Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van
de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
Inleiding
De leden van de fractie van de SP hebben kennis genomen van het wetsvoorstel, dat nodig is als wetsvoorstel 33032 –
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap
van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie wordt aangenomen. Voor dat geval hebben deze leden nog een enkele vraag.
Art. 1
In de artikelsgewijze toelichting staat dat als een Nederlandse vrouw het moederschap
naar buitenlands recht heeft verkregen (bedoeld wordt, nemen de leen van de SP-fractie
aan, het duomoederschap), zij het Nederlanderschap niet zonder meer doorgeeft aan
het kind. Het hangt er dan vanaf of het moederschap van deze vrouw naar internationaal
privaatrecht voor erkenning in aanmerking komt. Moeten de leden van de SP-fractie
dit als volgt begrijpen?
Een Nederlandse vrouw trouwt in Zweden met een Zweedse vrouw. Deze Zweedse vrouw krijgt
een kind. Stel Zweeds recht bepaalt, net als het Nederlandse recht, dat de Nederlandse
duomoeder van rechtswege juridisch ouder wordt. Nu zegt de toelichting: «De eerste
vraag die beantwoord moet worden is of het moederschap van deze vrouw op grond van
de regels van internationaal privaatrecht voor erkenning in aanmerking komt in Nederland,
Aruba, Curacao en Sint Maarten of de BES». Als dat het geval is kan de Nederlandse
vrouw haar Nederlanderschap doorgeven aan het kind. Wij vragen ons af of we niet onderscheid
moeten maken tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland. Wij kunnen ons voorstellen
dat dit moederschap in Europees Nederland wordt erkend, maar niet in Caribisch Nederland.
Er is immers er geen Nederlandse rechter aan te pas gekomen (zie volgende vraag),
waardoor het Nederlanderschap van het kind aldaar ook niet erkend kan worden. Zien
de leden van de SP-fractie dat goed?
Art. 4 lid 1
In de memorie van toelichting stelt de regering dat het moederschap naar Nederlands
recht in de overige delen van het koninkrijk erkend zal moeten worden op grond van
art. 40 van het statuut en art. 5 Invoeringswet BES. Beide, gelijkluidende artikelen
gaan over rechterlijke vonnissen en bevelen. In wetsvoorstel 33 032 wordt het moederschap
door de duomoeder verkregen ofwel van rechtswege ofwel door erkenning ingeval van
een bekende donor.
In beide gevallen komt er geen rechter aan te pas. De vraag is dan of het moederschap
van de duomoeder op grond van de genoemde twee artikelen in de overige delen van het
Koninkrijk zal worden erkend. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een nadere
toelichting.
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie zien de reactie van de
regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Duthler
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Van Dooren