Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Brussel, 14 mei 2013
De Commissie dankt de Eerste Kamer voor haar gemotiveerd advies over de voorstellen
voor verordeningen {COM(2012) 380 final}, {COM (2012) 382 final} en een richtlijn
{COM (2012) 381 final} betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen
en aanhangwagens, en verontschuldigt zich voor de late reactie op dat advies.
De Commissie is van mening dat, om te komen tot meer rechtszekerheid en duidelijkheid
en gezien de aard van de voorgestelde verplichtingen, een verordening het passende
rechtsinstrument is, vooral omdat de voorgestelde wetgeving direct is gericht tot
economische actoren, zoals fabrikanten van motorvoertuigen, controlecentra voor motorvoertuigen
en producenten van controleapparatuur.
Wanneer wordt verwezen naar delegatie van bevoegdheden, en met name met betrekking
tot voertuigcategorieën en de frequentie van controles (artikel 17, eerste streepje),
zou de Commissie een misverstand dat mogelijk het gevolg is van een vertaalkwestie,
uit de weg willen ruimen. De Commissie kan bevestigen dat de wijzigingen door gedelegeerde
handelingen van artikel 2, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, strikt beperkt zouden
zijn tot de benamingen van de voertuigcategorieën die voortvloeien uit eventuele toekomstige
wijzigingen van de wetgeving inzake typegoedkeuring en geen gevolgen zouden hebben
voor het toepassingsgebied en de frequentie van de controles.
Wat de technische controles langs de weg van bedrijfsvoertuigen betreft, wenst de
Commissie erop te wijzen dat dergelijke controles reeds zijn voorgeschreven door de
Europese wetgeving1. Uit het verslag2 over de toepassing van deze richtlijn blijkt dat het nodig is de desbetreffende voorschriften
verder te harmoniseren in de gehele Unie, aangezien de meeste van de betrokken wegvervoerondernemingen
grensoverschrijdend actief zijn.
Het voorstel van de Commissie wordt momenteel besproken door de medewetgevers in het
kader van de gewone wetgevingsprocedure.
De commissie hoopt dat deze verduidelijkingen tegemoetkomen aan de bezorgdheid die
de Eerste Kamer in haar advies heeft geuit en verheugt zich op de voortzetting van
de politieke dialoog.
Vicevoorzitter Maroš Šefčovič