Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Brussel, 17 juli 2013
De Commissie is de Eerste en de Tweede Kamer erkentelijk voor hun gemotiveerde advies
over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en
de Raad inzake de verbetering van de man-vrouwverhouding bij niet-uitvoerende bestuurders
van beursgenoteerde ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen (COM (2012)
614) (Kamerstuk 33 483, nr. 4) en biedt haar verontschuldigingen aan voor dit late antwoord.
De Commissie heeft de onevenwichtige man-vrouwverhouding in de raden van bestuur van
Europese beursgenoteerde ondernemingen hoog op de agenda gezet. Uit de analyse en
effectbeoordeling die de Commissie heeft uitgevoerd ter voorbereiding van het voorstel
blijkt overduidelijk dat een grotere vertegenwoordiging van vrouwen in raden van bestuur
dringend nodig is en dat een grotere genderdiversiteit in de bestuurskamers duidelijke
voordelen inhoudt voor ondernemingen. De Commissie steunt dan ook de inspanningen
die Nederland op dit moment levert om de positie van vrouwen in het bestuur van grote
ondernemingen te verbeteren door wetgeving op dit gebied vast te stellen.
De lidstaten kunnen in principe uit eigen beweging de man-vrouwverhouding in raden van bestuur verbeteren. In de praktijk maakt de grote meerderheid
van de lidstaten van de Europese Unie echter geen gebruik van deze mogelijkheid, of
zijn de maatregelen die zij treffen zeer divers waardoor de resultaten sterk uiteenlopen.
Uit recente gegevens blijkt overigens dat de zelfregulering van de afgelopen decennia
niets heeft opgeleverd. De Commissie heeft op 1 maart 2011 nog een poging ondernomen
om de lidstaten aan te zetten tot zelfregulering. Zij heeft toen beursgenoteerde ondernemingen
verzocht om de intentieverklaring «Meer vrouwen in topfuncties» te ondertekenen en
geloofwaardige inspanningen te leveren om het aantal vrouwen in hun raden van bestuur
te verhogen. De resultaten van dit initiatief waren zeer teleurstellend aangezien
slechts een gering aantal ondernemingen de intentieverklaring ondertekenden. De huidige
cijfers spreken voor zich: 85% van de niet-uitvoerende bestuurders en 91,1% van de
uitvoerende bestuurders in de EU is man. Ondanks een intensief openbaar debat en enkele
vrijwillige initiatieven op nationaal en Europees niveau is de situatie in de afgelopen
jaren niet wezenlijk verbeterd.
De Commissie heeft de huidige situatie geanalyseerd in het kader van de effectbeoordeling
en is tot de conclusie gekomen dat individueel optreden door de lidstaten onvoldoende
is om tegen 2020 of op enig moment in de nabije toekomst tot een betere man-vrouwverhouding
in raden van bestuur te komen. De Europese Commissie heeft daarop besloten om actie
te ondernemen op EU-niveau en zo de noodzakelijke verbetering te bewerkstelligen.
De Commissie is het niet eens met het standpunt van de Eerste en Tweede Kamer dat
het voorstel een negatief effect zou kunnen hebben op de goed functionerende nationale
initiatieven op het gebied van het streven naar gendergelijkheid in raden van bestuur.
Integendeel, de Commissie heeft in haar voorstel uitdrukkelijk erkend dat sommige
lidstaten al efficiënte maatregelen hebben genomen en dat die van toepassing moeten
blijven. Het voorstel zou de lidstaten dan ook de mogelijkheid bieden om de aanpak
die zij zelf hebben vastgesteld voor de inwerkingtreding van de voorgestelde richtlijn
te blijven volgen, als kan worden aangetoond dat die er ook toe leidt dat ondernemingsbesturen
tegen 2020 voor minstens 40% uit vrouwen en voor minstens 40% uit mannen bestaan.
De Commissie is ervan overtuigd dat de overige kwesties in verband met de doelstelling
van 40% en de verplichtingen die voortvloeien uit het voorstel, ook inzake sancties,
tijdens de wetgevingsprocedure in detail zullen worden besproken door het Europees
Parlement en de Raad van Ministers van de Europese Unie.
De Commissie hoopt dat deze verduidelijkingen de bezorgdheden wegnemen die de Eerste
en Tweede Kamer hebben geuit in het gemotiveerde advies en kijkt uit naar een voorspoedige
samenwerking in de toekomst.
De vicevoorzitter van de Europese Commissie, M. Šefčovič