Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 januari 2018
Op 11 oktober 2016 werd in de Eerste Kamer een wetswijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen besproken. De wijziging betrof het verruimen van de mogelijkheden
voor het verrichten van medisch-wetenschappelijk onderzoek met proefpersonen die de
leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt, of die niet in staat zijn tot een
redelijke waardering van hun belangen ter zake. Kort samengevat ging het wijzigingsvoorstel
over de risico’s en belasting waar deze proefpersonen aan mogen worden blootgesteld.
In dit overleg is toegezegd te bezien of het formulier1 dat onderzoekers moeten invullen voordat het naar een medisch ethische toetsingscommissie
gaat, kan worden aangepast in verband met het monitoren van de belasting van de kinderen
en wilsonbekwame proefpersonen tijdens een studie. Daarnaast werd aan mijn ambtsvoorganger
gevraagd de werkdruk van de Medisch-Ethische Toetsingscommissies (METC’s) ter sprake
brengen in het overleg met de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). Met
deze brief antwoord ik op deze vragen.
Over de belasting bij kinderen en wilsonbekwame proefpersonen tijdens een studie,
kan ik aangeven dat de CCMO met onderzoekers, opdrachtgevers van onderzoek en de medisch-ethische
toetsingscommissies in gesprek is over de optimale wijze waarop informatie over ervaren
belasting bij deze proefpersonen, op systematische wijze kan worden verzameld en geanalyseerd.
Er wordt gewerkt aan een uniforme werkwijze voor de uitvraag van ervaren belasting
aan de proefpersonen, die deel uit gaat maken van het beoordelingsproces van de METC’s
en de CCMO. Het verzamelen en analyseren van deze informatie moet op een dusdanige
wijze plaatsvinden, dat het kan worden gebruikt voor de evaluatie van het toetsingskader
dat, naar aanleiding van de WMO wijziging van 1 maart 2017, door de CCMO met de Nederlandse
Vereniging van Medisch-Ethische Toetsingscommissies is uitgewerkt2. Informatie over de ervaren belasting tijdens onderzoek moet inzichtelijk maken in
hoeverre het toetsingskader bijdraagt aan de juiste afweging tussen de wetenschappelijke
aspecten van een onderzoeksvoorstel en het belang, de belasting en risico’s voor de
proefpersoon. Indien nodig zal daarvoor het algemeen beoordelings- en registratieformulier
worden aangepast.
Over de werkdruk bij toetsingscommissies, erkende METC’s én CCMO, kan ik u melden
dat dit de aandacht heeft van de CCMO. Diverse ontwikkelingen resulteren in extra
verantwoordelijkheden en taken voor toetsingscommissies. Het gaat met name om de implementatie
van EU verordening 536/2014 betreffende geneesmiddelen, en in de toekomst de implementatie
van de EU verordening 2017/745 betreffende medische hulpmiddelen, de EU verordening
2017/746 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en taken in het
kader van beoordeling van onderzoek met lichaamsmateriaal.
Over deze ontwikkelingen en de gevolgen is de CCMO regelmatig in overleg met onder
andere vertegenwoordigers van METC’s. Daarnaast heeft de CCMO initiatieven genomen
die op termijn mogelijk de werkdruk bij de toetsingscommissies zullen verlagen. Er
wordt onder meer gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van protocolontwikkeling,
zodat een onderzoeksprotocol niet meerdere rondes van commentaar en bespreking hoeft
te ondergaan. De CCMO schept duidelijkheid met richtinggevende notities, over terugkerende
discussiepunten en verwachtingen van METC’s richting onderzoekers. Ook wordt samen
met de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en Samenwerkende Topklinische
opleidingsZiekenhuizen gestreefd naar een grotere ondersteuning van onderzoekers door
lokale wetenschapsbureaus bij het uitwerken van een onderzoeksprotocol. Door hier
samen met de onderzoekers aan te werken, kan de werklast van de METC’s substantieel
afnemen. Ook is de CCMO bezig met versterking van samenwerking in de (geneesmiddelen)keten.
Door betere afstemming van de adviezen van registratie-autoriteiten en oordelen van
METC’s worden mogelijke discrepanties voorkomen die alle partijen (inclusief de onderzoekers)
onnodig zouden belasten.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge