33 470 Aanpassing aan klimaatverandering: strategie en beleid

Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 februari 2013

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de brief van de Algemene Rekenkamer van 15 november 2012 t.g.v. het rapport «Aanpassing aan klimaatverandering: strategie en beleid» (Kamerstuk 33 470, nrs. 1 en 2).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 februari 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, P. Jansen

De waarnemend griffier van de commissie, Tijdink

Vraag 1

Kunt u een integrale reactie geven op het rapport van de Algemene Rekenkamer waarin u ingaat op de aanbevelingen?

Antwoord 1

Het kabinet kan zich goed vinden in de kabinetsreactie zoals deze door het voorgaande kabinet is gegeven op het rapport van de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer constateert dat we in de EU nog in de pas lopen, maar om aansluiting te blijven houden bij Europa is meer samenhang nodig. Het kabinet vindt aansluiting bij Europa belangrijk. Aanvullend op de kabinetsreactie ben ik van mening dat een brede, samenhangende visie op klimaatmitigatie en -adaptatie nodig is. Dit heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Infrastructuur en Milieu reeds aangegeven. Het ligt in de bedoeling de visie met de roadmap klimaat voor de zomer 2013 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Vraag 2

Op welke manier en op welke termijn gaat u de aanbevelingen over de analyse van de klimaatadaptatie op het gebied van gezondheidszorg, wonen en energievoorziening laten uitvoeren?

Antwoord 2

De vaststelling van de Rekenkamer dat niet alle risico’s en kwetsbaarheden waaraan ons land blootstaat zijn afgedekt, geldt naar de mening van de Rekenkamer vooral voor de effecten die zich kunnen gaan voordoen op het gebied van gezondheid, energie, transport en recreatie/toerisme. Het Rekenkamerrapport doet geen aanbeveling op het terrein van wonen. In het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering krijgt de klimaatbestendige inrichting van stedelijk gebied reeds aandacht. De noodzaak van eventueel aanvullend onderzoek is onderwerp van overleg met onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Vraag 3

Kunt u een inschatting maken van de kosten op korte, middellange en lange termijn die op de verschillende beleidsvelden aan de orde zijn?

Antwoord 3

Er zijn met name op Europese schaal algemene kostenschattingen gemaakt. Een goede specifieke kostenschatting is echter pas mogelijk in het traject waarin concrete maatregelen worden vastgesteld. Dat is nu dus nog niet mogelijk.

Voor wat betreft water en ruimte worden in het Deltaprogramma structurerende beslissingen voorbereid (deltabeslissingen), gebiedsgerichte strategieën en daaruit voortvloeiend de programmering van nieuwe waterveiligheids- en zoetwatermaatregelen. Daarbij worden reeds nu zorgvuldig de kosten in beschouwing genomen, maar pas bij de voorbereiding van de maatregelen kunnen meer specifieke kostenschattingen worden gegeven. U wordt jaarlijks over dit proces geïnformeerd via de rapportages van het Deltaprogramma. Daarbij wordt ook ingegaan op de kosten.

Vraag 4

Acht u het verstandiger om de eigen organisatie en strategie van klimaatadaptatie voortvarend vorm te geven? Zo ja, kunt u in een tijdpad aangeven hoe u de Nederlandse klimaatadaptatie voortvarend gaat aanpakken? Zo nee, welke urgentie en prioriteit kent u dan toe aan klimaatadaptatie?

Antwoord 4

Tijdige aanpassing aan klimaatverandering is voor Nederland zeer relevant. Met betrekking tot urgentie meen ik dat met het Deltaprogramma hier voortvarend invulling aan wordt gegeven. Tijdige aanpassing aan klimaatverandering is ook buiten het Deltaprogramma van belang, bijvoorbeeld als het gaat om voedsel(voorziening), transport, energie en gezondheid, om schade en kosten in de toekomst te voorkomen.

Vraag 5

Wordt het BSIK programma Klimaat voor Ruimte komende jaren voortgezet? Zo ja, komen daar extra middelen bij? Zo nee, waarom niet en hoe worden de activiteiten en onderzoek dan gefaciliteerd?

Antwoord 5

Het programma «Klimaat voor Ruimte» is op 1 december 2011 beëindigd. Het vervolg hierop, het programma «Kennis voor Klimaat» loopt nog tot en met 2014. Voor de periode daarna wordt op dit moment geen specifiek centraal kennisprogramma van dergelijke omvang voorzien. Onderzoeksactiviteiten zullen dan primair onderdeel zijn van de relevante beleidsvelden en waar mogelijk zal kosteneffectieve samenwerking in Europees kader worden nagestreefd.

Vraag 6

Kunt u aangeven waarom er wel de koppeling wordt gemaakt tussen het internationaal, Europees en het landelijk klimaatbeleid, maar nergens de koppeling naar het decentrale klimaatbeleid?

Antwoord 6

De Algemene Rekenkamer heeft bij het onderzoek gekozen voor een analyse op rijksniveau. In het rapport wordt wel kort vermeld dat een aantal activiteiten ook op decentrale niveaus plaatsvinden. De aansluiting bij de activiteiten op decentraal niveau, zoals dat ondermeer zijn beslag krijgt in de aanpak van het Deltaprogramma alsmede de lokale klimaatagenda, acht het kabinet van groot belang.

Vraag 7

Bent u bereid het advies op te volgen om een coördinerend bewindspersoon voor klimaatadaptatie te benoemen? Zo nee, waarom niet en hoe vindt de coördinatie van de diverse adaptatiestrategieën in de verschillende sectoren dan plaats?

Antwoord 7

De Algemene Rekenkamer stelt dat de verantwoordelijkheid voor het nationale klimaatadaptatiebeleid op dit moment, met uitzondering van het Deltaprogramma, niet is toegewezen aan één coördinerend minister. Elk van de betrokken ministers heeft een eigen sectorale verantwoordelijkheid. Het rapport van de Rekenkamer bevat niet een advies om een coördinerend bewindspersoon voor klimaatadaptatie te benoemen.

Of er aanleiding is de huidige coördinatiestructuur te wijzigen, zal mede op basis van de in het antwoord op vraag 2 genoemde nadere analyse kunnen worden beoordeeld. De regering hanteert het uitgangspunt dat geen onnodige bureaucratische besluitvormingscircuits worden gecreëerd. De betrokken departementen blijven verantwoordelijk voor het beleid gericht op de hen regarderende sectoren. Waar nodig vindt ook buiten het Deltaprogramma interdepartementale afstemming plaats.

Vraag 8

Hoe beoordeelt u de constatering dat vroegtijdig investeren in klimaatadaptatie veel geld bespaart?

Antwoord 8

Deze constatering wordt in diverse internationale onderzoeken onderbouwd en wordt zeer serieus genomen. De regering heeft gekozen voor een flexibele insteek en neemt in de praktijk besluiten tot investeren na gedegen analyse rekening houdend met onzekerheden en als voortschrijdend inzicht dat noodzakelijk maakt.

Vraag 9

Kunt u aangeven waarom Nederland een andere werkwijze hanteert met betrekking tot de aanpak van klimaatverandering dan de ons omringende landen?

Antwoord 9

De aanpak van klimaatverandering vraagt om nationaal en regionaal maatwerk. Dit is het gevolg van met name fysisch-geografische en demografische verschillen tussen landen. Voor Nederland is de ligging in de delta van grote rivieren een specifiek gegeven. Op die terreinen waar de grootste risico’s worden gelopen, worden de eerste maatregelen getroffen, daarin is geen verschil met de ons omringende landen. In Nederland is de aanpak met het Deltaprogramma het voorbeeld van een prioritaire aanpak. Overigens wordt er ook gebruik gemaakt van elkaars ervaringen in de aanpak van klimaatverandering.

Vraag 10

Kunt u aangeven welke risico's en kwetsbaarheden waaraan ons land blootstaat als gevolg van klimaatverandering wel in beeld zijn gebracht?

Antwoord 10

Het rapport van de Algemene Rekenkamer geeft het beeld, zoals tot stand gekomen door analyse van, en gesprekken met, relevante bronnen. Een belangrijke bron vormden de rapporten van het Planbureau voor de Leefomgeving, zoals het rapport «Effecten van Klimaatverandering in Nederland». De Rekenkamer stelt vast dat de aandacht voor risico’s en kwetsbaarheden binnen het Deltaprogramma goed is afgedekt. Dat betreft waterveiligheid, zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling.

Vraag 11

Deelt u de reactie op het Rekenkamerrapport zoals geformuleerd door de vorige staatssecretaris volledig? Zo nee, op welke onderdelen heeft u een andere visie?

Antwoord 11

Zie de antwoorden op vraag 1 en 2.

