33 454 Rapportages Voorzitter Europese Raad: «Naar een echte economische en monetaire unie»

AC BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2013

Met verwijzing naar de schriftelijke inbreng van de Tweede Kamer d.d. 15 januari jl. naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken die op 20–21 januari a.s. zal plaatsvinden, gaat uw Kamer hierbij een afschrift toe van de antwoorden van de zijde van het kabinet.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld ... januari 2013

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij zes fracties de behoefte om aan de minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 11 december 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1205), de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken d.d. 20 en 21 januari 2013 (2013Z00326) en de brief van de minister van Buitenlandse Zaken betreffende de Europese Commissiemededeling inzake de relaties tussen de EU en microstaten Andorra, San Marino en Monaco (Kamerstuk 21 501-33, nr. 397).

De minister van Buitenlandse Zaken heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van ... januari 2013. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Haaster

Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 11 december 2012

Naar aanleiding van het verslag van de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 11 december 2012 zijn de leden van de VVD-fractie verheugd dat de Raad bij het nieuwe preaccessie-instrument het uitkeren van steun koppelt aan voortgang van het toetredingsproces en de economische prestaties van een land. Zal dit worden toegevoegd aan de positie van de Raad in de onderhandelingen? Wanneer verwacht het kabinet dat deze onderhandelingen afgerond zullen zijn?

Antwoord kabinet

In de conceptverordening voor het nieuwe pre-accessie instrument (IPA-II) voor de nieuwe meerjarenbegroting van de EU (MFK 2014–2020) is opgenomen dat de programmering in het kader van IPA-II plaatsvindt in lijn met het uitbreidingsbeleid zoals vastgesteld door de Raad en de Europese Raad, met inachtneming van het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie. Hierbij wordt specifieke nadruk gelegd op onderwerpen als de rechtsstaat, democratische instituties, hervorming van de rechterlijke macht en respect voor fundamentele rechten. Daarnaast is in dit concept op uitdrukkelijk Nederlands verzoek vastgelegd dat de Commissie bij de programmering van de pre-accessiesteun rekening houdt met de economische prestaties en sociale omstandigheden in de uitbreidingslanden.

Op dit moment onderhandelen Raad en Commissie met het Europees Parlement over deze verordening (in de zogenaamde «triloog»). Deze onderhandelingen zullen in ieder geval moeten worden afgerond voordat de nieuwe meerjarenbegroting op 1 januari 2014 in werking treedt.

De leden van de fractie van de PVV hebben enkele vragen en opmerkingen over het verslag van de RAZ van 11 december 2012 en de geannoteerde agenda voor de komende informele RAZ.

Hoe staat het kabinet in zijn algemeenheid tegenover het nieuwe preaccessie-instrument (IPA-II) dat ter sprake komt in het verslag van de RAZ van 11 december 2012, vragen deze leden.

Antwoord kabinet

Nederland steunt de inzet van de Commissie om met pre-accessiesteun de (potentiële) kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij hun economische, maatschappelijke en politieke transformatie, mede in het kader van hun lidmaatschapsperspectief. Nederland steunt de inzet van de Commissie om zich meer te richten op onderwerpen als de rechtsstaat, hervormingen van de rechterlijke macht en ambtenarenapparaat, mediavrijheid en democratische instituties.

Voor de inzet van het kabinet met betrekking tot de onderhandelingen over de nieuwe meerjarenbegroting van de EU (MFK 2014–2020) ten aanzien van de instrumenten van het externe beleid van de EU, waaronder IPA, wordt verwezen naar het desbetreffende BNC-fiche «Europa in de wereld: verordeningen voor de instrumenten van extern beleid 2014–2020» van 13 januari 2012 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 22 112, nr. 1330).

Is het kabinet het met de PVV eens dat door de conclusie «De Raad neemt met tevredenheid kennis van de stand van de ratificatieprocessen van het Toetredingsverdrag in de lidstaten en ziet ernaar uit Kroatië op 1 juli 2013 als 28e EU-lidstaat te verwelkomen, afhankelijk van de succesvolle afronding van de ratificatieprocessen» toch aan kalenderfixatie wordt gedaan? Dit aangezien 1 juli dit jaar als keiharde datum voor EU-toetreding van Kroatië wordt gepresenteerd, terwijl nog niet bekend is hoe de conclusies van het mogelijk laatste monitoringsrapport zullen luiden. Is het kabinet voorts ook van mening dat het ratificatieproces pas moet starten nadat dit monitoringsrapport is gepubliceerd?

Antwoord kabinet

Het kabinet heeft zich er in EU-verband sterk voor gemaakt dat kalenderfixatie wordt voorkomen. Mede op aandringen van Nederland wordt in alle officiële EU-documenten over het Kroatische toetredingsproces consequent vermeld dat de definitieve toetredingsdatum afhankelijk is van de nationale ratificaties door de EU-lidstaten van het Toetredingsverdrag. Zo ook in de recente voortgangsrapportage in het kader van het verscherpte toezicht (monitoring) op de hervormingen in Kroatië (voor de kabinetsappreciatie van deze rapportage zie Kamerstuk 23 987, nr. 126). Bovendien is deze notie stevig verankerd in het Toetredingsverdrag met Kroatië zelf. Over de indicatieve aard van de datum van 1 juli 2013 kan derhalve geen twijfel bestaan.

Het ratificatieproces in Nederland is van start gegaan toen de regering de goedkeuringsstukken (Toetredingsverdrag; Memorie van Toelichting, Kamerstuk 33 183 (R1975), nr. 3; en wetsvoorstel tot goedkeuring Toetredingsverdrag) ter uitdrukkelijke goedkeuring naar Tweede Kamer stuurde, op 24 februari 2012.

Tot dusver ratificeerden veertien EU-lidstaten het Toetredingsverdrag. In vier andere lidstaten is het ratificatieproces vergevorderd.

Geannoteerde agenda Informele Raad Algemene Zaken d.d. 20–21 januari 2013

De leden van de PvdA-fractie zien met belangstelling uit naar de kabinetsvisie op de borging van de democratische legitimiteit in Europees verband tijdens het debat over de Staat van de Europese Unie. Deze leden zullen dit debat, indachtig de aangenomen motie-Servaes cum suis (Kamerstuk 21 501-20, nr. 724), aangrijpen voor een gedachtewisseling met het kabinet. Uit de geannoteerde agenda maken de leden van de PvdA-fractie op dat Nederland zich nog niet zal uitspreken voor een specifieke lijn ten aanzien van democratische verantwoording en legitimiteit in de aanstaande informele Raad Algemene Zaken, klopt dit? Deze leden vragen het kabinet wel de inhoudelijke discussie in de aanstaande informele Raad Algemene Zaken mee te nemen in zijn afweging voor de kabinetsvisie op de Staat van de Europese Unie.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet is momenteel bezig zijn visie op de democratische legitimiteit van de Unie, als onderdeel van de Staat van de Europerse Unie, voor te bereiden teneinde daarover met uw Kamer tijdens het debat over de Staat van de Europese Unie uitgebreid van gedachten te wisselen. Tijdens de aankomende informele Raad Algemene Zaken (RAZ) zal Nederland zich uitlaten langs de lijnen van de visiebrief EMU en de geannoteerde agenda. Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda zal het kabinet de discussie tijdens de komende informele Raad waar nuttig meenemen in de kabinetsvisie op de Staat van de Unie.

De leden van de PvdA-fractie zijn voorts van mening dat het rapport van de vier voorzitters (het Van Rompuy-rapport) aanvullingen behoeft op het gebied van democratische verantwoording en legitimiteit. Nederland zal in zijn inzet op de versterking van de democratische legitimiteit en verantwoording in de Europese Unie zijn eigen afweging maken. Desalniettemin willen de leden van de PvdA-fractie het kabinet vragen op hoofdlijnen te schetsen welke voorstellen op dit gebied in andere lidstaten worden overwogen.

Antwoord van het kabinet

Het is het kabinet niet bekend welke concrete voorstellen andere lidstaten op terrein van versterking van de democratische legitimiteit en verantwoording hebben omdat dit onderwerp tot op heden in de geëigende gremia/tijdens ER op hoofdlijnen is besproken. Voorstellen en ideeën van andere lidstaten die tijdens de informele RAZ worden besproken, zal het kabinet meenemen in zijn analyse ten behoeve van de Staat van de Unie.

Wat de leden van de PVV-fractie betreft is het duidelijk waarom de democratische legitimiteit Van Rompuys vierde pijler is en niet de eerste. De visie en de daarbij behorende plannen van Van Rompuy zijn primair; democratische legitimiteit is nooit eerder een sterk punt van de EU geweest. Verwacht het kabinet werkelijk dat het Nederlandse volk zich achter de Europese besluitvorming zal scharen?

Antwoord van het kabinet

Voor een houdbare EMU en Unie in den brede is een stabiel en duurzaam draagvlak onder de EU-bevolking essentieel. Voor dit draagvlak zijn adequate democratische borging en duidelijke verantwoordingsstructuren voor de maatregelen genomen ten behoeve van een duurzame EMU onmisbaar. Het kabinet beschouwt de vierde pijler dan ook als gelijkwaardig en integraal deel van het Van Rompuy rapport.

De PVV is benieuwd wat het kabinet wil gaan doen om tot gedegen en transparante voorbereiding van eurotoppen te komen. De leden van de PVV-fractie vragen zich dan ook af of, in de ogen van het kabinet, de huidige voorbereiding van de eurotoppen niet gedegen en transparant is.

Antwoord van het kabinet

Tijdens de december-ER is besloten dat een Reglement van Orde voor de Eurozonetoppen zal worden vastgesteld. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat hierin duidelijke spelregels worden opgenomen voor de tijdige en adequate voorbereiding van de Eurozonetoppen, zodat onder andere de betrokkenheid van de Kamer kan worden blijven gewaarborgd.

De leden van de SP-fractie hebben helaas moeten constateren dat de versterking van de democratische legitimiteit van de EMU, de zogeheten vierde pijler in het rapport van Van Rompuy, het sluitstuk is geworden in de discussie over de toekomst van de EMU. Ook bij het Nederlandse kabinet zijn tot nu toe geen concrete ideeën te bespeuren over hoe deze te versterken. De leden van de SP-fractie houden het kabinet aan de toezegging dat het er uitgebreid aandacht aan zal besteden in de Staat van de Europese Unie. Zij zouden graag vernemen wanneer ze «de Staat» kunnen verwachten. Daarnaast werpt dit bij deze leden wel de vraag op wat de inbreng namens Nederland in de informele Raad zal zijn, afgezien van het benadrukken van het belang van democratische legitimiteit in het algemeen.

Antwoord van het kabinet

Zie hierboven bij het antwoord op de vragen van de leden van de PvdA-fractie.

Ook vragen deze leden zich af in hoeverre Nederland «de boot mist » in deze discussie door niet met een duidelijke visie op het hoogste niveau deel te nemen aan deze brainstormsessie.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het van groot belang eerst met uw Kamer over zijn visie op de vierde pijler te spreken alvorens hierover in de Europese gremia naar buiten te treden. De discussie over de vierde pijler zal tijdens deze informele RAZ nader worden verkend, daarna volgen nog diverse momenten waarop Nederland zijn visie kan presenteren.

Ondanks het vooralsnog ontbreken van concrete voorstellen van het kabinet hebben de leden van de fractie van de SP wel enkele vragen over de visie van het kabinet ten aanzien van het versterken van de democratische legitimiteit. Deze leden zijn van mening dat de versterking van de democratische legitimatie niet mag worden gereduceerd tot het versterken van de controlerende bevoegdheden van nationale parlementen of het Europees Parlement alleen. Volgens hen hangt deze ook nauw samen met het vraagstuk van subsidiariteit oftewel op welk niveau bepaalde taken worden georganiseerd. Deelt het kabinet deze mening, vragen deze leden zich af. Zo ja, hoe is daar bij de inzet ten aanzien van de overige «pijlers» rekening mee gehouden, vragen deze leden zich af.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet is het met de leden van de SP fractie eens dat versterking van de democratische legitimiteit meer omvat dan het versterken van de rol van de parlementen en bijvoorbeeld ook adequate verantwoordingsstructuren omvat. Het kabinet meent dat het subsidiariteitsvraagstuk onderdeel uitmaakt van het waarborgen van effectieve en efficiënte besluitvorming op EU-niveau en als zodanig ook zeer relevant is in discussies over de legitimiteit van de Unie.

Daarnaast wijzen de leden van de SP-fractie er op dat veel van de voorstellen die in het rapport-Van Rompuy staan, neerkomen op het versterken van macht van «onafhankelijke» Europese instellingen als de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) over de nationale besluitvorming; instellingen waar het Europees Parlement en de nationale parlementen nu nauwelijks grip op hebben. Is het kabinet het met deze leden eens dat meer macht voor deze instellingen ook moet leiden tot meer parlementaire controle over deze instellingen?

Antwoord van het kabinet

In de Staat van de Europese Unie zal het kabinet ingaan op concrete ideeën voor de versterking van de democratische legitimiteit en verantwoordingsstructuren.

De leden van de SP-fractie zijn tevreden met de inzet van het kabinet om de rol van de nationale parlementen te versterken in lijn met de aangenomen motie-Merkies (Kamerstuk 21 501-20, nr. 676) die het kabinet daartoe opriep. Zij vragen zich wel af hoe dat zich verhoudt tot de stellingname van het kabinet dat «de democratische betrokkenheid en controle moet worden gelegd waar deze het beste past, namelijk op het niveau waar de besluitvorming plaatsvindt» (Kabinetsbrief inzake Toekomst Economische en Monetaire Unie, 30 november 2012; Kamerstuk 21 501-20, nr. 704). Leidt deze laatste stellingname er niet bij voorbaat toe dat nationale parlementen hun recht op instemming of amendement ten aanzien van nieuwe bevoegdheden voor de EU verliezen, vragen deze leden zich af.

Antwoord van het kabinet

Uitgangspunt is dat betrokkenheid en controle moeten plaatsvinden op het niveau waar besluitvorming plaatsvindt. Dit adagium doet niet af aan een versterkte rol van nationale parlementen. Zoals ook aangegeven in de kabinetsbrief acht het kabinet gezien de aard van de maatregelen in EMU-kader waarborging van de rol van nationale parlementen in het bijzonder essentieel omdat de afspraken in veel gevallen nauw verband houden met nationaal begrotings- en economisch beleid.

Tot slot hebben de leden van de SP-fractie kennisgenomen van het discussiestuk ten behoeve van de gedachtewisseling tijdens de informele Raad genaamd «The Fourth Pillar of a Genuine EMU – Democratic Legitimacy and Accountability» door prof. Brigid Laffan. Ze zijn daarbij enigszins geschrokken van de daarin gestelde vraag: «How can the EU and member states respond to the growth of populist challenger parties?». Bent u het met deze leden eens dat een discussie over de versterking van de democratie niet hoort te beginnen met de vraag hoe de groei van bepaalde partijen in te dammen? Zo ja, is het kabinet bereid om daar tijdens de bijeenkomst krachtig afstand van te nemen?

Antwoord van het kabinet

Het betreffende stuk is door het Iers voorzitterschap toegestuurd als achtergrond bij de discussie. Het stuk staat niet geagendeerd voor bespreking. Tijdens de informele RAZ zal Nederland interveniëren volgens de lijnen als hierboven beschreven bij het antwoord op de vragen van de leden van de PvdA-fractie. Het kabinet is van mening dat alle politieke partijen belangrijke bijdrage leveren aan het democratisch proces en als zodanig gerespecteerd dienen te worden.

De leden van de fractie van het CDA vragen met welke lidstaten Nederland optrekt om tot ideeën te komen rondom de versterking van de democratische legitimiteit via de nationale parlementen. Welke nu bekende ideeën over het versterken van de rol van de nationale parlementen zijn er en worden bekeken door het kabinet?

Antwoord van het kabinet

Zie antwoorden op eerdere vragen.

Verder willen deze leden vernemen welke inbreng door de hoogambtelijke vertegenwoordiging wordt geleverd tijdens de informele lunch bij het onderwerp EU-uitbreiding.

Antwoord kabinet

Tijdens de informele lunch zal het Ierse voorzitterschap ook in aanwezigheid van de kandidaat-lidstaten een toelichting geven op diens voornemens ten aanzien van het uitbreidingsdossier. In dit verband zal het voorzitterschap het onderwerp op de agenda plaatsen van een Raad Algemene Zaken naar aanleiding van de door de Commissie te schrijven rapporten dit voorjaar over de voortgang in de dialoog tussen Servië en Kosovo en de voortgang met verdere hervormingen in Macedonië en de verbetering van relaties met de buurlanden, waaronder de naamskwestie met Griekenland.

Indien discussie daartoe ruimte biedt, zal Nederland in lijn met het staand kabinetsbeleid (kabinetsappreciatie op het Uitbreidingspakket 2012–2013, 26 oktober 2012, Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 23 987, nr. 126) het Nederlandse standpunt inbrengen.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 20 en 21 januari 2013. Deze leden hebben een aantal vragen en opmerkingen over de geannoteerde agenda.

De leden van de D66-fractie zijn content met het besluit uit december jl. dat de Europese Centrale Bank supervisie krijgt op banken met meer dan dertig miljard euro op de balans. Zij hopen dat de Europese regeringsleiders leiderschap blijven tonen. De leden onderstrepen nogmaals de urgentie en wenselijkheid om snel over te gaan tot verdere politieke integratie in de Europese Unie om de fundamentele oorzaken van de economische crisis aan te pakken, de werking van de Unie te verbeteren en de invloed van Nederland in de Europese Unie te vergroten. Versterking van de democratische legitimiteit en verantwoording van de Unie, waarover een gedachtewisseling voorzien is, speelt in de visie van deze leden een grote rol. Zij constateren dat het kabinet geen concrete voorstellen doet, zoals ook het geval was in de kabinetsreactie op het rapport van voorzitter Van Rompuy over de toekomst van de EMU. Graag ontvangen zij spoedig een beeld van de inzet van dit kabinet om bijvoorbeeld de rol van nationale parlementen te versterken en de rol van het Europees Parlement te versterken. Kan het kabinet hierop reageren? Waarom heeft het kabinet niet in de geannoteerde agenda een korte reactie gegeven op (de vragen in) het paper «The Fourth Pillar of a Genuine EMU – Democratic Legitimacy and Accountability» van Brigid Laffan, dat besproken zal worden op de informele Raad? Kan het kabinet dit alsnog doen?

Antwoord van het kabinet

Zie antwoorden op eerdere vragen.

Op 1 januari jl. is Ierland voor de zevende keer voorzitter van de Europese Unie geworden. De prioriteiten zijn vorige week gepresenteerd. Ierland zal zich vooral inzetten voor economische groei en de stijging van de werkgelegenheid. Kan het kabinet een eerste reactie geven op de Ierse prioriteiten, vragen de leden van de D66-fractie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat positief tegenover het programma van het Ierse voorzitterschap, dat inzet op duurzame groei en werkgelegenheid. De prioriteitstelling van de Ieren, waarbij de nadruk ligt op het implementeren van reeds gemaakte afspraken, duidt op een streven naar continuïteit hetgeen belangrijk is voor het aanpakken van de economische crisis.

De geannoteerde agenda bevat geen informatie over een lunchbespreking over EU-uitbreiding. Staat EU-uitbreiding op de agenda? Zo ja, wat wordt er besproken?

Antwoord kabinet

Verwezen wordt naar het antwoord op de vraag van het CDA inzake de informele lunch in aanwezigheid van de kandidaat-lidstaten.

Naar boven