Klacht
Verzoeker is van mening dat de staatssecretaris van Financiën ten onrechte geen toepassing
heeft gegeven aan de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
met betrerkking tot de terugvordering van kinderopvangtoeslag 2009.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoeker heeft bezwaar aangetekend tegen de terugvorderingsbeschikking kinderopvangtoeslag
2009, omdat hij van mening is dat er een onjuist toetsingsinkomen is gehanteerd. Als
gevolg hiervan moet verzoeker een fors bedrag aan kinderopvangtoeslag terugbetalen.
Het feitelijke toetsingsinkomen, waarop de aanslag is gebaseerd, is hoger uitgevallen,
omdat verzoeker in 2009 een eenmalige ontslagvergoeding en een bonus heeft ontvangen.
De Belastingdienst heeft het bezwaarschrift afgewezen met als motivering dat er geen
wettelijke bepaling is die de mogelijkheid biedt om inkomensbestanddelen buiten beschouwing
te laten bij het bepalen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag.
Overwegingen
De staatssecretaris geeft aan dat de hardheidsclausule ex artikel 63 Algemene wet
inzake rijksbelastingen niet van toepassing is op de terugvordering van kinderopvangtoeslag.
Dat geldt wel voor de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, maar daarin wordt
de ontslagvergoeding niet uitgezonderd bij de vaststelling van het toetsingsinkomen.
Door een interne fout van de Belastingdienst heeft de afhandeling van het bezwaarschrift
vele maanden op zich laten wachten en uiteindelijk pas na interventie van de gemachtigde
van verzoeker tot een uitspraak geleid. De staatssecretaris geeft toe dat hiervoor
verontschuldigingen op zijn plaats zijn.
Oordeel van de commissie3
Het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd. Wel spreekt de commissie
haar afkeuring uit over de lange termijn die de afhandeling van het bezwaarschrift
heeft gevergd en roept zij de staatssecretaris op zich te houden aan de wettelijk
vastgelegde termijnen.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers