33 406 Wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 oktober 2012

Inhoudsopgave

1. Inleiding

1

2. Algemeen

1

3. Voorgestelde maatregelen

3

4. Uitvoeringskosten Belastingdienst

4

5. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

4

6. Gevolgen voor de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

5

7. Budgettaire aspecten

5

1. Inleiding

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PVV, de SP en D66. Het kabinet is verheugd dat de leden van de fractie van de PVV onder de indruk zijn van de volledige digitale registratie van notariële akten, die met dit wetsvoorstel kan worden bereikt.

Bij de beantwoording van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden.

2. Algemeen

Bij de leden van de fractie van de PVV komt de vraag op wanneer het voor de notaris zelf mogelijk is om digitaal te gaan met de eigen stukken en of notarissen ook onderling via dit systeem akten kunnen uitwisselen. De meeste notariskantoren zijn reeds in hoge mate gedigitaliseerd. Het notariaat beseft goed dat een voortschrijdende digitalisering de omzet kan bevorderen en dat het ook datgene is wat veel cliënten vragen of verwachten van een moderne notaris. In zoverre zal een goed ondernemer hierin zijn eigen belang voldoende weten te behartigen. Dit wetsvoorstel faciliteert de digitalisering in de relatie tussen notaris en Belastingdienst, maar is slechts een volgende stap in de ontwikkeling die al enige tijd gaande is. In de processen met derden wordt feitelijk al gewerkt met een digitale versie (afschrift) van de notariële akten. In de Registratiewet 1970 wordt deze stap nu ook genomen. Dit wetsvoorstel ziet op de verhouding tussen de Belastingdienst en de notaris en niet op de verhouding tussen de beroepsgenoten onderling. Doel van de hier aan de orde zijnde registratie is de aktenregistratie in elektronische vorm mogelijk te maken. Notarissen hebben uitsluitend toegang tot hun eigen akten en hun eigen repertorium.

De leden van de fractie van de PVV vragen voorts naar het verband tussen het register waarin de akten worden geregistreerd en het centraal testamentenregister (CTR). Tussen de beide registers bestaat geen direct verband. Het CTR bevat slechts het gegeven dat een persoon een testament heeft gemaakt alsmede de naam van de notaris door wie de akte is verleden. Het CTR bevat geen informatie over de inhoud van het testament. De vermelding van het testament wordt in het CTR opgenomen kort nadat het testament is opgesteld. Iedereen kan na het overlijden van een persoon bij het CTR navragen of de overledene een testament heeft gemaakt en zo ja, bij welke notaris. De registratie van het testament zelf in de zin van de Registratiewet 1970 vindt pas plaats nadat de testateur is overleden en bevat wel de volledige inhoud van het testament. Deze informatie is uitsluitend bedoeld voor de controle op de uitvoering van de Registratiewet 1970 en voor de uitvoering van de fiscale processen en is niet openbaar. De beide registers staan los van elkaar en hebben elk een eigen karakter en functie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of met het vervallen van de mogelijkheid om onderhandse akten van schenking te registreren een belangrijke behoefte van particulieren wordt weggenomen. Bij akten van schenking moet onderscheid worden gemaakt tussen schenkingen die de strekking hebben om al tijdens het leven van de schenker uitgevoerd te worden en schenkingen die bedoeld zijn om pas na het overlijden van de schenker effect te hebben, ook wel «papieren schenkingen» genoemd. Bij schenkingen die de strekking hebben om al tijdens het leven van de erflater te worden uitgevoerd, voegt registratie niets toe aan de bewijskracht van de onderhandse akte. De behoefte van partijen bij de schenking om de akte te laten registreren berust dan ook op een juridisch misverstand. Schenkingen die de strekking hebben om pas na het overlijden van de schenker effect te hebben, moeten bij notariële akte worden aangegaan om rechtsgeldig te zijn. Bij een dergelijke schenking kan niet worden volstaan met de registratie van een onderhandse akte. Voor beide typen schenkingen geldt dus dat particulieren op geen enkele wijze worden benadeeld door het vervallen van de mogelijkheid om de onderhandse akte van schenking te laten registreren.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar het aantal registraties dat jaarlijks plaatsvindt van onderhandse schenkingen en andere onderhandse akten. Jaarlijks worden in de praktijk ca 41 000 onderhandse schenkingen geregistreerd. Daarnaast worden nog ca 300 000 andere onderhandse akten geregistreerd,waarvan ongeveer 40 000 betrekking hebben op (stil) pandrecht. De registratie van de pandakten zal door de Belastingdienst worden voortgezet.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom onderhandse akten kunnen worden geregistreerd terwijl dat juridisch niets toevoegt. De mogelijkheid om onderhandse akten te registreren stamt uit een ver verleden, lang voor de invoering van de huidige wet. Oorspronkelijk had de registratie van sommige van die akten naast het formele doel ook een fiscaal doel. In het verleden bestonden immers talloze registratie- en zegelrechten. Wat verder de bedoeling was van de registratie en hoe die paste in het juridische stelsel van die tijd valt nu moeilijk meer na te gaan. Op dit moment is de behoefte om een onderhandse akte (andere dan die waarbij registratie een constitutief vereiste is) te laten registreren echter veelal gebaseerd op een misvatting over de juridische gevolgen van de registratie.

3. Voorgestelde maatregelen

De leden van de fractie van de PVV merken op dat de registratie bij de Belastingdienst gratis is en stellen dat aan de registratie van de akten van het stille pandrecht vanuit het principe van quid pro quo kosten in rekening gebracht zouden moeten worden. Gaat de overheid ook regelen dat leveringsakten voor onroerend goed kosteloos worden, zo vragen zij. Voor de registratie bij de Belastingdienst van onderhandse akten worden inderdaad geen kosten in rekening gebracht. Tot 1 januari 2008 waren wel kosten aan de registratie van onderhandse akten verbonden. De hoogte van die kosten was bij de inwerkingtreding van de Registratiewet 19701 vastgesteld op de helft van de werkelijke kosten, vanuit de gedachte dat niet alleen de burger maar ook de Belastingdienst baat kon hebben bij de registratie vanwege de uit die akten te halen informatie. In 2007 was de verhouding tussen de in rekening gebrachte kosten en de kosten van de inning en administratieve verwerking dermate zoek, dat besloten is de registratiekosten af te schaffen. Leveringsakten zijn bedoeld om de rechten op goederen aan een partij in die akte over te dragen. Voor zover hiermee een particulier belang is gediend, ligt het niet voor de hand de akte of de inschrijving daarvan in een openbaar register gratis te maken. In tegenstelling tot de inschrijving van akten bij bijvoorbeeld het Kadaster, dient registratie van de akte in de zin van de Registratiewet 1970 een louter publiek doel.

De leden van de fractie van de PVV vragen waarom de registratie van onderhandse akten niet ook bij de KNB wordt ondergebracht. De registratie van onderhandse akten betreft in de toekomst vrijwel uitsluitend de pandakten van banken. Die registratie vloeit voort uit bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Deze vereisen voor de totstandkoming van een geldig pandrecht een notariële akte of een onderhandse akte die is geregistreerd in de zin van de Registratiewet 1970. Met deze registratie ontstaat een zekerheidsrecht dat aan derden kan worden tegengeworpen, bijvoorbeeld in het geval van een faillissement van de pandgever. De wijze waarop de registratie van deze onderhandse akten kan worden gedigitaliseerd en door welke instantie deze zal worden uitgevoerd, wordt op dit moment nog onderzocht in overleg met de bankensector.

De leden van de fractie van de SP lezen dat het Bureau Financieel Toezicht inzage krijgt in het register. De leden van de fractie van D66 constateren dat het Bureau Financieel Toezicht met ingang van 1 januari 2013 is belast met het toezicht op de naleving van de Wet op het notarisambt. Dat laatste klopt, echter de nu voorgestelde wijziging van de Registratiewet 1970 heeft geen invloed op de bevoegdheden van het Bureau Financieel Toezicht. Het voorstel maakt slechts de elektronische registratie van de akte mogelijk. Teneinde het Bureau Financieel Toezicht in staat te stellen om het wettelijk toezicht ten volle te blijven uitoefenen, is aangekondigd dat zal worden voorzien in een inzagerecht dat zich ook tot de digitale akte uitstrekt. Dit vergt – nu de toezichtbevoegdheid als zodanig niet wordt uitgebreid – geen afzonderlijk onderzoek, maar uiteraard wel een praktische afstemming met de meest betrokken partijen. Over de precieze inkleding hiervan zal dus ambtelijk overleg plaatsvinden met het Bureau Financieel Toezicht en met de KNB. Het Bureau heeft overigens niet tot taak om toezicht te houden op de publiekrechtelijke beroepsorganisatie, maar houdt het financieel toezicht op de individuele notaris en diens kantoor. Het toezicht op de naleving van de Registratiewet 1970 blijft bij de Belastingdienst.

De leden van de fractie van de SP vragen waarom wordt voorgesteld de registratietaak wettelijk op te dragen aan de KNB in plaats van aan de Belastingdienst zoals nu het geval is. De reden van deze taakverschuiving is dat de registratie van akten in feite geen fiscale taak is en kan worden gezien als «een vreemde eend in de bijt» in de organisatie van de Belastingdienst. De registratie past daarentegen heel goed in het takenpakket van de KNB. Het ligt daarom ook minder voor de hand om alleen het technisch beheer bij de KNB te plaatsen, zoals de genoemde leden suggereren, waarmee de KNB een soort uitvoeringsorganisatie van de Belastingdienst zou worden. De KNB is immers een publiekrechtelijke beroepsorganisatie met een eigen wettelijke taak zoals omschreven in artikel 61 van de Wet op het notarisambt. Bovendien beschikt de KNB over een beveiligd digitaal communicatieplatform waarop alle notarissen in Nederland zijn aangesloten. Rechtstreekse communicatie tussen de Belastingdienst en de notaris vraagt inrichting van een nieuw communicatiekanaal, hetgeen juist extra kosten en een nieuwe werkwijze meebrengt. Notarissen werken nu al op diverse manieren via het bestaande platform.

