Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2015
Hierbij informeer ik u, conform het verzoek van uw Kamer van 10 maart jl. (Handelingen
II 2014/15, nr. 61, Regeling van Werkzaamheden), over de financiële situatie van Stichting
BOOR te Rotterdam (hierna: BOOR). BOOR verzorgt het onderwijs voor ongeveer 30.000
kinderen op 85 scholen in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal (voortgezet)
onderwijs en regulier voortgezet onderwijs, verdeeld over ruim 150 locaties in Rotterdam
en omgeving.
BOOR verkeert reeds enkele jaren in financieel zwaar weer. De jaarcijfers over 2011
en 2012 lieten slechte financiële kengetallen zien. Zo was de rentabiliteit van BOOR
in die jaren – 5,9 procent en – 5,1 procent, en daalden de liquiditeits- en solvabiliteitscijfers
tot ver onder de signaleringswaarden die de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie)
hanteert. De inspectie heeft daarom de financiële positie van BOOR grondig onderzocht.
Op grond van deze analyse heeft de inspectie medio juni 2013 besloten BOOR onder aangepast
financieel toezicht te plaatsen. Daarnaast is in 2013 een nieuw dagelijks bestuur
aangetreden en eveneens een nieuw algemeen bestuur (dat een toezichthoudende functie
heeft). De slechte financiële situatie kwam onder meer tot uiting in zeer beperkte
financiële reserves bij BOOR. Beperkte financiële reserves kunnen tot problemen leiden
wanneer er pieken zijn in de uitgaven, bijvoorbeeld bij de uitbetaling van eindejaarsuitkeringen.
Daarom heeft het nieuwe bestuur in 2013 aan OCW gevraagd om de middelen, die zouden
worden ontvangen wegens het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en het Herfstakkoord,
een maand eerder uit te betalen. Dit verzoek is gehonoreerd. Het nieuwe bestuur heeft
besloten hoge prioriteit te geven aan het op orde brengen van de financiële huishouding.
De inspectie verwacht dat uit het jaarverslag over 2014 zal blijken dat BOOR een positief
resultaat van € 3,5 miljoen zal realiseren. Ook de meerjarenbegroting laat voor de
komende jaren een positief financieel beeld zien. De inspectie geeft aan dat het nieuwe
beleid de eerste vruchten lijkt af te werpen.
Tegelijkertijd blijft de situatie kwetsbaar. Het herstel van de financiële gezondheid
en het opbouwen van nieuwe financiële reserves kost tijd. Zo was BOOR eind 2014 vrijwel
niet in staat om zelfstandig een liquiditeitsdip, die men tevoren zag aankomen, op
te vangen. Daarom heeft het bestuur van tevoren de gemeente Rotterdam gevraagd om
een vooruitbetaling van subsidiegelden. De gemeente is daarmee akkoord gegaan. BOOR
scoort daarnaast slecht op de risico-indicatoren van de inspectie en naast het herstel
van de liquiditeitspositie vragen ook andere zaken de aandacht van het bestuur van
BOOR, zoals de ontwikkeling van het aantal leerlingen en de exploitatie van de onderwijshuisvesting.
Er is samengevat sprake van een stijgende lijn, maar de financiële positie is nog
te fragiel om het aangepaste financiële toezicht op te kunnen heffen. Daarom voert
de inspectie regelmatig gesprekken met het bestuur, om zo de financiële positie van
BOOR nauwlettend in de gaten te houden. Wanneer hier aanleiding toe is, zal ik uw
Kamer nader over de ontwikkelingen binnen BOOR informeren.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker