33 514 (R1998) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de wijziging van Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek betreffende het ontstaan van het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 10 oktober 2013

Ik dank de leden van de SP-fractie voor hun inbreng en beantwoord de door hen gestelde vragen graag.

Artikel 1

De Leden van de SP-fractie schetsen de volgende situatie: een Nederlandse vrouw trouwt in Zweden met een Zweedse vrouw. Deze Zweedse vrouw krijgt een kind. Zweeds recht bepaalt, net als het Nederlandse recht, dat de Nederlandse duomoeder van rechtswege juridisch ouder wordt. Nu zegt de toelichting: «De eerste vraag die beantwoord moet worden is of het moederschap van deze vrouw op grond van de regels van internationaal privaatrecht voor erkenning in aanmerking komt in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten of de BES». Als dat het geval is kan de Nederlandse vrouw haar Nederlanderschap doorgeven aan het kind. De leden vragen zich af of we niet onderscheid moeten maken tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland. Zij kunnen zich voorstellen dat dit moederschap in Europees Nederland wordt erkend, maar niet in Caribisch Nederland, nu er geen Nederlandse rechter aan te pas is gekomen. Dit zal tot gevolg hebben dat het kind het Nederlanderschap niet kan verkrijgen, zo nemen deze leden aan.

Het internationaal privaatrecht van de verschillende delen van het Koninkrijk is bepalend voor de vraag of het Zweedse moederschap van de Nederlandse vrouw wordt erkend naar het recht van Nederland, de BES, Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Dat betekent dat het zo kan zijn dat het ouderschap in Nederland wel wordt erkend, maar in overzeese delen van het Koninkrijk niet. Ook op andere onderdelen van het internationaal privaatrecht kunnen er verschillen zijn tussen de verschillende delen van het Koninkrijk. Dit is inherent aan het gegeven dat de materiële rechtsstelsels verschillend zijn. Wordt het ouderschap niet erkend, dan geeft de ouder het Nederlanderschap niet door.

Hierbij past de kanttekening dat uit de beschikking van de Hoge Raad van 13 april 2007 (LJN: AZ6095) volgt dat rechterlijke uitspraken en authentieke akten die in het ene deel van het Koninkrijk zijn gegeven of opgemaakt rechtskracht en rechtsgevolgen hebben in een ander deel van het Koninkrijk. Artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk laat de rijksdelen in onderling verband geen ruimte voor het niet erkennen of aanvaarden van de rechtskracht en rechtsgevolgen van elkaars uitspraken of authentieke akten, ook al sluiten de rechtsgevolgen tot stand gebracht door deze uitspraken of akten in het ene deel niet aan bij – in de woorden van de Hoge Raad – de plaatselijke opvattingen van het andere deel van het Koninkrijk. Is het duomoederschap van de Nederlandse vrouw in Nederland erkend dan is een akte van inschrijving opgemaakt. Deze authentieke akte dient vervolgens te worden erkend in de overzeese delen van het Koninkrijk en hieraan zullen ook de rechtsgevolgen van het ouderschap – waaronder de verkrijging van het Nederlanderschap door het kind – worden verbonden.

Artikel 4 lid 1

In de memorie van toelichting stelt de regering dat het moederschap naar Nederlands recht in de overige delen van het koninkrijk erkend zal moeten worden op grond van art. 40 van het statuut en art. 5 Invoeringswet BES. Beide, gelijkluidende artikelen gaan over rechterlijke vonnissen en bevelen. In wetsvoorstel 33 032 wordt het moederschap door de duomoeder verkregen ofwel van rechtswege ofwel door erkenning ingeval van een bekende donor.

In beide gevallen komt er geen rechter aan te pas. De vraag is dan of het moederschap van de duomoeder op grond van de genoemde twee artikelen in de overige delen van het Koninkrijk zal worden erkend. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een nadere toelichting.

Artikel 40 van het Statuut ziet niet alleen op rechterlijke vonnissen en bevelen, maar ook grossen van authentieke akten: «(...) mitsgaders grossen van authentieke akten (...)». Dit geldt eveneens voor artikel 5 van de Invoeringswet BES. De geboorteakte is een authentieke akte evenals de akte van erkenning en de akte van inschrijving van geboorte of erkenning. Authentieke aktes die in het ene deel van het Koninkrijk zijn verleden, worden in de andere delen van het Koninkrijk erkend zonder dat er een conflictrechtelijke toets plaatsvindt.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven