Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33400-XVI nr. 145 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33400-XVI nr. 145 |
Vastgesteld 14 maart 2013
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 27 maart 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:
− de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 oktober 2012 inzake de voortgangsrapportage najaar 2012 «geweld in afhankelijkheidsrelaties» (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 14);
− de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 december 2013 inzake de aanbieding van het inspectierapport Signalering kindermishandeling op huisartsenposten, vervolgonderzoek (Kamerstuk 31 015, nr. 83);
− de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 december 2012, houdende de uitkomsten van de expertmeeting Opvang en behandeling van specifieke groepen (Kamerstuk 31 839, nr. 261);
− de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 januari 2013 inzake de eerste monitor van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik (Kamerstuk 31 015, nr. 84);
− de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 februari 2013 houdende de lijst van vragen en antwoorden inzake voortgangsrapportage najaar 2012 «geweld in afhankelijkheidsrelaties» (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 137);
− de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 februari 2013 houdende een reactie op de motie van de leden Venrooy en Agema inzake een meldplicht ouderenmishandeling en een reactie op verzoek commissie over de opvang van behandeling van specifieke groepen en een reactie op moties inzake huwelijksdwang (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 136);
− de brief van de de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 maart 2013 inzake de fusie van de jeugdzorginstellingen De Lindenhorst en Almata en de gevolgen daarvan voor de opvang van loverboyslachtoffers (Kamerstuk 31 839, nr. 275).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Neppérus
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Teunissen
Voorzitter: Neppérus
Griffier: Clemens
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Agema, Bergkamp, Van der Burg, Keijzer, Kooiman, Neppérus en Ypma,
en staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.
Aanvang 16.02 uur
De voorzitter: Goedemiddag. Ik heet staatssecretaris Van Rijn, staatssecretaris Teeven en hun medewerkers van harte welkom. De spreektijd in eerste termijn is vier minuten, met voor ieder Kamerlid twee interrupties. Bij de beantwoording van de bewindslieden geldt ook dat ieder Kamerlid maximaal twee interrupties mag plegen.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Bij dit algemeen overleg staan vele rapporten en brieven op de agenda. Ik heb vijf punten voor deze inbreng, dus ik ga meteen van start.
In januari 2011 ben ik voor het eerst begonnen over de mogelijkheid van de inzet van het tijdelijk huisverbod bij kindermishandeling. In Rotterdam wordt er al een aantal jaren mee gewerkt. Ik heb begrepen dat de evaluatie daar positief uitpakt. Hoe gaat de staatssecretaris daar nu mee verder? Hoe wordt in de rest van het land dit instrument gebruikt om te voorkomen dat het slachtoffer, het kind dat wordt mishandeld, uit zijn vertrouwde omgeving wordt gehaald en om ervoor te zorgen dat de dader, de mishandelaar, wel ergens anders naartoe gaat.
Het tweede punt is de voorlichting aan ouders over het shakenbabysyndroom en het geweldloos opvoeden. Die voorlichting kan bijvoorbeeld worden gegeven door verloskundigen, kraamhulpen en consultatiebureaus. Wordt daar wat voor geregeld in de Wet publieke gezondheid? We weten dat we een heleboel ellende kunnen voorkomen als er goed wordt voorgelicht. Graag wil ik hierop een reactie van de staatssecretaris.
Het derde punt is de financiering van de behandeling van slachtoffers van kindermishandeling. Er is in het debat over de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling al aangekondigd dat we daarop zouden terugkomen. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat wij mensen laten melden en dat er vervolgens geen behandeling plaatsvindt. De staatssecretaris was met de financiering bezig. We hebben ook een petitie aangeboden gekregen van onder andere Fier Fryslân. Wij horen graag hoe het daarmee staat.
Zoals u weet, zit de VVD altijd wat meer op de feiten en wat minder op de meningen. Wij vinden objectieve criteria dus van belang. Bij het onderwerp kindermishandeling is dat buitengewoon belangrijk, want het is nogal wat als een kind onder toezicht wordt gesteld of uit huis wordt geplaatst en als dat gebeurt op basis van meningen of op basis van stukken uit oude rapporten. Wij willen graag dat de zittingsvertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg bij de rechtbank worden beëdigd. Ons is verteld dat dit nu niet het geval is. Wij willen dat die mensen zich bewust worden van de consequenties van hun uitspraken en opvattingen, maar vooral ook dat zij zich ervan bewust worden dat zij feiten moeten leveren om de rechter te ondersteunen. Graag wil ik een toezegging op dit punt.
Mevrouw Bergkamp (D66): D66 heeft het initiatief genomen de Kinderombudsman te vragen om een onderzoek over waarheidsvinding. Dat initiatief werd gesteund door alle collega's. Is de collega van de VVD het met mij eens dat het handig is om de resultaten van dat onderzoek af te wachten en op basis daarvan te bekijken wat het advies is? Dat onderzoek duurt een aantal maanden. Ik heb begrepen dat het zelfs voor het zomerreces klaar is. Is zij het met mij eens dat het handig is om eventueel dit soort dingen daarin mee te nemen?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Als er nog dingen uitgezocht moeten worden, is dat prima. Er is wellicht geen enkele reden dat deze mensen niet beëdigd zijn, maar er worden wel kinderen onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Daarom zeg ik: hoe eerder, hoe beter. Onderzoeken kosten tijd. Als het duidelijk is dat dit een goed voorstel is, zou ik het graag zo snel mogelijk geïmplementeerd willen hebben want er zijn heel veel ouders die hierover klagen. Ik vind dat zij een punt hebben. Het is nogal wat als je kind onder toezicht wordt gesteld of uit huis wordt geplaatst, terwijl je je daar niet tegen kunt verdedigen.
Mevrouw Bergkamp (D66): Ik ben het helemaal eens met het betoog van de VVD. Feiten en oordelen lopen helaas nog te vaak door elkaar heen. Daarom hebben wij verzocht om een onderzoek naar waarheidsvinding. Ik hoop dat mijn collega van de VVD het wel met mij eens is dat dit een zeer waardevol onderzoek is. Ik kreeg een beetje het idee dat zij met een badinerend toontje sprak over onderzoeken. Voor mijn partij is dit echter een heel belangrijk onderzoek.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Die indruk heb ik niet willen wekken. Ik kom zelf ook uit de wereld van het onderzoek. Ik weet hoe belangrijk het is, maar ik ben ook iemand van actie. De VVD en ikzelf zijn al jaren bezig om meer op basis van feiten de zaken in de jeugdzorg voor elkaar te krijgen. Het is hartstikke goed dat de Ombudsman daar ook onderzoek naar doet, maar daar hoeven we niet op te wachten als er goede voorstellen worden gedaan. Ik breng het voorstel in herinnering waarmee we de financiering van forensisch-pediatrische expertise hebben geregeld. Dat hoort ook in die lijn. Onderzoek is belangrijk, maar doen is ook belangrijk. We hebben niet voor niets het onderzoek gesteund.
Voorzitter. Ik kom op de behandeling van slachtoffers van loverboys. In 2012 heb ik daar samen met mevrouw Dille van de PVV een motie over ingediend. Wij willen dat er geïntegreerde zorg of ondersteuning komt in gespecialiseerde instellingen. De staatssecretaris van VWS heeft hierop een reactie gegeven. Hij erkent dat daar een speciaal behandeltraject voor nodig is, althans hij erkent de trauma's. Maar vervolgens zegt hij dat de behandeling wel kan plaatsvinden in gewone jeugdzorginstellingen. Dat bestrijden wij als VVD. In gewone jeugdzorginstellingen worden die meiden voor hun gedragsstoornissen et cetera behandeld, althans die gedragsstoornissen worden onderkend. Wat niet wordt onderkend, is dat zij slachtoffer zijn van mensenhandel. Loverboys klinkt heel vriendelijk, maar het zijn keiharde mensenhandelaren. Het is in het belang van een slachtoffer dat we erkennen dat er iets vreselijks is gebeurd. Dat weten we ook naar aanleiding van de commissie-Samson. Het is heel belangrijk voor het herstelproces, maar ook voor het soort behandeling dat de slachtoffers krijgen. Ik vraag de staatssecretaris om te kijken naar een specifieke behandeling voor deze groep, juist om ervoor te zorgen dat die meiden straks mee kunnen doen in de samenleving, maar ook om ervoor te zorgen dat de aangiftebereidheid toeneemt. De bereidheid om aangifte te doen, blijkt bij dat soort trajecten veel hoger te zijn. Graag wil ik een toezegging op dit punt, want we kunnen die meiden niet in de steek laten.
Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Kindermishandeling staat op de politieke agenda en beleid is ingezet om signalering van geweld te verbeteren, maar het aantal slachtoffers stijgt. Meer dan 118.000 kinderen zijn jaarlijks slachtoffer van geweld. «Het houdt niet op, niet vanzelf» is een erg mooi spotje waar ik nog steeds kippenvel van krijg. Kindermishandeling kunnen we niet tolereren. Een kind moet veilig zijn, zeker in zijn of haar vertrouwde omgeving. De maatschappelijke, sociale en financiële gevolgen van mishandeling zijn groot. Kinderen die mishandeld zijn, hebben nog jaren last van lichamelijke en psychische problemen. De kans dat het geweld op een volgende generatie wordt overgedragen, is groot. Het voorkomen van kindermishandeling is voor D66 dan ook een prioriteit. Betere jeugdzorg is ook een prioriteit. We hebben het er net in een intermezzo over gehad. Ook wij vinden namelijk dat oordelen en feiten te vaak door elkaar heen lopen. Daarom hebben wij gepleit voor het onderzoek naar waarheidsvinding. Graag willen wij ook actie op basis van de resultaten van dit onderzoek.
Geweldloos opvoeden is gelukkig de norm in Nederland. Sinds 2007 kent het ook een wettelijke basis in het Burgerlijk Wetboek. Maar wat heeft het ons opgeleverd als het aantal gevallen van kindermishandeling stijgt? Is de bepaling wel goed geïmplementeerd? Kan de staatssecretaris dit bevestigen en aangeven of die juridische normen in andere landen wel werken?
Ik vraag specifiek aandacht voor de mishandeling van Marokkaanse jongens. Zij worden thuis drie keer zo vaak mishandeld als autochtone jongens. Wat kan en gaat de staatssecretaris daaraan doen?
Uit onderzoek blijkt dat 40% van de mishandelde kinderen nul tot en met drie jaar oud is. Ik schrok toen ik dat percentage zag. Hierop inzetten heeft daadwerkelijk zin. D66 wil daarop inzetten. Nu ik het betoog van mevrouw Van der Burg heb gehoord, ga ik ervan uit dat de VVD dit ook wil. Wij vinden hierop inzetten heel erg belangrijk. We hebben de kans ertoe in Nederland. We zien bijna alle baby's; 99,9% komt bij een consultatiebureau. Het is daarom ook heel belangrijk dat er voorlichting plaatsvindt over geweldloos opvoeden en het huilgedrag van baby's. D66 wil dan ook dat dit zo spoedig mogelijk wordt opgenomen in het uniforme deel van het basistakenpakket van de jeugdgezondheidszorg 0–19 jaar. Ik ben heel erg benieuwd of de staatssecretaris daartoe bereid is. Ik heb begrepen dat er pilots zijn en dat VWS veel heeft geïnvesteerd in het opleiden en trainen van mensen, maar dat er, nu een en ander geïmplementeerd moet worden, geen geld is om de verloskundigen die training te laten volgen. Het zou uitermate jammer zijn als het daarmee eindigt. Graag wil ik een reactie van de staatssecretaris op dit punt.
Gemeenten krijgen een belangrijke rol op het gebied van kindermishandeling. Zij krijgen ook de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg. Hoe voorkomen we dat kinderen in de ene gemeente betere jeugdzorg krijgen dan in de andere gemeente? Dit onderwerp is immers te belangrijk om dat te laten gebeuren. Ik ben heel erg benieuwd hoe de staatssecretaris aankijkt tegen de decentralisatie van de jeugdzorg. Hoe groot is de beleidsvrijheid en waar ligt de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk?
Kinderen die op dit moment bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) worden gemeld, raken daarna van de radar omdat het registratiesysteem nog niet werkt. Het is dus onduidelijk wat er met deze kinderen gebeurt in het vervolgtraject. Blijkbaar ligt dat aan het ICT-systeem. Kan de staatssecretaris aangeven wat hier de gevolgen van zijn en op welke termijn het registratiesysteem wel gaat werken? Het is erg belangrijk dat wij weten wat er met deze kinderen gebeurt. In de brief van de staatssecretaris kreeg ik daar geen heel duidelijk antwoord op.
Om kindermishandeling aan te pakken is er een taskforce ingesteld. We hebben een monitor gezien en een actieplan. Het lijkt erop dat wij bezig zijn met papieren plannen. In navolging van de collega van de VVD, ben ik heel erg benieuwd of er al acties te melden zijn.
Over de maatschappelijke opvang, de vrouwenopvang en de slachtoffers van loverboys is al het een en ander gezegd. Wij hebben daar nog één vraag over. Is de staatssecretaris het met ons eens dat er toch specialistische opvang nodig is en, zo ja, zijn daar ook voldoende plaatsen voor?
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Als ik een debat als dit voorbereid, pak ik het verslag van het laatste debat over kindermishandeling er nog eens bij. Dat was op 15 december 2011. We hebben in dat debat gesproken over het actieplan tegen kindermishandeling. Ik heb toen ook al gezegd: ik zie een plan, maar nog geen actie. Ik had al een beetje verzameld waar ik het over wilde hebben en toen dacht ik: dit is precies hetzelfde rijtje als ik vandaag aan de orde zal stellen. Dat vind ik nogal jammer. We hebben mooie bijeenkomsten gehad. Ik zie ontzettend mooie speerpunten van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik, maar ik mis nog steeds de actie. Ik zei het vanmorgen eigenlijk ook al. Ik vind het een beetje jammer dat ik het nu moet herhalen. Misschien kunnen de bewindspersonen mij geruststellen op de volgende punten.
Ik kom op de Kinder- en Jeugd Trauma Centra (KJTC's) in Friesland en in Haarlem. Tijdens het debat over de verplichte meldcode voor kindermishandeling heb ik daar ook al aandacht aan besteed. Vorig jaar heb ik aandacht besteed aan het KJTC in Haarlem, dat een probleem had met de financiering. Het KJTC in Friesland trok dit keer aan de bel. Er is net een petitie aangeboden met ruim 3.000 handtekeningen waarin wordt gevraagd om hier aandacht aan te besteden. De staatssecretaris heeft beloofd om een oplossing te bieden voor het financieringsprobleem. Is die oplossing er inmiddels? De V-codes vielen weg en er is geen sprake van dbc's. Graag wil ik hierop een helder antwoord.
De SP pleit al tijden voor een landelijk dekkend netwerk van Kinder en Jeugd Trauma Centra en voor een multidisciplinaire aanpak van kindermishandeling. We hebben nu twee centra, die ongeveer 200 kinderen kunnen behandelen. Misschien is het aantal inmiddels iets meer. Uit gegevens van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling blijkt dat ruim 23.000 kinderen hulp nodig hebben. Er zijn dus maar 200 plekken, terwijl het gaat om 23.000 kinderen. De volgende vraag stel ik aan beide staatssecretarissen. Zijn zij bereid zo'n landelijk dekkend netwerk uit te rollen?
De SP en vele andere partijen hebben vorig jaar vragen gesteld over de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FKPM). Mevrouw Van der Burg heeft daar zojuist ook een vraag over gesteld. Er is voor dit jaar een oplossing voor het probleem van de financiering, maar het is nog niet helemaal helder wat er gebeurt na 2013. Ik wil graag de zekerheid hebben dat we ook na 2013 gebruik kunnen maken van deze forensisch-pediatrische expertise. Graag wil ik een toezegging op dit punt.
Ik heb net de antwoorden ontvangen op de schriftelijke vragen over de alternatieve opvang van slachtoffers van loverboys. Er is een particuliere opvang die kinderen opvangt zonder enig toezicht van de Inspectie Jeugdzorg. We hebben heel veel zorgelijke signalen ontvangen over de wijze waarop dit gebeurt. De staatssecretaris zegt in antwoord op mijn vragen: ik herken de zorgen van mevrouw Kooiman, ik hoor die signalen ook, er is inderdaad niets wettelijk geregeld, er is geen toezicht op deze kinderen en de Inspectie Jeugdzorg houdt ook geen toezicht op deze kinderen, maar ik ga eigenlijk niets doen. Dat is zo ongeveer de conclusie die uit deze antwoorden naar voren kwam. Ik vraag de staatssecretaris of hij deze opvang per definitie wil sluiten, net zoals de Marokkaanse internaten waar de staatssecretaris ook naar verwijst.
Tot slot kom ik op de ouderenmishandeling. Tijdens het debat over ouderenmishandeling gaf de voormalige staatssecretaris aan dat het aantal aangiftes van ouderenmishandeling geteld moest worden. Nu blijkt dat de politie en het Openbaar Ministerie ouderenmishandeling niet specifiek registreren. Dat snap ik niet helemaal. Misschien kan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op dat punt iets meer helderheid bieden. Bij een aangifte wordt toch ook altijd gevraagd naar de leeftijd? Waarom kunnen we die gegevens niet opvragen?
Mevrouw Ypma (PvdA): Voorzitter. Het meisje dat in de kast sliep, was 19 jaar oud toen ze door de politie uit huis werd gehaald. Een buurvrouw had de politie gewaarschuwd. Het meisje had tien jaar opgesloten gezeten in huis. Ze stond iedere ochtend om zes uur op, deed het huishouden, kookte voor de hele familie en werd doorlopend vernederd, getreiterd, uitgescholden, geknepen, gestompt et cetera en 's nachts werd ze misbruikt door haar broer, haar neef, haar vader en haar oom. In de opvang sliep ze in het begin in een afgesloten kast, omdat ze niet in bed durfde te slapen. Ze raakte in paniek als ze in een bed lag.
Dit is een voorbeeld van de verhalen van de slachtoffers van kindermishandeling. Dit meisje heeft alleen maar geleerd om beschikbaar te zijn. Ze heeft geleerd hoe ze de knop kan omzetten om de grove schendingen van lichamelijke integriteit en de vernederingen te overleven. Deze slachtoffers verdienen de beste hulp die we kunnen bieden in Nederland. Ik vind het ontzettend goed dat wij hier vandaag praten over deze ernstige problematiek.
Dit kabinet zet gelukkig stevig in op de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Er lopen talloze initiatieven, pilots en onderzoeken. Dat is mooi, maar ik zie door de bomen het bos niet meer. Wie doet wat? Wordt er geen dubbel werk verricht? Waar ligt de rode draad? Wie heeft de regie? Hoe zorgen we ervoor dat het beleid ook wordt omgezet naar de praktijk? Het is immers hard nodig dat woorden worden omgezet in daden.
Ik wil vier prioriteiten meegeven. De eerste prioriteit is het doorbreken van de intergenerationele overdracht van geweld. Het is van ontzettend groot belang om geweld in afhankelijkheidsrelaties te voorkomen en tijdig te stoppen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij daar specifiek op inzet? Verder blijkt dat in 2011 slechts 25% van de gemeenten ouders standaard voorlichtten over geweldloos opvoeden. Daar is net ook al naar verwezen. Preventie en vroegtijdige signalering zijn van het uiterste belang voor de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Hier liggen gemiste kansen. Hoe gaan we die kansen grijpen? Hoe zorgen we ervoor dat alle aanstaande ouders worden voorgelicht over geweldloos opvoeden en het shakenbabysyndroom? Wat is de status van de implementatie van deze aanpak?
De tweede prioriteit betreft het volgende. Nog steeds niet alle huisartsenposten voldoen aan de voorwaarden voor verantwoorde signalering. Ook hierbij gaat het om zo vroeg mogelijk ontdekken dat iets niet goed gaat. Als huisartsen van huisartsenposten niet signaleren dat een kind heeft blootgestaan aan mishandeling, blijft heel veel leed verborgen. Dit geldt natuurlijk ook voor ouderen die worden mishandeld. Als een volwassen patiënt tekenen vertoont van verslaving, mishandeling of geestelijke verwarring, wordt nagegaan of er kinderen in het spel zijn. Dat wordt gemeld bij het AMK. Ik ben blij dat de motie-Van der Burg/Hilkens (33 062, nr. 15) over de landelijke invoering van een ouderprotocol op alle spoedeisendehulpafdelingen in ziekenhuizen, ambulancediensten en huisartsenposten is aangenomen. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?
De derde prioriteit betreft de loverboyproblematiek en jongens met ernstige seksuele problemen. Deze problemen worden serieus genomen door het kabinet. Kan de staatssecretaris inzicht geven in de onderzoeken die nu lopen op het gebied van de problematiek en de meest effectieve behandeling? Er is nogal wat discussie over de vraag of je deze kinderen in gesloten opvang zou moeten plaatsen of in verschillende soorten opvang. Wij zijn in ieder geval van mening dat zij de beste zorg verdienen. Het zou het beste zijn om op verschillende plaatsen in Nederland zorg te bieden, bijvoorbeeld in alle vijf de zorggebieden in het kader van JeugdzorgPlus.
De voorzitter: U hebt nog 20 seconden, mevrouw Ypma.
Mevrouw Ypma (PvdA): Wij vinden dat de best practices gedeeld moeten worden en dat die programma's gedeeld moeten worden. Wij vinden ook dat er aandacht moet zijn voor het probleem dat deze meisjes terugvallen in het oude gedrag.
De laatste prioriteit betreft het onafhankelijk forensisch onderzoek. Op dit punt sluit ik aan bij mijn voorganger.
Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. De sprekers voor mij hebben al een heleboel gezegd. Ik zal die punten niet herhalen. Ik wil wel extra aandacht vragen voor twee zaken.
Ten eerste kom ik op het forensisch-pediatrisch onderzoek. Stel dat een kind blauwe plekken heeft of ander letsel. Hoe stel je dan goed vast dat er sprake is van kindermishandeling? Het is van het allergrootste belang om gevallen waarin onterecht vermoedens bestaan van kindermishandeling, eruit te filteren. Het drama is niet te overzien als er valse beschuldigingen worden geuit, ook gelet op alles wat daar vervolgens achter wegkomt. Maar het is ook van het allergrootste belang om, als blauwe plekken of ander letsel wel het gevolg zijn van kindermishandeling, daarop te kunnen acteren. Daarom is het nodig dat er forensisch-pediatrische expertise bij wordt betrokken. Gewoon forensisch onderzoek ziet, grof gezegd, op steekwonden en schotwonden en forensisch-pediatrisch onderzoek ziet op blauwe plekken. Het is echt heel erg belangrijk dat het goed wordt geregeld. Vanmorgen heb ik daar ook aandacht voor gevraagd. Ik herhaal nu de vraag: hoe wordt dit afdoende structureel geregeld, met het oog op de toekomst? Ik heb inmiddels begrepen dat de dbc's zijn afgewezen. Hoe gaan we dit vanaf 2013 goed regelen?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Bij het wetgevingsoverleg in december 2012 heb ik samen met de collega van de PvdA een motie ingediend om dit te regelen. Formeel is het nu in de meldcode geregeld. Daar heb ik overigens nog wel een paar opmerkingen over, maar die kunnen we morgen ook behandelen in de procedurevergadering. De staatssecretaris heeft toegezegd dat er structureel geld zou zijn voor de forensisch-pediatrische expertise. Ik begrijp dat mevrouw Keijzer daar buitengewoon gelukkig mee is. Ik denk dat het CDA ook voor die motie heeft gestemd. Vraagt mevrouw Keijzer iets extra's of vraagt zij hetzelfde? De zorgkant is namelijk al geregeld in die motie. Het gaat hierbij niet over de uitvoering van die motie, want daar valt op dit moment nog wel wat op aan te merken. Het geld is er, maar wat wil mevrouw Keijzer extra?
Mevrouw Keijzer (CDA): Wat ik extra wil, is dat wij er niet een motie over aannemen en met elkaar zeggen dat het onderdeel moet zijn van de meldcode. Ik wil dat als er ergens een kind binnenkomt, de betrokkenen de weg weten te vinden naar goed forensisch-pediatrisch onderzoek. Er mag geen discussie zijn over de financiering daarvan. Dat is eigenlijk het afhechten van die aangenomen motie. Ik weet dat wij het allemaal met elkaar willen, maar hoe zorgen wij ervoor dat het in de praktijk ook gebeurt?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Wij willen inderdaad hetzelfde. Laten wij daarop dan maar terugkomen bij de uitvoering van de meldcode. Daarvoor hebben wij nog even de tijd want wij hebben net de AMvB toegestuurd gekregen.
Mevrouw Keijzer (CDA): Ik wil daar liever niet op wachten. Ik heb begrepen dat de dbc afgeschoten is door het College voor Zorgverzekeraars. Daar moet het gewoon goed geregeld zijn, zodat er geen discussie over komt dat daar geld voor moet komen. Ook politie en justitie moeten weten dat zij niet alleen naar het NFI kunnen gaan maar zeker ook naar de forensisch-pediatrische kliniek. Daar is de expertise.
Mijn tweede punt betreft de loverboys. Ik heb met afgrijzen het boek van Patricia Perquin gelezen. Ik heb daarna ook gelezen hoe haar expertise in twijfel werd getrokken. Eigenlijk boeit mij dat niet zoveel. Mij boeit of alle verhalen over die meisjes die in dat boek staan juist zijn. Ik hoor uit allerlei hoeken en gaten dat die kloppen. Daar moet onze zorg op gericht zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe het nu eigenlijk zit met de fusies en met het stroomlijnen van al die zorg. Zijn er straks nog plaatsen voor slachtoffers in meisjesgroepen, waar nodig?
Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. Vandaag spreken wij over een van de ergste dingen die je als kind, volwassene of oudere kan overkomen, namelijk het slachtoffer worden van geweld, uitbuiting, vernedering en verkeerde bejegening door iemand van wie je afhankelijk bent. Het is een van de onderwerpen waarover in de Kamer grote overeenstemming bestaat. De fracties zijn het erover eens dat het geweld moet stoppen en dat alles eraan gedaan moet worden om het geweld terug te dringen.
Ik kom graag allereerst te spreken over de afgelopen weken, de zaak-Yunus. Ik denk dat die zaak niet voorbij is. Met alles wat er is gebeurd, lijkt het overgewaaid te zijn. Ik hoor graag waar de staatssecretaris nu staat, hoe ver hij is met zijn brief aan Turkije. Hij zei dat hij zou bezien hoe zou worden omgegaan met het overleggen van informatie over Nederlandse kinderen. Ik hoor graag wanneer die brief aan Turkije verstuurd wordt.
Ik ga over op ouderenmishandeling omdat kindermishandeling al flink aan bod is geweest bij mijn collega's. Ouderenmishandeling wordt gelukkig steeds meer onderkend en er wordt ook steeds meer tegen gedaan. Dat vang ik op in den lande. Dat sterkt mij in de gedachte dat wij er nog veel meer tegen moeten doen. Nog geen drie weken geleden kwam groot in het nieuws dat drie jongens een 83-jarige man op een laffe manier van zijn geld hadden beroofd. Dat soort nieuwsberichten staat niet op zichzelf. Het lijkt soms wel alsof er elke dag een bericht verschijnt over diefstal van ouderen. De ene keer doet iemand zich voor als een thuiszorgmedewerker en de andere keer breekt iemand in in een verzorgingshuis. De derde keer slaat iemand op klaarlichte dag zijn slag. Dit moet echt stoppen. Mijn fractie vindt dat de straf op ouderenmishandeling omhoog moet gaan tot drie keer zo hoog. Hopelijk kunnen wij daarmee dit soort laaghartige acties aanpakken. Als een straf drie keer zo hoog wordt, dan komt iemand al gauw van de categorie taakstraf in de categorie gevangenisstraf. Mijn fractie vindt dat heel belangrijk.
Ik hoor graag hoe het staat met de richtlijn ouderenmishandeling. Die zou in de offertefase zitten. Hoe staat het daarmee? Komt er een meldplicht? Die komt er volgens het gedoog- en regeerakkoord alleen voor professionals. De verplichting van een verklaring omtrent het gedrag, de verklaring van goed gedrag, is er nog niet. Die zou geregeld worden in de Wet cliëntenrechten zorg en de beginselenwet. Ook hierbij stel ik de vraag: wanneer komen die naar de Kamer en hoe staat het daarmee?
Ik kom te spreken over het landelijk registratiepunt en de zwarte lijst voor zorgmedewerkers die ouderen mishandelen. In Den Haag loopt een pilot. Ik hoor graag hoe het met die pilot staat. Zijn er meer plekken waar tot een pilot kan worden overgegaan?
Van de 43 centrumgemeenten hebben er 23 een opvangplaats voor mishandelde ouderen. Hoe staat het met de 20 centrumgemeenten die nog geen opvangplaatsen hebben?
De wet zorg en dwang is er nog niet. Een bredere toepassing van de rechterlijke machtiging is daardoor niet mogelijk. Ik ben nu zes jaar Kamerlid en wij wachten eigenlijk al zes jaar op de wet zorg en dwang. Wanneer komt die?
Hoe staat het met het meer ambtshalve vervolgen door de politie? Verder hoor ik graag of wij kunnen overgaan op de verwijsindex voor ouderen.
Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Van der Burg over de motie-Van der Burg/Dille (31 839, nr. 181). Toen ik pas Kamerlid was, hebben wij debatten gevoerd over de Doggershoek waar er gescheiden groepen waren voor jongens en meisjes. Er is toen besloten dat dat niet meer kon onder één dak. Ik vind het zo gek dat wij zes jaar later nog steeds in de situatie zitten dat er gemengde opvangplaatsen zijn. Ik hoor graag wat er in de afgelopen jaren is gebeurd.
De voorzitter: U bent ruim door uw tijd, dus nog één slotzin.
Mevrouw Agema (PVV): Ik houd het hierbij. Volgens mij was ik duidelijk: hoe kan dat nou?
De vergadering wordt van 16.32 uur tot 16.41 uur geschorst.
Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik heb met mijn collega van Veiligheid en Justitie afgesproken dat hij antwoordt op de vragen over de taskforce kindermishandeling en de daderaanpak. Ik ga zelf in op de brede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Verder zal ik nog een enkel woord zeggen over het manifest dat vanmiddag is aangeboden.
In het regeerakkoord stelt het kabinet dat geweld in afhankelijkheidsrelaties onafhankelijk is en moet worden opgespoord en bestraft. Ik merk uit de bijdragen dat wij het over dit punt allemaal eens zijn. Breder dan dat maken velen in het land – professionals en burgers – zich zorgen over dit soort situaties en zetten zij zich ervoor in om deze uit te bannen. Op onderdelen is er verschil van inzicht over hoe je dit nu precies organiseert en welke vormen van zorg er precies moeten zijn. Ik denk dat wij ons allen kunnen vinden in de constatering dat het om erg kwetsbare mensen gaat die onze bescherming verdienen. Dat geldt voor kinderen in het bijzonder. Wij hebben vanmorgen het debat over seksueel misbruik en de aanbevelingen van de commissie-Samson gevoerd. Dat raakt natuurlijk rechtstreeks aan het onderwerp van dit AO. Ik vind dat goed, want je kunt niet genoeg aandacht besteden aan kindermishandeling. Wij zullen het in de komende periode niet nalaten om dat met erg veel inzet voort te zetten. Kinderen, partners, ouders en andere gezinsleden moeten zich gewoon veilig kunnen voelen, zowel thuis als in een instelling. Als zij dat niet zijn, dan moet er zo vroeg mogelijk worden ingegrepen.
Uit de diverse debatten en de diverse aanpakken blijkt dat de problematiek taai is. Geweld in afhankelijkheidsrelaties is een probleem dat zich niet gemakkelijk laat vangen en oplossen. Er is ook veel discussie in de groepen van professionals over wat nu de beste aanpak is. Oorzaak en oplossingen zijn niet altijd eenduidig. Twee weken geleden was ik op bezoek in het Oranjehuis in Alkmaar. Ik sprak toen met enkele moeders die verbleven op een plek waar zij voorlopig veilig zijn voor hun ex-partner. Zij vertellen heel heftige verhalen. Op mij maakten de kinderen in de kinderopvang in het Oranjehuis minstens zoveel indruk, zeker als je je realiseert wat zij in hun jonge leventje al hebben meegemaakt. Die kinderen hebben dingen meegemaakt die niet voor te stellen zijn als je ze zelf niet hebt meegemaakt. Je kunt je voorstellen wat het betekent om op zulke jonge leeftijd zoveel ellende mee te maken. Dat raakte me. Dat is tegelijkertijd onze gemeenschappelijke uitdaging. Die overdracht van generatie op generatie die daarvan het gevolg kan zijn, moet zo veel mogelijk doorbroken worden.
