Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 33450 nr. 62 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 33450 nr. 62 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2019
Hierbij informeer ik uw Kamer over het Nederlands standpunt in OSPAR ten aanzien van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om bij het opruimen van drie olieplatforms op de Noordzee fundamenten te laten staan met daarin vervuilde opslagtanks. In de opslagtanks bevindt zich in totaal 11.000 ton aan olie en chemicaliën. Duitsland en Greenpeace hadden in een eerder stadium tegen dit voornemen van het Verenigd Koninkrijk bezwaar gemaakt. Het Nederlands standpunt ten aanzien van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk sluit aan bij het standpunt van Duitsland.
In antwoord op vragen van uw Kamer heb ik in mijn brieven voor het zomerreces1 mede namens de Minister van EZK, de kwestie die voorligt uitgebreid geschetst. Het algemeen vertrekpunt voor het Nederlandse standpunt is dat alle mijnbouwplatforms na gebruik volledig worden opgeruimd. Uitzonderingen zijn er voor platforms die kunnen worden hergebruikt voor bijvoorbeeld opslag van waterstof of CO2. Maar ook wanneer dat gebruik is beëindigd, dient het platform volledig te worden opgeruimd. Nederland kan instemmen met uitzonderingen op deze regel wanneer opruimen technisch niet mogelijk is, wanneer de arbeidsomstandigheden te hoge veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, of wanneer de milieurisico’s van het opruimen groter zijn dan van het laten staan. Ten aanzien van deze specifieke kwestie heb ik uw Kamer aangegeven dat ik een onafhankelijk bureau opdracht had gegeven om alle rapportages en correspondentie te laten bestuderen die door het Verenigd Koninkrijk, Shell en Duitsland rondom deze kwestie zijn opgesteld. En dat ik uw Kamer aan de hand van dit advies zou infomeren over het definitief Nederlands standpunt.
Ik heb een team van de Technical University of Denmark, The Danish Hydrocarbon Research and Technology Centre bereid gevonden dit onafhankelijk onderzoek uit te voeren. De opdrachtverlening is verlopen via het Expert Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM)2. De resultaten van dit onderzoek zijn op 4 oktober opgeleverd. Het betreffende rapport is als bijlage bij deze brief gevoegd3.
De conclusies van het onderzoek zijn als volgt samen te vatten:
• Het is in principe mogelijk om de poten tot 55 meter onder de zeespiegel te verwijderen om zodoende, conform het OSPAR-besluit, geen risico te vormen voor de scheepvaart. Er zijn verschillende mogelijkheden die onderzocht zouden kunnen worden;
• Er is onvoldoende informatie beschikbaar over de samenstelling van het materiaal dat is achtergebleven in de opslagcellen;
• Op basis daarvan is moeilijk te bepalen wat de milieuschade op termijn is als de opslagcellen niet worden leeggehaald;
• Het is technisch in principe mogelijk om de cellen leeg te halen en het verontreinigd materiaal op land te verwerken. Dit is milieuhygiënisch te prevaleren boven het achterlaten van het materiaal in de cellen zodat het op de lange termijn in het omringende zeemilieu terecht komt. Of de in het rapport genoemde methoden ook toepasbaar zijn bij deze platforms zal nog nader onderzocht moeten worden;
• De in het rapport genoemde verwijderingsmethoden zijn in principe veilig uit te voeren. Maar ook dit zal voor deze platforms nader onderzocht moeten worden.
Op basis hiervan heb ik het volgende standpunt ingenomen. Nederland zal als partij van het OSPAR verdrag bezwaar maken tegen het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om vergunning te verlenen aan Shell om de fundamenten van de Brent olie- en gasplatforms met daarin verontreinigd materiaal te laten staan. In de vergunningaanvraag en de onderliggende documenten is onvoldoende onderbouwd dat het achterlaten van een deel van de funderingen met opslagcellen met daarin verontreinigd materiaal milieuhygiënisch en veiligheidstechnisch de beste optie is, en dat de betonnen poten niet deels kunnen worden verwijderd. Ik zal bij het Verenigd Koninkrijk aandringen op nader onderzoek naar de exacte samenstelling van het materiaal dat zich in de opslagcellen bevindt en naar aanvullende technieken om het materiaal veilig en milieuhygiënisch verantwoord uit de cellen te verwijderen, en om nader onderzoek te doen naar het tot 55 meter onder de zeespiegel verwijderen van de betonnen poten.
Conform mijn eerdere toezegging in de hiervoor gememoreerde brieven aan uw Kamer leg ik u het conceptstandpunt van Nederland voor, alvorens de Nederlandse delegatie dit standpunt inbrengt in het op 18 oktober geplande raadgevend OSPAR-overleg in London. Over de resultaten van deze bespreking en de uiteindelijke beslissing van het Verenigd Koninkrijk voor het al dan niet verlenen van de vergunning voor het achterlaten van de opslagtanks, zal ik uw Kamer op een later tijdstip informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Minister van EZ(K) heeft het KEM ingesteld om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de Onderzoekraad voor de Veiligheid. Het KEM heeft tot doel het inzicht in mogelijke dreigingen en risico's van mijnbouwactiviteiten in Nederland te vergroten. De doelstelling van KEM is onder meer het ontwikkelen van onafhankelijke, openbare gevalideerde en gezaghebbende beoordelingen van de effecten en -risico’s van mijnbouw.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33450-62.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.