33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2023

Tijdens het begrotingsdebat Defensie op 11 november 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 21, item 26) heeft het lid Boswijk (CDA) c.s. een motie1 ingediend die de regering vraagt te kijken naar de mogelijkheden om gezamenlijk met bondgenoten een strategie te ontwikkelingen voor de bescherming van onze «cruciale2 infrastructuur» gelegen in de Noordzee.

Als Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heb ik een coördinerende verantwoordelijkheid voor het Nederlandse deel van de Noordzee. Vanuit deze rol coördineert het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat sinds juli jl. de uitvoering van de hiervoor genoemde motie, zoals ook vermeld in de brief3 van de Minister van Defensie aan uw Kamer, d.d. 18 juli 2022.

Hierbij wil ik u, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie en Veiligheid, informeren over de gezamenlijk strategie ter bescherming van de Noordzee-infrastructuur, kabinetsbrede inzet en daarmee de voortgang op de uitvoering van motie van het lid Boswijk c.s. Tevens wordt hiermee tegemoet gekomen aan vragen over onderzeese internetkabels zoals gesteld tijdens het vragenuur van 17 januari jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 40, Vragenuur) en wordt u geïnformeerd over de voortgang op de uitvoering van de motie van het lid Valstar (VVD) c.s.4

Nationale inzet

Het kabinet deelt de brede bezorgdheid over de veiligheid van infrastructuur op zee en de urgentie om hierbij tot een gezamenlijke aanpak te komen. De dreiging vanuit statelijke actoren tegen deze infrastructuur is niet nieuw en nog steeds actueel5.

Sinds de sabotage van Nordstream 1 en 2 is de aandacht voor de beveiliging van onderzeese infrastructuur geïntensiveerd. Naar aanleiding van deze incidenten zijn er door zowel publieke als private partijen extra maatregelen genomen. Zo is onder leiding van de Nationaal Coördinator Veiligheid en Terrorismebestrijding (NCTV) en in samenwerking met EZK, IenW, Defensie, AIVD, Politie en veiligheidsregio’s overleg geweest met vitale aanbieders die actief zijn op de Noordzee en is de samenwerking geïntensiveerd. De Kustwacht patrouilleert regelmatig op de Noordzee en monitort scheepvaart voortdurend. De NAVO heeft haar maritieme presentie in de Noordzee en Oostzee vergroot. Ook zijn er aanvullende procedures afgesproken over het melden van melden van verdachte situaties bij de Kustwacht. Hierover bent u door het kabinet op 4 november 2022 geïnformeerd.6

Naar aanleiding van de hierboven genoemde dreiging en om te bezien wat er naast de reeds genomen maatregelen extra nodig is, is het afgelopen jaar interdepartementaal samengewerkt om invulling te geven aan een gezamenlijke strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur zoals verder toegelicht in deze brief. Naar verwachting zal het plan van aanpak ter implementatie van de strategie in het tweede kwartaal van 2023 gereed zijn.

Dit complexe dossier vereist goede interdepartementale afstemming en internationale coördinatie met bondgenoten en partners. Zoals genoemd coördineert IenW de procesmatige uitvoering, maar dragen de betrokken departementen, inclusief uitvoerende partijen zoals politie, de Kustwacht en de private partijen die opereren op de Noordzee, daarbij eigen (beleids-)inhoudelijke verantwoordelijkheden ten aanzien van hun rol in dit dossier.

Ook hebben vitale aanbieders op basis van (sectorale) wetgeving een zorgplicht om passende maatregelen te treffen om de continuïteit van hun processen te waarborgen. De overheid is zich bewust dat vitale aanbieders zich niet in alle gevallen kunnen weren tegen door statelijke actoren gesteunde sabotage, spionage en manipulatie. De overheid pakt hier haar verantwoordelijkheid en ondersteunt hen hierbij.

Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur

Samenwerking en een geïntegreerde aanpak om de Noordzee-infrastructuur te beschermen is cruciaal. Daarom is gestart met de ontwikkeling van een interdepartementaal programma om zo concrete verbetering te realiseren betreffende de veiligheid van de infrastructuur op de Noordzee. Een belangrijk onderdeel van de strategie vormt de borging van de beschikbaarheid, continuïteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de vitale processen ten aanzien van energiedistributie en internet- en dataverkeer. Uitval of verstoring van vitale processen kunnen leiden tot ernstige maatschappelijke ontwrichting en kunnen een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

Belangrijk onderdeel van de gezamenlijke strategie is de ontwikkeling van een sector-overstijgend kader voor de ontwikkeling van weerbaarheidsverhogende maatregelen en handelingsperspectief voor de betrokken publieke en private partijen. Hierbij is specifiek oog voor dreigingsactoren, (internationale) juridische dimensies van het zeerecht, (toekomstige) ruimtelijke ontwikkeling van offshore-activiteiten op de Noordzee, scheepvaartbewegingen, zeehavens en aanlandpunten van data- en energie-infrastructuur vanaf de Noordzee. Juridische mogelijkheden en belemmeringen worden onderzocht zoals de mogelijkheden tot ingrijpen van verschillende partijen bij ongewenste aanwezigheid van derden in een gebied dat buiten de Nederlandse territoriale wateren valt, binnen de EU en NAVO wordt het thema geadresseerd en in het operationele domein worden de huidige crisis-en incidentbestrijdingsplannen herijkt.

Momenteel wordt vanwege het veranderende dreigingslandschap de door de Europese Commissie opgestelde EU Maritime Security Strategy (EUMSS) uit 2014 herijkt. Nederland is nauw betrokken bij dit proces. Waar opportuun wordt de strategie zo veel mogelijk in samenhang met de herijkte EUMSS geïmplementeerd. Omdat de dreiging ten aanzien van infrastructuur op de Noordzee een grensoverschrijdend karakter kan hebben, is het van groot belang dat de strategie ook in samenhang met strategieën van de omringende Noordzeelanden wordt afgestemd. In dit kader zijn contacten gelegd met relevante Noordzeelanden voor nadere inhoudelijke afstemming.

De inzet om de bescherming van de vitale infrastructuur te versterken, sinds 2021 in gang gezet onder coördinatie van de NCTV, sluit ook aan bij de strategie. De Telecommunicatiewet en de door het Europees Parlement (EP) recent goedgekeurde Critical Entities Resilience (CER) Directive en de Network- and Information Security 2 (NIS2) Directive bieden daarbij de wettelijke kaders voor het verhogen van de weerbaarheid van de digitale- en fysieke systemen van vitale infrastructuur.

Aanvullende en bestaande maatregelen

Zoals uiteengezet in het onlangs aan uw Kamer aangeboden Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA 2)7 is de waargenomen dreiging door statelijke actoren ten aanzien van onderzeese infrastructuur, zoals kabels en pijpleidingen, nog altijd actueel. Voorbereidingshandelingen voor verstoring en sabotage van de vitale infrastructuur zijn reeds in het DBSA 1 geconstateerd. In september 2022 zijn daar de nog ongeattribueerde onderzeese explosies bij de Nord Stream-gasleidingen bijgekomen. Deze gebeurtenissen illustreren de kwetsbaarheid van de Europese (en Nederlandse) vitale processen voor sabotageactiviteiten.

Om dreigingen die uitgaan van statelijke actoren het hoofd te bieden is een samenhangende en diverse set aan maatregelen en instrumenten nodig die Nederland in staat stelt zich hiertegen te verweren, zowel in het civiele als militaire domein. De Kamerbrief «Aanpak statelijke dreigingen en aanbieding dreigingsbeeld statelijke actoren 2»8 beschrijft deze brede aanpak.

Specifiek voor de bescherming van vitale infrastructuur wordt gewerkt aan de versterkte aanpak vitaal. De versterkte aanpak vitaal zet in op het verbeteren van de bescherming van de Nederlandse vitale infrastructuur – waaronder in en op de Noordzee – door maatregelen te treffen om de weerbaarheid van de vitale processen te vergroten en het vitaal beleid, de beleidscyclus en het vitaal-stelsel te herzien. Ook wordt relevante wetgeving tegen het licht gehouden en waar nodig in de komende periode uitgebreid of aangepast. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd in het eerste kwartaal van dit jaar.

Het kabinet onderzoekt daarnaast de mogelijkheden om in het kader van de versterkte aanpak vitaal een bredere informatie-uitwisselings structuur op te zetten waarin informatie binnen een veilige omgeving kan worden uitgewisseld – ook tussen overheid en private partijen – over risico’s, dreigingen en handelingsperspectieven.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is in het kader van telecommunicatiesector verantwoordelijk voor de zeekabels die hieronder vallen. Daarnaast is Minister voor Klimaat en Energie verantwoordelijk voor infrastructuur gerelateerd aan de distributie en transport van de energievoorziening en verleent vergunningen aan windparkexploitanten. Om inzicht te krijgen in de weerbaarheid van beide sectoren en om op basis daarvan passende maatregelen te kunnen treffen worden weerbaarheidsanalyses uitgevoerd. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) doet in dit kader met TNO onderzoek naar weerbaarheidsverhogende maatregelen voor de infrastructuur op de Noordzee. In het eerste kwartaal van 2023 worden de resultaten hiervan verwacht. Meer zeekabels zorgen voor meer redundantie en versterken daarmee de weerbaarheid. Daarom wordt door EZK verkend welke aanvullende gerichte acties genomen kunnen worden om de aanlanding van nieuwe zeekabels te stimuleren.

Daarnaast beziet EZK momenteel of het aantal bedrijven moet worden uitgebreid dat binnen de olie-, gas- en telecomsector als vitale aanbieder is aangemerkt, mede in het licht van de sabotage van Nordstream 1 en 2. Daarbij wordt meegenomen in hoeverre er onderscheid is te maken in de vitaliteitsbeoordeling van de verschillende zeekabels.

De AIVD en MIVD dragen vanuit hun wettelijke taken bij aan de veiligheid van Nederland en de bescherming van de Nederlandse economische- en veiligheidsbelangen. In dat kader doen de diensten structureel onderzoek naar (heimelijke) activiteiten van statelijke en niet-statelijke actoren die een risico kunnen vormen voor de nationale veiligheid van Nederland. In het kader van zijn veiligheidsbevorderende taak biedt de AIVD relevante sectoren, waaronder bedrijven in de energiesector, al dan niet in samenwerking met andere organisaties zoveel mogelijk dreigingsinformatie en handelingsperspectief voor het nemen van tegenmaatregelen. Hiermee wordt aan het vergroten van de weerbaarheid van de vitale aanbieders bijgedragen. Ook in geval van incidenten kan er snel worden afgestemd tussen de diensten en de relevante sectoren.

Beschikbare en toekomstige capaciteiten

In de recente brief van het kabinet9 bent u geïnformeerd over de aanvullende taken van de Kustwacht naar aanleiding van de sabotage van Nordstream 1 en 2.

Monitoring, respons en communicatiestructuren in een publiek-private samenwerking zijn onderdeel van de bescherming van Nederland. Iedere entiteit die actief is op de Noordzee heeft een eigen rol en dient binnen de rol het maximale te bewerkstellingen om de continuïteit van data en energie te ondersteunen.

De Kustwacht patrouilleert regelmatig op de Noordzee en monitort scheepvaart voortdurend. Als Minister van Infrastructuur en Waterstaat fungeer ik als coördinerend Minister voor de Kustwacht10 en de Minister van Defensie als beheerder van de Kustwacht. De Kustwacht voert taken uit in opdracht van zes ministeries (IenW, Defensie, JenV, Financiën, EZK en LNV). De door de Ministers aan de Kustwacht toebedeelde taken worden ingedeeld in hulp- en dienstverlening, handhaving en maritieme security. Maritieme security betreft taken ter voorkoming van opzettelijk ongeoorloofde acties op zee. Het beleidsvoornemen is deze taken verder te ontwikkelen. De Minister van JenV is verantwoordelijk voor het jaarlijks opstellen van een handhavingsplan voor de Kustwacht, waarmee zij feitelijk coördinerend is op het terrein van de handhaving.

Er zijn aanvullende meldprocedures afgesproken met de Kustwacht en de Kustwacht kan voor verschillende incidenten en taken een beroep doen op de middelen van Defensie en de in Kustwachtverband ter beschikking gestelde politiecapaciteit. Tevens is afgesproken dat de werkzaamheden van de Kustwacht bij verhoogde dreiging/incidenten kunnen worden geprioriteerd. Daaropvolgend bekijkt het kabinet als onderdeel van de gezamenlijke aanpak welke capaciteiten aanwezig of toekomstig benodigd zijn bij de bescherming van de Noordzee- infrastructuur.

Vanwege de combinatie van kostenstijgingen, van veelal exogene aard, en de allengs ontstane omvang van het aantal uitvoerende taken dat bij de kustwacht is belegd, is momenteel sprake van een disbalans met de ter beschikking gestelde middelen. Het is van belang dat de taken en beschikbare middelen van de Kustwacht in evenwicht zijn. Dit vergt voor de lange termijn keuzes die dit jaar interdepartementaal zullen worden voorbereid. Een voorstel hiervoor zal onderdeel zijn van de voorjaarsbesluitvorming.

Defensie beschikt over verschillende capaciteiten die een bijdrage leveren aan de bescherming van Noordzee-infrastructuur. Marineschepen kunnen de Kustwacht ondersteunen in de beeldopbouw op de Noordzee. Defensie heeft altijd een schip van de wacht gereedliggen in Den Helder om de Kustwacht bij te staan wanneer zij daar om vraagt. Ook beschikt Defensie over capaciteiten voor bijstand zoals hydrografische capaciteiten, duikcapaciteit en mijnenbestrijdingsvaartuigen. Hiermee wordt bijvoorbeeld de zeebodem in kaart gebracht of kunnen explosieven onschadelijk worden gemaakt.

Bij de vervanging van capaciteiten houdt Defensie reeds rekening met aspecten van de onderzeese dreiging. Zo beschikken de nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen vanaf 2025 over onbemande apparatuur die ook geschikt zijn voor onderwaterinspecties. Ook is in de Defensienota 2022 (Kamerstuk 36 124) de maatregel Intelligence, Surveillance, Reconaissance (ISR) Noordzee opgenomen. ISR Noordzee beoogt samen met partners surveillance te realiseren om bedreigingen van Nederlandse belangen op de Noordzee tijdig te detecteren. Hierover wordt uw Kamer later dit jaar middels een A-brief nader geïnformeerd.

Om verdere toekomstige capaciteiten te onderzoeken heeft Defensie, in overeenstemming met betrokken departementen, voor 2023 een focusprogramma bij TNO ingesteld gericht op Seabed Warfare. Het focusprogramma richt zich onder andere op de ontwikkeling van de dreiging die uitgaat van Seabed Warfare (breder dan de Noordzee) en het bieden van een doorkijk naar technologische oplossingsrichtingen waaronder ook weerbaarheidsmaatregelen ten aanzien van de vormgeving en herstelmogelijkheden van vitale infrastructuur. Ook worden hiervoor mogelijkheden voor het versterken van de noodzakelijke internationale samenwerking onderzocht. Gedurende het focusprogramma zullen scenariosessies worden gehouden met betrokken departementen en sectoren.

Internationale inzet

In lijn met de moties Boswijk en Valstar kijkt Nederland naar de mogelijkheden om samen met andere lidstaten de veiligheid van infrastructuur op de Noordzee te verbeteren. Het kabinet agendeert de veiligheid van infrastructuur op de Noordzee op internationaal niveau gezien het grensoverschrijdende karakter van dit vraagstuk. De internationale inzet is daarin het sluitstuk van de nationale aanpak en onlosmakelijk onderdeel om de weerbaarheid en bescherming van Noordzee-infrastructuur te versterken. De weerbaarheid van onderzeese infrastructuur staat ook hoog op de agenda van de NAVO en de EU. In aanvulling op de inzet in multilaterale fora is het vraagstuk van infrastructuur op zee onderwerp van gesprek in de bilaterale relaties met gelijkgezinde landen aan de Noordzee en daarbuiten.