De ernst en de omvang van het geweld in afhankelijkheidsrelaties maakt dat wij ons allemaal sterk willen maken voor het aanpakken van dit probleem. Die aanpak wordt met een groot gevoel voor urgentie opgepakt, door de Kamer maar ook door mij. Men mag mij eraan houden dat die urgentie in de komende jaren overeind blijft. Het is een beetje een herhaling van wat wij vanmorgen tegen elkaar zeiden, maar het oplossen van dit probleem is moeilijk en vergt meer dan een snelle structuurwijziging, het stellen van regels of het aanbieden van instrumenten. Het vergt ook een aanpassing van het hoe. Ik herken het gevoel dat sommige Kamerleden hebben. In het dagelijks handelen van zorgverleners, politieagenten en huisartsen vergt het nog zo'n uitbreiding van kennis en kunde dat er echt nog een heel lange weg voor ons ligt, willen wij daarop ooit tevreden kunnen terugkijken. En misschien zullen we daar nooit tevreden op kunnen terugkijken omdat het onze aandacht moet blijven krijgen. Ik realiseer mij dus zeer wel dat wij heel veel moeten doen en dat wij moeten bekijken hoe wij zo snel mogelijk veranderingen kunnen bereiken. Wij weten echter ook dat wij lang niet altijd met snelle oplossingen het probleem kunnen bestrijden.
In dit verband is het goed dat wij met elkaar hebben gekozen voor een brede, samenhangende aanpak waarin deelonderwerpen zoals kindermishandeling en oudermishandeling aan elkaar verbonden kunnen worden. Wij kiezen voor een ketenbenadering van mishandeling voorkomen, mishandeling signaleren, mishandeling stoppen en slachtoffers opvangen. Die ketenbenadering is heel belangrijk, met als logisch vervolg: schade beperken en goede nazorg. Wij hebben een breed scala van instrumenten en zetten breed in op het voor elkaar krijgen van die ketenbenadering.
Ik ben blij dat de Kamer vorige maand het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling met algemene stemmen heeft aanvaard. Inmiddels is dat ook in de Eerste Kamer gebeurd. Daarmee zetten wij een belangrijke stap die enorm helpt bij de aanpak van alle vormen van geweld in huiselijke kring, niet alleen het bewustzijn, maar ook het handelingsperspectief. Op die manier wordt in alle vormen van geweld in huiselijke kring, of het nu om kinderen, ouderen of mensen met een beperking gaat, een stapje verder gezet. We versterken met die meldcode en met andere maatregelen de rol van de professionals. Bovendien bestrijden we handelingsverlegenheid. Dat is een wat merkwaardige term die betekent: men ziet het wel, men spreekt er misschien ook met elkaar over, maar men handelt niet. Naast het toekennen van de signalerende rol aan de professionals willen wij natuurlijk ook voorkomen dat professionals zich zelf schuldig maken aan geweld of misbruik. Wij doen dat door in de kwaliteitswetgeving de verplichte verklaring omtrent het gedrag op te nemen en door een meldplicht te introduceren voor geweld gepleegd door professionals. Ook hier is een link te leggen met het rapport van de commissie-Samson.
Het kabinet doet ook een beroep op burgers om hulp en advies te zoeken waar dat nodig is, of het nu gaat om slachtoffers, daders of omstanders. Ik ben het eens met mevrouw Bergkamp dat het zinnetje «het houdt niet op, totdat je iets doet» heel treffend is. Het is erg belangrijk om het grote publiek te doordringen van het feit dat het kan voorkomen, ook in de eigen familiekring en bij de buren. Men moet weten dat men actie moet ondernemen als men het gevoel heeft dat er iets niet klopt. Daarom hebben wij een gezamenlijke aanpak nodig. Ik ben blij dat ngo's participeren en zich inzetten voor het tegengaan van kindermishandeling. Ik ben blij dat we een taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik hebben die ons helpt ons scherp te houden en kindermishandeling te bestrijden.
Het kabinet versterkt ook de positie van gemeenten; hun regierol wordt in de komende jaren versterkt. Ik noem in dit verband natuurlijk de decentralisaties die plaatsvinden. Ook het simpele feit dat veel hulpverleners bij een gezin of bij problemen ingeschakeld worden en er veel plannen en veel hulpverleners zijn die eigenlijk niet goed van elkaar weten wat er gebeurt omdat zij geen informatie uitwisselen, hebben geleid tot maatregelen om tot één plan en één regie per gezin te komen. Daarbij helpt het ook om in een vroegtijdig stadium te kunnen signaleren dat er echt iets mis is en dat er wat moet gebeuren. Wij komen nog uitgebreid te spreken over die decentralisaties. Er zal nog heel veel balans worden gezocht tussen de beleidsvrijheid van gemeenten en de kwaliteitswaarborgen. Een belangrijk punt in de decentralisatie is het terugbrengen van het aantal hulpverleners. Als dat lukt, is er een belangrijke slag geslagen, ook op dit terrein.
Voor de aanvang van dit debat is een manifest aangeboden. De tekst daarvan liegt er niet om. Ik citeer: «Even zo erg als de mishandeling, de verwaarlozing en het misbruik zelf is misschien wel het feit dat deze kinderen niet de hulp krijgen die ze zo hard nodig hebben. Deze kinderen worden de dupe van overheidsmaatregelen.» Dat is natuurlijk een forse tekst. Die vergt misschien wel enig weerwoord. Laat ik vooropstellen dat ik de betrokkenheid en de reden waarom dit aan de orde wordt gesteld deel. Wij vinden allemaal dat de zorg die mishandelde kinderen nodig hebben, geboden moet worden. Dat staat voor mij buiten kijf. Dit soort signalen moeten wij te allen tijde serieus nemen. Het CVZ-advies over de ggz werd in april 2012 wereldkundig gemaakt. Ik geloof dat in februari 2013 dit probleem manifest is geworden. Toen zijn wij uiteraard in gesprek gegaan met Fier Fryslân en andere betrokken partijen. Wij hebben toen ook gevraagd of er sprake was van een acuut probleem waardoor kinderen die zorg nodig hadden, die zorg niet kregen. Gelukkig gaven de partijen van het manifest in dat gesprek aan dat er geen acuut probleem is ontstaan, maar dat er systeemtechnisch toch wel het een en ander moet gebeuren. Daar kunnen wij natuurlijk allerlei bypasses voor organiseren, maar Fier Fryslân heeft – misschien een beetje principieel maar dat is af en toe ook wel goed – gezegd: we kunnen wel allerlei side coding doen zodat het toch nog geregeld kan worden, maar wij willen gewoon een systeemtechnisch zuivere oplossing. Dat vergt enige tijd en uitzoekwerk. Alle partijen zijn hiermee actief bezig en zoeken naar oplossingen. Het is mijn wens om op de korte termijn tot een goede, houdbare oplossing te komen. Ik heb begrepen dat de opstellers van het manifest dat tegen de Kamer hebben gezegd. Ik stel dat zeer op prijs. Ik zal nog voor de zomer de Kamer informeren over de stand van zaken en over eventuele oplossingen. Het is echt heel technisch, een beetje ingewikkeld. Er zijn gelukkig geen acute problemen. Wij gaan dit gewoon oplossen.
Diverse leden hebben aangegeven dat inmiddels de voorhangprocedure van de AMvB-meldcode is gestart. Daarin zijn de moties verwerkt over de AMvB. Ik heb begrepen dat er nogal wat vragen over waren. Wij zullen die ongetwijfeld in de voorhangprocedure nog horen. Ik hoop dat wij zo goed mogelijk de wensen van de Kamer in de aangepaste AMvB van de Kamer hebben verwerkt.
Ik kom te spreken over de loverboys. Ook bij dit onderwerp zijn wij het eens over het doel – zo goed mogelijke zorg bieden aan slachtoffers van loverboys – maar is er ongelooflijk veel discussie over de wijze en de vorm. In de laatste maanden was er in de pers aandacht voor het feit dat er straks geen instellingen meer zijn waar uitsluitend meisjes verblijven. Hoe erg is dat nu precies? Het klopt dat er momenteel weinig gebouwen zijn waar geen aparte behandelingen plaatsvinden. Zowel in de open als in de gesloten jeugdzorg is er echter wel degelijk capaciteit beschikbaar voor deze doelgroep, ook voor aparte meisjesgroepen. Minderjarige slachtoffers van loverboys kunnen worden opgevangen en behandeld in jeugdzorginstellingen, in de vrouwenopvang of in JeugdzorgPlusinstellingen, als de problematiek daartoe aanleiding geeft.
Vorige week heb ik toevallig met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen hierover gesproken. De discussie, die ook in professionele kring wordt gevoerd, is hoe tegen slachtoffers van mensenhandel moet worden aangekeken. Aan de ene kant kunnen zij beschouwd worden als slachtoffers van loverboys en dan denkt de hulpverlener: wat is er aan de hand en hoe kunnen wij hulp bieden? Aan de andere kant kunnen zij beschouwd worden als slachtoffers van mensenhandel. Dan komen er ook andere aspecten aan bod: naast het meisje gaan staan bij het doen van aangifte, zorgen dat de verwerking beter plaatsvindt en op een andere manier kijken naar het probleem, niet zozeer als slachtoffer, maar als slachtoffer van een delict, een misdrijf. Dat vergt wellicht een andere methode. Het zou misschien best goed zijn om als Kamer eens allerlei mensen die bezig zijn met deze problematiek uit te nodigen. Ik kan natuurlijk niet in de agenda van de Kamer kijken, maar ik hoor wel eens wat over het organiseren van een hoorzitting over dit onderwerp. Dat zou misschien helemaal niet zo gek zijn want er is heel veel discussie over de vraag of slachtoffers apart moeten worden opgevangen of juist niet, of zij normaliserend behandeld moeten worden of juist niet, of het moet worden gezien vanuit het oogpunt van mensenhandel of vanuit het oogpunt van slachtofferhulp. Het lijkt mij heel goed om in overleg met de sector te blijven. Ik ben blij dat er experimenten zijn, zoals Fier Fryslân, om uit te vinden hoe de wetenschappelijke basis van de behandeling kan worden versterkt zodat er best practices ontstaan in plaats van discussies over de vraag over de vorm. Laten wij de beste behandelmethode voor de meisjes vinden en een beetje loskomen van de vraag in welke vorm of in welk gebouw die plaatsvindt. Ik wil de inhoud vooropzetten en op zoek gaan naar de beste behandelmethode voor deze categorie meisjesgroepen.
De voorzitter: Dit maakt toch wat los. Ik geef het woord allereerst aan mevrouw Van der Burg.
Mevrouw Van der Burg (VVD): De vorm is een zaak van de professionals. Wij kunnen daarover best een rondetafelgesprek organiseren. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het naar zijn mening kan dat minderjarige en meerderjarige meisjes van buitenlandse huize die slachtoffer worden van mensenhandel, via een totaal andere behandeling erkenning krijgen voor hun trauma en het feit dat zij slachtoffer zijn geworden van een ernstig misdrijf, terwijl tegen de slachtoffers van loverboys – ik vind het nog steeds een vreselijk woord want het klinkt zo vriendelijk, maar het zijn ook gewoon mensenhandelaars – wordt gezegd: je hebt allerlei gedragsstoornissen en daarvoor gaan wij je behandelen? Er wordt helemaal niets, of in elk geval zeer weinig, gedaan aan de erkenning van het feit dat iemand ernstig slachtoffer is geworden van een van de ergste misdrijven die je je kunt voorstellen en de traumaverwerking daarvan. Daarvan is ook geen kennis. Dat kan toch niet waar zijn? Dat is geen discussie over gebouwen of groepen, maar een heel fundamentele discussie over waar iemand binnenkomt en wat over iemand gedacht wordt. Ik hoor hierop graag een reflectie van de staatssecretaris want ik ben hiermee al een tijd bezig. Het wordt tijd om een keer meters te maken.
Staatssecretaris Van Rijn: Ik ben het er eigenlijk wel mee eens. Ik constateer dat er onder professionals verschillende inzichten zijn ten aanzien van de behandeling. Ik ben het ermee eens dat het misschien wel een kwestie van en-en is. Aan de ene kant moet gekeken worden naar wat het betekent om slachtoffer te zijn van mensenhandel en kunnen meisjes worden bijgestaan in de verwerking daarvan. Voorts moeten zij steun krijgen bij politie en justitie als zij aangifte gaan doen met alle elementen die daarbij horen. Aan de andere kant moet je kijken welke jeugdhulp nodig is om het meisje verder te brengen in een zo gewoon mogelijk leven. Dat neemt niet weg dat ook in de jeugdzorg specialistische opvang en behandeling regionaal voorhanden zijn. Ik noem de ggz traumabehandeling, de verbetering van de zelfwaardering, het programma Beauty and the beast waarin meisjes worden getraind op bewustwording van situaties die hen kwetsbaar kunnen maken. Er zijn dus zo langzamerhand wel behandelmethoden in de jeugdhulp. Er zijn ook bewezen behandelingen in het kader van slachtoffers van mensenhandel. Ik denk dat het de kunst is om die expertise wat meer bij elkaar te brengen, zodat wij tot een wetenschappelijk onderbouwde best practice komen en zodat wij de beste behandeling krijgen voor dit soort meisjes in plaats van een grote discussie over methode a en methode b. Kortom, ik ben het ermee eens dat wij op deze manier gaan bekijken of beide expertisepunten, mensenhandel en slachtoffers van loverboys, bij elkaar kunnen worden gebracht om daarin wat meer eenheid te brengen.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Er ligt een aangenomen motie van bijna een jaar geleden. Ik ga niet op de stoel van de professional zitten, maar wij weten uit buitenlandse situaties dat slachtoffers van mensenhandel op een andere manier worden opgevangen. Bij slachtoffers van loverboys wordt net gedaan of het alleen maar gaat om kinderen met gedragsstoornissen. Daar zit volgens mij het probleem. Als de staatssecretaris kan toezeggen dat hij daarnaar serieus kijkt, dan wil ik nog wel even geduld hebben, maar niet te lang. Wij kunnen die meiden toch niet in een JeugdzorgPlusinstelling opsluiten en na twee jaar zeggen: ga maar weer de straat op? Dan begint het probleem opnieuw omdat er niets is opgelost. Ik heb de voorbeelden in de praktijk gezien. Daarom ben ik hierover bijna emotioneel. Het is gewoon verschrikkelijk.
Staatssecretaris Van Rijn: Volgens mij zijn wij het eens. Wij kunnen niet bij de analyse van de beste methode voor een specifiek meisje dat slachtoffer is geworden van loverboys of mensenhandel, op de stoel van de professional gaan zitten. Dat moet echt via consensus, best practices en richtlijnen van de professionals worden bepaald. Ik denk dat mevrouw Van der Burg een heel terecht punt maakt. Wij hebben inmiddels ervaren dat als meisjes op een andere manier benaderd worden, als slachtoffer van mensenhandel, dat een ander resultaat oplevert dan als zij alleen vanuit de jeugdhulpverlening worden behandeld. Ik erken dat ook. Die erkenning moet er zijn. Ik ben graag bereid om samen met het veld te bekijken of dat kan worden doorbroken.
Mevrouw Bergkamp (D66): De fracties van de ChristenUnie, D66 en de SGP hebben vandaag een voorstel gemaild naar de vaste commissie voor VWS om een hoorzitting te organiseren over dit onderwerp. Daarbij gaat het om de vraag wanneer algemene opvang handig is en wanneer specialistische opvang geboden is. Dat voorstel is eigenlijk gedaan naar aanleiding van de discussie over de loverboys. De staatssecretaris geeft aan dat hij dat waardevol zou vinden en ik hoop dat mijn collega's ook de mening zijn toegedaan dat de expertise hierover wat breder moet worden bezien. Dat doet niets af aan de oproep van mijn collega om snelheid en duidelijkheid.
De voorzitter: Er zijn nog meer vragen over dit punt.
Mevrouw Agema (PVV): Ik vind het antwoord van de staatssecretaris niet toereikend. Ik kan mij de rel in 2007 en 2008 nog goed herinneren. Die ging over het theoretisch onder één dak onderbrengen van zowel daders als slachtoffers van loverboys. Er was daarop toen veel kritiek te uiten. Ik begrijp wat de staatssecretaris net uitlegde, maar de Kamer heeft toen uitgesproken dat dat niet meer mocht gebeuren. Er zijn toen echt actieplannen opgestart. Het zou allemaal gaan veranderen. Ik vind het opmerkelijk dat de staatssecretaris zes jaar later zegt dat dat allemaal niet is gebeurd. Ik vroeg de staatssecretaris om uitleg van wat er is gebeurd. Dat mag ook later, in een brief. Als de Kamer met een uitspraak zegt dat zij de theoretische exercitie van daders en slachtoffers onder één dak niet wil, dan wil ik uitgelegd zien waarom het toch gebeurt.
Staatssecretaris Van Rijn: Om misverstanden te voorkomen: er zijn geen behandelingen waar daders en slachtoffers onder één dak zitten. Die zijn er niet.
Mevrouw Agema (PVV): Dit is echt zo flauw.
Staatssecretaris Van Rijn: Mijn informatie is dat die er niet meer zijn. De discussie gaat over de vraag hoe slachtoffers van loverboys het beste behandeld kunnen worden. Moet naar hen gekeken worden vanuit het oogpunt van mensenhandel of van jeugdhulpverlening, moeten zij apart behandeld worden of in gemengde groepen? Dat is niet een groep met daders maar een groep met jongens en meisjes. Daarover is veel discussie. Er zal geen receptje zijn van wat precies het beste is. Het lijkt mij goed om voortdurend met de beroepsgroep te discussiëren over een best-practicebenadering die voor verschillende slachtoffers misschien verschillend van aanpak zal zijn. Het gaat natuurlijk niet om het bij elkaar plaatsen van daders en slachtoffers want dat komt niet meer voor.
Mevrouw Agema (PVV): Het gaat om de brieven op stukken nrs. 261 en 275 (31 839). Ik begrijp wat de staatssecretaris zegt. Dat was toen al het geval, bijvoorbeeld in de Doggershoek in Den Helder. Daar zaten gescheiden groepen onder één dak, die daar naar de school of de beroepsopleiding gingen zonder elkaar tegen te hoeven komen. De Kamer wilde zelfs dat niet meer. Het gaat niet om gescheiden groepen of behandelingen, maar om die twee brieven. Er is geen categoraal meisjesgroepenbeleid terwijl de Kamer dat toen wel wilde. In de brieven van Rouvoet stond dat dat geregeld zou worden. Ik wil graag weten wat er gebeurt als de Kamer een uitspraak doet maar zes jaar later blijkt dat die niet is uitgevoerd. Er is immers nog geen categoraal meisjesbeleid.
Staatssecretaris Van Rijn: Ik kan niet beoordelen wat er zes jaar geleden met de Kamer is afgesproken en waarom dingen niet gebeurd zijn. Ik denk dat sommige zaken niet aan de orde zijn. Er zitten geen daders en slachtoffers in dezelfde behandeling. De vraag is hoe deze meisjes het beste behandeld kunnen worden. Moet dat gebeuren in categorale groepen of juist niet? Moet dat gebeuren in normale jeugdhulpverleningsorganisaties met specifieke kennis of moet het gebeuren in gespecialiseerde centra? Wij zien op dit moment dat er daarvan diverse vormen zijn. Ik ben uit op meer eenduidigheid zodat niet alleen maar met een jeugdhulpverleningsbril ernaar wordt gekeken, maar ook met een bril van slachtoffers van mensenhandel zodat er tot een goede behandeling wordt gekomen, of die nu in normale jeugdhulpverlening wordt gegeven, in specifieke voorzieningen of in categorale voorzieningen. Daar moeten wij de komende periode wat meer eenduidigheid over krijgen.
Mevrouw Ypma (PvdA): Volgens mij maken alle leden van deze commissie zich zorgen over de langetermijnopvang en behandeling van meisjes die slachtoffer zijn geweest van loverboys. Ik ben tevreden met de toezegging dat wij daarover met deskundigen gaan praten. Ik vraag aandacht voor het terugvallen in het oude gedrag van deze meisjes en de nazorg die zij nodig hebben. Meisjes moeten weer terug naar de samenleving en een zo normaal mogelijke situatie. Zij moeten definitief uit hun oude situatie worden gehaald. Kan de staatssecretaris in dat verband reageren op het volgende. In mijn vorige leven als wethouder was er een taakstelling voor vluchtelingen. Wij moesten een x aantal vluchtelingen per jaar huisvesten in onze gemeente. Is zoiets ook niet te bedenken voor de maatschappelijke opvang van meisjes die hiervan slachtoffer zijn?
Staatssecretaris Van Rijn: Ervan uitgaande dat wij het erover eens zijn dat dat dan de beste manier is om tot zorg en nazorg te komen en dat centrumgemeenten dan dergelijke voorzieningen zouden moeten hebben. Dat is zo'n beetje de stelling. Het lijkt mij goed om dat met de professionals te bespreken en te onderzoeken. Ook moet dat besproken worden met de centrumgemeenten. Wat mij betreft zijn er geen taboes. Wij moeten een behandeling zoeken en vormen van zorg die het beste zijn voor die meisjes. Als daarvoor nazorg nodig is – geïndiceerde nazorg is er overigens nu ook al – dan moeten wij die gewoon regelen. Als het helpt om daarover met centrumgemeenten nadere afspraken te maken, dan zet ik mij daarvoor graag in. Mijn punt is: laten wij ervoor zorgen dat wij heel veel kunnen discussiëren over de zorgvormen die nodig zijn. Als wij de vraag van de meisjes voorop zetten, dan zullen er verschillende manieren van zorg verleend kunnen worden. Wij moeten dan niet een discussie krijgen over de vraag of dat het beste in de hulpverlening kan of juist op een andere manier. We moeten kijken naar de beste behandelmethoden. Vervolgens bekijken wij hoe dat geregeld moet worden, welke nazorg nodig is en hoe dat georganiseerd moet worden. Ik neem die suggestie graag daarin mee.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik zou toch graag wat meer duidelijkheid krijgen hierover. Wanneer krijgen wij meer te weten? Voor zover ik weet, krijgt Fier Fryslân, die veel kennis en expertise heeft, geen vergoeding meer van de provincie. Als het overgedragen wordt naar de gemeentes, moet men bij elke gemeente opnieuw aankloppen voor financiering. Zo gaat de expertise mogelijk alweer verloren. Dat was ook de gedachtegang van de motie van de VVD en de PVV destijds. Zij vragen daar terecht aandacht voor. Wij moeten een en ander helder hebben voordat de stelselwijziging jeugdzorg doorgaat.
Staatssecretaris Van Rijn: Ik wil zelf voor de zomer meer duidelijkheid daarover hebben.
Er is een aantal vragen gesteld over voorlichting aan ouders met het zogenaamde «shakenbabysyndroom». Er is een jeugdgezondheidszorgrichtlijn over excessief huilen ontwikkeld met als doel om ouders goed te informeren en te sterken in hun verzorgende rol. De inzet is het zo veel mogelijk voorkomen van excessief huilen wat vervolgens bepaalde reacties kan oproepen. Ouders worden hierin op maat ondersteund. De invoering van de richtlijn is in gang gezet. Morgen, 28 maart 2013, wordt die richtlijn verstuurd aan alle jeugdgezondheidszorgorganisaties. Daarnaast heeft TNO een werkwijze ontwikkeld ter voorkoming van het zogenaamde «shakenbabysyndroom». Ouders krijgen volgens deze werkwijze van de kraamverzorgende of de jeugdgezondheidszorg voorlichting over de wijze waarop moet worden omgegaan met huilbaby's en over de gevaren van schudden. Ik heb het Kenniscentrum Kraamzorg (KCKZ) en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid gevraagd om kraamverzorgenden en professionals in de jeugdgezondheidszorg te ondersteunen bij de uitvoering van de interventie. Er wordt een aparte e-module voor professionals ontwikkeld. Die e-module wordt uitgevoerd met financiële ondersteuning van het ministerie van VWS. Overigens loopt er een discussie over het basistakenpakketjeugdgezondheidszorg, een rapport van de commissie-De Winter. Ik kom daarmee nog naar de Kamer. Ik ga ervan uit dat ook dat weer aanknopingspunten biedt om het verder te verankeren.
