Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot
het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De leden
van de commissie verzoeken de regering om de memorie van antwoord uiterlijk 28 juni
2013 toe te zenden.
Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben nog enkele vragen aan de regering.
Advies Raad van State
De leden van de PVV-fractie hebben begrepen dat het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State niet openbaar wordt gemaakt omdat het zonder meer instemmend
luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid,
van de Wet op de Raad van State). Kan het advies alsnog verstrekt worden?
Registratie en uitvoering door de lidstaten
De leden van de PVV-fractie constateren dat marktdeelnemers zich moeten registreren
bij de nationale regulerende instantie waar zij gevestigd of woonachtig zijn, of indien
zij niet binnen de Europese Unie gevestigd of woonachtig zijn, in een lidstaat waarin
zij actief zijn. Als een marktdeelnemer in meerdere landen werkt hoeft hij zich maar
bij één nationale regulerende instantie te laten registreren. Is er nu al sprake van
een dergelijke registratie? Zo ja, is er enig zicht op welke registraties er plaats
vinden?
In hoeverre wordt de verordening door de verschillende lidstaten eenduidig uitgevoerd?
In hoeverre is het mogelijk dat een marktdeelnemer zich laat registreren in een lidstaat
waar de verordening dusdanig wordt uitgevoerd dat het de beste lidstaat is om zich
te laten registreren?
Deze leden constateren dat handhaving van de verordening een nationale bevoegdheid
is, waarbij het Agentschap2 geen rol speelt. Zal de handhaving binnen de lidstaten eenduidig zijn? Kan de regering
aangeven of de handhaving eenduidig is, zodat het speelveld gelijk is? Zo ja, hoe
wordt dit gegarandeerd?
Marktdeelnemers zijn verplicht om aan het Agentschap en de NMa informatie te verstrekken
aangaande de capaciteit en de benutting van productie-, opslag-, verbruik- en transportfaciliteiten
voor elektriciteit en gas en informatie over de capaciteit en benutting van LNG-installaties
(artikel 8, vijfde lid, van de verordening). Gaan deze gegevens ook benut worden om
te controleren of de lidstaten voldoen aan het gestelde Europese doel dat in 2020
het aandeel van duurzame energie 14% van het energiegebruik moet zijn?
Strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving
Op basis van de verordening krijgt de ACM, via de NMa, naast de bevoegdheid betreffende
bestuurlijke handhaving, meer bevoegdheden op het gebied van strafrechtelijke handhaving.
Op grond van artikel 13, tweede lid, onderdelen f en g, van de verordening moet een
rechter kunnen worden gevraagd om vermogensbestanddelen te bevriezen of in beslag
te nemen of een tijdelijk verbod op beroepsuitoefening op te leggen. Deze bevoegdheden
liggen nu bij het Openbaar Ministerie.
De leden van de PVV-fractie vragen of het wel gewenst is om deze strafrechtelijke
bevoegdheden ook toe te kennen aan de ACM. De ACM omvat naast de NMa, ook de Consumentenautoriteit
en de OPTA. In hoeverre gaan er bevoegdheden en informatie binnen de ACM schuiven?
Zijn er meer instanties buiten het OM, die ook dergelijke bevoegdheden hebben? Zo
ja, welke instanties zijn dat? Heeft de AFM ook deze bevoegdheden?
Aangegeven wordt dat deze strafrechtelijke sancties alleen worden toegepast indien
daar behoefte aan is. Maar door welke instantie en hoe wordt deze behoefte bepaald?
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kneppers-Heijnert
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer