33 472 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking van de kwaliteitswaarborgen voor het hoger onderwijs alsmede tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de introductie van een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister (Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs)

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2013

In reactie op de motie Duisenberg c.s. (Kamerstuk 33 472, nr. 7) over voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs, die bij de stemmingen over het Verslag van het Schriftelijk Overleg d.d. 25 april 2013 is aangenomen, stuur ik u hierbij mijn voornemen voor het vervolg van het proces, waarbij ik benadruk dat ik alles in het werk stel om aan uw verzoek te voldoen.

De motie betreft een tweeledig verzoek aan de regering om:

  • 1. de aanwijzingsbevoegdheid uit de brief Versterking Bestuurskracht Onderwijs (19 april 2013, Kamerstuk 33 495, nr. 10) zo spoedig mogelijk te verwerken in het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs, en;

  • 2. de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer te sturen met als doel de plenaire behandeling voor het zomerreces te laten plaatsvinden.

Ten aanzien van het tweede deel van de motie zeg ik toe dat ik de nota naar aanleiding van het verslag medio juni naar de Kamer stuur. Daarbij zal een nota van wijziging zijn gevoegd. Daarin geef ik uitvoering aan mijn besluit om de bepalingen over het risicogericht toezicht van de Inspectie uit het wetsvoorstel te halen. Het doel hiervan is uw Kamer in de gelegenheid te stellen nog voor het zomerreces de behandeling van het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs door te zetten.

Zoals ik tijdens het debat met uw Kamer heb aangegeven, kan ik aan het eerste deel van de motie pas uitvoering geven na een advies van de Raad van State over de nota van wijziging, waarin de aanwijzingsbevoegdheid als bedoeld in de governancebrief Versterking Bestuurskracht Onderwijs wordt uitgebreid.

Mijn doel is om zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen zodra ik het advies van de Raad van State heb ontvangen en het Nader rapport daarbij is opgesteld, de verbreding van de aanwijzingsbevoegdheid aan het wetsvoorstel toe te voegen.

Ik zal mijn uiterste best doen de nota van wijziging nog voor het zomerreces aan uw Kamer te sturen. Ik ben hiervoor afhankelijk van de Raad van State. Gelet op de adviestermijnen die de Raad doorgaans hanteert, acht ik de kans zeer gering dat het advies en mijn reactie daarop al beschikbaar kunnen zijn vóór het begin van uw zomerreces.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven