33 494 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een grondslag voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen jegens een jeugdige in de gesloten jeugdzorg tijdens vervoer van de jeugdige en tijdens het verblijf van de jeugdige in het gerechtsgebouw

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 19 maart 2013

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat met dit wetsvoorstel een wettelijke grondslag wordt gelegd voor het nemen van beperkende maatregelen die helaas soms noodzakelijk zijn. Zij waarderen de zorgvuldige wijze waarop deze beperkende maatregelen worden geïmplementeerd en hebben slechts een enkele vraag.

De leden van de SP-fractie juichen de voorliggende wijziging van de Wet op de Jeugdzorg toe (beter laat dan nooit!). De hele problematiek van het vervoer van de jeugdige die gesloten moet worden geplaatst omdat hij in eerste instantie niet gemotiveerd is voor behandeling lijkt met dit wetsvoorstel echter niet voldoende afgedekt. Daarover hebben de leden van deze fractie dan ook een aantal vragen.

Uitvoering beperkende maatregelen algemeen

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel staat dat de beperkende maatregelen uitsluitend worden uitgevoerd door de parketpolitie. Van de zijde van de politie is echter gemeld dat de politie noch tijdens het vervoer, noch tijdens het verblijf een rol heeft.2 Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie uitleg over wie de beperkende maatregelen uit gaat voeren.

De Raad van Korpschefs stelt in een reactie op het wetsvoorstel dat de parketpolitie «feitelijk nagenoeg geen taken meer heeft rond jeugdige civiel gehechten». De raad adviseert het voorstel aan te passen. De leden van de SP-fractie vragen de regering hier nader op in te gaan.

Begrijpen de leden van de SP-fractie het goed dat de zorgverlener of de gezinsvoogd die een minderjarige naar de zitting begeleidt, de minderjarige noch tijdens het vervoer noch tijdens de aanwezigheid in het gerechtsgebouw, mag vastpakken en vasthouden?

Verblijf in het gerechtsgebouw

In artikel 29fa worden de bevoegdheden van de (parket)politie in het gerechtsgebouw ter voorkoming van ontvluchting van een minderjarige voor wie een machtiging gesloten plaatsing is afgegeven, genoemd. De regeling is echter niet van toepassing als de minderjarige in het gerechtsgebouw aanwezig is voor het bijwonen van een andere zitting waarvoor hij een oproep heeft ontvangen dan de zitting over de machtiging gesloten plaatsing. De regering beargumenteert dit met een beroep op geldende verdragen die oproepen tot het terughoudend omgaan met vrijheidsbeneming. De regering verliest daarbij echter uit het oog dat de beslissing tot vrijheidsbeneming reeds een feit is door de machtiging gesloten plaatsing en dat de onderhavige bepaling enkel tot doel heeft deze machtiging ook daadwerkelijk en zonder onderbreking te effectueren, hetgeen zonder meer in het belang van de minderjarige is. Het is de leden van de SP-fractie derhalve niet duidelijk waarom voorkomen mag worden dat de minderjarige ontvlucht als hij in het gerechtsgebouw is voor een zitting over een machtiging gesloten plaatsing en waarom dit niet mag als hij moet verschijnen voor een andere zitting. Ter toelichting diene dat de zorgverlener kan besluiten geen activiteiten buiten de accommodatie met de minderjarige te ondernemen zolang deze daar nog niet aan toe is, dus zich nog aan de behandeling wil onttrekken, maar dat de zorgverlener niet kan voorkomen dat de jongere een oproep krijgt voor een zitting op de rechtbank, in welk geval de zorgverlener verplicht is de jongere in de gelegenheid te stellen op de zitting aanwezig te zijn. Het komt deze leden voor dat het in het belang van de minderjarige is dat hem de veiligheid wordt geboden dat hij zich bij die gelegenheid niet aan de behandeling kan onttrekken. Is de regering het bij nader inzien met deze redenering eens?

Maatregelen tijdens vervoer

Jeugdzorg Nederland vraagt aandacht voor het vervoer vanaf huis of vanaf een open justitiële instelling. Het wetsvoorstel en de toelichting lijken ervan uit te gaan dat, ingeval de vrees bestaat dat de jeugdige zich zal onttrekken aan een eerste plaatsing of een overplaatsing naar een gesloten setting, of niet terug zal komen na verlof, de jeugdige door de politie naar het politiebureau moet worden gebracht, vanwaar hij door de Dienst Vervoer & ondersteuning (DV&O) verder kan worden vervoerd. Begrijpen de leden van de SP-fractie dit goed? De leden van de SP-fractie lezen in elk geval dat de dienst DV&O geen minderjarigen thuis ophaalt. Is de regering het met deze leden eens dat dit zich slecht verhoudt tot onder meer artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) nu een dergelijke aanpak schadelijk is voor de betrokken minderjarige en ook niet wordt gerechtvaardigd door verdenking van enig strafbaar feit, aangezien het om civiele plaatsingen gaat?

Aan de professionele vervoerder komen dezelfde bevoegdheden toe als aan de parketpolitie. De wet maakt niet duidelijk aan wie de bevoegdheid toekomt om te beslissen dat de jeugdige is aangewezen op professioneel vervoer als bedoeld in artikel 29ta, lid 1 (in de praktijk DV&O). De memorie van toelichting stelt zowel de zorgverlener als de gezinsvoogd verantwoordelijk. Zijn hier door betrokkenen afspraken over gemaakt?

Wanneer het gebruik maken van de genoemde bevoegdheden door een vervoerder als genoemd in artikel 29ta niet is opgenomen in het hulpverleningsplan wordt dan van de vervoerder verwacht dat hij de jeugdige laat ontsnappen zonder hem tegen te houden? Veel adviezen vragen om deze situaties toch onder de werking van artikel 29ta te brengen. Is de regering daartoe alsnog bereid?

Ook is, naar de letter van artikel 29ta, geen voorziening getroffen voor te treffen maatregelen van de accommodatie naar de dienstauto en van de dienstauto naar de plaats van bestemming (het gerecht of een andere bestemming, zoals het ziekenhuis). Blijkens de zinsdelen in lid 1 «tijdens dat vervoer[...] en voor de duur van dat vervoer» vallen de gang naar de dienstauto en de gang van de dienstauto naar de plaats van bestemming niet onder de situatie waarin de vervoerder gebruik mag maken van de daar genoemde maatregelen, terwijl dat juist de meest risicovolle momenten zijn. Dat kan, zo menen de leden van de SP-fractie, niet de bedoeling zijn. Zij vragen de regering dit te verduidelijken en daarbij ook te reageren op het hierop betrekking hebbend tekstvoorstel van het Openbaar Ministerie.

Noodvoorziening

Het College van procureurs-generaal wijst nog op een lang bestaand en schrijnend probleem waarvoor nog steeds geen oplossing is gecreëerd, namelijk de zogenaamde sociale bewaring op het politiebureau in afwachting van een geëigende plek in de jeugdzorg. De situatie is dan dat er een machtiging gesloten jeugdzorg ligt. Er is echter geen plaats in de gesloten jeugdzorg. De jongere heeft bijvoorbeeld langere tijd gezworven, is verslaafd en vervuild en zal zeker de benen nemen zodra hij daartoe de kans krijgt. De gezinsvoogd smeekt de politie om hem vast te houden totdat er een plekje is; de kinderrechter geeft, zeer tegen zijn zin, een machtiging sociale bewaring/plaatsing op het politiebureau, al naar gelang de plaatselijke afspraken. De politie is in sommige plaatsen bereid deze taak op zich te nemen op grond van artikel 2 van de Politiewet. De minderjarige overnacht dan op het politiebureau. Dit wetsvoorstel biedt geen juridische oplossing voor een dergelijke situatie. Deze situatie brengt zowel de kinderrechter als de politie in de problemen. Civiel plaatsen op een politiebureau is immers zonder daarop toegespitste wetgeving niet mogelijk. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet bij iemand met een geestelijk stoornis en op wie de wet BOPZ van toepassing is, is er altijd ergens in een psychiatrisch ziekenhuis in de regio een noodbed beschikbaar. De leden van de SP-fractie doen een dringend beroep op de regering om deze schrijnende situatie te regelen. Zij zijn van mening dat het ministerie van VWS een voorziening voor noodbedden voor gesloten civielrechtelijk geplaatsten zou moeten regelen en ontvangen hierop graag een reactie.

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 16 april 2013.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Slagter-Roukema

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Linthorst (PvdA), Putters (PvdA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Reuten (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Martens (CDA), vac. (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Frijters-Klijnen (PVV), Van Dijk (PVV), De Grave (VVD), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Bruijn (VVD), Duivesteijn (PvdA)

X Noot
2

Onderhavig wetsvoorstel is aan een aantal organisaties ter consultatie voorgelegd (memorie van toelichting, 33 494, nr. 3, p. 3). De adviezen van de hier genoemde organisaties zijn ter inzage gelegd onder griffienummer 152423.

Naar boven