Europese Unie

De Europese Commissie (EC) werkt sinds 2020 aan de ontwikkeling van de Critical Entities Resilience (CER) Directive en de Network and Information Security 2 (NIS2) Directive. Dit traject heeft met de Russische inval in Oekraïne en de Nord Stream 1 en 2 incidenten grotere urgentie gekregen, waardoor de vaststelling en implementatie is vervroegd. Beide richtlijnen zijn inmiddels vastgesteld. Op dit moment worden interdepartementaal voorbereidingen getroffen voor het omzetten van beide richtlijnen in nationale wetgeving. De uitwerking hiervan wordt meegenomen in de reeds genoemde versterkte aanpak vitaal.

Daarnaast heeft de EC op 14 oktober jl. een voorstel gepresenteerd voor een Raadsaanbeveling betreffende een gecoördineerde EU-aanpak voor het verhogen van de weerbaarheid van vitale infrastructuur. De EU wil hierbij onder andere gezamenlijke principes ontwerpen voor het uitvoeren van stresstesten voor vitale infrastructuur, te beginnen met de energiesector, waarmee inzicht geboden kan worden op het niveau van de weerbaarheid van vitale infrastructuur; een onderzoek uitvoeren naar onderzeese kabelinfrastructuur binnen of verbonden met de EU; bij verstoring van vitale infrastructuur gebruik maken van EU-crisismechanismen, waaronder de geïntegreerde politieke crisisrespons van de EU (IPCR) en het mechanisme voor civiele bescherming van de EU (UCPM); en verbeterde samenwerking en coördinatie tussen diverse EU-gremia11.

Ten slotte biedt zoals hierboven geschetst de EU Maritime Security Strategy (EUMSS) van de EU sinds 2014 een breed kader voor samenwerking tussen lidstaten en EU-instituties om de maritieme veiligheid binnen de EU te borgen. De strategie faciliteert gezamenlijke planning, risicomanagement, crisismanagement en respons in het maritieme domein binnen de EU. De strategie identificeert «kritieke maritieme infrastructuur» als een van de belangen op zee die beschermd dienen te worden. In de uitwerking van de strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur wordt waar opportuun aansluiting gezocht bij de EUMSS.

NAVO

Binnen de NAVO zetten verschillende bondgenoten, waaronder Nederland, zich in, om op korte termijn advies te krijgen over de mogelijkheden die de NAVO heeft om een grotere rol te spelen bij bescherming van Noordzee-infrastructuur. Nederland zet daarnaast onder andere in op actieve betrokkenheid van het NAVO Resilience Committee ten aanzien van het versterken van de weerbaarheid van infrastructuur op zee. De NAVO dient ook advies te geven over de mogelijkheid en eventuele aard van inzet van NAVO-capaciteiten, bijvoorbeeld in de vorm van een militair advies. Verschillende bondgenoten waaronder Noorwegen, Duitsland en Nederland werken momenteel aan een voorstel voor een centraal knooppunt ter monitoring en bescherming van vitale infrastructuur. Hier kan bijvoorbeeld informatie worden uitgewisseld tussen overheden maar ook de private sector. Nederland vindt het ook van belang dat de EU en NAVO op dit onderwerp waar mogelijk kennis delen en samenwerken. Nederland zet zich daar ook actief voor in.

Defensie investeert tevens binnen de NAVO en in bilateraal verband in internationaal onderzoek in het maritieme domein, met name gericht op het verbeteren van sensoren zoals radar, sonar of onderwatersystemen en ook het bijeenbrengen van verschillende sensordata.

Op operationeel gebied is er binnen de NAVO nauwe samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de Koninklijke Marine en onze strategische partners12. De vier NAVO-vlootverbanden in de noordelijke en zuidelijke wateren van het verdragsgebied zijn vrijwel continu op zee en zijn inzetbaar zodra de NAVO daartoe besluit. NAVO-landen delen informatie over wat zij waarnemen op zee. Deze maand spreken de Commandanten der Zeestrijdkrachten van diverse landen in de NATO Channel Committee over het nauwer integreren van operationele plannen in dit verband.

Nederland zet in op een versterking van de defensiesamenwerking met Noordzeelanden, zoals in de Joint Expeditionary Force13 (JEF), tevens in lijn met eerder genoemde moties. De JEF bestaat uit enkele landen die nu of op korte termijn lid zullen zijn van de NAVO en die vanwege hun ligging aan de Noordzee gedeelde belangen hebben om binnen de NAVO nauwer samen te werken. Zo spraken zij eind 2022 binnen de JEF af meer informatie uit te wisselen over kwetsbaarheden en dreigingen op de Noordzee en de Baltische zee. De JEF biedt -naast de NAVO- een forum om snel informatie en inlichtingen uit te wisselen en te kijken naar mogelijkheden voor gezamenlijke, of in elk geval afgestemde, inzet van militaire capaciteiten.

Daarnaast verkent het kabinet verdere internationale samenwerking met partners rondom de Noordzee en daarbuiten. Zo vinden er diverse bilaterale gesprekken plaats met o.a. het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en België. Hierin is het van belang om goed te kijken naar de handvatten die het internationaal zeerecht biedt om de Noordzee-infrastructuur beter te beschermen.

Verenigde Naties

Voorts zet Nederland internationaal in op het bestendigen en implementeren van normen die cyberaanvallen op «kritieke14 infrastructuur» tegengaan. In VN-verband is vastgesteld dat staten geen actie mogen ondernemen die opzettelijk kritieke infrastructuur beschadigt of anderszins het gebruik van kritieke infrastructuur schaadt. Hierbij is expliciet opgenomen dat kritieke infrastructuur kan bestaan uit technische infrastructuur tussen verschillende staten die essentieel is voor de algemene beschikbaarheid of integriteit van het internet15. Nederland schaart onderzeese kabels hier ook onder.

Tot slot

Het kabinet staat in nauw contact met de betrokken partijen om de bescherming van de infrastructuur op de Noordzee continu te verbeteren. Het kabinet werkt intensief samen met nationale en internationale partners om de aandacht voor het dossier om te zetten in concrete stappen.

In deze tijd waarin de dreiging vanuit statelijke en niet-statelijke actoren duidelijk op ons netvlies staat en we geconfronteerd worden met manifestaties van deze dreiging, zoals de sabotage van Nordstream 1 en 2, acht het kabinet een robuuste aanpak noodzakelijk om de bescherming van infrastructuur op de Noordzee te kunnen borgen en waar nodig te verbeteren.

Uw Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd over de voortgang van de kabinetsinzet. Vanzelfsprekend zal het kabinet uw Kamer tussentijds informeren bij belangrijke of nieuwe ontwikkelingen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstuk 35 925 X, nr. 22.

X Noot
2

De motietekst van het lid Boswijk spreekt van cruciale infrastructuur. In Nederland spreken we ook wel van vitale infrastructuur. Het kabinet interpreteert de motie, door de formulering «cruciaal», breder dan alleen aangewezen vitale aanbieders hetgeen beperkend zou werken in de aanpak. Daarom is gekozen voor de brede term «Noordzee infrastructuur», die zowel onderzeese als andere offshore infrastructuur.

X Noot
3

Kamerstuk 35 925 X, nr. 91.

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 X, nr. 26.

X Noot
5

Bijlage bij Kamerstuk 30 821, nr. 175.

X Noot
6

Kamerstukken 30 821 en 29 023, nr. 168.

X Noot
7

Kamerstuk 30 821, nr. 175.

X Noot
8

Idem.

X Noot
9

Kamerstukken 30 821 en 29 023, nr. 168.

X Noot
10

De Kustwacht is een samenwerkingsverband van de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, Defensie, Justitie en Veiligheid, Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij de Kustwacht geldt als uitgangspunt dat de genoemde Ministers gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het functioneren van de Kustwacht, waarbij een Minister verantwoordelijk blijft voor de taken die namens hem in de kustwachtorganisatie worden verricht.

X Noot
11

Kamerstuk 22 112, nr. 3556.

X Noot
12

Via o.a. de navy-to-navy staff talks en internationale fora zoals de Chiefs of the European Navies (CHENS) en het NATO Channel Committee (CHANCOM).

X Noot
13

De Joint Expeditionary Force is een snelle reactiemacht bestaande uit verschillende gelijkgestemde landen uit de NAVO: het Verenigd Koninkrijk, IJsland, Denemarken, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Noorwegen, Zweden en Nederland.

X Noot
14

VN maakt gebruik van term kritieke ipv cruciale of vitale infrastructuur.

Naar boven