4. Uitvoeringskosten Belastingdienst

De leden van de fractie van de PvdA vragen of de besparing op de uitvoeringskosten van de Belastingdienst binnen de Belastingdienst blijft en de leden van de fractie van de SP vragen of de besparing wordt geïnvesteerd in het in dienst nemen van nieuw personeel. De netto besparingen worden aangewend voor de bezuinigingstaakstelling van de Belastingdienst, conform de lijn vermeld in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 3 februari 2012 aan de Tweede Kamer.2

5. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

De leden van de fractie van de SP vragen hoe ver de ontwikkeling is van de centrale systemen en in hoeverre er wordt aangesloten bij reeds bestaande computersystemen. De ontwikkeling van het digitale systeem verloopt volgens planning en zal in juli 2013 worden opgeleverd aan de KNB. Het systeem wordt specifiek ontwikkeld voor de KNB en zal door de KNB worden beheerd. Aangesloten wordt bij het bestaande beveiligde digitale communicatieplatform van de KNB, waarop alle notarissen in Nederland zijn aangesloten.

De leden van de fractie van de SP vragen hoe meerkosten en vertragingen in de doorvoering worden voorkomen. De systeemontwikkeling geschiedt tegen een vaste prijs en er is een strakke bewaking op de doorlooptijd van het project.

De leden van de fractie van de SP hebben vragen gesteld over de begeleiding van notariskantoren bij de gefaseerde invoering. Zij maken zich voorts zorgen over de privacygevoeligheid van de gegevens en de gevoeligheid voor hackers. De invoering van het digitale registratiesysteem bij het notariaat verloopt gefaseerd aan de hand van een draaiboek. Daarin is voldoende aandacht voor het geven van instructie en begeleiding. De gegevens in het systeem over akten zijn uitsluitend toegankelijk voor het betrokken notariskantoor en voor de Belastingdienst. De KNB heeft uitsluitend inzage in managementinformatie. Voorts voldoet het systeem aan hoge technische beveiligingseisen zodat het gevaar van hacking tot een minimum wordt beperkt.

De leden van genoemde fractie vragen ook of er extra aandacht wordt geschonken aan de beveiliging van de betreffende ICT-omgeving. Bij het ontwikkelen van het digitale registratiesysteem is uitgegaan van de strikte beveiligingseisen die binnen de Rijksoverheid worden gehanteerd voor vertrouwelijke gegevensstromen.

6. Gevolgen voor de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

De gefaseerde invoering wordt vormgegeven aan de hand van een stapsgewijs implementatieplan, dit naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de SP. Notariskantoren worden in het najaar van 2013 en de eerste maanden van 2014 aangesloten op het registratiesysteem. De KNB verzorgt hiertoe in samenwerking met de Belastingdienst de begeleiding.

De leden van de fractie van de SP vragen naar de mogelijkheden voor notarissen om direct aan te geven of er fouten in het systeem zitten of dat bepaalde onderdelen beter kunnen worden ingericht. Het notariaat is in alle fasen van het project direct betrokken bij de ontwikkeling van het digitale registratiesysteem. Voorafgaand aan de implementatie van het systeem vindt een zorgvuldig testtraject plaats.

De leden van de fractie van D66 vragen hoe de KNB de kosten van de elektronische registratie gaat financieren. De Belastingdienst zal de eerste vijf jaar van het gebruik van het systeem de beheerskosten van de KNB voor zijn rekening nemen. Na deze periode volgt een evaluatie.

7. Budgettaire aspecten

De leden van de fractie van de PVV vragen wat Henk en Ingrid kunnen verwachten als zij de afrekennota van een notaris van een koopakte ontvangen. Voor de registratie in de zin van deze wet worden door de overheid geen kosten in rekening gebracht die de notaris op zijn afrekening zal doorberekenen. Ook wordt geen toename van de werkzaamheden van de notaris verwacht. Men mag dan verwachten dat een notaris voor die handeling niets extra in rekening brengt. Genoemde leden vragen of het juist is dat er thans door de Belastingdienst geen kosten in rekening worden gebracht voor de registratie van akten. Het registratierecht van akten is per 1 januari 2008 vervallen uit overwegingen van administratieve lastenvermindering.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers


X Noot
1

In 1970 is de formaliteit van registratie en de heffing van belastingen op rechtsverkeer uit elkaar gehaald door de oude Registratiewet 1917 te vervangen door de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 en de Registratiewet 1970.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/2012, 31 066, nr. 117.

Naar boven