Vraag 12

Hoe rijmt u de uitspraken die gedaan worden onder het kopje 3.1.5, met de internationale klimaatindex, waar Nederland gekelderd is naar de 49ste plaats?

Antwoord 12

Wij nemen aan dat in de vraag gedoeld wordt op de Climate Change Performance Index 2013, gepubliceerd door Germanwatch en Climate Action Network Europe, waarin Nederland op plaats 49 staat. In deze index wordt klimaatadaptatie niet in de overwegingen meegenomen.

Vraag 13

Welke politieke conclusies trekt u uit de deelconclusie die stelt dat de huidige bewindspersonen geen goed zicht hebben op de risico’s van klimaatverandering?

Antwoord 13

Zoals ook door de Rekenkamer beschreven is de verantwoordelijkheid genomen voor de aanpak van de grootste risico’s waaraan ons land als gevolg van klimaatverandering blootstaat middels de start van het Deltaprogramma. Dat er, zoals de Rekenkamer stelt, buiten het Deltaprogramma mogelijk nog aanvullende risico’s zouden bestaan, wordt door de regering serieus genomen. Om die reden vind het overleg over mogelijk nader onderzoek plaats, zoals genoemd bij vraag 2.

Vraag 14

Houdt u, gelet op het feit dat bij een temperatuurstijging de kans op inheemse ziekten ook toeneemt, rekening met een eventuele komst van de malariamug naar Nederland?

Antwoord 14

De mug die malaria kan overbrengen is nooit weggeweest uit Nederland. Malaria komt echter al lang niet meer voor, uitgezonderd de gevallen bij terugkerende reizigers. Ondanks dat de epidemiologie van vectorziektes1 zal veranderen met temperatuurstijging, verwachten we geen groot risico op terugkomst van malaria. Voor gevallen van malaria in Nederland geldt een meldingspicht. De aantallen meldingen van meldingspichtige ziekten zijn beschikbaar op de site van het RIVM2. In alle gemelde gevallen wordt brononderzoek verricht door de GGD. Er zijn door GGD aan het RIVM de afgelopen decennia geen gevallen meer gemeld waarbij besmetting in door in Nederland in het wild voorkomende muggen waarschijnlijk is gemaakt. We bereiden ons wel voor op verspreiding van vectorgebonden ziekten, in het bijzonder van ziekten die door muggen zouden kunnen worden overgedragen. De afgelopen jaren is er ervaring opgedaan met monitoring en bestrijding van exotische muggensoorten.

Vraag 15

Bent u van mening dat momenteel de temperaturen op aarde wel beheersbaar zijn, erop gelet dat bij een temperatuurstijging van twee graden wereldwijd de opwarming van de aarde onbeheersbaar zou worden?

Antwoord 15

Temperatuur én beheersbaarheid van effecten zijn plaatsafhankelijk.

De doelstelling is juist bij 2 graden gelegd omdat, volgens het VN-klimaatpanel IPCC in zijn vierde Rapport, boven deze grens overal op aarde het netto effect van de opwarming negatief is. Vanaf welke temperatuur en op welke plek er onbeheersbare situaties ontstaan is onzeker, maar het kan zich op specifieke plaatsen ook voordoen bij een wereldgemiddelde temperatuurstijging beneden de 2 graden.

Vraag 16

Houdt u bij het waterbeleid ook rekening met de komst van mogelijke strenge winters en het dichtvriezen van waterwegen of rivieren?

Antwoord 16

Bij vorst houdt Rijkswaterstaat, zolang dat redelijkerwijs mogelijk is, de hoofdvaarwegen en sluizen, bruggen, gemalen en stormvloedkeringen vrij van ijs om de doorvaart niet te belemmeren. Hiervoor zijn draaiboeken en procedures beschikbaar. et H

Het Watermanagementcentrum Nederland geeft zodra er sprake is van bevriezen van vaarwegen dagelijks ijsberichten uit voor de scheepvaart.


X Noot
1

Een vectorziekte is een ziekte die voor de verspreiding voor een deel, of volledig, afhankelijk is van vectoren, zoals muggen en vliegen, en andere parasieten en vlooien.

X Noot
2

http://www.rivm.nl/onderwerpen/onderwerpen/m/meldingsplicht infectieziekten/open rapportages meldingsplichtige infectieziekten/aantal meldingen per infectieziekte per jaar.

Naar boven