33 504 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het onderhavige wetsvoorstel voorziet in een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WvW 1994) op een aantal punten van uiteenlopende aard. De belangrijkste wijzigingen betreffen de wijzigingen ten aanzien van de wijze van tenaamstelling van voertuigen en de invoering van een eendelig kentekenbewijs (zie subparagraaf 3.1). Daarnaast wordt de vaststelling van de schorsingtermijn van de geldigheid van een kentekenbewijs (thans in de WvW 1994 vastgesteld op één jaar) gedelegeerd naar ministeriële regeling (zie subparagraaf 3.2) en wordt de mogelijkheid gecreëerd om op termijn de toonplicht van het kentekenbewijs af te schaffen (zie subparagraaf 3.3).

De bepaling met betrekking tot de aansprakelijkheid ten aanzien van het goedgekeurd zijn van een voertuig voor toelating tot de openbare weg wordt uitgebreid. Naast de eigenaar of houder wordt voorgesteld ook de bestuurder aansprakelijk te stellen, indien een voertuig niet is goedgekeurd voor gebruik op de openbare weg. Enkele verplichtingen volgend uit Europese regelgeving ten aanzien van de registratie en publicatie van CO2-emissies worden opgedragen aan de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW). Er zijn tevens artikelen met daarin overgangsrecht in verband met de mogelijke samenloop van enkele andere lopende wetsvoorstellen waarin de WvW 1994 wordt gewijzigd in dit wetsvoorstel opgenomen. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om enkele omissies te herstellen. Voor al deze onderwerpen zij verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze memorie van toelichting.

2. Aanleiding en noodzaak

De directe aanleiding voor de voorgestelde wetswijziging met betrekking tot de gewijzigde procedure van te naam stellen van gekentekende voertuigen en het invoeren van een eendelig kentekenbewijs wordt gevormd door het feit dat Postkantoren BV zal worden opgeheven. Postkantoren BV is de instantie die thans, naast de RDW en de erkende bedrijven, voertuigen te naam kan stellen en tevens nieuwe kentekenbewijzen kan afgeven. Het wordt wenselijk geacht in de toekomst niet meer te kiezen voor een contract met slechts één partij die namens de RDW de tenaamstellingen kan uitvoeren, maar te kiezen voor een open systeem van erkenning van instanties die geïnteresseerd zijn om tenaamstellingsdiensten te verrichten. Dit betekent dat iedere organisatie bij de RDW een verzoek kan indienen om te worden erkend als instantie waarbij de burger terecht kan om de tenaamstelling van een voertuig te wijzigen, uiteraard mits wordt voldaan aan de geldende eisen. Bij ministeriele regeling zullen voorwaarden worden geformuleerd waaraan de aanvrager van een erkenning dient te voldoen (artikel I, onderdeel N, artikel 61a, tweede lid). Overigens kunnen ook overheidsorganisaties een verzoek doen om te worden erkend, mits zij niet in oneerlijke concurrentie treden met eventuele marktpartijen. Bij de RDW is de nodige ervaring opgedaan met de reeds bestaande erkenningen, zoals de erkenning gebaseerd op artikel 72 en verder van de WvW 1994 (APK).

Tegelijkertijd met de invoering van de erkenningsregeling tenaamstelling wordt voorgesteld het aantal delen waaruit een kentekenbewijs bestaat terug te brengen tot één deel op creditcardformaat en over te gaan tot een systeem van centrale aanmaak en distributie door de RDW. Door toenemende mogelijkheden om documenten te vervalsen, voldoet het huidige papieren kentekenbewijs niet meer aan de veiligheidseisen die daaraan mogen worden gesteld. Voorgesteld wordt het papieren kentekenbewijs te vervangen door een plastic kaart op creditcardformaat, waarvan de verwachting is dat die minder fraudegevoelig zal blijken te zijn. Omdat de apparatuur voor de productie van het nieuwe kentekenbewijs relatief duur is, zullen de kentekenbewijzen op een centrale locatie worden aangemaakt in plaats van op de plaats waar de wijziging van de tenaamstelling plaatsvindt, zoals thans het geval is. De RDW zal vervolgens het centraal aangemaakte kentekenbewijs naar de aanvrager verzenden, die het normaliter de dag na de wijziging van de tenaamstelling zal ontvangen.

De kentekencard heeft diverse voordelen. In de eerste plaats is het kenteken voor burgers makkelijker bij zich te dragen, zoals is gebleken bij de invoering van het rijbewijs op creditcardformaat. Daarnaast zal op de het kentekenbewijs een chip worden geplaatst waarop additionele informatie over het voertuig kan worden geplaatst. Er kan dus meer aan gegevens op een creditcardkentekenbewijs met chip worden geplaatst, dan op een papieren kentekenbewijs. Tot slot zal als gevolg van het centraal aanmaken van de kentekenbewijzen door de RDW het niet langer noodzakelijk zijn dat de waardepapieren, in de vorm van lege kentekenbewijzen, aanwezig zijn bij de tenaamstellingsinstanties. Diefstal van deze lege kentekenbewijzen komt voor met het oog op vervalsen van papieren en klonen van voertuigen. Met het centraal aanmaken wordt de kans op fraude met kentekenbewijzen kleiner.

Om het bovenstaande mogelijk te maken dient de WvW 1994 op diverse plaatsen te worden aangepast, onder andere op de plaatsen waar wordt gesproken van de diverse delen van het kentekenbewijs, maar ook overal waar wordt gesproken van afgifte van de diverse delen van het kentekenbewijs en de daarvoor in rekening gebrachte tarieven. Verwezen zij naar subparagraaf 3.1.

De overheid streeft er tevens naar om waar mogelijk diensten digitaal aan de burger aan te bieden en de RDW probeert dit zoveel als mogelijk door te voeren. Diverse RDW-diensten zijn in de afgelopen jaren geheel of gedeeltelijk gedigitaliseerd en aan te vragen via de website www.rdw.nl. Op termijn zal het wellicht ook mogelijk zijn dat een digitaal kanaal wordt opengesteld waar de burger via een internetverbinding een aanvraag van een wijziging in de tenaamstelling van een kentekenbewijs direct bij de RDW kan indienen. Op dit moment worden de beveiligingsmogelijkheden echter nog als onvoldoende aangemerkt. Toch is ervoor gekozen de WvW 1994 op zodanige wijze aan te passen, zodat dit op termijn makkelijk en snel kan worden ingevoerd. Het onderdeel waarin dit is geregeld (artikel I, onderdeel I) kan op een later te bepalen tijdstip in werking treden op grond van artikel III en zal daadwerkelijk in werking treden op het moment dat de beveiligingsmogelijkheden voldoende zijn.

In het onderhavige wetsvoorstel wordt tevens voorgesteld het vaststellen van de maximale schorsingstermijn voor kentekenbewijzen te delegeren naar lagere regelgeving met het oog op verlenging van die termijn. De maximale wettelijke termijn van één jaar voor schorsing van een voertuig wordt als een overbodige administratieve last beschouwd. Bij de invoering van de mogelijkheid om digitaal te schorsen is door het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (Actal) aandacht gevraagd voor de optie om voertuigen voor een langere termijn dan een jaar te kunnen schorsen.1 Aan dat advies wordt met dit wetsvoorstel gehoor gegeven. (artikel I, onderdeel R). Verwezen zij naar subparagraaf 3.2.

Daarnaast wordt voorgesteld de WvW 1994 op zodanige wijze te wijzigen dat op termijn de toonplicht van het kentekenbewijs kan worden afgeschaft. Actal heeft in het verleden al geadviseerd deze toonplicht af te schaffen, namelijk ten tijde van het omvormen van het kentekenregister tot basisregistratie.2 Destijds bleek het voor de handhavende instanties niet mogelijk om te allen tijde het kentekenregister te raadplegen in plaats van naar het document zelf te vragen. Ook op dit moment is dat nog niet mogelijk, maar de verwachting is dat dit binnen afzienbare tijd wel mogelijk is. Daarom is thans in het wetsvoorstel reeds een bepaling opgenomen waarmee de toonplicht van het kentekenbewijs wordt afgeschaft (artikel I, onderdelen M en AA). Dit onderdeel heeft een aparte inwerkingtredingsbepaling. Verwezen zij naar subparagraaf 3.3.

3. Hoofdlijnen van het voorstel

De diverse wijzigingen die in dit wetsvoorstel zijn ondergebracht, zullen in diverse subparagrafen worden besproken.

3.1 Wijziging ten aanzien van wijze van tenaamstelling van voertuigen en invoering van het eendelig kentekenbewijs

Voor het aanvragen van een kentekenbewijs moet de aanvrager op grond van artikel 50 WvW 1994 verschijnen bij één van de instanties, die door de Minister zijn aangewezen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling Kentekenbewijzen. Ten tijde van de invoering van de WvW 1994 kon de aanvrager terecht bij twee instanties, bij een vestiging van de RDW en bij een postkantoor dat tenaamstellingsdiensten verrichtte.

Met de inwerkingtreding van het besluit van 6 december 2001, houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met de invoering van de mogelijkheid van tenaamstelling van kentekenbewijzen bij erkende bedrijven3 en de Regeling houdende wijziging van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad, de Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten en de Regeling kentekenbewijzen en kentekenplaten in verband met de invoering van tenaamstelling bij voertuigbedrijven4 kon de aanvraag vanaf 1 april 2002 tevens worden ingediend bij een RDW-erkend bedrijf, voor zover het een voertuig betrof dat in de bedrijfsvoorraad van dat bedrijf was aangemeld.

De meeste aanvragen voor een wijziging van de tenaamstelling van een voertuig dat zich niet in de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bevindt, worden ingediend bij een vestiging van het postkantoor. Van de vestigingen van de RDW wordt vooral gebruik gemaakt in bijzondere gevallen, zoals bij import van een voertuig.

De reden dat in het verleden de RDW-diensten bij postkantoren zijn ondergebracht is voor een belangrijk deel historisch bepaald. De postkantoren vormden een landelijk dekkend netwerk van de toenmalige PTT en het past in het tijdsbeeld dat de overheid taken als deze binnen het overheidsdomein belegde. Dit beeld is inmiddels volledig achterhaald. Niet alleen is de voormalige PTT verzelfstandigd en is de exploitatie van de postkantoren in handen gekomen van Postkantoren BV, ook is het overheidsbeleid gericht op het bevorderen van marktwerking. Daarnaast bestaan er als gevolg van wetgeving op het gebied van mededingings- en aanbestedingrecht in de Europese Unie juridische belemmeringen ten aanzien van het exclusief toewijzen van een overheidstaak aan een marktpartij.

Tegelijk met de wijziging van het proces van tenaamstelling zal een eendelig kentekenbewijs worden ingevoerd. Hiertoe is het noodzakelijk de huidige opzet van het systeem van registratie in het kentekenregister en afgifte van kentekenbewijzen te herzien. Registratie in het register en afgifte van een kentekenbewijs zijn twee onderscheiden rechtsmomenten met zelfstandige gevolgen voor de aanvrager. Staat in de huidige benadering voor de toestemming om met een voertuig gebruik te maken van de weg de aanvraag van een kentekenbewijs centraal, in de voorgestelde wijziging is de aanvraag tot registratie, die bestaat uit de inschrijving van het voertuig en de tenaamstelling, in het kentekenregister bepalend voor de vraag of toestemming kan worden gegeven voor gebruik op de weg met het voertuig waarvoor inschrijving is gevraagd. Het kentekenbewijs wordt slechts afgegeven ten bewijze van de registratie. Met deze wijziging wordt recht gedaan aan de betekenis van het document, omdat ook nu reeds praktijk is dat van de juistheid van de in het kentekenregister geregistreerde gegevens wordt uitgegaan. De wijziging faciliteert bovendien de mogelijkheid om in bepaalde gevallen toestemming te verlenen om (tijdelijk) gebruik te maken van de weg zonder dat de bestuurder van een voertuig in het bezit is van een kentekenbewijs, en de WvW 1994 wordt meer in overeenstemming gebracht met de uitgangspunten van de Europese richtlijn EG 1999/375 en 2003/127/EG6 inzake harmonisatie van kentekenbewijzen en de daarin gebruikte begrippen. Overigens wordt voor de toestemming om gebruik te maken van de weg een kentekenbewijs geacht te zijn afgegeven op het moment dat het door de RDW is verzonden, maar nog niet door de eigenaar of houder van het voertuig is ontvangen.

Een aantal voorwaarden en gevolgen die nu nog zijn verbonden aan de afgifte van het kentekenbewijs of aan een deel daarvan, zal als gevolg van de voorgestelde wijziging worden verbonden aan de inschrijving in het kentekenregister. Hierbij kan met name worden gedacht aan de huidige systematiek van ongeldigverklaren van een kentekenbewijs op de in de wet genoemde gronden. De ongeldigverklaring van het kentekenbewijs, bijvoorbeeld wegens sloop of export van het voertuig, heeft tot gevolg dat de registratie in het kentekenregister vervalt. In de voorgestelde wijziging kan een kentekenbewijs weliswaar nog steeds ongeldig worden, bijvoorbeeld door het eigenmachtig aanbrengen van wijzigingen daarop, maar de enige voorwaarde waaraan voor de afgifte van een nieuwe kentekencard moet zijn voldaan is dat sprake is van registratie in het kentekenregister. De betekenis van de kentekencard wordt teruggebracht tot een bewijsmiddel waaruit de inschrijving en tenaamstelling in het register blijkt. De administratieve beëindiging van de bevoegdheid om met een voertuig, bijvoorbeeld ingeval van sloop of export, gebruik te maken van de weg, vindt plaats door verval van de tenaamstelling in het register. De inschrijving van het voertuig blijft gehandhaafd en wordt pas verwijderd na afloop van de maximale bewaartermijn, dan wel indien dit op grond van de Archiefwet is geïndiceerd. Overigens blijft het mogelijk om de rechten die aan een inschrijving kunnen worden ontleend te beperken, bijvoorbeeld als sprake is van een onveilig voertuig. Zoals nu het kentekenbewijs ongeldig kan worden verklaard voor het rijden op de weg, kan in de toekomst de RDW deze beperking verbinden aan de inschrijving in het register. Voor zover het kentekenbewijs een functie heeft voor het heffen van de tarieven waarmee de kosten van registratie worden bestreden, zullen deze tarieven straks worden geheven vanwege inschrijving en tenaamstelling in het register. Overigens zal de burger van deze wijziging niets merken, omdat hij op dezelfde tijdstippen in het proces dezelfde tarieven verschuldigd zal zijn. Wel zal, omdat het kentekenbewijs uit slechts één deel zal bestaan, bij een eerste inschrijving een ander tarief gelden dan bij wijziging van een tenaamstelling als gevolg van een overschrijving van het voertuig. Bij overschrijving zal een tarief voor tenaamstelling verschuldigd zijn dat afgezien van autonome ontwikkelingen en eventuele prijsindexatie niet hoger is dan het huidige tarief voor het kentekenbewijs deel IB (het huidige tenaamstellingsdeel van het kentekenbewijs).

De eerste registratie in het kentekenregister zal in de regel plaatsvinden op basis van identificatie en inschrijving van het voertuig en registratie van de tenaamgestelde. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt ten behoeve van de importeurs en dealerbedrijven die, zoals ook nu het geval is belang hebben bij afgifte van een kenteken vóórdat bekend is wie eigenaar wordt van het voertuig waarvoor afgifte van het kenteken is gevraagd. Dit is de zogenoemde versnelde afgifte. Het voertuig zal dan gekoppeld aan het kenteken in het kentekenregister worden ingeschreven zonder tenaamstelling. Uiteraard mag dan vooralsnog met het voertuig geen gebruik worden gemaakt van de weg tenzij voorzien van een handelaarskenteken.

Als gevolg van de voorgestelde wijzigingen zullen kentekenbewijzen niet meer worden ingevorderd, bijvoorbeeld wanneer een voertuig beschadigd is. Door de gewijzigde opzet wordt een beperking in het gebruik van de weg, bijvoorbeeld als gevolg van schade aan het voertuig (de zogenoemde WOK-status), niet meer verbonden aan het document, maar wordt dit in het kentekenregister opgenomen. Dit leidt ertoe dat de invorderingsmogelijkheid van het kentekenbewijs komt te vervallen (wijziging van artikel 60, Artikel I, onderdeel L). Dit heeft echter in principe geen gevolgen voor de toonplicht, tot het moment waarop besloten wordt tot afschaffing van de toonlicht van het kentekenbewijs (zie paragraaf 3.3 van deze memorie van toelichting).

Door invoering van de centrale productie van kentekenbewijzen kan de eigenaar van een voertuig pas over het kentekenbewijs beschikken nadat het door de RDW is verzonden en door de eigenaar is ontvangen. Het kan niet van de voertuigeigenaar worden verlangd dat hij wacht met het gebruik van het voertuig tot hij het kentekenbewijs heeft ontvangen. Ook dit heeft gevolgen voor de toonplicht van het kentekenbewijs en leidt tot een wijziging van artikel 60. Ook hiervoor geldt dat deze nieuwe bepalingen slechts gelden tot het volledig afschaffen van de toonplicht van het kentekenbewijs.

3.2 Delegatie van de schorsingtermijn van de geldigheid van een kentekenbewijs naar ministeriële regeling

Op basis van de registratiegegevens bij de RDW, blijkt dat meeste geschorste voertuigen worden geschorst voor een aaneengesloten schorsingsperiode van meerdere jaren. Onderhavige wijziging voorziet erin dat het bepalen van de termijn van schorsing wordt gedelegeerd naar het niveau van een ministeriële regeling. Hierdoor kan in de toekomst eenvoudiger en sneller worden gereageerd op ontwikkelingen op het gebied van de schorsing van de geldigheid van een kenteken. Tevens wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om voor verschillende categorieën van voertuigen verschillende schorsingstermijnen in te voeren. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een langere schorsingstermijn voor oudere voertuigen, waarop als gevolg van tijdsverloop sinds de datum van eerste toelating niet alle voertuigverplichtingen meer onverkort van toepassing zijn. De mogelijkheid om langer te kunnen schorsen levert een aanzienlijke reductie in administratieve lasten op (zie paragraaf 6).

3.3 Afschaffing toonplicht kentekenbewijs

In artikel I, onderdelen M en AA, wordt geregeld dat op termijn de toonplicht van het kentekenbewijs wordt afgeschaft. Dit onderdeel zal evenwel niet tegelijk met de rest van het wetsvoorstel in werking treden (zie artikel III, waarin is geregeld dat de inwerkingtreding van onderdelen van dit wetsvoorstel op verschillende tijdstippen kan worden vastgesteld).

Met de afschaffing van de toonplicht van het kentekenbewijs kan een aanzienlijke administratieve-lastenverlichting worden bereikt (zie paragraaf 6 van deze memorie van toelichting). Deze bepaling zal evenwel pas in werking treden op het moment dat de handhaving effectief kan worden uitgevoerd zonder gebruik te hoeven maken van het kentekenbewijs zelf. Dat zal het geval zijn als alle handhavers direct en te allen tijde toegang hebben tot het kentekenregister.

Overigens blijft op grond van artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van het Verdrag inzake het wegverkeer7 de plicht tot het dragen van een geldig bewijs van inschrijving (kentekenbewijs) van kracht blijven bij deelneming aan het internationale verkeer. Voor Nederlandse kentekenhouders betekent dit dat zodra men de grens oversteekt, men het kentekenbewijs bij zich dient te dragen. Hierover zal duidelijk worden gecommuniceerd richting de kentekenhouders.

4. Verhouding tot bestaande regelgeving

Er is voor gekozen de WvW 1994 aan te passen en niet geheel opnieuw vast te stellen. De reden hiervoor is dat in de WvW 1994 diverse andere onderwerpen zijn geregeld, die niet direct gerelateerd zijn aan de onderwerpen in onderhavig wetsvoorstel.

De wijzigingen ten aanzien van de nieuwe wijze van tenaamstellen hebben geen directe gevolgen voor het vastleggen of verwerken van persoonsgegevens. In de regelgeving die nadere uitwerking zal geven aan de erkenningsregeling tenaamstelling zullen uiteraard maatregelen worden getroffen ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens in het kader van wijzigingen van tenaamstellingen. Deze zullen echter niet afwijken van de eisen die thans ook al worden gesteld aan de tenaamstellingsinstantie zoals Postkantoren BV en de erkende bedrijven.

5. Uitvoering en handhaving

Het onderdeel van dit wetsvoorstel dat betrekking heeft op de nieuwe wijze van tenaamstelling van voertuigen en invoering van het ééndelig kentekenbewijs, brengt mee dat een meer organisaties erkend zullen worden om voertuigen te naam te stellen. Op dit moment is nog niet helemaal duidelijk hoeveel dat er zullen zijn, maar naar verwachting betreft dit tussen de 800 en 3000 tenaamstellingsinstanties. Op deze nieuwe groep tenaamstellingsloketten zal door de RDW administratief toezicht gehouden worden.

Het onderdeel dat ziet op wijziging van de maximum schorsingsduur heeft geen uitvoerings- en handhavingsgevolgen.

Het afschaffen van de toonplicht van kentekenbewijzen zal pas gevolgen hebben op het moment dat het onderdeel in werking treedt. De beperking van de toonplicht in verband met de centrale aanmaak verzending van de kaarten die wel een onmiddellijk gevolg is van dit wetsvoorstel is met de instanties die belast zijn met de handhaving afgestemd. In de praktijk zal dit er toe leiden dat het ontbreken van het document gedurende een beperkte tijd wordt geaccepteerd. Uiteraard kan de handhavende instantie bij staandehouding in geval van twijfel contact zoeken met de beheerder van het kentekenregister.

6. Gevolgen

De diverse wijzigingen in dit wetsvoorstel hebben gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven en leiden in bepaalde gevallen tot een bedrijfseffect. Hieronder is voor de diverse wijzigingen aangegeven wat deze gevolgen zijn.

Wijziging tenaamstellingsproces en eendelig kentekenbewijs

Op dit moment kunnen burgers en bedrijven terecht bij de (grotere) postkantoren, bij de RDW en, bij aanschaf van een voertuig via een erkend bedrijf, bij dat erkende bedrijf voor een tenaamstelling. Als gevolg van het feit dat er na de invoering van de erkenning tenaamstelling meer instanties zullen zijn waar tenaamstellingen kunnen plaatsvinden (verwachte toename van circa 800 naar circa 3000) zullen de administratieve lasten voor burgers afnemen met 416 250 uur. Dit getal is gebaseerd op het aantal tenaamstellingen per jaar (1 665 000) en een afname van de gemiddelde reistijd per tenaamstelling van een half uur naar een kwartier.

Voor bedrijven zullen om dezelfde redenen de administratieve lasten afnemen met € 2 414 250. Hierbij is uitgegaan van 141 000 tenaamstellingen per jaar en een afname van 15 minuten aan reistijd tegen een uurtarief van € 37. Dit levert een besparing op van € 1 304 250. Daarnaast is er een besparing voor bedrijven, omdat in de huidige situatie bedrijven een machtiging vragen van de koper en vervolgens naar het postkantoor gaan om een voertuig te naam te stellen. Door de toename van het aantal loketten neemt ook hier de gemiddelde reistijd af met 15 minuten. Het gaat hierbij om 120 000 gevallen per jaar tegen een tarief van € 37. Dat komt op een bedrag van € 1 110 000.

Voor bedrijven die voertuigen verkopen is er tevens sprake van een bedrijfseffect, omdat zij voertuigen een dag eerder kunnen opleveren, aangezien het kentekenbewijs centraal wordt aangemaakt en niet langer hoeft te worden gewacht op toezending van de delen IA en II bij voertuigen die al op kenteken zijn gezet via de versnelde afgifte. Dit levert een rentevoordeel op van € 1 882 192.

Burgers en bedrijven zullen ook moeten worden voorgelicht over het nieuwe kentekenbewijs en de bijbehorende pincode voor overschrijving. In het kentekenregister staan 8,4 miljoen natuurlijke personen en 200 000 rechtspersonen ingeschreven. Uitgangspunt is dat de voorlichting bij de balie bij een wijziging van een tenaamstelling en uitreiking van de nieuwe card of het tot zich nemen van voorlichting via de media gemiddeld 1 minuut in beslag neemt. De afschrijvingstermijn is gesteld op 30 jaar. Dat levert een jaarlijkse toename van de administratieve lasten op van 4 667 uren voor burgers en 111 uren voor bedrijven à € 37 per uur: € 4 111.

Voor de huidige tenaamstellingsloketten, ook bedrijven, vindt ook een lastenreductie plaats als gevolg van het invoeren van het centraal aangemaakte eendelige kentekenbewijs. Deze bedrijven hoeven geen waardepapieren (de ongedrukte kentekenbewijzen) meer te bewaren in een kluis (kostenbesparing € 250 000). Ze hoeven de kentekendocumenten niet meer te printen (besparing 30 seconden), maar slechts een bewijs dat de tenaamstelling is gewijzigd. De afhandeltijd neemt hierdoor af, alsmede door een gebruiksvriendelijk systeem waarbij de barcode van het kentekenbewijs en het legitimatiebewijs kan worden gescand (besparing 20 seconden). De totale besparing per tenaamstelling komt daarmee op 50 seconden maal het aantal afhandelingen 3 241 000 tegen een uurtarief van € 37 is een bedrag van € 1 665 514. Dit levert een totale reductie aan administratieve lasten op van € 1 915 514.

Daarnaast zijn er bedrijfseffecten voor de tenaamstellingsinstantie. Deze uiten zich in het minder tijd kwijt zijn aan het opleiden van medewerkers vanwege het gebruiksvriendelijker systeem en scannen barcodes (besparing € 300 000).

De planning is dat deze wijziging in werking treedt met ingang van 1 januari 2014.

Digitalisering tenaamstelling

In dit wetsvoorstel is vooruitlopend op de ontwikkeling van een goed beveiligd inlogsysteem ook de mogelijkheid opgenomen om te zijner tijd de mogelijkheid in te voeren dat wijzigingen van tenaamstellingen digitaal kunnen worden afgehandeld. Men hoeft dan niet meer naar een loket om een voertuig te naam te stellen, maar kan dat dan vanaf de eigen computer doen. Op dit moment is de benodigde beveiliging daarvoor nog niet beschikbaar, maar de verwachting is dat dit in de toekomst wel het geval zal zijn.

Voor burgers zal dat een besparing opleveren van 256 500 uren opleveren. Hierbij is uitgegaan van 1 026 000 tenaamstellingen per jaar waarbij de reistijd wordt verkort van 15 minuten naar nul minuten. Bovendien worden kosten bespaard omdat in de huidige situatie bij legitimatie met behulp van een paspoort een uittreksel uit het GBA moet worden getoond. Dat is bij digitale tenaamstelling niet meer nodig. Dit levert een besparing op van € 700 000 per jaar (70 000 uittreksels uit het GBA tegen de kosten van € 10 per stuk).

Voor bedrijven is er als gevolg van digitalisering tenaamstelling een administratieve-lastenreductie van € 897 250, gebaseerd op 97 000 tenaamstellingen en een reductie van reistijd naar nul minuten, en een uurtarief van € 37.

Voor bedrijven geldt tevens dat indien het tenaamstellingsproces wordt gedigitaliseerd dat er niet langer een uittreksel uit het Handelsregister hoeft te worden opgevraagd en getoond. De lastenreductie die hiermee samenhangt is € 4 257 000 (387 000 uittreksels maal € 11 euro per stuk).

Voor bedrijven is de reductie als gevolg van digitalisering aldus € 5 154 250 op jaarbasis.

Het is nog onbekend wanneer digitalisering van de tenaamstelling daadwerkelijk in werking zal treden, maar vooralsnog wordt uitgegaan van 1 juli 2015.

Afschaffen toonplicht kentekenbewijs

In dit wetsvoorstel is tevens de mogelijkheid opgenomen dat de toonplicht van het kentekenbewijs komt te vervallen. Om dit daadwerkelijk mogelijk te maken dienen de handhavende instanties online en te allen tijde toegang te kunnen hebben tot het kentekenregister. Dat is op dit moment nog niet mogelijk, maar de verwachting is dat dit in 2015 wel het geval zal zijn.

Er wordt uitgegaan van een besparing van 10 seconden per autoreis wegens het meenemen van het kentekenbewijs. Het gaat hierbij om 597 836 874 handelingen per jaar, wat uitkomt op een besparing in uren van 1 660 658 per jaar. Bij het aantal handelingen is uitgegaan van een wagenpark van 11,3 miljoen actieve gekentekende voertuigen. Deze voertuigen maken gemiddeld 0,75 ritten per dag (bron: mobiliteitsonderzoek Nederland 2009). Daarmee bedraagt het aantal verplaatsingen 3,1 miljard per jaar. Er is ervan uitgegaan dat iedereen de kentekenbewijzen in het voertuig bij zich heeft (er is immers een toonplicht) en dat 19 procent van de voertuigbezitters de papieren bij zich draagt (en dus uit het voertuig haalt) en dat 81 procent de papieren in het voertuig laat liggen (dit is gebaseerd op een steekproef onder het personeel van de RDW). Van die bijna 1,7 miljoen uren worden 81 procent toegerekend aan burgers (1 345 133 uur) en 19 procent aan bedrijven (315 525 uur en dus € 11 674 425).

De verwachting is tevens dat als gevolg van het feit dat het kentekenbewijs niet meer in de auto hoeft te worden meegenomen, het aantal aanvragen voor een vervangend kentekenbewijs wegens verlies of diefstal zal dalen met 10 procent. Dit levert een besparing op van 18 000 maal € 31 euro is € 558 000 per jaar (452 369 voor burgers en 105 631 voor bedrijven). En een besparing in tijd van 10 minuten is 3 000 uren per jaar. Voor burgers is dit een besparing van 2 432 uren en voor bedrijven is dat 568 uur à € 37 is € 21 013.

Tot slot is er een tijdsbesparing bij het staande houden en vragen naar het kentekenbewijs en door handhavende instanties. In 2010 zijn er 1,3 miljoen boetes wegens staandehouding in verband met een overtreding van de WvW 1994 uitgedeeld. Uitgegaan is van een besparing van 10 seconden per staandehouding waarvan 81 procent wordt toegerekend aan burgers en 19 procent aan bedrijven. De besparing is dan 175 500 uren voor burgers en 41 167 uren voor bedrijven à € 37 per uur is € 1 523 167 per jaar.

Meerjarig schorsen

Voor voertuigen die niet actief op de weg worden gebruikt bestaat er de mogelijkheid om het kenteken te schorsen. Jaarlijks vinden er zo’n 410 000 schorsingen plaats en dit aantal neemt jaar op jaar toe. De afgelopen jaren was dit onder andere als gevolg van het invoering van de mogelijkheid om digitaal te schorsen en de vermuldering van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen en de honderd procent registercontrole als gevolg daarvan. Ook voor de toekomst wordt verwacht dat het aantal schorsingen zal toenemen, onder andere door de verslechterde economische omstandigheden, die ertoe leiden dat bepaalde voertuigen tijdelijk niet worden gebruikt. Als gevolg van het schorsen wordt het voertuig niet belast met de voertuigverplichtingen: motorrijtuigenbelasting, APK en verzekeringsplicht. In het huidige systeem is het alleen mogelijk om voor maximaal een jaar te schorsen. Na verloop van dat jaar moet de schorsing worden verlengd. In dit wetsvoorstel wordt het vaststellen van de maximale schorsingstermijn gedelegeerd naar het niveau van een ministeriële regeling. Het is op dit moment nog niet bekend hoe er precies vorm zal worden gegeven aan de maximale schorsingstermijn, dus is nog niet bekend wat precies de reductie in administratieve lasten zal zijn. Daarom worden hieronder twee situaties geschetst. De verwachting is dat de reductie ergens tussen de twee hieronder beschreven en berekende bandbreedtes zal uitkomen.

Indien wordt gekozen voor een maximale schorsingstermijn van vijf jaar voor alle gekentekende voertuigen, dan levert dat een reductie in administratieve last voor burgers op van 96 081 uren. 81 460 uren bij schorsing bij het tenaamstellingsloket gebaseerd op 162 920 minder handelingen per jaar tegen een tijdsreductie van 30 minuten) en 14 621 uren bij schorsen online (87 726 minder handelingen tegen 10 minuten reductie).

Daarnaast zijn er besparingen aan de kant van de RDW in de vorm van lagere handelingsvergoedingen en minder kosten aan het versturen van herinneringsbrieven waarin wordt gewezen op het verlopen van de schorsingtermijn.

Het tarief dat door de voertuigeigenaar moet worden betaald voor de eerste schorsing en elke verlenging daarna is evenwel geen kostendekkend tarief, maar een drempel. Dit tarief is, in samenspraak met de belastingdienst, in het verleden op een bedrag neergezet dat het niet lonend is om een voertuig korttijdig te schorsen, omdat de belastingdienst anders motorrijtuigenbelasting zou mislopen door kort lopende schorsingen, bijvoorbeeld omdat mensen naar het buitenland op vakantie gaan en hun eigen auto tijdelijk niet gaan gebruiken. Het is dan ook de verwachting dat het tarief voor drie- of vijfjarig schorsen niet veel lager zal liggen dan het eenjarig schorsen gevolgd door verlenging. Echter het tarief zal lager kunnen worden vastgesteld vanwege de besparing van € 5,22 aan handelingsvergoeding die de RDW aan de tenaamstellingsloketten moet betalen voor het uitvoeren van de schorsingshandeling.

De reductie wordt als volgt berekend: 162 920 handelingen door burgers maal een verlaging van het tarief van € 5,22 is € 851 108 per jaar en minder herinneringsbrieven is 87 726 per jaar à 50 cent per stuk is € 43 862 per jaar. In totaal dus € 894 971 per jaar.

Voor bedrijven geldt een dergelijke rekensom. Het aantal minder schorsingen per jaar komt voor bedrijven op 5 547 maal € 5,22 is € 28 978 en minder herinneringsbrieven is 2 987 maal 50 cent is € 1 436. Daarnaast is er de tijdsbesparing bij schorsen bij het postkantoor van 5 547 maal een half uur maal € 37 is: € 102 620 en bij schorsen online: 2 987 maal 10 minuten maal € 37 is: € 18 419. In totaal is de besparing voor bedrijven aldus € 151 512 per jaar in dit scenario.

Het andere, minder vergaande scenario is een maximale schorsingstermijn van drie jaar alleen voor personenauto’s.

Voor burgers geldt dan een reductie in administratieve lasten van 79 927 handelingen maal € 5,22 is € 417 545 en reductie in brieven van 87 239 maal 50 cent is € 43 619. In totaal is dit € 461 164. Tijdsbesparing is 79 927 maal een half uur voor schorsen bij postkantoor (39 963 uur) en 43 037 maal 10 minuten bij schorsen online (7 173 uren).

Voor bedrijven geldt in dat geval 2 271 minder handelingen tegen een lager tarief van € 5,22 is € 14 216 en 1 465 minder brieven tegen 50 cent (€ 732). Tijdsbesparing is 22 721 maal een half uur maal € 37 is € 50 344 bij schorsen op postkantoor en 1 465 maal 10 minuten bij schorsen online maal € 37 is € 9 036. Dus in totaal een bedrag van € 74 330.

Samenvattend

Het onderdeel modernisering tenaamstelling (erkenning tenaamstelling en invoering eendelig kentekenbewijs en digitalisering) en mogelijk afschaffen toonplicht kentekenbewijs leidt voor bedrijven tot een verwachte administratieve lastenreductie van € 22,8 miljoen per jaar en € 2,1 miljoen minder overige bedrijfseffecten. Voor burgers kan het voorstel een administratieve lastenreductie van 2,2 miljoen uren en € 1,2 miljoen per jaar opleveren. Meerjarig schorsen levert afhankelijk van het gekozen scenario een administratieve lastenreductie voor bedrijven op van minimaal € 74 330 en maximaal € 151 512 per jaar. Voor burgers ligt de mogelijke administratieve lastenreductie tussen 47 136 en 96 081 uren en tussen € 461 164 en € 894 471.

Actal heeft advies uitgebracht inzake onderhavige wetsvoorstel op 4 april 2012. Het advies wordt hieronder puntsgewijs behandeld

Actal adviseert in de memorie van toelichting op te nemen welke beleidsalternatieven in ogenschouw zijn genomen en welke overwegingen hebben geleid tot de keuze voor regelgeving.

Er was geen beleidsalternatief voor het invoeren van het eendelig kentekenbewijs op creditcardformaat, behalve dan het behouden van het papieren kentekenbewijs. Dit zou op de langere termijn problemen opleveren, omdat het aantal fabrikanten printers kan leveren die worden gebruikt voor het printen van waardepapieren afneemt, omdat vele waardedocumenten op creditcard worden gedrukt. Het zou lastig worden voor de RDW om de printers te kunnen vervangen.

Wegens het verdwijnen van Postkantoren BV was het tevens noodzakelijk om een nieuw systeem op te zetten voor de afgifte van kentekenbewijzen. Gekozen is voor een systeem dat in principe openstaat voor alle instanties die aan de te stellen eisen voldoet. Dit is een eerlijker systeem dan het aanwijzen van één of enkele instanties en voldoet aan eisen van de mededingingsregelgeving.

Actal adviseert de toonplicht van het kentekenbewijs direct met het invoeren van de wetswijziging af te schaffen.

Het afschaffen van de toonplicht gaat een aanzienlijke reductie van de administratie lastendruk voor burgers en bedrijfsleven realiseren. Dit kan echter pas in werking treden op het moment dat de handhavende instanties aangeven dat zij hun werk effectief kunnen uitvoeren zonder gebruik te hoeven maken van het kentekenbewijs zelf. In juni 2010 heeft de voorzitter van de Strategische Beleidsgroep Verkeer namens de Politieberaden schriftelijk gereageerd op de vraag of de politie zich kan vinden in het geheel afschaffen van de toonplicht van het kentekenbewijs. De politie heeft toen afwijzend gereageerd. Overweging daarbij is de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende bezuinigingen voor de Nederlandse politie. Om die reden verwacht de politie niet dat de digitale ondersteuning van de agent op straat «op korte termijn» aanmerkelijk zal verbeteren. De politie kon geen uitspraken doen over de termijn waarop die verbetering zich wel zal voordoen, waardoor het voorliggende wetsvoorstel het maximaal haalbare werd.

Actal adviseert bij de selectie van organisaties die tenaamstellingsdiensten mogen verrichten, in te zetten op een zo breed mogelijke deelname van organisaties, ten einde de toegankelijkheid van de tenaamstelling voor burgers en bedrijven zo groot mogelijk te maken.

Dit advies wordt gedeeld. Er is echter een praktische bovengrens verbonden aan het aantal organisaties die tenaamstellingdiensten mogen verrichten. Die bovengrens is niet hard, maar wordt enerzijds door marktwerking bepaald en anderzijds door belangen als transparantie voor de burger en aan de andere kant de mogelijkheden voor de RDW om toezicht uit te oefenen op het (blijven) voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld aan tenaamstellingsinstanties.

In deze memorie van toelichting is aangegeven dat de mogelijkheid van digitaal overschrijven van kentekenbewijzen tussen burgers onderling niet direct bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Actal geeft aan de daarmee gepaard gaande administratieve-lastenreductie niet wordt gerealiseerd. Het is echter noodzakelijk dat eerst een goed beveiligd identificatiesysteem wordt ontwikkeld (de zogenoemde DigiD+), omdat aan de tenaamstelling van een voertuig de voertuigverplichtingen zijn verbonden (motorrijtuigenbelasting, APK-plicht, verzekeringsplicht en betalen van boetes). Fraude door middel van onjuiste tenaamstelling moet worden voorkomen. Zodra er een DigiD+ is, zal digitaal overschrijven evenwel mogelijk worden gemaakt.

Actal adviseert het schorsen zonder eindtermijn voor verschillende voertuigcategorieën met het invoeren van de wetswijziging te effectueren.

Het invoeren van een mogelijkheid tot onbeperkt schorsen wordt niet wenselijk geacht. Schorsen is bedoeld om een eigenaar/houder van een voertuig voor een beperkte tijd te vrijwaren van de verplichtingen (APK-plicht, WAM-verzekeringsplicht en motorrijtuigenbelasting). Schorsen zonder eindtermijn is strijdig met de uitgangspunten van de WvW»94: houderschap in plaats van gebruik van een voertuig. Wordt er geen maximale termijn aangehouden, dan gaat het tijdelijke karakter van het schorsen verloren. Daarnaast kan dit (mede afhankelijk van het tarief) lichtzinnig schorsen in de hand werken. Het risico bestaat dat er een toename plaatsvindt van het aantal «wrakken» op het eigen terrein. Door in principe oneindig te kunnen schorsen verdwijnt de prikkel om het voertuig op de wettelijk voorgeschreven wijze over te dragen of uit de registratie te halen. Overdragen of het uit de registratie halen van het voertuig kan door het voertuig over te schrijven dan wel voor sloop of export aan te melden (de zogenaamde reguliere uitgangen uit het kentekenregister).

7. Consultatie

Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn in conceptvorm voorgelegd aan een externe adviescommissie bestaande uit vertegenwoordigers uit de voertuigbranche. In deze adviescommissie waren de volgende instanties vertegenwoordigd: de ANWB, de Bovag (bond van autohandelaren en garagehouders), de RAI (vereniging Rijwiel en Automobiel Industrie), de VNA (Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen) en de TLN (Transport en Logistiek Nederland).

De externe adviescommissie heeft positief gereageerd op het concept-wetsvoorstel. De adviescommissie was van mening dat het wetsvoorstel zorgvuldig, doordacht en goed toegelicht is.

8. Inwerkingtreding

Daar waar er sprake is van herstel van omissies of redactionele aanpassingen is het niet noodzakelijk vast te houden aan de vaste-verandermomenten. Deze onderdelen zullen daarom zo snel mogelijk in werking treden, namelijk de dag na publicatie in het Staatsblad.

Voor wat betreft de onderdelen die te maken hebben met de wijziging van de tenaamstellingsprocedure, de invoering van het eendelig kentekenbewijs op creditcardformaat en de delegatie van de maximale schorsingtermijn zal worden vastgehouden aan de vaste-verandermomenten.

De invoering van de onderdelen ten aanzien van de afschaffing van de toonplicht van het kentekenbewijs en de digitalisering van tenaamstelling is afhankelijk van de invoering van de techniek en beveiliging die deze onderwerpen mogelijk moeten maken. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer dat zal zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A en DD

In verband met de naamswijziging van het departement wordt in artikel 1, eerste lid, onderdeel a,«Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu». Tevens wordt in artikel 169 «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door «Onze Minister».

Artikel I, onderdeel B

Artikel 4b, eerste lid, onderdeel c, wordt gewijzigd in verband met de invoering van het eendelige kentekenbewijs. De taak van de RDW zoals die thans is weergegeven in onderdeel c wordt zodanig aangepast dat ook de registratie in het kentekenregister van motorrijtuigen en aanhangwagens onderdeel uitmaakt van die taak. De registratie van deze voertuigen wordt de centrale taak van de RDW en het kentekenbewijs verwordt daarmee tot een bewijs van registratie. In feite komt de inschrijving in de plaats van het afgeven van het deel IA (het deel met daarop de voertuiggegevens) van het kentekenbewijs, en het afgeven van het nieuwe eendelig kentekenbewijs als bewijs van de koppeling tussen voertuig en tenaamgestelde.

Artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, betreft het vaststellen van tarieven door de RDW. Dit onderdeel wordt aangepast om diverse redenen, die hieronder nader worden toelicht.

Bij Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een herziening en vereenvoudiging van de voertuigregelgeving, ter implementatie van richtlijn nr. 2007/46/EG betreffende de goedkeuring van voertuigen en enkele andere technische wijzigingen (Stb. 2009, 38) zijn de artikelen 28 tot en met 32 komen te vervallen. Abusievelijk zijn de verwijzingen naar deze artikelen in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, destijds niet verwijderd. Deze omissie wordt thans hersteld onder b.

Onder c en d worden verwijzingen naar tarieven aangepast in verband met de verplaatsing en vernummeringen van de artikelen die wijzigen in verband met de invoering van het eendelige kentekenbewijs en in verband met de erkenningsregeling van de nieuwe paragraaf 4c: de erkenningsregeling.

In de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010 is de erkenning voor exportdienstverlening ingevoerd. Abusievelijk is in de opsomming van onderdeel n van artikel 4b verzuimd artikel 66b, eerste lid, op te nemen, alwaar de bevoegdheid van de RDW is opgenomen om een tarief te heffen ter zake van de kosten van het toezicht dat wordt gehouden op degenen aan wie een erkenning exportdienstverlening wordt verleend. Deze omissie wordt hersteld onder e.

In het nieuwe onderdeel q wordt de praktijk bestendigd dat de RDW op grond van het tarievenbesluit een tarief mag heffen voor bepaalde diensten en verstrekkingen. Het gaat om verstrekkingen en diensten van geringe omvang, zoals herinslag van een voertuigidentificatienummer.

In het nieuwe onderdeel r wordt voorgesteld een tweetal taken volgend uit Europese regelgeving op te dragen aan de RDW. Het betreft een verplichting volgend uit artikel 4 van Richtlijn 1999/94/EG8 en uit artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 443/20099. Het gaat hier om respectievelijk het uitbrengen van een gids betreffende brandstofverbruik en CO2-uitstoot voor personenauto’s, en daarnaast het verzamelen en registreren van bepaalde gegevens, onder andere specifieke CO2-emissies, van personenauto’s en mededeling doen van deze gegevens aan de Commissie.

De nieuwe onderdelen q en r dienen tevens te worden opgenomen in de opsomming van onderdeel n. Dit is opgenomen onder a.

Met het nieuwe derde lid van artikel 4b wordt een grondslag gecreëerd voor het vaststellen en heffen van tarieven door de RDW voor de uitvoering van de op grond van artikel 4b, tweede lid, opgedragen taken. Gebleken is dat de uitvoering van sommige opgedragen taken aanzienlijke kosten meebrengen die rechtvaardigen dat ze worden bestreden uit een specifiek voor die taak te heffen tarief. Deze tarieven worden vastgesteld in de Regeling tarieven Dienst Wegverkeer.

Artikel I, onderdeel C

De aanhef van artikel 4q, tweede lid, wordt gewijzigd in verband met de invoering van het eendelige kentekenbewijs. Voorgesteld wordt niet langer te spreken van het heffen van een tarief voor het afgeven van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen deel of delen van het kentekenbewijs (i.c deel IA, het deel van het kentekenbewijs met daarop de voertuiggegevens), maar van het heffen van een tarief voor de inschrijving van het voertuig in het kentekenregister.

Aan het eind van artikel 4q, tweede lid, onderdeel b, wordt een zinsnede toegevoegd, namelijk «voor zover de heffing van het tarief niet bij afzonderlijke bepaling is geregeld». Deze zinsnede wordt toegevoegd, omdat in het nieuwe artikel 52c, tweede lid, een grondslag wordt gecreëerd om op verzoek van de eigenaar of houder van een voertuig een kentekenbewijs ongeldig te laten verklaren. Zie voor nadere informatie over deze mogelijkheid de toelichting bij artikel 52c, tweede lid onder artikel I, onderdeel G.

Tot slot worden aan het tweede lid van artikel 4q, twee onderdelen toegevoegd. Allereerst onderdeel j: dit betreft de bekostiging van op grond van artikel 186 WvW 1994 uit te voeren experimenten. Daarnaast wordt een onderdeel k toegevoegd, waarmee wordt geregeld dat de op grond van artikel 4b, eerste lid, onderdeel r, opgedragen taken (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel B) worden bekostigd uit het tarief dat in rekening wordt gebracht voor het aanvragen van een inschrijving en tenaamstelling in het kentekenregister.

Artikel I, onderdelen D en CC, en Artikel II

Bij het voorbereiden van de inwerkingtreding van de wet van 4 juni 2010 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma is gebleken dat in enkele artikelen sprake is van enkele technische onvolkomenheden. Deze onvolkomenheden worden in dit wetsvoorstel hersteld. De aanpassingen betreffen voor het merendeel onjuiste verwijzingen of niet goed lopende zinsneden. In een enkel geval betreft het een verduidelijking van een formulering of een aanvulling.

Artikel I, onderdeel E

De redactie van artikel 33, eerste lid, WvW 1994 richt zich uitsluitend tot de eigenaar of houder van een voertuig. Het is evenwel wenselijk dat voor deze overtreding, namelijk het niet gekeurd zijn van een voertuig voor gebruik op de openbare weg, net zoals bij de meeste andere overtredingen uit de WvW 1994 de bestuurder eveneens aansprakelijk is10. Dit vereenvoudigt de opsporing en vervolging, omdat niet in alle gevallen te achterhalen is wie de eigenaar is van een dergelijk voertuig, maar wel wie de bestuurder is, aangezien dit kan worden vastgesteld bij de constatering van de overtreding. Hiertoe is het nieuwe tweede lid ingevoegd.

Het derde lid (voorheen tweede lid) wordt gewijzigd, omdat de huidige formulering onvoldoende onderscheidend is voor wat betreft de voertuigen waarop de regeling van toepassing is. De regeling is bedoeld voor afgebakende groepen voertuigen die voorlopig van een kenteken zijn voorzien en die bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 37, vijfde lid, onderdeel b, wordt gewijzigd in verband met de invoering van het eendelige kentekenbewijs. In plaats van ongeldig verklaarde afgegeven kentekenbewijzen wordt gesproken van een vervallen verklaarde tenaamstelling. Daarnaast wordt dit onderdeel gewijzigd, omdat kentekenbewijzen niet langer worden ingevorderd (zie ook de algemene toelichting in paragraaf 2 van deze memorie van toelichting).

Artikel I, onderdeel G

Paragraaf 4 van Hoofdstuk IV wordt gesplitst in paragraaf 4a Inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling en paragraaf 4b Kentekenbewijzen. Dit in verband met het invoering van het eendelige kentekenbewijs.

Artikel I, onderdeel H

In dit onderdeel worden de artikelen 47 tot en met 53 vervangen door nieuwe artikelen. Deze artikelen worden hieronder apart toegelicht.

Artikel 47

In dit artikel wordt geregeld dat er een inschrijving in het kentekenregister dient plaats te vinden voor alle voertuigen waarvoor een kenteken dient te zijn opgegeven.

Artikel 48

In artikel 48 wordt op diverse plaatsen «afgeven van kentekenbewijzen» vervangen door «inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling». In plaats van het afgeven van het deel IA respectievelijk deel IB wordt voorgesteld de inschrijving in het kentekenregister en de tenaamstelling aan te wijzen als de juridische kapstokken waaraan voorwaarden worden opgehangen. Deze voorwaarden wijzigingen inhoudelijk overigens niet.

Het vierde en vijfde van het oude artikel 48 komen te vervallen. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Handelsregisterwet 2007 zijn alle rechtspersonen verplicht om zich in te schrijven in het handelsregister. Het artikellid kan om die reden vervallen, omdat alle rechtspersonen thans in het handelsregister zijn opgenomen. Het oude zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

Het zesde lid heeft betrekking op de zogenoemde versnelde afgifte. Dat is de regeling waarbij importeurs van voertuigen voor meerdere voertuigen tegelijk om inschrijving in het kentekenregister verzoeken, maar de voertuigen nog niet op naam worden gezet. Op dit moment betreft dit het afgeven van delen IA (het voertuiggegevensdeel) van het kentekenbewijs zonder tegelijk tenaamstelling en dus afgifte van deel IB (het tenaamstellingsdeel) van het kentekenbewijs. Voorgesteld wordt te regelen dat inschrijving ook kan plaatsvinden zonder dat tegelijk een tenaamstelling in het kentekenregister wordt opgenomen en tegelijkertijd deel IA van het kentekenbewijs wordt afgegeven. Tevens kan in dat geval de RDW bepalen dat dit gevolgen heeft voor het tijdstip waarop de tarieven als bedoeld in het eerste lid van artikel 48 verschuldigd zijn.

Het nieuw voorgestelde zevende lid van artikel 48 is het huidige artikel 58, derde lid, en betreft het zogenoemde «wachten op keuring» (de WOK-status) die kan worden opgelegd aan voertuigen die eerst gekeurd moeten worden alvorens deze weer op de openbare weg mogen worden gebruikt, bijvoorbeeld vanwege het feit dat door een handhavende instantie is vastgesteld dat er sprake is van een onveilig voertuig. Op dit moment wordt het kentekenbewijs ongeldig verklaard voor het gebruik op de weg: voorgesteld wordt in dat geval te bepalen dat met een in het kentekenregister ingeschreven voertuig niet mag worden gereden op de openbare weg door middel van een aantekening in het kentekenregister.

Artikel 49

In het nieuwe artikel 49 wordt in plaats van weigering van afgifte van een kentekenbewijs gesproken van weigering van inschrijving in het kentekenregister. Het artikel is niet inhoudelijk gewijzigd.

Artikel 50

In het voorgestelde nieuwe artikel 50 wordt in plaats van aanvragen van een kentekenbewijs op diverse plaatsen gesproken van aanvragen van inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling. De voorwaarden daarvoor zijn niet gewijzigd.

Het eerste lid is gesplitst in een eerste en tweede lid om redenen van leesbaarheid. De andere leden zijn als gevolg daarvan vernummerd.

Het vierde lid van artikel 50 komt te vervallen. Dit artikellid voorziet in de verschijningsplicht bij de aanvraag van een kentekenbewijs door rechtspersonen die niet behoefden te zijn ingeschreven in het Handelsregister. Om dezelfde reden als is genoemd in de toelichting bij artikel 48 zal dit lid overbodig worden. Het oude vijfde, zesde en zevende lid zijn samengevoegd tot het nieuwe vierde lid. De voormalige achtste lid is vernummerd tot vijfde lid.

Artikel 51

Dit artikel is niet inhoudelijk gewijzigd. Enkel wordt er gesproken van inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling in plaats van verkrijgen van een kentekenbewijs.

Artikel 51a

In het voorgestelde artikel 51a wordt geregeld wat thans is geregeld in artikel 58, namelijk de gevallen waarin een kentekenbewijs ongeldig wordt verklaard. Dit worden de gevallen waarin een tenaamstelling vervalt of vervallen wordt verklaard. Inhoudelijk is dit artikel niet gewijzigd. Het oude derde lid van artikel 58 is thans opgenomen in artikel 48b, zevende lid. Zie de toelichting aldaar.

De bepaling zoals deze is opgenomen in het nieuwe vijfde lid van artikel 50a is het huidige artikel 56. Hier wordt bepaald dat tenaamstellingen met een beperkte geldigheidsduur kunnen worden verleend. Thans is bepaald dat kentekenbewijzen met een beperkte geldigheidsduur konden worden afgegeven.

Na artikel 51a volgt de nieuwe paragraaf 4b Kentekenbewijzen.

Artikel 52

Dit is het huidige artikel 47. Het regelt dat een kentekenbewijs bestaat uit een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen delen. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om een eendelig kentekenbewijs in te voeren. Het is evenwel niet ondenkbaar dat in de toekomst zal blijken dat een meerdelig kentekenbewijs gewenst is. Om die reden wordt deze bepaling behouden.

Artikel 52a

In dit nieuwe artikel wordt geregeld dat de RDW als bewijs van inschrijving en tenaamstelling een kentekenbewijs verstrekt. Tevens wordt ten behoeve van een wijziging van tenaamstelling een tenaamstellingscode verstrekt. Deze code komt in plaats van het oude deel II van het kentekenbewijs (het overschrijvingsdeel). Slechts door verstrekking van deze code aan een tenaamstellingsinstantie kan een tenaamstelling van een ingeschreven voertuig worden gewijzigd. Deze code zorgt ervoor dat normaliter wijziging van tenaamstelling slechts kan plaatsvinden met medewerking van degene aan wie die code is verstrekt. Wellicht ten overvloede wordt erop gewezen dat onder wijziging van tenaamstelling ook valt de beëindiging van een tenaamstelling als gevolg van sloop of export.

Artikel 52b

Dit is de tekst van het huidige artikel 48a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat aantekening niet langer alleen op het document worden aangebracht, doch tevens aantekeningen in het kentekenregister kunnen worden geplaatst, respectievelijk verwijderd.

Artikel 52c

Dit artikel is opgenomen ter vervanging van het huidige artikel 57. Hoewel het kentekenbewijs in de nieuwe opzet een andere betekenis krijgt, namelijk om te dienen als een bewijs van registratie zijn er nog wel enkele gevallen waarin het kentekenbewijs haar geldigheid kan verliezen. Artikel 52c bevat hiervoor bepalingen.

Het huidige eerste lid, onderdeel b, komt te vervallen, omdat wijziging van tenaamstelling altijd gepaard gaat met verval van de tenaamstelling en dat is reeds vervat in onderdeel a.

Het huidige tweede lid van artikel 57 komt te vervallen, omdat altijd het gehele document wordt vervangen en nooit slechts één deel van het kentekenbewijs. In plaats daarvan is een nieuw tweede lid opgenomen, dat bepaalt dat op verzoek van de eigenaar of houder van een motorvoertuig een kentekenbewijs ongeldig kan worden verklaard, tegen betaling van een door de RDW te bepalen tarief. Deze mogelijkheid wordt opgenomen omdat voor sommige ongeldigverklaringen handelingen verricht dienen te worden door de RDW. Hoewel ongeldigverklaringen in het algemeen uit de rijkskostencomponent worden bekostigd is het redelijk om in bepaalde gevallen in afwijking hiervan een tarief te heffen, omdat die uitzonderingsgevallen een grotere administratieve belasting met zich brengen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om ongeldigverklaring wegens export.

Het derde lid is ongewijzigd.

Het nieuwe vierde lid maakt het mogelijk een kentekenbewijs weer geldig te verklaren nadat het ongeldig is verklaard, bijvoorbeeld omdat de ongeldigheid het gevolg was van een administratieve fout.

Het nieuwe vijfde lid regelt, overeenkomstig de huidige praktijk, dat het mogelijk is om een geschorst voertuig lopende de schorsing over te dragen en opnieuw te naam te stellen. Dit was abusievelijk niet eerder in de WvW 1994 geregeld.

Artikel 53

Artikel 53 is inhoudelijk niet gewijzigd. Er wordt slechts van inschrijving in het kentekenregister gesproken in plaats van afgifte van een kentekenbewijs.

Artikel I, onderdeel I

Het nieuwe onderdeel c van het eerste lid van artikel 50 voorziet in de mogelijkheid om de aanvraag van een kentekenbewijs langs digitale weg in te dienen zodra daarvoor de benodigde beveiliging is ontwikkeld en fraudebestendige identificatie langs digitale weg mogelijk is. Aangezien dit thans nog niet op een veilige manier mogelijk is, zal dit onderdeel op een later, bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden (zie artikel III).

Artikel I, onderdeel J

Artikel 55 regelt de vervanging van kwijtgeraakte of beschadigde kentekenbewijzen. In het eerste lid kan telkens «of delen daarvan» komen te vervallen, omdat, zoals hierboven al aangegeven bij artikel 52c, altijd het document in zijn geheel wordt vervangen en nooit slechts één deel daarvan.

In het nieuwe derde en vierde lid worden regels gesteld voor de vervanging van de tenaamstellingscode die op grond van artikel 52a wordt verstrekt ten behoeve van de wijziging van de tenaamstelling. Bij verstrekking van een nieuwe code (derde lid) wordt de eerder afgegeven code automatisch ongeldig (vierde lid).

Artikel I, onderdeel K

De artikelen 56 tot en met 59 komen te vervallen. De artikelen 56 tot en met worden vervangen door de artikelen 50a, 52c en 51a. Artikel 59 kan vervallen, omdat in het nieuwe systeem aan het vervallen van een tenaamstelling een andere betekenis toekomt dan in het huidige systeem.

Artikel I, onderdeel L

Een centrale aanmaak door de RDW van een kentekenbewijs op creditcardformaat heeft tot gevolg dat de aanvrager niet onmiddellijk na een overschrijving kan beschikken over het door hem aangevraagde kentekenbewijs, zoals thans wel het geval is. Dit vereist een wijziging in de toonplicht, zodat de aanvrager gedurende korte tijd toch gebruik kan maken van zijn voertuig zonder in bezit te zijn van een geldig kentekenbewijs. De onderhavige wijziging voorziet erin dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de gebruiker van een voertuig gedurende een bepaalde periode niet in het bezit hoeft te zijn van een kentekenbewijs. De termijn waarin het kentekenbewijs niet hoeft te worden getoond wordt afgestemd op de tijd die gemoeid is met het verzenden ervan door de RDW aan de nieuwe tenaamgestelde. Deze wijziging wordt door de handhavende instanties verantwoord geacht, aangezien zij te allen tijde rechtstreeks het kentekenregister kunnen bevragen en daarin de juiste tenaamstelling kunnen opvragen.

Daarnaast wordt de mogelijkheid om het kentekenbewijs in te vorderen niet meer noodzakelijk geacht, omdat het document als zodanig niet meer bepalend is voor de toestemming om op de weg te rijden. Dit volgt in het nieuwe systeem uit de inschrijving.

Om dit mogelijk te maken wordt het nieuwe vierde lid (het huidige zevende lid) van artikel 60 aangepast op zodanige wijze dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld ten aanzien van de toonplicht van het kentekenbewijs en een kortdurende schorsing van die plicht direct na wijziging van een tenaamstelling.

Artikel I, onderdelen M en FF

Artikel 60 vervalt zodra wordt besloten tot vervallen van de toonplicht van het kentekenbewijs. Zie ook paragraaf 4 van het algemene deel van deze memorie van toelichting. Zodra artikel 60 vervalt, dient deze ook te verdwijnen uit de opsomming van overtredingen in artikel 177, eerste lid, onderdeel a. Dat is geregeld in onderdeel FF.

Artikel I, onderdeel N

Er wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd die betrekking heeft op de erkenning tenaamstelling: §4c. Erkenningsregeling tenaamstelling.

