de toegestane marge van 20% gaat? Klopt het dat de Minister van mening verschilt met de gemeente en provincie over het seismisch risico en zo ja, kunt hij dit verschil duiden? Wat voor consequenties kunnen bevingen (SodM: tot 3.9 op de schaal van Richter) op de gebouwen, de haven en de (petrochemische) industrie in deze regio hebben?
Antwoord
Het besluit Pernis-West geeft meer tijd om het reeds vergunde volume te kunnen winnen. Het vergunde volume in het gewijzigde instemmingsbesluit valt binnen het eerder vergunde volume, inclusief de 20% marge en heeft dit niet verruimd. Ook heeft het besluit geen andere omgevingseffecten zoals een grotere bodemdaling of een groter seismisch risico.
Bij een dergelijk besluit hebben de overheden adviesrecht en kunnen omwonenden bezwaar maken.
Over de uitkomst van de seismisch risicoanalyse (SRA) is met de gemeente geen verschil van mening. Het seismisch risico in het winningsplan is conform de leidraad van SodM uitgevoerd door de NAM. Zowel TNO als SodM hebben hierover geadviseerd. De gemeente heeft in haar advies enkele vragen gesteld die met de experts van de gemeente zijn besproken.
In het risicobeheersplan3 beschrijft de NAM welke maatregelen zij nemen als zich een beving voordoet. Het risicobeheersplan is in overleg met SodM opgesteld en met de veiligheidsregio besproken. In het risicobeheersplan is aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat geïnduceerde bevingen een dusdanige schade kunnen veroorzaken aan industrie, speciale gebouwen, infrastructuur en dijken dat een gevolgrisico zou kunnen ontstaan. De haven en de installaties voldoen aan de veiligheidsstandaarden voor dergelijke gebieden en installaties. De installaties zijn zodanig ontworpen om in geval van een calamiteit, onafhankelijk van de aard van de calamiteit, de installatie te kunnen uitschakelen en consequenties te voorkomen.
Tot slot willen de leden van de CDA-fractie benadrukken dat de veiligheid van de inwoners bij gas- en zoutwinning voorop staat. Niet alleen in Groningen, maar van inwoners die op kleine gasvelden wonen. De eerder genoemde leden ontvangen steeds vaker signalen van deze inwoners dat ze bang zijn voor een scenario dat zich in Groningen heeft afspeelt. Kan de Minister per regio waar mijnbouwactiviteiten plaats vinden aangeven welke risico’s er zijn op aardbevingen, bodemdalingen en mogelijke schade?
Antwoord
Gaswinning, maar ook andere vormen van mijnbouw, mag alleen plaatsvinden als dit veilig kan. Voorafgaand aan de winning, maar ook bij een wijziging in de winning, dient een winningsplan te worden opgesteld waarin de risico’s rondom bodembeweging en evt. schade wordt beschreven. Dit verschilt per gasveld. Alleen als de risico’s aanvaardbaar worden geacht wordt de activiteit toegestaan. De risico’s op schade bij gaswinning uit kleine velden zijn kleiner dan en niet vergelijkbaar met die bij gaswinning uit het Groningenveld. Het gasveld waar iemand boven woont, zal de grootste kans geven op eventuele schade. Met de invloed van naburige andere kleine gasvelden wordt rekening gehouden in het schadeprotocol en zal bij een eventuele aardbeving ook tot uitdrukking komen in het beoordelingsgebied. Bij de kleine velden stelt de Commissie Mijnbouwschade het beoordelingsgebied vast op basis van de gegevens die ze van het KNMI ontvangen.
Het risico op een aardbeving en de cumulatieve bodemdaling is in het winningsplan van het desbetreffende gasveld beschreven. Een beschrijving per regio is derhalve gelijk aan de beschrijving van het risico per gasveld. De winningsplannen met daarbij een beschrijving van de kans op een beving en de cumulatieve bodemdaling zijn openbaar en zijn in te zien op www.nlog.nl en in toenemende mate op www.mijnbouwvergunningen.nl.
De leden van de CDA-fractie zouden graag van de Minister een reactie ontvangen op de brief van de provincie Friesland over de afhandeling van mijnbouwschade.
Antwoord
De brief van de provincie Friesland gaat in op twee punten. De provincie Friesland geeft aan dat naar haar oordeel het bewijsvermoeden, zoals in Groningen geldt, ook toegepast zou moeten worden in andere gevallen waarin schade optreedt door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Ook geeft de provincie aan tevreden te zijn over de schadeafhandeling door de Commissie Bodemdaling Fryslân en vraagt de Minister die taak daar ook te laten liggen.
Over het bewijsvermoeden en de reden waarom dit niet gehanteerd wordt voor schadegevallen buiten Groningen is al veel gezegd. Net als de provincie Friesland vind ik het van belang dat de burger niet wordt belast met de bewijsvoering, zeker als er sprake is van mogelijk meerdere oorzaken, waardoor het lastig is om aan te tonen waar de schade door wordt veroorzaakt. Daarom wordt bij de landelijke aanpak afhandeling van Mijnbouwschade in het protocol bij het Instellingsbesluit voor de Commissie Mijnbouwschade vastgelegd dat de bewijslast voor burgers in de praktijk wordt overgenomen door de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade. De Commissie Mijnbouwschade onderzoekt de schademelding zelf en geeft een oordeel over de vraag of de gedupeerde recht heeft op schadevergoeding, hoe hoog die vergoeding zou moeten zijn en, bij gestapelde mijnbouw, welke mijnbouwonderneming welk deel daarvan dient te vergoeden. Dat betekent praktisch dat de bewijslast niet op de schouders van de gedupeerde rust. De schadeafhandeling komt er zo uit te zien dat de burger zijn schade meldt en dat de Commissie Mijnbouwschade, al dan niet met behulp van het advies van een deskundige, beoordeelt waardoor de schade is veroorzaakt. Dit hoeft de burger niet zelf aan te tonen. Op deze wijze wordt de burger ontzorgd.
Het wettelijk bewijsvermoeden zoals dat geldt in Groningen, kan niet zomaar landelijk worden toegepast. Daarvoor verschilt het schadebeeld voor mijnbouw in de rest van het land te zeer van dat in Groningen. De afdeling advisering van Raad van State gaf in haar voorlichting over het bewijsvermoeden (Kamerstuk 34 041, nr. 43) aan dat er in Groningen sprake is van een uitzonderlijke situatie die een uitzonderlijke maatregel als een wettelijk bewijsvermoeden rechtvaardigt. De situatie in Groningen wordt gekenmerkt wordt veel gedupeerden en veel gelijksoortige schade aan gebouwen (inmiddels tienduizenden meldingen), met in verreweg het grootste deel van de gevallen mijnbouwactiviteiten als oorzaak. In de Groningse situatie is de omvang van het aantal schadegevallen en de gelijksoortigheid ervan een argument om een wettelijk bewijsvermoeden te hanteren. Voor de rest van Nederland ontbreekt een voldoende rechtvaardiging voor een uitzonderlijke en vergaande maatregel als de introductie van een (wettelijk) bewijsvermoeden.
Bovendien is een wettelijk bewijsvermoeden ook niet nodig om de burger te ontlasten: de bewijslast wordt in de praktijk weggehaald bij de burger doordat de Commissie de schade zal laten onderzoeken en zal beoordelen waardoor de schade is veroorzaakt.
Ook de huidige regeling in de provincie Friesland kent geen wettelijk bewijsvermoeden en men geeft aan tevreden te zijn over de wijze waarop de schade wordt beoordeeld en afgehandeld.
In zoverre zal de Commissie dus op een soortgelijke manier werken als nu de Commissie Bodemdaling Fryslân. Het is begrijpelijk dat wordt aangegeven dat het de voorkeur heeft om regionale afspraken, indien ze goed werken, te continueren. Het concept Instellingsbesluit van de Commissie Mijnbouwschade, dat op 20 december 2019 (bijlage bij Kamerstuk 32 849, nr. 200) aan uw Kamer is gezonden, maakt dit ook mogelijk.
Na een jaar vindt, zoals ook in instellingsbesluit is opgenomen, een evaluatie plaats. Met partijen is afgesproken dat de geuite zorgen onderdeel zijn van deze eerste evaluatie. Indien de aanpak onvoldoende het gewenste resultaat heeft, namelijk een rechtvaardige en transparante afhandeling waarbij de burger centraal staat, dan kan dit tot aanpassingen leiden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66 fractie wensen iedereen in Groningen en alle betrokkenen bij de schadeherstel en versterkingsoperatie veel kracht toe tijdens deze coronacrisis. Deze leden maken hierbij dankbaar gebruik van de mogelijkheid om schriftelijk vragen te stellen om zo de voortgang in het stellen van de kaders van de versterkingsoperatie vast te houden.
De leden van de D66-fractie zijn opgelucht dat de Groninger uit Ten Post zijn hongerstaking heeft gestopt en nu op een spoedlijst staat voor versterking. Wel vragen deze leden de Minister of er meer urgente zaken zijn die op de spoedlijst voor versterking dienen te staan.
Antwoord
NCG heeft een project voor de versterking van bijzondere situaties, waarbij eigenaren versneld in aanmerking komen voor versterking op basis van specifieke omstandigheden. Vaak is er in die gevallen sprake van een schrijnende situatie. Veel van deze dossiers zijn aangedragen door gemeenten of hun burgemeesters. Ook de Commissie Bijzondere Situaties heeft een rol bij het vinden van oplossingen voor schrijnende situaties die samenhangen met schade aan de woning en/of de noodzaak tot versterking.
Ook vragen zij aan de Minister welke gevolgen de afgekondigde coronamaatregelen hebben voor de voortgang van het schadeherstel en de versterkingsoperatie. Gaat de Minister bijvoorbeeld in (telefonisch) overleg met betrokken partijen zoals de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), om zo mogelijke negatieve impact op de voortgang in de regio zoveel mogelijk te mitigeren?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het dashboard en vragen de Minister of het streefdoel van ten minste 2000 versterkte huizen in 2020 nog in zicht is (motie van het lid Sienot c.s. Kamerstuk 33 529, nr. 711 ).
Antwoord
Rijk en regionale overheden zetten in op een opname- en beoordelingscapaciteit van 4.000 gebouwen dit jaar. Gekeken naar de realisatie in het laatste kwartaal van 2019 lijkt deze ambitie haalbaar. Dit is ook het uitgangspunt dat de gemeenten en de NCG hanteren ten behoeve van hun planvorming. Het uiteindelijke doel is om ook de uitvoeringscapaciteit hierop aan te laten sluiten. Voor wat betreft het aantal huizen dat in dit jaar wordt versterkt zal veel afhangen van de omvang van de benodigde versterkingsmaatregelen. Als zware maatregelen nodig zijn of er sprake is van sloop-nieuwbouw, dan vergt dit meer voorbereiding en zal ook de uitvoering meer tijd en capaciteit kosten. Hierbij hechten we vooral ook aan het gesprek met de bewoner aangezien het zijn of haar huis betreft. Het kabinet zet echter samen met de NCG en de regio alles op alles om ook de uitvoering te versnellen, door bijvoorbeeld de praktijkvariant en de bouwimpuls (Zie Kamerstuk 33 529, nr. 718).
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie kunnen de maatregelen van het kabinet in verband met de coronacrisis, ondanks de inzet van de NCG en andere betrokkenen om de gevolgen te minimaliseren een nog niet in te schatten effect hebben op de voortgang.
De leden van de D66-fractie hebben tijdens het tweeminutendebat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg (VAO) Mijnbouw/Groningen van 11 maart 2020 de toezegging gekregen van de Minister dat hij met de wijk Ten Boer in gesprek gaat om er samen voor te zorgen dat ze hun doel energieneutraal in 2025 waar kunnen maken. Daarom vragen deze leden de Minister wanneer dit gesprek plaatsvindt en hoe de Minister de Kamer hierover zal informeren. Zij vragen of bij het realiseren van de ambities ook middelen uit het warmtefonds betrokken kunnen worden.
Antwoord
Tijdens het VAO Mijnbouw/Groningen van 11 maart jl. heeft de Minister van BZK toegezegd de verduurzaming van Ten Post onder de aandacht te brengen bij de gemeente Groningen. De gemeente Groningen werkt momenteel aan het programmaplan om in te dienen bij het Nationaal Programma Groningen (NPG). Conform de toezegging is vanuit het Ministerie van BZK geadviseerd om daarbij de wens van het dorp om de tweedeling via de energierekening tegen te gaan en de ambitie energieneutraal te zijn in 2025 te betrekken. De gemeente Groningen laat weten de eerder toegekende middelen aan de verduurzaming van Ten Post ook op te nemen in het programmaplan. Na goedkeuring door het bestuur van het NPG, zal de Minister van BZK dit, net als de andere programmaplannen, aan uw Kamer doen toekomen. Om hun ambities te realiseren kunnen woningeigenaren en Verenigingen van Eigenaren in Ten Post ook gebruik maken van de financiering van het Warmtefonds voor de verduurzaming van hun woningen, binnen de kaders die daarvoor gelden.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit om elke Groninger met maximaal 3.000 euro tegemoet te komen voor immateriële schade. Deze leden vragen de Minister of deze regeling ook volgend jaar beschikbaar blijft. Zij vragen de Minister of de regeling proactief gedeeld wordt met bewoners, zodat zij actief gewezen worden op het recht op vergoeding.2
Antwoord
Het is belangrijk om te verhelderen dat de commissie immateriële schade maximaal 3.000 euro per huishouden voorstelt maar dat het IMG vrij staat om af te wijken van de systematiek en de bedragen die de commissie noemt. Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over immateriële schade.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een besluit tot gaswinning rondom het waddengebied in uiterste zorgvuldigheid moet worden genomen. Ze hebben daarom vorige week met de leden van de ChristenUnie-fractie een motie ingediend (Kamerstuk 33 529, nr. 735) die de Minister verzoekt om zo snel mogelijk een onafhankelijk advies te vragen aan een wetenschappelijk panel over de effectiviteit van mijnbouw met de hand aan de kraan als beleidsinstrument ter bescherming van dit Werelderfgoed. Indien deze motie is aangenomen, op welke wijze zal de Minister deze uitvoeren?
Antwoord
Ik ben voornemens een wetenschappelijk panel in te stellen dat nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht te houden en hierover een oordeel te geven. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding ook SodM, Deltares en het KNMI betrekken.
De uitvoering van de herziene motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december 2020 informeren.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de beloofde inzet van de Minister om in 2022 de gaskraan in het Groningerveld helemaal dicht te draaien. Aangezien deze leden zeker willen weten dat de gaskraan dan echt dichtgaat, en zij de Minister daarvoor alles in stelling willen laten brengen, vragen zij de Minister om GTS de volgende vraag te stellen: hoe krijgen we het voor elkaar om leveringszekerheid te garanderen en tegelijkertijd het Groninger gasveld helemaal te sluiten? Deze leden vragen de Minister het antwoord van GTS per brief de Kamer te doen toekomen. Daarmee weten deze leden precies welke stappen nodig zijn om het Groninger gasveld buiten werking te stellen, zodat de Kamer dit noodzakelijke proces voor een veiliger Groningen kan volgen.
Antwoord
In mijn brief van 21 februari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 726) ben ik ingegaan op de op de noodzakelijke randvoorwaarden voor het sluiten van het Groningenveld met behoud van leveringszekerheid. Samen met GTS blijf ik zoeken naar mogelijkheden om de definitieve sluitingsdatum van het veld zo veel mogelijk te vervroegen. Ik heb GTS in een aanvullend advies gevraagd naar de mogelijkheden om het veld in 2022 definitief te sluiten. Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de uitkomsten van het advies.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat bewoners centraal moeten staan bij de versterkingsoperatie en dezelfde woningkwaliteit moeten terugkrijgen als ze hadden, het zogenaamde «like-for-like»-principe. Deze leden krijgen signalen dat dit beginsel in de praktijk onder druk staat door standaardisatie, waarbij bewoners worden geacht een standaard pakket te kiezen, terwijl zij meer in hun huis hebben geïnvesteerd dan hun buren in de woningen bij hen in de rij. Graag een toezegging van de Minister dat het beginsel «like-for-like» altijd strikt wordt nageleefd.
Antwoord
Het beginsel «like-for-like» betekent dat er naar wordt gestreefd om bewoners na de uitvoering van versterkingsmaatregelen (of sloop en nieuwbouw) zoveel mogelijk dezelfde woningkwaliteit als voorheen terug te geven. Dit is een belangrijk beginsel, maar het is geen absoluut begrip of regel. Voor het op norm brengen van een huis kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om een muur dikker te maken, waardoor het vloeroppervlak van een ruimte net iets kleiner wordt. Indien wegens de nodige mate van versterking sloop/nieuwbouw aan de orde is, dan heeft de eigenaar recht op een nieuwbouwwoning die voldoet aan alle huidige normen en regels die gelden voor nieuwbouw, en met zoveel mogelijk dezelfde functionaliteit en afwerkingsniveau als het oude huis. Uiteraard wordt hierbij zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de bewoner. Van een sloop/nieuwbouwtraject kan echter ook sprake zijn doordat een eigenaar zelf sloop/nieuwbouw verkiest boven uitvoering van versterkingsmaatregelen. In die gevallen geldt het «like-for-like» beginsel tot een bepaalde grens.
Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat de keuzevrijheid voor bewoners onder druk staat vanwege het geringe aantal geselecteerde aannemers. Hoewel bewoners zelf opdrachtgever zijn, worden ze gestuurd richting vooraf gekozen aannemers die de bouwimpuls hebben getekend (B6). Deze leden vragen de Minister hoe de keuzevrijheid van bewoners kan worden gewaarborgd als je vooraf al richting standaardisatie en een specifieke set aannemers stuurt. Graag krijgen deze leden een toezegging dat bewoners zo veel mogelijk te kiezen houden. Komen er bovendien snel meer geselecteerde aannemers bij?
Antwoord
De bewoner heeft volledige vrijheid om zowel te kiezen voor de wijze van aanpak als met welke aannemer deze uitvoering kan worden gerealiseerd, mits deze aannemer aan de van de aard en omvang van de uit te voeren werkzaamheden afgeleide minimumeisen voldoet en op het moment van beoogde uitvoering over uitvoeringscapaciteit beschikt.
Bij de Bouwimpuls gaat het om een experiment van 1.100 woningen. Dat experiment is opgestart om de versterking van de huizen van de bewoners in Groningen te versnellen. Het gaat hier om 250 adressen waar de zogenaamde praktijkaanpak wordt toegepast en een versnelde en vereenvoudigde aanpak bij 900 adressen met liggende VA's. Bij de praktijkaanpak op basis van expert judgement kan worden versneld door kennis- en praktijkervaring van aannemers en constructeurs in een vroeg stadium (opname van de woning) in te zetten. Dit experiment wordt tussentijds geëvalueerd en de conclusies daarvan publiekelijk gedeeld. Bij de Bouwimpuls is in de eerste fase een geselecteerde groep aannemers betrokken met veel kennis en ervaring op dit gebied.
De bewoner heeft in alle gevallen de keuze om wel of niet deel te nemen aan de Bouwimpuls. Deze keuze wordt nadrukkelijk niet door een aannemer aan de bewoner voorgelegd, maar door een onafhankelijke bewonersbegeleider vanuit de overheid.
Tegelijkertijd mag het NCG geen beschikbare budgetten communiceren aan bewoners en aannemers, wat het vertrouwen schaadt doordat bewoners niet weten waar ze op kunnen rekenen. Dit roept bij de leden van de D66-fractie de vraag op of de beschikbare bedragen per woning transparant kunnen worden gecommuniceerd. Deze leden begrijpen dat er een risico is dat dit leidt tot een prijsopdrijvend effect, maar zijn van mening dat vaardige project-begeleiding dit risico voldoende kan beperken. De leden van de D66-fractie vragen de Minister om meer mandaat voor de NCG. Deze leden zijn van mening dat dit de versnelling van de versterkingsoperatie sterk ten goede komt, want in de huidige situatie controleren de NAM en EZK nog te veel, waardoor processen erg traag verlopen.
Antwoord
Het normbesluit is een belangrijk moment waarop de eigenaar duidelijkheid krijgt over het verdere verloop van het versterkingsproces. In de beleidsregel Besluit versterking gebouwen Groningen is opgenomen dat een normbesluit naast de soort maatregelen die noodzakelijk zijn om aan de veiligheidsnorm te voldoen, ook een indicatie van het benodigde budget voor de maatregelen bevat. Hiermee krijgt de bewoner dus inzicht in dit budget. Dit is met name relevant wanneer de eigenaar andere maatregelen wil treffen dan in het normbesluit zijn opgenomen, of wanneer de eigenaar aanvullende wensen heeft, zoals een aanbouw, die meegenomen worden in het versterkingsbesluit.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast om meer mandaat voor de NCG. Wij zijn met hen van mening dat de NCG voldoende ruimte en slagkracht moet hebben om daadkrachtig en snel te kunnen handelen. Dit mandaat heb ik op 5 juni 2019 ingesteld en is op dezelfde wijze doorgezet door de Minister van BZK. Dit mandaat brengt de directeur NCG in de gelegenheid om met inachtneming van de veiligheidskaders zelfstandig beslissingen te nemen voor het versnellen van de uitvoering van de versterking van gebouwen in Groningen en daarmee te doen wat nodig is voor de veiligheid. Sinds 1 januari 2020 is de versterkingsopgave publiek geworden en daarmee staat de NAM op afstand. De Ministers van EZK en BZK werken, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid en in overleg met de regio, hard aan een vlotte uitvoering van de versterkingsoperatie.
Daarnaast zien zij dat het onderbrengen van het schadeherstel en de versterkingsoperatie bij een organisatie, waaronder zowel de NCG als de TCMG vallen, het werk vereenvoudigt en versnelt. Het zet de Groninger bovendien op één, aangezien het gaat om activiteiten in dezelfde huizen. Nu krijgen bewoners aparte versterkingsadviezen en herstelvoorstellen wat voor veel onduidelijkheid en vragen zorgt. TCMG en NCG werken daarbij bovendien langs elkaar heen. Tenslotte zijn de leden van de D66-fractie van mening dat de discussie over het HRA-model en het constant bijstellen van de NPR-norm veel te veel onduidelijkheid geeft. Deze leden zien vooral een risico dat particuliere eigenaren achteraan in de operatie moeten aansluiten wat voor terechte onvrede zal zorgen. Zij stellen daarom voor om de norm nu te bevriezen.
Antwoord
De beoordeling van de veiligheid en eventuele versterking van een huis is zeer ingrijpend voor bewoners. Daarom wil het kabinet daarbij uitgaan van de meest actuele inzichten conform het advies van de Mijnraad en het SodM. Hiermee wordt voorkomen dat gebouwen die niet aan de norm voldoen over het hoofd worden gezien, of dat gebouwen worden versterkt zonder dat dit noodzakelijk is. Voor het kabinet staat de veiligheid van de bewoners centraal. Om dat zo snel mogelijk te bereiken wordt de gaswinning snel afgebouwd. Daardoor daalt het seismisch risico en zijn vermoedelijk minder versterkingsmaatregelen nodig, waardoor de versterking voor bewoners minder ingrijpend wordt. Hierdoor is het onvermijdelijk dat er verschillen ontstaan.
Uitgangspunt is daarbij dat bestuurlijke afspraken over de batches en vastgestelde versterkingsadviezen en normbesluiten gewoon worden uitgevoerd. De gemeenten bepalen de planning van de operatie, waarbij het uitgangspunt is dat de meest onveilige huizen (P50 en P90) het eerst aan de beurt komen, ongeacht het eigendom van de woning. Gebouwen die nog beoordeeld moeten worden, worden beoordeeld tegen de meest actuele inzichten. De implementatie en communicatie over het verwerken van die nieuwe inzichten wordt vooraf met de regio besproken. Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd hoe de nieuwe inzichten in de versterkingsoperatie worden betrokken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het feit dat de verspreiding van het coronavirus en de ingrijpende maatregelen die nodig zijn ter beteugeling ervan ook een specifieke impact kunnen hebben op alle trajecten die in Groningen lopen als het gaat om de gaswinning en de schade die dit veroorzaakt heeft. Kan de Minister een indicatie geven welke impact verwacht wordt als het gaat om schadeafhandeling, de versterkingsoperatie, het tempo van terugdraaien van de gaswinning zelf en de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen? Is de Minister bereid om gericht op de Groningers heldere publieke communicatie te verschaffen over de mogelijk impact van corona op schadeafhandeling en versterking? Kan de Minister aan de Groningers en de Kamer duidelijkheid verschaffen over welke stappen de Minister tracht te zetten om die impact waar mogelijk te mitigeren? Zijn er nu bijvoorbeeld aangepaste versnellingsplannen voor schadeafhandeling en versterking nodig en zo ja, kan daar al iets inhoudelijks over worden gezegd of op zijn minst een proces met tijdslijnen voor worden gegeven?
Antwoord
Met betrekking tot het terugdraaien van de gaswinning uit het Groningenveld zijn er drie belangrijke processen die ik monitor. Ten eerste, tijdige realisatie van de stikstofinstallatie in Zuidbroek. Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie. Ten tweede, de ombouw in het buitenland. In de Taskforce Monitoring Ombouw Buitenland wordt de impact op de planning onderzocht. De ombouw vindt met name in de zomer plaats. De buurlanden hebben in de taskforce aangegeven dat de activiteiten vertraging oplopen, maar dat het nog te vroeg is om een duidelijk beeld te geven van de gevolgen. Ik informeer uw Kamer nader met een brief over de gemelde vertraging. In het volgende rapport dat na de zomer gepubliceerd wordt zal de impact van de coronacrisis op de planning van de ombouw verder behandeld worden. Na de zomer zal ik dit rapport aanbieden aan uw Kamer. Een derde proces is de ombouw in het binnenland. GTS heeft aangegeven dat een aantal bedrijven niet uiterlijk voor oktober 2022 kunnen worden aangesloten op het hoogcalorisch gasnet, vanwege de problematiek rond stikstofdepositie en daarnaast door het feit dat het wetsvoorstel nog in behandeling in het parlement is. Ik heb aan GTS gevraagd om te onderzoeken welke maatregelen er mogelijk zijn om het aansluiten op het hoogcalorisch gasnet zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden. Het is nog te vroeg om te bepalen of er effecten zijn van de coronacrisis op de verdere planning.
De coronacrisis zal een nog onbekend effect hebben op de uitvoering van het NPG. Voor een stand van zaken van het NPG verwijs ik u naar de antwoorden aan de leden van de SP-fractie over dit onderwerp.
Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de Wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers op de korte lijst van zeer urgente wetten gaat zetten, zodat er geen vertraging ontstaat in deze belangrijke maatregel om de gaswinning tijdig tot nul terug te brengen?
Antwoord
Op 1 april jl. heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers (Kamerstuk 35 328) aangenomen (Handelingen II 2019/20, nr. 66, Stemmingen). Het kabinet heeft een lijst opgesteld met prioritaire wetsvoorstellen en heeft deze aan de Kamers voorgelegd ter verdere urgente behandeling. Het betreffende wetsvoorstel is onderdeel van deze lijst.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister in contact met de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) is over de advisering op de Versterkingswet? Is de Afdeling in staat om schriftelijke en via virtuele bijeenkomsten toch op relatief korte termijn haar advies op deze wet te geven?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie over de advisering van de Raad van State.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het positief om te zien dat – mede door de zachte winter – de gaswinning dit jaar terug lijkt te kunnen worden gebracht naar 10 miljard Nm3. Is het logisch om te veronderstellen dat de groeivertraging of mogelijk zelfs economische krimp als gevolg van corona dat een verdere daling van het (industriële) gebruik van Groninger gas zal leiden? Als dit nu nog niet concreet valt te becijferen, zijn er dan indicaties te geven op basis van eerdere perioden waarin slechte economische omstandigheden tot een lager gasverbruik hebben geleid?
Antwoord
Economische krimp heeft in het verleden inderdaad geleid tot een lagere gasvraag. Hoewel het aannemelijk is dat de economische gevolgen van de coronacrisis ook zullen leiden tot een lagere gasvraag is het effect op de gasvraag op dit moment nog onduidelijk. Er is vooralsnog geen daling te zien in de gasvraag. Wel ziet GTS bij de regionale netbedrijven een gasvraag die aan de lage kant van de verwachte bandbreedte zit. Dit kan echter ook komen door hoge zonkracht. GTS onderzoekt momenteel nog wat het effect van het virus op de gasvraag is.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er nu eindelijk een concrete uitwerking ligt voor het toekennen van immateriële schade voor de getroffen Groningers. Is het IMG vrij om zelf te beoordelen hoe zij – na het kabinetsbesluit over het uitgebrachte advies – de toekenning van maximaal 3.000 euro per huishouden gaat uitvoeren? Kan zij bijvoorbeeld besluiten om deze niet uitsluitend te koppelen aan een vastgestelde oude schade en een uiterste datum waarop deze is gemeld, maar blijvend de toekenning van smartengeld openhouden voor huishoudens die nog niet eerder schade hebben gemeld? Is er al vooraf een einddatum bepaald waarop de toekenning van immateriële schade zal eindigen, of loopt dit zonder begrenzing in de tijd door? Wie besluit over een eventueel einde in de (verre) toekomst van de deze regeling? Is er al wat meer bekend over de wijze waarop de Groninger Bodembeweging (GBB) en het Groninger Gasberaad bij de uitwerking en toepassing van de regeling betrokken worden? Staat verder al vast of de vergoeding uitsluitend per huishouden wordt toegekend? Of kan het eventueel ook per persoon worden bekeken? Past dat laatste ook binnen het mandaat van de IMG of dien daar expliciet instemming voor te komen van het Rijk? Zo ja, waarom?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie en de PVV-fractie over immateriële schade.
De leden van de GroenLinks-fractie vermoeden dat het niet uit te sluiten valt dat mensen er moeite mee hebben om zelf om die vergoeding te vragen. Daar kunnen tal van emoties een rol bij spelen uit een heel spectrum, dat kan lopen van altruïsme (anderen hebben er meer recht op of hebben het meer nodig) tot een zekere of zelfs grote woede («zij moeten het mij aanbieden in plaats van dat ik er om moet vragen»). Staat het de IMG vrij om te kiezen voor een lijn waarin Groningers worden benaderd met een in insteek die neer komt op «u heeft recht op een immateriële schadevergoeding, wilt u daar gebruik van malen»?
Antwoord
Het IMG stelt zijn eigen werkwijze vast voor immateriële schadevergoeding. Indien de door u voorgestelde lijn past binnen het geldende aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht staat het het IMG vrij hiervoor te kiezen. Zoals reeds aangegeven in het antwoord op de vraag van de leden van de PVV-fractie over immateriële schadevergoeding, heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) de taak om aanvragen om schadevergoeding met toepassing van het geldende aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht van het Burgerlijk Wetboek te behandelen. Dit gebeurt op basis van een ingediende aanvraag. Het staat gedupeerden vrij te kiezen voor het aanvragen van schadevergoeding via de publiekrechtelijke weg bij het IMG of deze te vorderen via een privaatrechtelijke procedure. Door gedupeerden een aanvraag te laten indienen, blijft deze keuzevrijheid gewaarborgd. In zijn reactie op het advies van de adviescommissie Verheij onderschrijft de kwartiermaker IMG de noodzaak om gedupeerden in de procedure te ontlasten, aangezien de procedure tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding op zichzelf niet tot extra leed mag leiden.
De leden van de GroenLinks-fractie bereiken berichten dat de door de agrarische tafel voorgestelde zes pilots, welke zijn aangedragen om de complexiteit waarmee agrariërs te maken hebben, te onderzoeken en hiervan te leren in de vervolgprocessen, door de Minister van eenzijdig zijn gestopt. Klopt dat? Waarom is dit gebeurd en waarom is daarover geen overleg geweest? Is de Minister bereid om deze pilots alsnog met de nodige snelheid door te zetten? Ze blijken namelijk waardevolle lessen op te leveren.
Antwoord
Momenteel werkt de provincie Groningen, samen met de aardbevingsgemeenten en de Ministers van EZK, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en BZK een programmatische aanpak uit. Vooruitlopend op deze programmatische aanpak is door de agrarische sector een zestal zaken aangedragen om nu alvast op te pakken en van te leren. De aangedragen dossiers zijn uitermate complex en kennen een lange historie. Mede daarom geven zij helaas geen representatief beeld van de agrarische problematiek. Wel is er een aantal leerpunten uit gehaald die in het programma, dat nu wordt opgezet, worden meegenomen. Tegelijkertijd wordt er onverkort doorgewerkt om in de pilotdossiers tot een goede uitkomst te komen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de waarneming deelt, dat kijkend naar het dashboard van de TCMG er sprake is van een verhoging van de intake als het gaat om dossiers uit de agrarische en private sector, maar dat de definitieve afhandeling niet evenredig toeneemt. Hoe wordt dit «gat» verklaard en welke stappen worden ondernomen om sneller tot finale afhandeling te komen?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de afhandeling van agrarische dossiers.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het oordeel is van de Minister op de door de Agrotafel voorgestelde governancestructuur van de 3 A’s: Agroloket (melding aan deskundige), Agroteam (technische specialisten) en Agrotafel (bestuurlijk sector/drie overheidslagen). Deze leden vragen tevens waarom de uitvoerende organisaties NCG/TCMG zo weinig beroep doen op het Agroteam. Is het in de ogen van de Minister mogelijk, ook om de NCG/TCMG tijdelijk te ontlasten, dat de schadeopname door het Agroteam wordt uitgevoerd en die vervolgens aan NCG/TCMG worden voorgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er nu voor nodig om dit mogelijk te maken?
Antwoord
De Agrarische Tafel heeft in december 2018 een aantal aanbevelingen gedaan, die ik op 16 januari 2019 met uw Kamer heeft gedeeld (Kamerstuk 33 529, nr. 552). Recent heeft de Agrarische Tafel een document opgeleverd waarin de stand van zaken van deze eerder gedane aanbevelingen is opgenomen. Aan dat document is een nieuw signaal toegevoegd namelijk het advies om een programmatische aanpak te ontwikkelen. Het doel van deze programmatische aanpak is om kansen die schade en versterken kunnen bieden voor het toekomstperspectief van de boeren in Groningen te verzilveren. Op 5 februari heb ik uw Kamer per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 722) geïnformeerd dat zal worden bekeken hoe deze aanbeveling voor een programmatische aanpak vormgegeven kan worden, waarbij de Minister van LNV het Rijk vertegenwoordigt. Inmiddels is afgesproken dat het programma onder regie van de provincie Groningen tot stand zal komen.
De TCMG en NCG zijn door de overheid aangewezen organisaties die onafhankelijk van NAM opereren en ook verantwoordelijk zijn voor de opnames en beoordeling van ook de agrarische panden. Zij maken bij de beoordeling van agrarische panden gebruik van expertbureaus. Deze expertisebureaus leveren onafhankelijke gespecialiseerde deskundigen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag van de CDA-fractie is het aantal schade-opname experts voor agrariërs toegenomen. Op deze wijze kan de TCMG de schadeafhandeling voor deze dossiers versnellen. Naar het gedachtegoed van de agrarische tafel wordt in de ontwikkeling van de programmatische aanpak bezien hoe partijen elkaar kunnen versterken in de uitvoering van hun taken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister aan Sweco de opdracht heeft gegeven om de bodemdaling te onderzoeken. Dit was ook een aanbeveling van de Agrarische Tafel Groningen (ATG). Die stelde ook als voorwaarde dat er eerst een soort nulstand zou worden vastgesteld, bij voorkeur zo dicht mogelijk op de begindatum van de gaswinning (1960). Wordt er in dit onderzoek zo’n vertrekpunt (nulstand of nulmeting) gehanteerd? Kan die ook al bekend worden gemaakt? Zo nee, hoe kan Sweco zinvol onderzoek doen als er bodemdaling in de tijd niet afgezet wordt tegen een helder beginpunt? Maakt de agrarische sector in Groningen zich terecht over het risico dat de extra ingestelde onderzoeken naar de mestkelderproblematiek (panel TCMG) en de bodemdaling onderzoek (Sweco) het gevaar van aantasting van het «bewijsvermoeden» in zich draagt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan dat risico verkleint worden?
Antwoord
Op verzoek van de Agrarische Tafel heeft EZK Sweco in november 2019 de opdracht gegeven onderzoek te doen naar bodemdaling en schade aan drainagesystemen. Het onderzoek ziet op de vraag of er causaal verband is tussen de bodemdaling/schade aan drainagesystemen en de gaswinning in het Groningerveld en of Norg. Het onderzoek zit nog in de beginfase, een eerste overleg met de begeleidingscommissie moet nog plaatsvinden. In de begeleidingscommissie, waarin ook de agrarische sector vertegenwoordigd is, wordt besproken of een nulmeting mogelijk is en zo ja, welk moment hiervoor zal worden gebruikt.
Zoals op 5 februari jl. aan uw Kamer per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 722) is aangekondigd, heeft de TCMG mede na overleg met de agrarische sector een multidisciplinair panel van deskundigen ingesteld. Dit panel zal een advies uitbrengen over de wijze waarop de TCMG schade aan mestkelders dient te beoordelen. Het panel zal in haar advies onder andere ingaan op mogelijke manieren om schade in mestkelders op te nemen en de omstandigheden op basis waarvan geconcludeerd moet worden dat de schade redelijkerwijs kan worden toegewezen aan de gaswinning in het Groningerveld. Het advies wordt voor de zomer verwacht en door de TCMG met de agrarische sector besproken. De TCMG zal deze onderzoeken gebruiken bij het vaststellen van haar werkwijze voor het opnemen en beoordelen van schade aan mestkelders, drainage en bodemdaling.
Het bewijsvermoeden is vastgelegd in artikel 6:177a BW. Daarin is bepaald dat ten aanzien van fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door bodembeweging als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade daardoor veroorzaakt is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat één van beide onderzoeken zal leiden tot aantasting van dit artikel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen, nu het er naar uit ziet dat de Kamer niet alle stemmingen kan laten plaatsvinden, of het kabinet bereid is om de moties die zij oordeel Kamer heeft gegeven ook al uit te gaan voeren. Geldt dat bijvoorbeeld ook voor de motie van het lid Van der Lee over mogelijk maken dat het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) zo nodig achteraf afwegingen kan toetsen (Kamerstuk 33 529, nr. 731), de motie van het lid Van der Lee en Agnes Mulder over het dashboard (Kamerstuk 33 529, nr. 730) en de motie van het lid Dik-Faber c.s. over advies van een wetenschappelijk panel over mijnbouw en de Waddenzee (Kamerstuk 33 529, nr. 735)?
Antwoord
Ja. De bij het VAO Mijnbouw/Groningen van 11 maart jl. ingediende en op 1 april aangenomen moties worden uitgevoerd.
De leden van de GroenLinks-fractie blijven van mening dat alle mijnbouwactiviteiten onder de Waddenzee gestaakt dienen te worden. De Minister stelt als een van haar eisen dat het winnen van zout onder de Waddenzee sowieso niet van start mag gaan als de monitoring niet op orde is, maar wat betekent dat precies? Dient er sprake te zijn van een «nulmeting» van het Wad waar mogelijk toch zout gewonnen gaat worden? Wordt deze dan eerst goedgekeurd door de onafhankelijke Auditcommissie? Wordt er daarbij ook bepaald wat de totaaloppervlakte van de droogvallende zeebodem deint te zijn om vogelsoorten zoals de Kanoet. die daar voor hun voedsel van afhankelijk van zijn, ook adequaat te kunnen beschermen? Hoe dan ook dient ESCO een door het SodM goedgekeurd noodplan te hebben als de caverne onder de Waddenzee onverhoopt toch (deels) instort zoals eerder al een keer op land gebeurde. Is het juist dat er zonder deze goedkeuring er geen winning kan plaatsvinden onder Werelderfgoed Waddenzee en ligt er al een plan dat aan alle eisen voldoet?
Antwoord
De monitoring, dat wil zeggen, de inwinning van de meetgegevens, de verwerking en de analyse van de meetgegevens en de rapportages over de bevindingen dienen duidelijk te maken dat, indien zich onvoorziene gevolgen voordoen van de zoutwinning, deze met voldoende nauwkeurigheid kunnen worden waargenomen. Deze onvoorziene gevolgen betreffen de eventuele bodemdaling en de mogelijke gevolgen daarvan op de natuur van het Waddengebied. De Auditcommissie zoutwinning ziet toe op de kwaliteit van de monitoring en heeft advies gegeven op methodologische verbeteringen van de analyse en de interpretatie van de resultaten.
De eerste nulmeting over het monitoringsjaar 2018 heeft reeds plaatsgevonden en deze wordt met een tweede nulmeting over het monitoringsjaar 2019 gecontinueerd. Het doel van deze nulmetingen is om ervoor te zorgen dat het monitoringsprogramma volledig en op een kwalitatief hoogstaand niveau is voordat daadwerkelijk zout gewonnen kan worden. In mijn brief van 3 maart jl. (Kamerstuk 32 849, nr. 201) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies van de Auditcommissie over deze nulmeting 2018. Vanaf de start van de zoutwinning wordt opnieuw jaarlijks gemonitord, maar dan kan het om eventuele reële effecten gaan zoals mogelijk onvoorziene bodemdaling met gevolgen voor het oppervlak van het wadplaatareaal. Het gaat nadrukkelijk om adviezen van de Auditcommissie aan mij in mijn hoedanigheid van bevoegd gezag. Het is niet de taak van de Auditcommissie om haar goedkeuring over de monitoringsrapporten uit te spreken.
De totaaloppervlakte van de droogvallende wadplaten dient voldoende te zijn om de draagkracht van het Natura 2000-gebied Waddenzee voor kanoet te garanderen. Dit is de situatie zoals die aanwezig was ten tijde van de aanwijzing van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Op dit moment is er geen sprake van een afname van het areaal droogvallende wadplaten, dat een knelpunt zou kunnen vormen voor het instandhoudingsdoel van de kanoet. Overigens is niet het areaal droogvallende wadplaten bepalend voor de draagkracht van de Waddenzee als leefgebied voor de kanoet, maar de hoeveelheid profijtelijk voedsel in de vorm van in het areaal droogvallende wadplaten voorkomende schelpdieren. Om te zorgen dat er voldoende draagkracht is dient het areaal droogvallende platen wel in stand te blijven.
De Mijnbouwwet kent geen wettelijke verplichting tot een noodplan. De Mijnbouwwet biedt waarborgen om schade aan mens en milieu te voorkomen. SodM ziet erop toe dat een mijnbouwbedrijf de risico’s bij zoutwinning voldoende in kaart brengt en beheerst. Bij de advisering over een winningsplan controleert SodM onder andere of te verwachten valt dat nadelige gevolgen voor het milieu of de natuur ontstaan en adviseert mij over eventueel noodzakelijke maatregelen ter voorkoming hiervan. De kans is klein dat een zoutcaverne onder de Waddenzee instort. Ik acht het bovendien onwaarschijnlijk dat een eventuele ongecontroleerde uitstroom van pekel en diesel in contact zal komen met het milieu van de Waddenzee.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat op dinsdag 17 maart 2020 in Groningen drie aardbevingen plaatsvonden. Juist in tijden van de coronacrisis is thuis zitten in een kapot en onveilig huis extra beangstigend. Gedupeerden vangen zo dubbele klappen op: van de coronacrisis en van de nog niet opgeloste crisis in Groningen. Erkent de Minister dit? Is er een noodplan voor wat er moet gebeuren als er in tijden van de coronacrisis een grotere aardbeving komt? De leden van de SP-fractie lezen in de brief van 16 maart 2020 dat er als gevolg van het coronavirus voorlopig geen schade-opnames zullen plaatsvinden. Zijn ook andere werkzaamheden bij alle verschillende betrokken organisaties, instituten en instellingen uitgesteld? Welke vertraging wordt verwacht?
Antwoord
In verband met de uitbraak van het coronavirus wordt iedereen geacht zoveel mogelijk thuis te blijven. Wanneer het, in het geval van een aardbeving, noodzakelijk is voor de veiligheid dat mensen hun huis verlaten is dit vanzelfsprekend toegestaan. De veiligheidsregio Groningen staat dag en nacht klaar in geval van calamiteiten. Wanneer er na een zware aardbeving of een andere grote calamiteit grootschalige opvang nodig is, gelden in Groningen dezelfde richtlijnen als in de rest van Nederland. Daarbij staat voorop dat bij opvang wordt voldaan aan de richtlijnen die gelden voor het bestrijden van het coronavirus. Hoe de opvang wordt geregeld, is afhankelijk van de situatie en het is maatwerk per dorp. Op de site van de veiligheidsregio staat omschreven wat bewoners kunnen doen wanneer zij gedurende een beving binnen of buiten zijn5. In geval van een acuut onveilige situatie kunnen bewoners deze melden bij de TCMG. Zoals in antwoord op vraag van de VVD-fractie gemeld is het team AOS erop ingericht om ook tijdens de coronacrisis adequaat op te treden. Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van de coronacrisis.
Voor leden van de SP-fractie is het onbestaanbaar dat de versterking en de parlementaire enquête weer vertraging oplopen. Verwacht de Minister nog steeds de Wet vvoor de zomer aan beide Kamers te kunnen aanbieden?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de planning van het wetsvoorstel versterken.
Over de versterking willen de leden van de SP-fractie een aantal vragen stellen. In de media was te lezen dat NCG-medewerkers hun verhaal deden. Gedupeerde Groningers dreigen uit het oog te worden verloren. Er heerst veel onrust en ontevredenheid in de organisatie. Deze leden kijken hier niet raar van op. Eind 2016 werd er beloofd dat er in vijf jaar alleen in de kern van het Groninger aardbevingsgebied 22.000 huizen en 1500 gebouwen gecontroleerd op aardbevingsbestendigheid. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een overzicht waarin de volgende vragen zijn verwerkt: hoeveel woningen worden er in 2020 geïnspecteerd? Hoeveel worden er versterkt? Wat zijn de verwachtingen voor de jaren daarna?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over dit onderwerp.
Wat is de stand van zaken betreffende de verschillende batches? Wanneer zijn de batches 1467, 1581 en 1588 afgerond? Hoe staat het met de aparte regelingen als «Heft in Eigen Hand?» Welke regelingen/projecten zijn er precies nog meer? Hoeveel woningen zitten daar in? Wanneer worden die afgerond?
Antwoord
Voor de stand van zaken per batch verwijs ik u graag naar de tabel in bijlage 16. Het moment van afronding van deze batches wordt bepaald door de gemeentelijke plannen. De planning is dat deze in april worden gefinaliseerd.
Slechts 5 procent van de mensen met weinig schade en 14 procent van de mensen met veel schade verwachten dat versterking aan hun huizen op enig moment wordt uitgevoerd.
Hoe gaat de Minister de versterking vlot trekken, dus hoe gaat deze Minister bewijzen dat de 86–95% die niet gelooft dat er versterkt gaat worden, ongelijk heeft?
Antwoord
Voor de vraag over het vlot trekken van de versterking verwijs ik u naar de antwoorden op vragen daarover van de leden van de fracties van VVD, CDA en D66.
Naar wij aannemen refereren de leden van de SP-fractie in deze vraag aan cijfers uit het rapport van Gronings Perspectief De sociale impact van gaswinning in Groningen. Stand van zaken, metingen juni & september 2019 van 16 december 2019. Voor de volledigheid wijzen wij er op dat dit deel van het onderzoek gaat over de vraag in hoeverre bewoners versterking van hun eigen woning nodig achten en of zij verwachten dat hun eigen woning versterkt gaat worden. De reacties op deze enquête hebben dus niet direct betrekking op de verwachtingen van bewoners ten aanzien van de voortgang van de versterkingsoperatie in zijn geheel.
Wanneer komt nieuwe NPR?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over de NPR.
Ook willen de leden van de SP-fractie van de gelegenheid gebruik maken wederom duidelijk te maken dat het zeer kwalijk is dat het kabinet de documenten en afspraken tussen de NAM -Shell en Exxon- en de Staat geheim houdt. De Kamer moet de regering in het openbaar kunnen controleren en dat frustreert de Minister op deze wijze. Deze leden vragen het hierbij nogmaals: gaat de Minister alle afspraken die ze heeft gemaakt in het Akkoord op Hoofdlijnen en het bijbehorende addendum openbaar maken, zodat de gekozen volksvertegenwoordigers hun controlerende taak kunnen uitvoeren? Indien de Minister dit wederom weigert hebben de leden een aantal technische vragen. Voor hoeveel Nm3 gas is de NAM gecompenseerd? Hoeveel Nm3 gas blijft er daadwerkelijk achter in het Groninger gasveld? Hoe ver zijn de onderhandelingen over het uiteindelijke bedrag dat Shell en Exxon zullen ontvangen in totaal ter compensatie? Gaat de Minister een arbitragezaak starten wanneer het compensatiebedrag te hoog uitvalt? Wat vindt de Minister «te hoog»? Welk bedrag vindt de Minister acceptabel?
Antwoord
Ik vind openbaarheid belangrijk en streef naar maximale transparantie. Het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) en de daaronder hangende overeenkomsten heb ik voor het grootste deel openbaar gemaakt, met uitzondering van de passages die bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten. Het interim- Akkoord heb ik geheel openbaar gemaakt. Daarnaast heb ik uw Kamer aangeboden een vertrouwelijke briefing te geven. Voor zowel het interim- Akkoord als nu het Addendum geldt dat ik de Kamer zoveel mogelijk betrek bij de onderhandelingen, conform ook de aangenomen motie van de leden Nijboer en Otterloo (Kamerstuk 35 350, nr. 13). Dit heb ik gedaan middels een vertrouwelijke briefing en ik heb uw Kamer aangeboden om ook later in het proces nogmaals vertrouwelijk te informeren. Daarnaast is er op verzoek van uw Kamer een vertrouwelijk algemeen overleg geweest over de onderhandelingen. Na het overeenkomen van een onderhandelaarsakkoord zal ik uw Kamer hier vertrouwelijk over informeren en een definitieve overeenkomst zal ik – behoudens bedrijfsvertrouwelijke informatie – weer met uw Kamer delen.
NAM is in het AoH niet gecompenseerd voor gederfde gasopbrengsten. Tijdens het AoH is ervan uitgegaan dat 450 miljard Nm³ in de grond zou blijven. Op basis van de raming die ten grondslag lag aan het interim- Akkoord komt daar nog 33 miljard Nm³ bovenop. Afhankelijk van de ontwikkelingen in de toekomst kan het totaal aantal Nm³ gas dat in de grond blijft zitten nog oplopen.
De onderhandelingen over de afspraken voor het sneller afbouwen van de gaswinning lopen nog. In de vertrouwelijke briefing van 20 februari jl. heb ik samen met de Minister van Financiën de stand van zaken besproken. Omdat de onderhandelingen momenteel lopen kan ik hier verder geen uitspraken over doen.
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat het advies van de Commissie Immateriële Schade een werkwijze voor het IMG adviseert dat «uitgaat van vertrouwen». Dat inwoners van Groningen hun immateriële schade kunnen melden en die zonder langdurige procedure gecompenseerd kunnen krijgen. Dat deze gedupeerden niet gewantrouwd worden, zoals in voorgaande procedures steeds wel het geval is geweest. Hoe wordt gegarandeerd dat Groningers inderdaad niet weer langdurig moeten wachten op waar ze gewoon recht op hebben?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over immateriële schade.
Betreffende de raming van de gaswinning geven de leden van de SP-fractie aan dat ze al sinds 2012 willen dat het Groninger gasveld minder gebruikt, dan wel gesloten zou worden. Deze leden zijn blij dat de Minister en daarmee de regering dit twee jaar geleden ook inzag. Wel hebben de leden hier een aantal vragen bij. Welke onderhandelingen met de NAM zijn nodig om de gasopslag Norg open te houden? Tot wanneer lopen de huidige afspraken? Is er sprake van dat deze gasopslag voortijdig sluit? De Minister gaat toch niet wederom een financiële compensatie betalen wanneer de opslag langer open moet blijven?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de onderhandelingen met NAM ten aanzien van het open houden van de gasopslag in Norg.
Vervolgens staan de rapportages over de effecten van zout-, en gaswinning op de Waddenzee op de agenda. De leden van de SP-fractie lazen dat de onafhankelijke Audit Commissie zich afvraagt of het hand aan de kraan-principe wel effectief is om natuurschade in de Waddenzee te voorkomen. Deze leden delen die zorgen. Zij vinden dat de natuur van de Waddenzee beschermd moet worden. Is de Minister bereid zo snel mogelijk een onafhankelijk advies aan het SodM te vragen en tot die tijd geen nieuwe vergunning af te geven voor zout-, en gaswinningsplannen onder de Waddenzee? Graag zien deze leden dit antwoord toegelicht.
Antwoord
De vraag van de Auditcommissie komt voort uit het niet gedefinieerd zijn van de rol van het na-ijleffect in de hand aan de kraan-systematiek. Na afronding van de Long-term subsidence studie (LTS) heb ik NAM opgedragen de nieuw ontwikkelde methode voor modelselectie toe te passen op winning vanuit de gasvelden onder de oostelijke Waddenzee. Dit is gedaan. De resultaten tonen aan dat bodemdaling door gaswinning, de daaraan toegekende na-ijleffecten en de zeespiegelstijging nog steeds binnen de gebruiksruimte passen.
Daarnaast heb ik naar aanleiding van deze zorgen, die in eerdere debatten met uw Kamer naar voren zijn gekomen, uw Kamer twee toezeggingen gedaan. De eerste toezegging is dat ik uw Kamer een brief zal sturen waarin ik inga op de onderbouwing van het huidige beleid ten aanzien van het voorkomen van negatieve effecten op de natuurwaarden in het waddengebied als gevolg van gaswinning via het «hand aan de kraan» principe. Tevens heb ik toegezegd de nieuwste inzichten omtrent zeespiegelstijging en na-ijl effecten (lange termijngevolgen van gaswinning voor bodemdaling) daarbij te betrekken.
Daarnaast zal ik invulling geven aan de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der lee (GL) en zal ik een wetenschappelijk panel instellen dat de effectiviteit van het hand aan de kraan-principe om de natuurwaarden in het waddengebied te beschermen zal beoordelen. Mijn voornemen is dat dit panel nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht gaat houden en hierover een oordeel geeft. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding in ieder geval ook SodM, Deltares en het KNMI betrekken. De uitvoering van deze motie is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december 2020 informeren.
Indien operators bij het doen van aanvragen voor een vergunning zich houden aan de wettelijke bepalingen en het vastgestelde beleid neem ik deze aanvragen in behandeling. In de verdere procedure wordt advies gevraagd aan de in de Mijnbouwwet genoemde adviseurs. Op basis van deze adviezen en een eigen oordeel kom ik tot een besluit. Ik zie gelet op de zorgvuldigheid die hierbij in acht wordt genomen geen aanleiding procedures op te schorten en geen vergunningen meer te verlenen.
In Kamervragen hebben de leden van de SP-fractie gevraagd naar de afhandeling van oude schademeldingen door de Arbiter Bodembeweging. In de beantwoording staat dat drie zaken met schade aan mestkelders pas in 2019 aangemeld zijn bij de Arbiter. Klopt dat wel? Ook geeft de regering aan dat niet op individuele gevallen ingegaan wordt. Bekend is dat het om zeer schrijnende gevallen gaat. Het kan en mag niet zo zijn dat deze mensen, die in diepe ellende en financiële problemen zitten, overgeleverd gaan worden aan nog meer bureaucratie. Voorrang bij de TCMG voor deze mensen betekent ook voor anderen weer langer wachten. Deze leden vragen of de arbiters die deze zaken onder hun hoede hebben, niet af kunnen maken. Inhoudelijk zitten zij er goed in en levert het voor deze gedupeerden geen extra stress op. De «werkvoorraad» bij de TCMG groeit al iedere week en is inmiddels opnieuw een heus stuwmeer.
Antwoord
Het klopt dat de Arbiter Bodembeweging in zijn brief van d.d. 10 maart jl. stelt dat de drie mestkelder zaken in de loop van 2019 bij hem zijn aangemeld. Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de arbiter.
De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de vragen over de regeling voor oude schades dat slechts 193 van de 6.199 «oude schades» zich hebben gemeld bij de regeling. Slechts een minderheid van hen komt in aanmerking voor een vergoeding. Op welke gronden vielen 101 verzoeken buiten de doelgroep? Wie heeft dat bepaald? Slechts gedurende zeven weken hebben mensen bij het Provinciale loket alsnog een rechtvaardige vergoeding aan kunnen vragen. Dit loket is inmiddels weer gesloten. Wat gaat de Minister doen voor de mensen die zich niet hebben gemeld? Waarom benadert de Minister of de provincie, deze mensen niet actief? Gaat de Minister dit alsnog doen? Was er voldoende vertrouwen in de regeling? Is de Minister bereid alsnog met een regeling te komen zonder invloed van de NAM? Wat gaat de Minister doen aan alle schadegevallen die voor 31 maart 2017 een aanbod van de NAM hebben geaccepteerd dat niet voldoende was om schade te herstellen?
Antwoord
De provincie Groningen heeft bekeken of de ingediende verzoeken tot de doelgroep van de regeling behoren. De genoemde 101 verzoeken voldoen om verschillende redenen niet aan de voorwaarden van de regeling. 81 verzoeken kwamen niet in aanmerking voor een inhoudelijke beoordeling omdat zij geen deel uitmaken van de resterende 6.199 gevallen waarin NAM in de periode 5 maart 2018 tot 1 september 2018 een aanbod heeft gedaan. 20 van de 101 verzoeken worden afgewezen omdat de betreffende bewoners het aanbod van NAM hebben afgewezen en zij zich aangemeld hadden voor een arbiterprocedure. De bewoners die meenden dat het aanbod van NAM te laag is geweest, konden tot 1 maart jl. een verzoek indienen. De provincie heeft de communicatie over deze regeling serieus aangepakt. Daarin is zij bijgestaan door gemeenten en maatschappelijke organisaties. De provincie kreeg dagelijks telefoontjes over de regeling en ondersteunde bewoners bij hun verzoek. Er zijn geen signalen dat de regeling niet goed vindbaar en zichtbaar is geweest. Bewoners konden dus zelf de afweging maken om een verzoek in te dienen. De commissaris van de Koning en ik hebben dus vertrouwen in de door ons vormgegeven regeling en nemen geen aanvullende acties om bewoners actief te benaderen. Aangezien het een aanvullende vergoeding betrof van de zijde van NAM, deed NAM de eerste beoordeling. Bij afwijzing op inhoudelijke gronden van de verzoeken die binnen de doelgroep van de regeling vallen, was vooraf ingeregeld dat een onafhankelijke kostenexpert om een definitief oordeel kan worden gevraagd. Echter, dit is tot dusver niet nodig gebleken.
De leden van de SP-fractie ook aandacht gevraagd middels Kamervragen en een motie voor het gebouwensensorennetwerk van de NAM in Groningen. Deze leden delen de zorgen die veel Groningers hebben bij het niet langer monitoren van gebouwen tijdens bodembeweging. Het vertrouwen van deze mensen in de politiek is laag. Gesteund door het advies van het SodM, zouden deze leden graag zien dat het netwerk behouden blijft. Het kunnen zien aan welke grondbewegingen hun huis wordt blootgesteld, kan het vertrouwen van inwoners in Groningen doen toenemen. Het verbaast deze leden zeer dat de Minister dit in zijn verzamelbrief van 16 maart 2020 «geen concreet nut of toegevoegde waarde» noemt. Zij zijn bezorgd dat door het technisch belang steeds boven het maatschappelijk belang te stellen, dit kabinet de problemen in Groningen verdiept in plaats van oplost. Hoeveel is het de Minister eigenlijk waard om een begin te maken van herstel van vertrouwen? Graag zien de leden van de SP-fractie dan ook dat de Minister alsnog naar een mogelijkheid zoekt om het beheer van het meetnetwerk over te nemen van de NAM en zo verder kennis ontwikkelt en borgt in de regio, maar vooral Groningers het gevoel geeft dat ze er toe doen. Het meetnetwerk in publiek bezit biedt een kans om onafhankelijke kennis over bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten te behouden en te vergroten. Fijn dat de Minister met het KNMI gaat kijken naar de meerwaarde wanneer inwoners participeren in een meetnetwerk. Deze leden vragen de Minister daarnaast om zelf met de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen hierover in gesprek te gaan en te onderzoeken welke kansen hier liggen. Wanneer de Minister besluit huidige route toch door te zetten, hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen. Hoe wordt het geregeld dat mensen de meter mogen behouden? Wanneer worden ze gevraagd of ze het willen behouden? Moeten ze ervoor betalen of kost het de bewoners niets? Kan dat simpel, de sensor verbinden met de pc of moet er een handleiding voor komen? Kan de Minister de NAM ook eind april laten weten dat het verwijderen van de sensoren voortgezet kan worden, zodat goed geïnventariseerd kan worden wie de sensor wel en wie niet wil behouden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zoals ik heb aangegeven in de brief van 16 maart jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 737), heeft het netwerk in huidige vorm geen meerwaarde als het gaat om de inzichten die het op levert. Voor deelnemers die aangeven het prettig te vinden op hun eigen sensor te kunnen zien aan welke grondbeweging hun woning is blootgesteld, bestaat die meerwaarde wel. Met het oog daarop heb ik aangegeven dat deelnemers de sensor mogen houden. Omdat participatie van bewoners bij metingen het vertrouwen kan vergroten, heb ik daarnaast aangegeven met het KNMI in gesprek te zijn om participatie van bewoners bij de monitoring van aardbevingen te bevorderen. Daarbij wordt in overleg met het KNMI bekeken of het wenselijk is om daar ook andere organisaties bij te betrekken.
Als eigenaar van het netwerk zal NAM opnieuw contact opnemen met de deelnemers; NAM benadert alle deelnemers individueel. Deelnemers krijgen van NAM de keus voor het verwijderen van de sensor, of het overnemen ervan zodat de deelnemer deze kan behouden. De sensor vormt dan geen onderdeel meer van een netwerk, maar kan door de deelnemer wel uitgelezen worden voor effecten op zijn of haar huis. Als een deelnemer kiest voor behouden, hoeft een deelnemer hier niet voor te betalen. Deelnemers ondertekenen in dat geval een korte overdrachtsovereenkomst. De sensor valt vanaf dat moment onder de verantwoordelijkheid van de deelnemer als nieuwe eigenaar. Voor de deelnemers die de sensor willen behouden, zal NAM een schriftelijke toelichting verzorgen hoe de sensor op de pc kan worden aangesloten. Daartoe vertaalt NAM de Engelstalige en technisch ingewikkelde handleiding naar begrijpelijk Nederlands. Het aansluiten en functioneren is echter verantwoordelijkheid van de (nieuwe) eigenaar, evenals eventueel onderhoud en kalibratie of later alsnog verwijderen van de sensor. NAM staat hiermee definitief op afstand. Zowel het verwijderen als het behouden van de sensor vindt altijd plaats in overleg met de deelnemers.
De leden van de SP-fractie hebben ook Kamervragen over de bestemming van de NPG-gelden ingediend. Allereerst volgen hier nog wat extra vragen: waar kan men het document met uitgaven vinden, naast de lijst met projecten? Ook vragen deze hoe de uitgaven van NPG-gelden in verhouding staan tot de voorwaarden dat de afhandeling van schade goed afgehandeld moet worden en de versterking soepel moet lopen? Hoe staat het verder met de algemene toekomstvisie die er zou zijn voordat deze gelden uitgegeven zouden worden? Hoe luidt die visie?
Antwoord
Het Nationaal Programma Groningen is een samenwerkingsverband tussen Rijk, provincie Groningen en aardbevingsgemeenten, dat werkt aan een goede toekomst voor elke Groninger, jong en oud. Daarbij geldt dat het kabinet heeft besloten dat het Nationaal Programma Groningen bestemd is voor de Groningers en dat Groningen zelf over de inzet van de middelen gaat. Daarom hebben bijvoorbeeld de gemeenteraden van de aardbevingsgemeente en provinciale staten in moeten stemmen met het programmakader en de financiële opbouw. Het Rijk draagt waar mogelijk bij en neemt haar verantwoordelijkheid maar de Groningers zelf, bedrijven, regionale overheden, en hun volksvertegenwoordigingen staan primair aan de lat voor de ontwikkeling en uitvoering van het Nationaal Programma Groningen. Het Nationaal Programma Groningen brengt mensen, ideeën, partijen en middelen samen en bundelt de krachten van inwoners, organisaties, bedrijven en overheden. Dit doet het programma concreet door projecten te ondersteunen voor, door en met Groningers, gericht op de economie, leefbaarheid, werken en leren, natuur en klimaat.
Gedupeerde Groningers zullen dit onder andere merken door groei van werkgelegenheid, of doordat de leefbaarheid van hun wijk of dorp toegenomen is omdat er investeringen zijn gedaan in de openbare ruimte. Deze investeringen kennen een lange aanloop- en implementatietijd. Daarom is gekozen om daar nu al in te investeren, want waar een goede schade-afhandeling en versterking door het NPG-bestuur is aangemerkt als randvoorwaarde voor het slagen van het Nationaal Programma Groningen, hoeft dit volgens dit bestuur de start van dergelijke initiatieven niet tegen te houden. Om dezelfde reden is ook besloten om elke gemeente en de provincie al in 2019 de mogelijkheid te geven om voor 15 miljoen euro urgente projecten in te dienen. Op de website van het NPG (www.nationaalprogrammagroningen.nl) staan projecten waar het programma tot nu in geïnvesteerd heeft. Bovendien wordt er door het programmabureau momenteel de laatste hand gelegd aan het jaarverslag waarin alle projecten vermeld staan, die ook uw Kamer zal ontvangen.
Daarnaast loopt vanuit het Nationaal Programma Groningen momenteel het project Toukomst, waar 100 miljoen euro voor gereserveerd is. Op www.toukomst.nl kunnen Groningers grote ideeën voor de toekomst van de provincie Groningen insturen, waarmee zij de toekomst van de provincie Groningen willen maken. Ook kunnen zij zich aanmelden voor het Toukomstpanel, dat mede bepaalt aan welke projecten deze middelen besteed zullen worden. Met de ideeën die met Toukomst opgehaald worden en alle gesprekken die met de Groningers gevoerd worden gaat Nationaal Programma Groningen het volgende doen:
– Toukomstprojecten: ideeën die elkaar versterken worden, samen met de indieners en Groningers die aangegeven hebben dat ze mee willen denken, gebundeld tot grote projecten die echt het verschil maken voor de toekomst van Groningen.
– Toukomstbeeld (toekomstvisie): op basis van de ingestuurde ideeën maakt wordt een Toukomstbeeld voor Groningen – een samenhangende blik op de toekomst van Groningen, gemaakt. Dit wordt geen omvangrijke beleidsnota en ook geen kaart van de provincie. Het Toukomstbeeld kan als inspiratie dienen voor de programma’s van Nationaal Programma Groningen en de visies die de gemeenten en de provincie gaan maken. Een voorbeeld van hoe dit Toukomstbeeld eruit kan zien, is Panorama Nederland van de Rijksbouwmeester.
Vanwege de coronacrisis heeft het programmabureau aangegeven dat Toukomst vertraging op zal lopen, aangezien verschillende bijeenkomsten met Groningers niet door kunnen gaan. Zodra deze visie gereed is zal de Minister van BZK deze uw Kamer doen toekomen.
De beantwoording van de Kamervragen over het NPG heeft bij de leden van de SP-fractie meer vragen opgeroepen dan beantwoord. Want in hoeverre is er sprake van participatie door inwoners van Groningen? Wat wordt precies verstaan onder participatie? Wat wordt precies verstaan onder proportionaliteit? Hoe worden de mensen om wiens toekomst het zou moeten gaan betrokken bij de verdeling van de gelden? Hoeveel «gewone» inwoners van Groningen zijn er gekozen in het bestuur van het NPG? Hoe onafhankelijk is dat bestuur? Hoe weet dit bestuur wat gedupeerde Groningers nodig hebben om te profiteren van verhoogde leefbaarheid? Wie zit er in de onafhankelijke beoordelingscommissie? Hoe gaat het toetsen van projecten in zijn werk? Op welke wijze profiteren gedupeerde Groningers van de brede welvaart die structureel wordt verhoogd in het gebied? Wie zit er in de onafhankelijke partij, die ieder jaar de NPG evalueert? Is dat dezelfde groep als de onafhankelijke beoordelingscommissie? Welk deel van 1.150 miljoen euro wordt gebruikt voor de Toekomst-campagne, waar Groningers ideeën kunnen indienen? Hoeveel van het geld gaat naar de gemeente Groningen? Hoeveel geld gaat er naar de andere gemeenten?
Antwoord
Binnen het Nationaal Programma Groningen zijn de gemeenten en provincies verantwoordelijk voor de besteding van het grootste deel van het startkapitaal van 1,15 miljard euro, namelijk 805 miljoen euro. Het eerste deel hiervan (402,5 miljoen euro) is toegewezen aan de aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen (zie bijlage 27). Voor de volledigheid zie onderstaande tabel.
Organisatie |
Bedrag (x1 miljoen euro) |
---|---|
Gemeente Eemsdelta |
82 |
Gemeente Het HogeLand |
38 |
Gemeente Midden-Groningen |
48 |
Gemeente Oldambt |
22 |
Gemeente Groningen |
41 |
Provincie Groningen |
173 |
N.B. bij de verdeling is vooruitgelopen op de aanstaande herindeling van de gemeenten Loppersum, Delfzijl & Appingedam in de nieuw te vormen gemeente «Eemsdelta».
De resterende 402,5 miljoen wordt in 2023 toegewezen. Deze overheden stellen momenteel samen met inwoners, gemeenteraden, provinciale staten en stakeholders programma's op. Deze programma's worden door een onafhankelijke beoordelingscommissie getoetst aan het programmakader en daarna voorgelegd aan het NPG-bestuur. Na goedkeuring door het NPG-bestuur kan tot uitvoering overgegaan worden.
Bewonersparticipatie is hierbij van groot belang en één van de zes randvoorwaarden waar de programma’s aan getoetst worden. De Minister van BZK ondersteunt dit waar mogelijk. Een andere randvoorwaarde waar de leden van de SP-fractie naar vroegen was proportionaliteit. Hiermee wordt bedoeld dat de gevraagde bijdrage voor projecten in verhouding moet staan tot het doel. Daarnaast wordt gekeken of er maximaal gebruik gemaakt wordt van een «hefboomfunctie» om vervolginvesteringen in de regio te realiseren.
Daarnaast zien enkele vragen van de leden van de SP-fractie op het bestuur van Nationaal Programma Groningen, de onafhankelijke beoordelingscommissie en de partij die de evaluatie uitvoert. Naast de betrokken overheden is er ook nadrukkelijk voor gekozen om maatschappelijke partijen in het NPG-bestuur te plaatsen. Dat zijn bijvoorbeeld de voorzitter van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen, de voorzitter van de Raad van Commissarissen van Avebe en de secretaris van het Groninger Gasberaad (zie https://www.nationaalprogrammagroningen.nl/bestuur/ voor de volledige lijst van het bestuur NPG). Alle bestuursleden hebben diepe wortels in de regio en een brede maatschappelijke achterban uit verschillende hoeken van de samenleving. Om de kwaliteit van programma’s te borgen is verder een onafhankelijke beoordelingscommissie noodzakelijk, die toetst op de vier ambities en zes randvoorwaarden van het Nationaal Programma Groningen. Deze commissie zal binnenkort ingesteld worden.
De monitoring en evaluatie van het programma gebeurt jaarlijks door het samenwerkingsverband van E&E-advies, het Sociaal Planbureau Groningen en Aletta Jacobs School of Public Health van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ook vragen de leden van de SP-fractie wie heeft bepaald dat er 40 miljoen euro naar de zorgvisie aardbevingsbestendige zorg gaat. Gaat het allemaal naar het vastgoed? Hoeveel versterkingsgeld is er van de NAM naar de zorgvisie aardbevingsbestendige zorg gegaan? Wie draagt nog meer bij aan deze visie? Welke plannen liggen er nu klaar om uitgevoerd te worden zodat mensen geholpen worden met gezondheidsproblemen? Wat doet de Minister aan het wegnemen van deze stress?
Antwoord
Het bestuur van het Nationaal Programma Groningen, de zeven gemeenteraden van de aardbevingsgemeenten en provinciale staten hebben in de «financiële opbouw» besloten dat het Nationaal Programma Groningen 40 miljoen euro reserveert voor deze zorgvisie. Deze zorgvisie gaat over zorg op grond van de Wet Langdurige Zorg die in het gebied geleverd werd in 70 panden. Daarvan worden er 50 versterkt. Voor ruim 900 plaatsen (het equivalent van 20 voormalige panden) vindt nieuwbouw plaats. De beschikbare middelen worden ingezet voor de bouw van toekomst- en aardbevingsbestendige zorgpanden, voor zorginnovatie en vernieuwing, voor de samenwerking tussen zorgsectoren en voor een samenwerking van de zorgsectoren met het onderwijs. Andere partijen dragen het volgende bij: de zorgpartijen 153 miljoen euro, het Ministerie van VWS draagt 40 miljoen euro bij en garandeert de dekking van de geplande nieuwbouw. Het gesprek met NAM over een bedrag voor de versterking van zorgpanden die worden vernieuwd, is nog niet afgerond. Voor uw vragen over investeringen in de preventieve zorg met het oog op de sociale en emotionele ondersteuning van inwoners verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de leden van de VVD op dit punt.
Waarom hebben de onderwijsinstellingen nog geen geld uit het NPG ontvangen? Wanneer het over de toekomst van Groningen gaat, zou het onderwijs er toch juist bij betrokken moeten worden?
Antwoord
De Minister van BZK deelt de mening van de leden van de SP-fractie dat het onderwijs betrokken moet zijn bij Nationaal Programma Groningen. Vandaar dat de Rijksuniversiteit Groningen vertegenwoordigd is in het NPG-bestuur. Ook worden de andere onderwijsinstellingen nauw betrokken bij het opstellen van de programma's van bijvoorbeeld gemeenten en provincie Groningen. De uitwerking van deze en andere programma’s wordt rond de zomer verwacht (ook afhankelijk van de doorlooptijd van de coronacrisis) waarna middelen van het Nationaal Programma Groningen naar verwachting gebruikt zullen worden om met het Groningse onderwijsveld de toekomst van Groningers vorm te zullen geven.
Is de verwijzing naar vraag 9 bij vraag 10 een impliciete erkenning dat de New Energy Coalition gedomineerd en geregisseerd en feitelijk geleid wordt door de fossiele bedrijven? Zo nee, op welke manier is de New Energy Coalition dan betrokken bij de NPG? Welke bedrijven zijn betrokken als partners bij aanvragen die door gemeenten en/of provincie Groningen gedaan zijn?Waarom geeft de Minister geen antwoord op de vraag of er NPG-gelden direct of indirect terechtkomen bij Shell of projecten waarbij Shell betrokken is? Wanneer Shell betrokken is, op welke manier is dit dan? Wat is dan de bijdrage die ze in Groningen leveren? Hoe en waar doen ze dat dan? De leden van de SP-fractie vinden het volstrekt onacceptabel dat Shell ook hier weer een handje ophoudt.
Antwoord
In de antwoorden op de vragen van het lid Beckerman (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2132) heeft de Minister van BZK aangegeven dat de New Energy Coalition als partner betrokken is bij drie projecten. Dit had geenszins betrekking op de governance van de New Energy Coalition. Er is geen directe (subsidie)relatie tussen de New Energy Coalition en het Nationaal Programma Groningen. De leden van de SP-fractie vroegen voorts welke bedrijven als partner betrokken zijn bij aanvragen door gemeenten en/of provincie Groningen. Op www.nationaalprogrammagroningen.nl/projecten kunt u per project zien welke partners erbij betrokken zijn. Doordat er al 100 projecten onder het Nationaal Programma Groningen vallen is het niet mogelijk daar in deze beantwoording een overzicht van te geven Tenslotte waren er nog vervolgvragen over de betrokkenheid van Shell bij het Nationaal Programma Groningen. Shell heeft geen gelden ontvangen vanuit het Nationaal Programma Groningen en is ook niet als partner betrokken bij het Nationaal Programma Groningen.
De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag over de waardedalingscompensatie. Door met postcodes te werken, bestaat de kans dat mensen die redelijk dicht bij elkaar wonen, een redelijk verschillend percentage compensatie krijgen. Is de Minister bereid te kijken naar een rechtvaardiger manier van compensatie voor de waardedaling van woningen van mensen?
Antwoord
Zoals ik uw Kamer op 14 november 2019 per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 696) heb laten weten heb ik het advies van de adviescommissie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen ter beschikking gesteld aan de kwartiermaker IMG. De kwartiermaker IMG zal voorafgaand aan de oprichting van het IMG een werkwijze om schade als gevolg van waardedaling van woningen af te handelen publiceren. Gelet op de onafhankelijkheid van het IMG past het mij niet om inhoudelijke uitspraken te doen over deze werkwijze.
Ook willen de leden van de SP-fractie vragen naar de nulmeting. Alle huizen van mensen die de stuwmeerregeling hebben geaccepteerd, moesten een nulmeting ondergaan. Hoeveel huizen hebben die nulmeting inmiddels gehad? Hoeveel moeten er dan nog? Tevens vragen deze leden welke resultaten hieruit zijn gekomen. Wat was het gemiddelde schadebedrag per meting? Wat was het totale schadebedrag? Kan de Minister daar iets over zeggen? Vallen er conclusies te trekken uit die resultaten? Zo ja, welke? Is de betrokken gedupeerden gevraagd hoe ze de regeling hebben ervaren? Is de Minister bereidt dat alsnog te doen?
Antwoord
De nulmeting in het kader van de Stuwmeerregeling dient niet, zoals wel het geval is bij een reguliere schade-opname, als een beoordeling van de schade of de kosten van het herstel. De nulmeting wordt enkel gebruikt om vast te leggen welke schade met de Stuwmeerregeling is vergoed. Dit om nieuwe schade in de toekomst van deze schade te kunnen onderscheiden. Op dit moment heeft er in totaal op 7480 adressen een nulmeting in het kader van de Stuwmeerregeling plaatsgevonden. Van dit aantal zijn voor 7.163 adressen de rapporten reeds opgeleverd aan aanvragers (317 wachten nog op rapport). Door de gevolgen van de coronacrisis zijn 37 geplande opnames voor een nulmeting geannuleerd. Dit brengt het totaal aantal adressen waarvoor nog een afspraak voor een nulmeting gemaakt moet worden op 140. Er heeft geen algemeen klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden ten aanzien van de Stuwmeerregeling. Wel heeft de TCMG ten tijde van de Stuwmeerregeling de vinger aan de pols gehouden en signalen ontvangen, bijvoorbeeld via schademelders zelf en diens zaakbegeleiders. Het algemene beeld hieruit is dat de keuze voor de Stuwmeerregeling met name heeft geleid tot zekerheid en snelheid, dit veelal tot tevredenheid van de betrokkenen. Ten algemene voert de TCMG klanttevredenheidsonderzoeken onder schademelders uit. De resultaten daarvan zijn in het op 23 maart jl. gepubliceerde jaarverslag opgenomen.8
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over mensen die inmiddels bezig zijn met de versterking. Is het de Minister bekend dat de NCG de rekeningen van aannemers niet betaalt? Dat er mensen nu in financiële problemen komen daardoor? Weet de Minister dat de huur van woonunits, waar mensen tijdens versterking in wonen, niet wordt betaald? Wat gaat de Minister op welke termijn doen om dit soort toestanden te voorkomen?
Antwoord
De NCG betaalt – met ingang van 1 januari 2020 – alle facturen voor de uitvoering van versterkingen en tijdelijke huisvesting. Er zijn mij geen betalingsachterstanden bekend.
Dan willen de leden van de SP-fractie ook nog aandacht vragen de functie van WIJ-teams in het aardbevingsgebied in Groningen. Er staan veel wisselwoningen leeg, omdat de versterking niet op gang komt. Het WIJ-team bepaalt mede of mensen die in hun onveilige bang zijn, wel of niet in zo’n wisselwoning mogen, terwijl de huisarts bereid is deze mensen te helpen door het schrijven van een indicatie. Deze leden kunnen zich goed voorstellen dat deze teams heel goed inzetbaar kunnen zijn in verlagen van stressfactoren, die gedupeerden al voldoende hebben. Het zou contraproductief zijn wanneer er extra stress aan toegevoegd wordt.
Ten slotte willen de leden van de SP-fractie nog vragen naar depotovereenkomsten. Anders dan de Minister in zijn beantwoording liet weten, waren er wel degelijk gedupeerden die door de overgang van het Centrum Veilig Wonen (CVW) naar de NCG niet tot het tekenen van een depotovereenkomst kwamen. Graag willen deze leden weten in hoeveel gevallen dit heeft gespeeld en in hoeveel gevallen het nu nog speelt.
Antwoord
Er zijn 15 adressen die in de transitie van de taken van het CVW naar het Rijk in beeld waren voor een depotovereenkomst. Zoals aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen van 5 februari 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1623) had de NCG de voorkeur om te werken met voorschotbetalingen, in afwachting van een publieke regeling, met als doel de voortgang van de versterkingsopgave te kunnen garanderen. In een aantal gevallen hebben bewoners die al in een vergevorderd stadium waren gevraagd of er toch geen mogelijkheid zou zijn om vooruitlopend op de definitieve regeling met een depot te werken in plaats van een voorschotregeling. Dat is alsnog mogelijk gemaakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de gaswinning in het waddengebied, zeker als het gaat om nieuwe projecten. Het blijkt met de huidige meetmethodes niet goed mogelijk om het effect van huidige winning op toekomstige bodemdaling in te schatten. In zijn reactie op het rapport van de auditcommissie gaat de Minister hier slechts beperkt op in. Is de Minister bereid om met een uitgebreider reactie te komen, in samenspraak met het SodM? Deze slecht in te schatten toekomstige daling kan ook gevolgen hebben voor het hand aan de kraan-principe, dat er immers van uitgaat dat per direct gestuurd kan worden. Op welke wijze gaat de Minister dit ondervangen en is de Minister bereid het hand aan de kraan-principe te heroverwegen? Voorts zijn er plannen voor meer zoutwinning onder het Waddenzeegebied. Hoe is verzekerd dat de meetmethodes op orde zijn en hoe wordt milieuschade als gevolg van mijnbouwstapeling zoveel mogelijk voorkomen?
Antwoord
De huidige metingen van de bodemdaling in de diepe ondergrond door gaswinning geven een nauwkeurig beeld van de bodemdaling onder de Waddenzee. Omgerekend naar het gemiddelde wordt de bodemdalingssnelheid tot op enkele tienden van millimeters per jaar nauwkeurig bepaald. Dit moet in verhouding worden gezien tot de jaarlijkse variatie in de waterstanden die enkele decimeters bedraagt. De nauwkeurige metingen aan de bodemdaling van de ondergrond door gaswinning hebben ook geleid tot steeds betere voorspellingen van de toekomstige bodemdaling door gaswinning, met inbegrip van de na-ijleffecten. Zowel op de metingen, als op de voorspellingen wordt toegezien door SodM en hierover zijn uitgebreide rapportages beschikbaar.
Ook op de metingen van de bodemdaling door de zoutwinning wordt toegezien door het SodM. Dit toezicht heeft ook betrekking op de toekomstige winning van zout onder de Waddenzee.
Daarnaast zal ik invulling geven aan de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van de leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der Lee (GL) en zal ik een wetenschappelijk panel instellen dat de effectiviteit van het hand aan de kraan-principe om de natuurwaarden in het waddengebied te beschermen zal beoordelen. Mijn voornemen is dat dit panel nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht gaat houden en hierover een oordeel geeft. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding in ieder geval ook SodM, Deltares en KNMI betrekken. De uitvoering van deze motie is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december 2020 informeren.
Bij de gebruiksruimteberekening voor bodemdaling door de winning van diepe delfstoffen, als onderdeel van de hand aan de kraan-systematiek, wordt de bodemdaling als gevolg alle diepe delfstoffenwinning (gas en zout) gestapeld, om vast te stellen of het meegroeivermogen niet wordt overschreden, ook in de toekomstige situatie met versnelde zeespiegelstijging.
SodM houdt toezicht op de uitvoering van de winningsplannen en de meetplannen. In het kader van het meetplan worden alle metingen gericht op het in kaart brengen van de feitelijke bodemdaling aan SodM toegestuurd. Ook houdt SodM in het kader van het winningsplan toezicht op de bodemdalingsvoorspellingen als vastgelegd in het winningsplan mede in samenhang met de uitkomsten van de LTS-studie.
De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen van de mijnbouw in de omgeving Pieterzijl. De aardbevingsschade is inmiddels aanzienlijk, en ook wordt overlast ervaren van de mijnbouw. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat ook recht wordt gedaan aan de mensen met aardbevingsschade in Pieterzijl, en is de Minister bereid met alle betrokken instanties om de tafel te zitten om deze mensen zo snel mogelijk te helpen? Hoe wordt eventuele bodemschade en grondwatervervuiling als gevolg van fracken gemonitord? Is de Minister bereid de motie van het lid Nijboer (PvdA) die vraagt ook mensen in Pieterzijl recht et doen uit te voeren, omdat de Minister deze motie oordeel Kamer gaf in het debat?
Antwoord
Pieterzijl (gemeente Westerkwartier) ligt in Groningen op de grens met provincie Friesland. Pieterzijl ligt in de invloedssfeer van het kleine gasveld Pieterzijl-Oost en de gasopslag Grijpskerk. Om recht te doen aan alle gevallen van mijnbouwschade waaronder die in Pieterzijl, heb ik een schadeprotocol opgesteld waaraan de sector zich heeft geconformeerd. Tot de instelling van de Commissie Mijnbouwschade die voorzien is per 1 juli 2020, heeft NAM aangegeven conform het schadeprotocol te handelen. Dit geldt dus ook voor schademeldingen uit Pieterzijl. Ik ben voorts nagegaan bij de TCMG in hoeverre daar veel schademeldingen zijn gedaan. Sinds de oprichting van de TCMG zijn een beperkt aantal schademeldingen gedaan. De meerderheid daarvan is reeds afgehandeld. In lijn met de motie met Kamerstuk 33 529, nr. 729 van het lid Nijboer (PvdA) heb ik de situatie in Pieterzijl onder de aandacht gebracht bij de TCMG en de betrokken exploitanten van de kleine velden.
Om het gas beter te laten toestromen heeft NAM in het winningsplan Pieterzijl de mogelijkheid tot fracken beschreven. Als NAM in het gasveld Pieterzijl-Oost daadwerkelijk wil gaan fracken moet NAM hiervoor een werkprogramma en een veiligheids- en gezondheidsdocument indienen bij SodM. SodM zal tevens toezicht houden op de frackoperaties.
Uit onderzoek van zowel SodM als TNO is gebleken dat er bij de ruim 350 frackoperaties die de afgelopen decennia geen effecten op natuur en milieu zijn geconstateerd. Er wordt dan ook geen bodemschade of grondwatervervuiling verwacht. Als het fracken volgens het werkprogramma verloopt en er ook anderszins geen gebeurtenissen zijn die daartoe aanleiding geven, volstaat de monitoring van het grondwater en grondwaterkwaliteit met het Provinciaal Meetnet Grondwaterkwaliteit.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ver de kwartiermaker IMG met zijn werkzaamheden is en hoe een soepele overgang van TCMG naar IMG wordt verzekerd. Waarom heeft IMG nog geen website? Gaat schadeafhandeling op dit moment door, en hoeveel afhandelingen zijn er tot nu toe dit kalenderjaar behandeld? In hoeverre beïnvloedt de situatie met het coronavirus de schadeafhandeling? Hoe wordt verzekerd dat zowel bestaande meldingen als nieuwe meldingen voortvarend worden behandeld?
Antwoord
De kwartiermaker IMG ligt op schema om een soepele overgang te kunnen waarborgen van TCMG naar IMG, waarbij het grootste deel van wat er ter uitvoering van de wet geregeld moet worden al in ontwerp gereed is. De belangrijkste wijzigingen voor de Groningers bij de overgang van TCMG naar IMG zijn de extra taken en bevoegdheden van het IMG (zoals bijvoorbeeld immateriële schade en schade door waardedaling). Uitgangspunten bij de communicatie over het IMG zijn het voorkomen van verwarring door de indruk te wekken dat er een nieuwe organisatie bijkomt, het gebruikmaken van de bekendheid van de TCMG en van een voorzichtig groeiend vertrouwen in de TCMG in de regio. Daarom wordt ingezet op maximale herkenbaarheid. In de uitingen zoals het logo en de huisstijl zullen de wijzigingen dan ook minimaal zijn. Zo behoudt de website de URL www.schadedoormijnbouw.nl. In de komende maanden worden de Groningers via verschillende kanalen en middelen geïnformeerd over de start en de uitbreiding van taken en bevoegdheden van het IMG. Voor het antwoord op de corona vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
Agrariërs en andere ondernemers zitten al tijden in de rats en hebben nog altijd geen duidelijkheid. Daar komt voor sectoren als horeca, hotels, cultuur, recreatie vanwege corona het voor de kiezen krijgen. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer zij nou eindelijk worden geholpen.
Antwoord
De TCMG heeft aangegeven te zijn gestart met een kleinschalige proef met schade-opnames op afstand via smartphone of tablet bij woningen. Een onafhankelijke deskundige en een zaakbegeleider kijken dan live via de camera met een bewoner mee. Daarnaast stuurt de TCMG weer deskundigen op pad voor schade-opnames in grote, nu leegstaande panden, zoals horeca, grote winkelpanden, kerken- en schoolgebouwen. Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie en CDA-fractie over de afhandeling van schademeldingen bij agrariërs. Voor het antwoord op de corona vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van het kabinet over het afbouwen van de gaswinning in Groningen en het afhandelen van de materiële en immateriële schade. Deze leden hebben op een aantal punten nog vragen aan het kabinet. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed dat er voortgang wordt gemaakt met het vergoeden van immateriële schade. Dit kan niet al het leed wegnemen, maar is wel een vorm van erkenning voor het leed dat Groningen is aangedaan, zoals ook door de Minister is omschreven. Bij immateriële schade zal het gaan om een grote diversiteit aan schadeverzoeken, variërend van gederfde inkomsten tot psychisch leed. De Minister schrijft over een spanningsveld tussen een grote hoeveelheid aanvragen en de behoefte aan een maatwerkaanpak. Hoe wordt omgegaan met dit spanningsveld, mede in het licht van de diversiteit aan aanvragen? Wordt bij immateriële schade uitgegaan van het bewijsvermoeden? Zo niet, op welke manier wil de Minister voorkomen dat bewoners – in het bijzonder mensen met gezondheidsschade – een juridisch traject in worden gezogen? Op welke manier wordt in de regeling aandacht besteed aan gezondheidsschade van mensen? Is het realistisch dat alle bewoners worden uitgenodigd om hun verhaal te doen? Op welke manier wordt dit vormgegeven? Wordt bij het vormgeven van de regeling voor het vergoeden van immateriële schade ook contact gezocht met de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen, die het Gronings Perspectief hebben opgesteld?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie en PVV-fractie over immateriële schade.
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over mijnbouwactiviteiten in UNESCO werelderfgoed het Waddengebied, meer specifiek over de toepassing van het hand aan de kraan-principe. Hierbij wordt uitgegaan van drie parameters: sedimentatiesnelheid, bodemdalingssnelheid en zeelspiegelstijging. Hierover zijn nieuwe inzichten ontstaan. Allereerst constateert de NAM zelf in een rapport van juli 2019 dat sprake is van een (veel) langer na-ijleffect dan waar oorspronkelijk rekening mee werd gehouden. In hetzelfde rapport worden twijfels geuit over de houdbaarheid van het hand aan de kraan-principe als bepaalde scenario’s voor zeespiegelstijging werkelijkheid worden. Voorts zijn door de Auditcommissie kritische kanttekeningen geplaatst bij het hand-aan-de-kraan principe (rapport december 2019). Op basis daarvan zou volgens deze leden geconcludeerd moeten worden dat het hand-aan-de-kraan principe niet langer kan garanderen dat hiermee de natuur voldoende beschermd wordt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om een onafhankelijke commissie integraal onderzoek naar het hand aan de kraan-principe in relatie tot nieuwe informatie over zeespiegelstijging en bodemdaling te laten uitvoeren, waarin vertegenwoordigers van in ieder geval SodM, KNMI en UNESCO een plek zouden moeten hebben. Is de Minister bereid een dergelijke onderzoekscommissie in te stellen? Is de Minister bereid in afwachting van het onderzoeksresultaat geen nieuwe vergunningen voor mijnbouwactiviteiten in het Waddengebied te verstrekken? Wanneer gaat de Minister in gesprek met de Waddenvereniging?
Antwoord
Ik zal conform de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van de leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der Lee (GL) een wetenschappelijk panel instellen dat de effectiviteit van de hand aan de kraan om de natuur van Werelderfgoed Waddenzee te beschermen beoordeelt. Ik ben voornemens een panel in te stellen dat nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht te houden en hierover een oordeel te geven. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding ook SodM, Deltares en het KNMI betrekken en tevens bekijken welke rol UNESCO hierin kan spelen. De uitvoering van deze motie is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december 2020 informeren.
Indien operators bij het doen van aanvragen voor een vergunning zich houden aan de wettelijke bepalingen en het vastgestelde beleid neem ik deze aanvragen in behandeling. In de verdere procedure wordt advies gevraagd aan de in de Mijnbouwwet genoemde adviseurs. Op basis van deze adviezen en een eigen oordeel kom ik tot een besluit. Ik zie gelet op de zorgvuldigheid die hierbij in acht wordt genomen geen aanleiding procedures op te schorten en geen vergunningen meer te verlenen.
Op het ogenblik wordt er gezocht naar een datum voor gesprek tussen mij en de Waddenvereniging. Daarbij zullen dan de rapportages van de Auditcommissies, de brief met de wetenschappelijke onderbouwing van het hand aan de kraan-beleid en de instelling van het wetenschappelijke panel besproken kunnen worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke effecten het coronavirus heeft op de schadeafhandeling en versterking. Deze leden hebben begrip voor de situatie, maar vragen hierover in ieder geval duidelijk te communiceren met bewoners en reële verwachtingen te schetsen, omdat ook al vóór de huidige crisissituatie te vaak is gebleken dat mensen in onzekerheid verkeren over wat er met hun huis gaat gebeuren.
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de coronacrisis.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag dat het Wetsvoorstel Versterking Groningen wordt aangemerkt als urgent, waardoor dit met voorrang behandeld kan worden zodra dit gezien de omstandigheden rond het coronavirus mogelijk is. De komende weken en maanden zijn uiterst onzeker. De parlementaire enquête blijft echter van belang.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief en bijbehorende stukken over de zout- en gaswinning onder de Waddenzee en hebben een groot aantal vragen over de kabinetsinzet. De leden PvdD-fractie maken zich zorgen om de kwetsbare natuur in het Waddengebied en het huidige overheidsbeleid neemt die zorgen niet weg. Een gebied dat wordt gekenmerkt door een unieke dynamiek waarbij de kleinste verschillen (bijvoorbeeld het wel of niet droogvallen van wadplaten) letterlijk van levensbelang zijn. Deze leden zijn van mening dat het ondernemen van economische activiteiten waarbij schadelijke effecten ingecalculeerd zijn in zo’n gebied onverstandig en dus zeer ongewenst is. Zij zijn ook van mening dat het onverstandig en dus zeer ongewenst is een activiteit te ondernemen die schade veroorzaakt en die niet meer gestopt kan worden wanneer de schadelijke effecten voor de natuur uit de hand lopen. Zij zijn verder van mening dat het onverstandig en dus zeer ongewenst is een economische activiteit te ondernemen die ingrijpt op juist dat aspect dat dit gebied zo uniek maakt (zijnde de delicate bodembalans). Zij roepen de Minister daarom op de Waddenzee te respecteren en zo snel als mogelijk te stoppen met de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee. De leden PvdD-fractie constateren dat de Minister in zijn brief stelt dat er geen negatieve gevolgen mogen optreden voor de beschermde natuurwaarden in het Waddengebied. Allereerst vragen deze leden of de Minister de mening deelt dat alle effecten dan met zekerheid in beeld moeten zijn voordat economische activiteiten overwogen kunnen worden. Is de Minister van mening dat alle effecten op de beschermde natuurwaarden van de Waddenzee op dit moment in beeld zijn? Indien dat niet het geval is, deelt de Minister dan de mening dat vervolgonderzoek nodig is en er tot die tijd niet geboord kan worden? Hoe garandeert de Minister anders dat er geen negatieve gevolgen zijn als niet alle gevolgen in beeld zijn?
Antwoord
De relevante parameters zijn voldoende in beeld om mogelijk effecten op de beschermde natuurwaarden ten gevolge van de vergunde activiteiten in beeld te hebben en te houden. Ook het signaal dat er relatief lagere aantallen van een vogelsoort in het gaswinningsgebied zijn geteld in vergelijking met elders in het waddengebied is niet direct bepalend voor een antwoord op de vraag of de draagkracht van het systeem voor die soort dan voldoende is. Wel betekent een dergelijke signaal veelal dat er vervolgonderzoek naar verklarende factoren voor bijvoorbeeld lagere aantallen nodig is.
Daarbij blijft voor alle (economische) activiteiten, die een mogelijke significant negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden in het waddengebied, gelden dat vast dient te staan dat daar geen sprake van is. Bij het optreden van dergelijke effecten wordt geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming verleend. Zowel voor de bestaande gaswinning onder de oostelijke Waddenzee als voor de zoutwinning onder de Waddenzee zijn onherroepelijke vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming verleend. De meet- en monitoringsactiviteiten op grond van de Mijnbouwwet en de Wet natuurbescherming en de onafhankelijke advisering daarover door de betreffende Auditcommissies zijn voldoende waarborgen om effecten tijdig in beeld te krijgen om zo nodig het hand aan de kraan-principe toe te passen.
Is de Minister van mening dat al deze effecten voldoende nauwkeurig gemonitord worden en kunnen worden? Is de Minister van mening dat er wel schadelijke gevolgen mogen optreden voor natuurwaarden die niet expliciet beschermd zijn? Zo ja, hoe zijn niet beschermde natuurwaarden en wel beschermde natuurwaarden volgens de Minister los van elkaar te bezien in een complex ecosysteem als het Waddengebied?
Antwoord
Ja, ik ben van mening dat alle relevante parameters adequaat gemonitord kunnen worden.
Uitgangspunt is dat de staat van instandhouding van de doelen van het Natura 2000-gebied in stand worden gehouden indien deze gunstig is of hersteld indien deze ongunstig is.
De leden PvdD-fractie lezen in de brief van de Minister dat voor mei 2020 de tweede nulmetingsrapportage (monitoringsjaar 2019) opgeleverd gaat worden. Kan de Minister aangeven hoe de twee nulmetingen voor een trendanalyse gebruikt gaan worden als de Auditcommissie over de nulmetingsrapportage monitoringsjaar 2018 stelt dat «de bruikbaarheid van een deel van de metingen nog onvoldoende is»?
Wat is de reactie van de Minister op deze conclusie? Hoeveel rapportages zijn er volgens de Minister nodig om voldoende betrouwbare trends te kunnen bepalen?
Antwoord
Frisia gebruikt de tijd voorafgaande aan zoutwinning om tot een goede monitoring te komen. De trends worden bepaald op basis van de beschikbare meetgegevens over een langere periode en dat betreft veelal meer dan twee nulmetingen. De rapportage, die Frisia in mei 2020 moet opleveren over het monitoringsjaar 2019, zal een uitbreiding en verbetering bevatten van de nulmeting over het monitoringsjaar 2018 zoals deze nu in een herziene versie bij de Auditcommissie zoutwinning voorligt. De verbetering wordt uitgevoerd op basis van de adviezen van de Auditcommissie. Ik zie er op toe dat Frisia niet start met de winning voordat Frisia de nulmetingen volledig op orde heeft en deze aan alle gestelde kwaliteitseisen voldoen.
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister de mening van de Auditcommissie deelt dat de nulmetingsrapportage over monitoringsjaar 2018 onvoldoende bruikbaar is om negatieve effecten te kunnen aantonen of uitsluiten. Welke redenen ziet de Minister om te verwachten dat er in de komende jaren wel voldoende bruikbare monitoringsrapportages komen om negatieve effecten te kunnen aantonen en vooral te kunnen uitsluiten? Is de Minister met deze leden van mening dat het vereiste kennisniveau om een negatief effect te kunnen uitsluiten vele malen hoger is dan het vereiste kennisniveau om een negatief effect te kunnen aantonen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven of negatieve effecten moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de Minister schrijft) of dat deze «redelijkerwijs» moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de auditcommissie schrijft)? Wie bepaalt in dat laatste geval de «redelijkheid»? Deelt de Minister de mening dat wanneer niet alle negatieve effecten gemonitord en uitgesloten kunnen worden een hand-aan-de-kraan-principe dus ook geen optie is?
Antwoord
De monitoring is uitgevoerd conform de toestemmingsbesluiten op grond van de Mijnbouwwet en de Wet natuurbescherming. De Auditcommissie heeft bruikbare adviezen gegeven op basis waarvan de kwaliteit van de monitoringsrapportage verbeterd kan worden. Dit is reeds gebeurd in de herziene versie van de rapportage over 2018 die eind februari 2020 door Frisia is opgeleverd. Ik heb deze herziene rapportage ter advies voorgelegd aan de Auditcommissie.
Het gaat bij de vergunningverlening op grond van de Wet natuurbescherming om het uitsluiten van significant negatieve effecten in het licht van de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen. De monitoring is gericht op het signaleren van negatieve effecten van diepe delfstoffenwinning op natuurwaarden. Wanneer dergelijke negatieve ontwikkelingen worden gesignaleerd dient te worden aangetoond dat deze niet het gevolg van bodemdaling als gevolg van diepe delfstoffenwinning zijn. Hiertoe ga ik ook af op de adviezen van de Auditcommissies, SodM en Technische commissie bodembeweging (Tcbb). De keuze van de monitoringsparameters is gebaseerd op onderbouwde effectketens voor bodemdaling in het Waddengebied. Ook deze zijn door de Auditcommissies beoordeeld. Het monitoren van gevolgen en het vaststellen van de eventuele relatie met de activiteit vereist eenzelfde kennisniveau als nodig is geweest voor de onderbouwing van de passende beoordelingen in het kader van de Wet natuurbescherming.
De leden PvdD-fractie vragen de Minister of hij zich het mijnbouwdebat op 3 oktober 2019 kan heugen? Daarin gaf de Minister op vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan dat de onzekerheid van 7,2 cm bij LIDAR-metingen nou eenmaal het beste was dat we hadden en dat met andere meetmethodes geprobeerd zou worden de metingen verder te verfijnen. De Minister zei toen letterlijk: «Een ander antwoord dan «het wordt steeds beter» kan ik ook niet geven.» Zijn metingen die steeds beter worden voor de Minister voldoende? Of moeten de metingen zelf voldoende nauwkeurig zijn? Zijn ze dat op dit moment naar mening van de Minister? Hoe beziet de Minister zijn opmerkingen over de LIDAR-metingen in het licht van de conclusies van de Auditcommissie dat «het beoogde hergebruik van de LIDAR gegevens nog niet gelukt is»? Heeft dat te maken met de te grote onzekerheden die bij LIDAR-metingen optreden? Zo nee, waarom is hergebruik van de gegevens dan nog niet gelukt?
Kan de Minister garanderen, en zo ja op welke wijze, dat de onzekerheid van 7,2 cm binnen de marges vallen die de dieren (of specifiek de indicatorsoorten) aankunnen zonder negatieve gevolgen? Wat zijn die marges per soort?
Antwoord
De vragen over de nauwkeurigheid van de LiDAR-hoogtemetingen hebben betrekking op de monitoring van de gaswinning Waddenzee. De opmerkingen over het beoogde hergebruik van de LiDAR-hoogtemetingen hebben betrekking op de monitoring van de zoutwinning. Het is belangrijk om dit onderscheid te maken, omdat de rol van de LiDAR-hoogtemetingen bij de gas- en de zoutwinning verschillend is. Verder is het belangrijk om in beeld te houden dat metingen in samenhang beschouwd dienen te worden met de andere metingen zoals bijvoorbeeld de uitgevoerde raaimetingen.
Bij de zoutwinning zijn deze raaimetingen de primaire metingen om de hoogte van de wadplaten bij te houden. Deze metingen worden jaarlijks uitgevoerd en blijken een nauwkeurigheid te hebben van enkele centimeters. De LiDAR-hoogtemetingen worden daar iedere drie jaar aan toegevoegd om het ruimtelijke beeld van de hoogte van de platen compleet te maken. Het hergebruik van de LiDAR-hoogtemetingen levert nog niet de gewenste resultaten op, omdat het areaal van de LiDAR-meting van 2016 beperkt is en omdat de nauwkeurigheid van LiDAR-hoogtemetingen minder groot is dan die van de raaimetingen.
Voor de gaswinning wordt de LiDAR twee keer per jaar uitgevoerd. De LiDAR-metingen geven een goed beeld van de ontwikkeling van het areaal droogvallende platen in het deel van de Waddenzee waar bodemdaling door de gaswinning plaatsvindt.
De reden voor het verschil in meetaanpak tussen gas- en zoutwinning is de hoogte van de wadplaten in beide gebieden. In het deel van de Waddenzee waar gaswinning plaatsvindt, zijn de droogvallende platen relatief hoog, terwijl in het deel waar zoutwinning plaatsvindt de platen relatief laag zijn. Lage platen lenen zich goed voor metingen vanuit een schip tijdens hoogwater. Lage platen lenen zich minder voor LiDAR-metingen, die vanuit een vliegtuig tijdens laagwater worden uitgevoerd. Niet alleen is de tijdsduur waarin de metingen mogelijk zijn tijdens eb kort bij lage platen, ook heeft het water weinig tijd om van de plaat af te stromen. Beide maken het uitvoeren van de metingen lastig. Voor hoge platen geldt het omgekeerde.
Wat betreft de samenhang met de andere metingen geldt dat, naast de al genoemde raaimetingen, zowel bij de gaswinning als bij de zoutwinning naast de hoogtemetingen ook sedimentatiemetingen (ook bekend als spijkermetingen) worden uitgevoerd. Door vergelijking van de meetresultaten bij de gaswinning wordt duidelijk dat deze metingen onderling consistent zijn.
De combinatie van metingen maakt het voor zowel de gaswinning als de zoutwinning mogelijk om vast te stellen welke veranderingen plaatsvinden op de droogvallende wadplaten en daar uitspraken over te kunnen doen waar het betreft de relatie met diepe delfstoffenwinning onder de Waddenzee.
De leden PvdD-fractie vragen wat volgens de Minister de consequenties zijn nu gesteld wordt dat trendanalyses en voorspellingen niet mogelijk zijn voor ruiende bergeenden. Tegelijk wordt gesteld dat een afname van het aantal ruiende bergeenden in de komende jaren niet is uit te sluiten, maar dit niet toegeschreven kan worden aan de zoutwinning. Waar is dat dan precies op gebaseerd? De ruiende bergeend is bewust opgenomen in het meetprogramma. Wat is de consequentie voor het meetprogramma en gerelateerde soorten, nu blijkt dat deze indicator, in ieder geval met de huidige benadering, onvoldoende meetbaar is? Deelt de Minister de stelling dat voor de geselecteerde vogels (scholekster, bonte strandloper en kanoet) en voor de bodemdieren onvoldoende complete meetresultaten en analysetechnieken bestaan? Welke reden heeft de Minister te veronderstellen dat deze op korte termijn wel beschikbaar zijn? Zeker gegeven het feit dat de auditcommissie stelt dat de huidige aanpak onvoldoende is om «een vinger aan de pols te houden», terwijl een aanpak vereist is die met zekerheid of redelijke zekerheid kan uitsluiten dat een bepaald effect optreed. Hoe ver liggen volgens de Minister de woorden «een vinger aan de pols houden» en «met zekerheid uit kunnen sluiten» uit elkaar?