Artikel 61a

Het nieuwe artikel 61a bevat de grondslag voor de RDW voor het verlenen van een erkenning als gevolg waarvan degene aan wie de erkenning is verleend een voertuig mag te naam stellen. De dienstverlening van de erkenninghouder behelst uitsluitend de tenaamstelling van een voertuig dat al eerder in het register was ingeschreven. De aanvrager die zich voor een tenaamstelling vervoegt bij een erkenninghouder is voor de tenaamstelling aan de RDW een tarief verschuldigd, waarvan de hoogte zal worden vastgesteld in de Regeling tarieven Dienst Wegverkeer. Dit tarief wordt via de erkenninghouder aan de RDW afgedragen. Daarnaast is de aanvrager voor het tenaamstellen via erkenninghouder een bedrag aan de erkenninghouder verschuldigd. Het erkende bedrijf mag zelf de hoogte bepalen van het bedrag dat hij voor deze dienstverlening doorberekent aan de consument, zolang deze het maximumtarief, dat door de RDW jaarlijks in de Regeling tarieven Dienst Wegverkeer wordt vastgesteld, niet overschrijdt. Het is dus aan het erkende bedrijf of het, bijvoorbeeld uit oogpunt van klantenbinding, de kosten van de dienstverlening voor eigen rekening neemt, dan wel of het, binnen de gegeven begrenzing, zijn winstmarge bepaalt.

Het tweede lid maakt duidelijk dat behalve de bevoegdheid tot tenaamstellen, de erkenning ook de bevoegdheid inhoudt om een voertuig te schorsen en om schorsingen ongedaan te maken.

In het derde lid wordt bepaald dat de minister voorschriften en regels kan stellen ter uitvoering van de erkenningsregeling. Het gaat om voorwaarden die ten doel hebben om een efficiënte en ordelijke dienstverlening mogelijk te maken.

Artikel 61b

In artikel 61b wordt bepaald dat de rechtspersoon die de aanvraag doet dient te voldoen aan de door de Minister te stellen eisen en dat voor het verkrijgen van de erkenning een aanvraagtarief verschuldigd is.

Op grond van het tweede lid kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld ten aanzien van de aanvraag van een erkenning.

Artikel 61c

In dit artikel is de RDW aangewezen als orgaan dat toezicht houdt op de uitvoering van de erkenningsregeling. De ambtenaren van deze dienst zullen het toezicht uitvoeren zoals zij nu reeds belast zijn met het toezicht dat voortvloeit uit de overige door de Dienst wegverkeer verleende erkenningen.

In het tweede en derde lid wordt bepaald dat ter bekostiging van dit toezicht een door het erkende bedrijf te betalen tarief in rekening wordt gebracht en dat nadere regels kunnen worden gesteld ter uitvoering van het toezicht.

Artikel 61d

Het artikel 61d bevat de grondslag voor het wijzigen, intrekken of schorsen van een erkenning en is vrijwel gelijkluidend aan de bepalingen met betrekking tot intrekking en schorsing van de overige in de wet beschreven erkenningen. De erkenning zal kunnen worden ingetrokken of geschorst wanneer de erkenninghouder de regels overtreedt of niet langer voor een erkenning in aanmerking komt.

Op grond van artikel 61d, tweede lid, is het mogelijk om te bepalen dat een eenmaal toegekende erkenning gedurende een vast te stellen termijn van kracht blijft. Deze bepaling wordt opgenomen om ervoor de zorgen dat de burger niet wordt geconfronteerd met snel wisselende erkenninghouders.

Op grond van het vijfde lid van artikel 61d wordt de RDW bevoegd om te bepalen dat een erkenninghouder pas een nieuwe aanvraag kan indienen na verloop van een bepaalde tijd, afhankelijk van de reden waarvoor de erkenning is ingetrokken of het aantal malen dat de erkenning is ingetrokken, in beginsel ter beoordeling aan de RDW.

Het zesde lid bepaalt dat er bij ministeriële regeling regels kunnen worden vastgesteld die betrekking hebben op het bepaalde in artikel 61d.

Artikel 61e

In artikel 61e wordt bepaald dat het niet is toegestaan om bij het publiek ten onrechte de indruk te wekken dat men beschikt over een erkenning.

Artikel I, onderdeel O

Artikel 62, vijfde lid, wordt aangepast in verband met de invoering van het eendelige kentekenbewijs. Er wordt in dit artikel gesproken van de tenaamstelling in het kentekenregister en niet van de geldigheid van het kentekenbewijs.

Artikel I, onderdelen P en U

Bij wet van 4 juni 2010 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de Vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma11 zijn aan artikel 65, 87 en 101 nieuwe leden toegevoegd die allen regelen dat de RDW in gevallen kan bepalen dat er een wachttijd geldt voor het aanvragen van een erkenning van maximaal 30 maanden. Abusievelijk is destijds verzuimd de soortgelijke bepalingen in de artikelen 63, vierde lid, 84, derde lid, en 101, derde lid, te laten vervallen. Deze omissie wordt thans hersteld.

Bij de invoering van de bovengenoemde wet is het onderdeel dat betrekking heeft op het kunnen bepalen dat er een wachttijd geldt toegevoegd aan artikel 101 WvW 1994. Een betere plaats voor dit onderdeel is bij nader inzien artikel 103. Voorgesteld wordt deze bepaling te schrappen in artikel 101, vierde lid, en tegelijkertijd toe te voegen aan artikel 103, in het nieuwe vierde lid.

Artikel I, onderdeel Q

In artikel 67 wordt de tekst op een tweetal plaatsen aangepast in verband met de invoering van het eendelige kentekenbewijs, namelijk in het eerste en vijfde lid.

Artikel I, onderdeel R

Het bepalen van de duur van de schorsingstermijn wordt in de voorgestelde tekst van artikel 68, eerste lid, gedelegeerd naar het niveau van ministeriële regeling. Daar zal worden bepaald dat de maximale schorsingstermijn op onder te stellen voorwaarden meerdere jaren kan bedragen. Tevens wordt het mogelijk gemaakt om verschillende schorsingstermijnen vast te stellen voor de diverse categorieën van voertuigen.

Artikel I, onderdeel S

Artikel 70 vervalt omdat in het voorgestelde regime niet langer een nieuw kentekenbewijs wordt opgestuurd in verband met schorsing, doch slechts een aantekening wordt geplaatst in het kentekenregister.

Artikel I, onderdeel T

Het derde lid van artikel 99 vervalt, omdat er niet langer aantekeningen op het kentekenbewijs worden aangebracht die betrekking hebben op de wijzigingen in de constructie van voertuigen.

Artikel I, onderdeel V

Het opschrift van paragraaf 9 wordt aangepast aan het nieuwe systeem. Niet langer wordt gesproken van keuring na van ongeldigverklaring of invordering van het kentekenbewijs, maar van keuring na verval van tenaamstelling.

Artikel I, onderdelen W en X

De tekst van de artikel 105 en 106 wordt aangepast in verband met de voorgestelde invoering van het eendelige kentekenbewijs en in overeenstemming gebracht met de nieuwe registratiesystematiek.

Artikel I, onderdeel Y

In artikel 158, tweede lid, wordt de verwijzing naar Economische Zaken aangepast aan de nieuwe naam van het departement, namelijk Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel I, onderdeel Z

Omdat het kentekenbewijs uit één deel zal bestaan, kan de zinsnede «de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen delen van» telkens komen te vervallen in het eerste lid, onderdeel a, van artikel 160.

Artikel I, onderdeel AA

Met het laten vervallen van onderdeel a, in het eerste lid, van artikel 160 komt de toonplicht van het kentekenbewijs te vervallen. Deze bepaling zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden. Verwezen zijn naar paragraaf 4 van het algemene deel van deze memorie van toelichting.

Artikel I, onderdeel BB

In artikel 163 wordt op diverse plekken de verwijzing naar de Minister van Justitie aangepast aan de nieuwe naam, namelijk Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel I, onderdeel EE

Het eerste lid, onderdeel b, wordt gewijzigd in verband met de vernummering van artikel 57 tot artikel 52c. In het tweede lid van artikel 177 wordt de strafbaarstelling van artikel 61e geregeld.

Artikel I, onderdeel GG

In het voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel 186 wordt een grondslag gecreëerd voor de RDW om ten behoeve van de financiering van experimenten een tarief te kunnen heffen. Zie ook de toelichting bij artikel I, onderdeel C.

Artikel III

De wijzigingen van technische of redactionele aard zullen op de dag na publicatie van de wet in het Staatsblad in werking treden. Het overgrote deel van deze wetswijziging zal evenwel in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, welk tijdstip voor de verschillende onderdelen, verschillend kan worden vastgesteld.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Advies van 25 september 2008.

X Noot
2

Advies van 15 februari 2007.

X Noot
3

Stb. 2001, 638.

X Noot
4

Strct. 2002, 20.

X Noot
5

PbEG L 138/57.

X Noot
6

PbEU L 10/29.

X Noot
7

Verdrag van Wenen van 8 november 1968.

X Noot
8

Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij de verbranding van nieuwe personenauto’s PbEG 1999, L12/16.

X Noot
9

Verordening (EG) 443/2009van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 1999 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken PbEU 2009, L140.

X Noot
10

Zie bijvoorbeeld artikel 36, zesde lid, artikel 40, vierde lid, artikel 41, tweede lid, en artikel 72, derde lid.

X Noot
11

Stb. 2010, 259.

Naar boven