Antwoord
De bergeend is opgenomen in het monitoringprogramma, omdat het gebied de Vlakte van Oosterbierum, ten oosten het gebied waaronder zoutwinning plaatsvindt, het belangrijkste ruigebied is voor de bergeend in de Nederlandse Waddenzee. Voor de ruiende bergeend zijn goede, op deze soort en deze locatie toegesneden metingen beschikbaar en het herkennen van de trendmatige toename is mogelijk. De meetreeks is korter dan die van de langlopende tellingen op de hoogwatervluchtplaatsen, omdat tot halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw bergeenden deze locatie niet gebruikten om te ruien en er dus geen aanleiding was voor het uitvoeren van de metingen. Daarna zijn de aantallen ruiende bergeenden jaar op jaar toegenomen. De reden van het toegenomen gebruik van Vlakte van Oosterbierum voor ruiende bergeenden is niet bekend. De toename van de ruiende bergeend bij de Vlakte van Oosterbierum kan niet oneindig doorgaan en het is daarmee aannemelijk dat deze ontwikkeling zal stagneren. Een dergelijke trendwijziging kan niet op voorhand aan de effecten zoutwinning worden toegeschreven, omdat deze samen kan hangen met verschuivingen tussen leefgebieden op populatieniveau. Zoals reeds eerder is aangegeven heb ik Frisia gevraagd om de opmerkingen van de Auditcommissie over de bergeend als indicatorsoort te beantwoorden en te verwerken in de herziene monitoringsrapportage over 2018.
De opmerkingen van de Auditcommissie gaan niet zozeer over onvoldoende complete meetresultaten, maar hebben betrekking op het onderscheidende vermogen van de analysetechnieken. De opmerkingen van de Auditcommissie geven zicht op methodologische verbeteringen van de analyse en interpretatie van de resultaten die uitvoerbaar zijn.
Hierboven is al ingegaan op mogelijke onvoorziene ontwikkelingen, waarover wetenschappelijke gezien redelijkerwijs geen twijfel mag bestaan dat deze het gevolg zijn van zout- dan wel gaswinning.
De leden PvdD-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe alle aanbevelingen uit de Rapportage Zoutwinning Waddenzee van de Auditcommissie opgevolgd gaan worden.
Kan de Minister ook voor alle in tabel een van de Auditrapportage genoemde onderdelen benoemen welke redenen heeft de Minister om op korte termijn te verwachten dat ze toereikend verklaard kunnen worden?
Antwoord
Het is aan het bevoegd gezag (Ministeries van LNV en EZK) om te bewaken dat de aanbevelingen van de auditcommissie in de herziene versie van de nulmeting over 2018 en in de rapportages over 2019 worden opgevolgd. Ik ga er vanuit dat de Auditcommissie in haar adviezen hierover zal rapporteren. Ik ga daar nu niet op vooruitlopen.
De leden PvdD-fractie vragen de Minister verder hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk 32 849, nr. 199 ). Klopt het dat het KNMI nog niet gevraagd is een geactualiseerd zeespiegelstijgingsscenario over de Waddenzee op te stellen? Op welke termijn gaat dit gebeuren? Of is de Minister niet voornemens dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Dit jaar zal ik in samenwerking met Deltares, KNMI en TNO nieuwe scenario’s voor de zeespiegelstijging voor de Waddenzee uitwerken, die in 2021 sturend zullen zijn voor de toepassing van het «hand aan de kraan» principe. De genoemde partijen zijn daarvan op de hoogte.
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister van mening is dat, nu er onzekerheid is over hoe lang bodemdaling na-ijlt nadat de gaswinning stop zou worden gezet, het hand-aan-de-kraan-principe direct toegepast moet worden en de gaswinning stopgezet moet worden omdat anders onverantwoorde risico’s genomen worden met UNESCO-werelderfgoed. Zo nee, waarom niet? Kan de Minister uitsluiten dat het voorzorgsbeginsel niet geschonden wordt door toch de gaswinning met hand op de kraan uit te oefenen?
De leden PvdD-fractie vragen of het klopt dat het onduidelijk is of de aardbevingen met beperkte kracht op zichzelf staande gebeurtenissen zijn of dat ze de inleiding tot een grotere beving vormen. Deelt de Minister de mening van deze leden dat zolang op deze vraag geen sluitend antwoord is het hand aan de kraan-principe in werking gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het hand aan de kraan-principe treedt in werking op het moment dat de bodemdaling en de zeespiegelstijging in cumulatie de vastgestelde gebruiksruimtegrens dreigen te overschrijden. Dat werkt dus in de jaren waarvoor het zeespiegelstijgingsscenario is vastgesteld. Eventuele na-ijleffecten worden hierin meegenomen. Op dit moment is geen sprake van een dreigende overschrijding van die gebruiksruimtegrens.
Het voorzorgsbeginsel wordt voor diepe delfstoffenwinning onder de Waddenzee zorgvuldig in acht genomen. Waar andere projecten met een eenmalige passende beoordeling kunnen volstaan, is voor mijnbouw het «hand aan de kraan» principe geeffectueerd. Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie over het voorkomen van negatieve effecten op natuurwaarden.
Indien de meet- en monitoringsresultaten en het advies van de Auditcommissie aangeven dat een (dreigende) overschrijding van het gebruiksruimte aan de orde is, zal ik de gaswinning in het betreffende gebied geheel of gedeeltelijk stil leggen (hand aan de kraan). Tot nu toe, vanaf 2007, is geen sprake geweest van een daadwerkelijke of dreigende overschrijding van het gebruiksruimte.
Voor de kleinere gasvelden worden in de seismisch risicoanalyse de maximale grootte van een aardbeving berekend. De magnitude van deze aardbeving kan echter niet groter zijn dan het maximum wat bepaald is in de seismisch risicoanalyse van het winningsplan. Doordat dit meegenomen is in de besluitvorming, hier advies over is gegeven o.a. door het SodM is dit niet een argument om gaswinning als voorzorg te stoppen bij gasvelden waar een aardbeving is voorgekomen.
Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie of de Minister ook van mening is dat er teveel twijfels zijn over effecten van de mijnbouw op de Waddenzee. Deze leden vragen de Minister of hij ook van mening is dat er teveel twijfel bestaat over het nut en de werking van het huidige hand aan de kraan-principe. Is de Minister ook van mening dat er in ieder geval niet nog meer mijnbouw dan momenteel vergund onder de Waddenzee zou moeten plaatsvinden?
Antwoord
Zoals in mijn antwoord op de vraag van de CDA-fractie reeds is toegelicht heb ik geen aanleiding te veronderstellen dat er negatieve effecten van mijnbouwactiviteiten nabij en onder het waddengebied. Zoals de Auditcommissie gaswinning in haar recente advies aangeeft wordt de gebruiksruimtegrens niet overschreden en zijn er geen negatieve effecten op de natuurwaarden opgetreden.
Met monitoring, rapportage en controle hebben we een zorgvuldig systemen ingericht dat past bij de bescherming van dit natuurgebied. Nieuwe ontwikkelingen zullen aan dezelfde strenge eisen moeten voldoen en in cumulatie met reeds bestaande activiteiten moeten worden beoordeeld.
Indien operators bij het doen van aanvragen voor een vergunning zich houden aan de wettelijke bepalingen en het vastgestelde beleid neem ik deze aanvragen in behandeling. In de verdere procedure wordt advies gevraagd aan de in de Mijnbouwwet genoemde adviseurs. Op basis van deze adviezen en een eigen oordeel kom ik tot een besluit. Ik zie gelet op de zorgvuldigheid die hierbij in acht wordt genomen geen aanleiding procedures op te schorten en geen vergunningen meer te verlenen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie wijzen de Minister erop dat de Kamer via de motie van het lid Van Otterloo c.s. (Kamerstuk 35 250, nr. 33) eenstemmig aan de Minister heeft gevraagd om te expliciteren op basis van welke criteria zal worden besloten over het aflopen van de Tijdelijke wet Groningen. Heeft de Minister al enig idee hoe en wanneer hij daarmee aan de slag gaat?
Antwoord
De uitzonderlijke maatregelen die voor de afhandeling van schade zijn opgenomen in de Tijdelijke wet Groningen zijn van toepassing zolang de bijzondere situatie in Groningen dit rechtvaardigt. Aan de hand van de in de wet opgenomen evaluatieverplichting wordt periodiek bezien of het noodzakelijk is dat de maatregelen waarin deze wet voorziet blijven gelden. De wet wordt 2 jaar na inwerkingtreding voor het eerste geëvalueerd en daarna iedere drie jaar. Dit betekent dat op het moment dat de wet voor het eerst wordt geëvalueerd wordt vastgesteld aan de hand van welke criteria moet worden bezien of de maatregelen in de wet nog steeds gerechtvaardigd zijn. Het ligt daarbij voor de hand dat voor de beoordeling van de vraag of de maatregelen in de wet nog gerechtvaardigd zijn wordt getoetst of de redenen die zijn gebruikt ter rechtvaardiging van de maatregelen (Kamerstuk 35 250, nr. 3, par. 1.3) nog gelden.
De Minister heeft laten weten in overleg te zijn met de Europese Commissie over de nieuwbouwregeling en het mogelijke conflict met de staatssteunregels. Is daar al iets meer over te zeggen?
Antwoord
De gesprekken met de Europese Commissie verlopen constructief. Ik streef ernaar zo spoedig mogelijk duidelijkheid te bieden over een publiekrechtelijke nieuwbouwregeling.
Inmiddels staan er voor schadeopname dertien aannemers vermeld op de website van de IMG. Klopt dit nog? Daarbij kan men ook zelf een aannemer kiezen, zij het dat die wel een keurmerk moet hebben: Bouwgarant of Woningborg. De leden van de 50PLUS-fractie snappen dat er een of andere vorm van garantie moet worden ingebouwd om te zorgen dat een aannemer die een huis gaat versterken, ook daadwerkelijk zijn vak verstaat. Maar deze leden blijven de vrees houden dat eenmansbedrijfjes, die midden in de samenleving staan, niet altijd een keurmerk hebben vanwege alle administratie, tijdsinvestering en kosten die dit met zich meebrengt. Ook zij kunnen een forse bijdrage leveren. Is het nog steeds zo dat dit kleine aantal aannemers beschikbaar is? Kan de Minister hier nog eens op reflecteren?
Antwoord
Na een schademelding bij de TCMG vindt een schade-opname plaats. Hier zijn twee mogelijkheden. In de eerste plaats kan opname plaatsvinden door een door de TCMG ingeschakelde schade-expert. In de tweede plaats kunnen schademelders een keuze maken voor schade-opname door een aannemer (de zogenaamde aannemersvariant). In dat kader zijn met 13 aannemers afspraken gemaakt. Naast die 13 aannemers kunnen schademelders een eigen aannemer voor de schade-opname inschakelen. Om een eigen aannemer in te mogen zetten voor de schade-opname, dient aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden te zijn voldaan. Zo dient de aannemer aangesloten te zijn bij Bouwgarant of Woningborg, waar geregeld is dat de aannemer werkt op basis van de van toepassing zijnde bouw- en veiligheidsvoorschriften en is voorzien van een goede verzekering. De twee garantieorganisaties bieden een brede keuzemogelijkheid uit aannemers verspreid over de provincie Groningen en daarbuiten. Zo zijn er bijvoorbeeld in Drenthe, Friesland en Groningen circa 400 deelnemers van Bouwgarant.9 Het voorgaande staat overigens los van het laten herstellen van de schade: schademelders kunnen zelf kiezen door wie zij de schade laten herstellen, bijvoorbeeld door een eenmansbedrijf.
Een poosje geleden heeft 50PLUS-fractie al de positie van kwetsbare ouderen onder de aandacht gebracht, vooral de mensen in verpleeghuizen kunnen in geval van nood natuurlijk niet zo makkelijk wegkomen. Wordt daar rekening mee gehouden binnen de versterking? Op welke wijze? Op 12 september 2019 hebben deze leden de Minister al eens een stapeltje documenten gegeven over dit onderwerp. Deze leden ontvangen graag een reactie. Ook zelfstandig wonende ouderen met een verminderde mobiliteit zijn kwetsbaar. De leden van de 50PLUS-fractie hebben er al eerder aandacht voor gevraagd en doen dat nu weer. Wat is hun positie binnen de versterkingsoperatie? Zij zijn in geval van een calamiteit immers (deels) afhankelijk van de hulp van anderen en moeten dus vaak langer wachten op hulp. Dat betekent dat zij ergens moeten zijn wat aan hun veiligheidsbehoefte voldoet. Op welke manier zal er voor deze groep een passende veiligheidseis worden geformuleerd? Is de Minister bereid om de directeur NCG vooralsnog de bevoegdheid te geven om tot die tijd zo nodig op basis van expert-judgement tot een passende veiligheidseis te komen?
Antwoord
Leven, wonen en werken in Groningen moet even veilig zijn als op andere plekken in Nederland. De veiligheidsnorm van 10-5 is daarvoor de basis. Dit betekent dat de kans om te overlijden als gevolg van het bezwijken van een gebouw door een aardbeving voor een individu niet groter mag zijn dan 1 op de 100.000 (per jaar). Bij de versterking van gebouwen wordt gebruik gemaakt van de Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) die is gebaseerd op deze veiligheidsnorm. In de NPR worden gebouwen daarnaast ingedeeld in gevolgklassen met aanvullende veiligheidsfactoren voor gebouwen waarvan het instorten grote gevolgen hebben. De NPR is daarmee in lijn met de eisen voor constructieve veiligheid van gebouwen die in heel Nederland gelden op grond van het Bouwbesluit. Gebouwen met verminderd zelfredzame personen, zoals verpleeghuizen, vallen in een hogere gevolgklasse. Voor woningen die zelfstandig worden bewoond, maakt de NPR, net als het Bouwbesluit, geen onderscheid in de mate van zelfredzaamheid van de bewoner. De NPR is door het Nederlandse Normalisatie Instituut NEN opgesteld met medewerking van onder andere TNO en de TU-Delft. Er is in de regio een breed draagvlak voor deze NPR. Er is daarom geen reden voor aanvullende bevoegdheden voor de NCG op dit punt.
Wat betreft de immateriële schade siert het de Minister dat hij verder wil gaan met zijn protocol dan de adviezen reiken. Maar kan de Minister ook aangeven wanneer en hoe een en ander gaat lopen? Want als de Minister hiermee vertrouwen wil terugwinnen, moet hij wel doorpakken. Graag ontvangen de leden van de 50PLUS-fractie een reactie hierop.
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie over immateriële schade.
Dit is naar aanleiding van de adviezen van de Groninger Bodem Beweging en het Groninger Gasberaad: https://www.dvhn.nl/groningen/Ministerraad-bevingsgedupeerden-hebben-recht-op-smartengeld-25378835.html
https://schadedoormijnbouw.nl/nieuws/weekcijfers-518-afgehandeld-en-512-nieuwe-schademeldingen
Het rapport Seismisch risico voor «kleine velden». Dit rapport is te vinden op www.nam.nl/feiten-en-cijfers/onderzoeksrapporten
Dit is naar aanleiding van de adviezen van de Groninger Bodem Beweging en het Groninger Gasberaad: https://www.dvhn.nl/groningen/Ministerraad-bevingsgedupeerden-hebben-recht-op-smartengeld-25378835.html
Op de website van Bouwgarant en Woningborg wordt aangegeven welke aannemers aangesloten zijn. https://www.bouwgarant.nl/aannemers en https://www.woningborg.nl/particuliere-koper/ondernemingsregister/
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-744.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.