Mevrouw Bergkamp (D66): Wij krijgen het signaal dat mensen zijn opgeleid om verloskundigen te trainen, maar dat de verloskundigen geen middelen hebben om die training te betalen. Begrijp ik goed dat dat financiële probleem is opgelost?
Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb geen signalen gekregen dat er nog knelpunten zijn op dat terrein. Er wordt zo'n e-learningmodule ontwikkeld. Ik steun die financieel.
Mevrouw Bergkamp (D66): De omgang met het huilgedrag van baby's en het geweldloos opvoeden moet onderdeel worden van het uniforme deel van het basistakenjeugdgezondheidszorg. Dat komt nog naar de Kamer?
Staatssecretaris Van Rijn: Onlangs heeft de commissie-De Winter haar rapport afgerond. Die heeft bestudeerd of er al dan niet grote veranderingen moeten plaatsvinden in het basistakenpakketjeugdgezondheidszorg. Ik heb dat onlangs ontvangen. Ik ben daarvoor nu een standpunt aan het verzinnen. Dat stuur ik zo snel mogelijk naar de Kamer.
Mevrouw Bergkamp vroeg wat ik ga doen met het gegeven dat Marokkaanse jongeren vaker mishandeld worden. Ik heb net als haar de berichtgeving gelezen. Ik heb het onderzoek nog niet gezien. Het lijkt inderdaad vergelijkbaar met de uitkomsten van het prevalentieonderzoek dat is uitgevoerd in 2011. Daaruit bleek dat kinderen van Nederlandse gezinnen met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse herkomst een verhoogd risico liepen op kindermishandeling. Ik ken het onderzoek nog niet. Als nu blijkt dat dat weer gesignaleerd wordt en er eigenlijk geen verbetering op dat punt plaatsvindt, dan moet ik mij daarop beraden. Het heeft mijn aandacht.
Mevrouw Bergkamp heeft gevraagd naar mijn visie op de beleidsvrijheid bij de stelselwijziging: wat gaat die betekenen op het gebied van de jeugdzorg? Wij zitten midden in die discussie. De wet op de jeugdzorg wordt nu gemaakt. Daar komen nogal wat kwaliteitswaarborgen in te zitten, met name op het gebied van de jeugdzorg. Ik zie her en der dat de gemeenten sputteren met de hoeveelheid waarborgen en regels die we in die nieuwe wet opnemen. Als andere commissies van deze Kamer net zo enthousiast zijn als deze commissie over dit gegeven, dan komen wij daar wel uit. Laten wij daarover spreken op het moment dat de nieuwe jeugdwet naar de Kamer komt.
Mevrouw Bergkamp heeft gevraagd wanneer de informatie op geaggregeerd niveau over de doorverwijzingen naar het AMK-onderzoek wordt geleverd. Jeugdzorg Nederland is bezig met aanpassing van het registratiesysteem. Dit jaar zullen de aanpassingen worden gerealiseerd. Het verzamelen van geaggregeerde informatie kan in de loop van volgend jaar gaan plaatsvinden.
Mevrouw Kooiman heeft een vraag gesteld over het antwoord op haar vraag over de particuliere opvang. Zij had daar een ietwat ongemakkelijk gevoel over. Ik hoop dat zij uit mijn antwoorden heeft opgemaakt dat ik dat ook heb. Aan de ene kant vindt er opvang plaats waarvan je je afvraagt of die wel helemaal klopt, aan de andere kant draait die zonder pgb's en zonder subsidie waardoor die zich onttrekt aan alle denkbare regelgeving. Het lijkt mij niet goed om dat zomaar te laten ontstaan terwijl wij ons afvragen of het allemaal wel deugt. Ik ben samen met mijn collega van Sociale Zaken aan het kijken hoe wij de toezichtmogelijkheden op dat punt kunnen versterken. Dat geldt ook voor andere internaten. Op een gegeven moment ligt er een grens voor waar ouders hun kinderen naartoe brengen en onder welk toezicht dat valt, maar ik ben het eens met mevrouw Kooiman dat we alle mogelijkheden moeten benutten om ervoor te zorgen dat er geen verkeerde dingen gebeuren. Ik wijs er overigens op dat als daar kindermishandeling aan de orde zou zijn, het normale regime geldt. Dan kan ingegrepen worden op andere gronden. Wij zullen dat ook doen. Het is een beetje een gek antwoord, maar ik heb hetzelfde ongemakkelijke gevoel en ik bekijk op welke manier wij het gezamenlijk weg kunnen krijgen.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb dat ongemakkelijke gevoel omdat een arts die onbevoegd medische handelingen verricht uit zijn ambt kan worden gezet. Ook kan de instelling waar hij werkt gesloten worden. Particuliere jeugdzorginstellingen kunnen echter niet worden gesloten. Ik vind dat gek. Waarom trekken wij de vergelijking niet door naar de jeugdzorg? Dan zeggen wij: dit soort praktijken willen wij niet meer. Overigens worden deze kinderen soms nog gewoon begeleid door Bureau Jeugdzorg. Dat vind ik nog schokkender. Blijkbaar gebeurt dit onder begeleiding van Bureau Jeugdzorg terwijl wij afgesproken hebben dat wij dat soort plaatsingen niet meer willen. Bureau Jeugdzorg mag niet plaatsen bij dat soort instellingen.
Staatssecretaris Van Rijn: Zolang het onder jeugdzorg, de Wet BIG of welk verzekeringssysteem dan ook valt, is het toetsingsregime van toepassing. Als een particuliere instelling wordt ingeschakeld door Bureau Jeugdzorg of andere instellingen, dan is het ook mogelijk om in te grijpen. Als het om een puur particulier huis gaat waar kinderen naartoe worden gebracht, dan is er geen wetgeving van kracht die toezicht mogelijk maakt. Het zou van alles kunnen zijn: een internaat of een vakantieopvang, of wat dan ook. Dan blijft er dat ongemakkelijke gevoel. Als sprake is van onderaanneming dan kan toezicht worden uitgeoefend. Dat kan ook als sprake is van inschakeling van artsen of van jeugdzorg. Het kan echter niet als het puur particulier is. Ik bekijk met mijn collega of ook daarvoor instrumenten te ontwikkelen zijn om in te grijpen als dat nodig is.
Mevrouw Kooiman (SP): We moeten dit soort praktijken gewoon stoppen. Ik zou graag een uitspraak willen horen van de staatssecretaris. Het is niet de bedoeling dat met medeweten van Bureau Jeugdzorg kinderen worden opgevangen terwijl we allemaal onderbuikgevoelens hebben dat het niet goed gaat, als zelfs de politie aan de bel heeft getrokken bij het AMK dat het niet in orde is. Ik maak mij hier ernstige zorgen over en ik wil een duidelijke uitspraak.
Staatssecretaris Van Rijn: Er zijn twee situaties. Ik ben het met mevrouw Kooiman eens dat kinderen daar niet geplaatst mogen worden met medeweten van Bureau Jeugdzorg. Dat kan ook niet. Wij zullen erop toezien dat dat niet gebeurt. De situatie waarnaar mevrouw Kooiman vroeg is die van een puur particulier huis waar meisjes worden opgevangen. Punt. Wij moeten kijken wat daar precies gebeurt. Als daar sprake is van kindermishandeling, dan moet er onmiddellijk worden ingegrepen. Voor het bekijken van het pedagogisch klimaat en wat daar precies gebeurt, moeten nieuwe instrumenten gecreëerd worden. Die zijn er gewoon niet. Die zijn er wel als sprake is van jeugdzorg. Dan kan het hele instrumentarium worden toegepast. Dat kan ook als sprake is van onderaanneming. Dan is degene die is aangenomen gewoon rechtstreeks verantwoordelijk. Dat kan niet als het puur een particulier opvanghuis is zonder enige subsidiegeld, pgb of ondersteuning van Bureau Jeugdzorg.
Mevrouw Keijzer (CDA): Ik ben toch wat huiverig. Wat gaan wij nu doen? Gaan we nu iets wat goed loopt, stukregelen? Dat is een beetje het gevoel dat mij bekruipt. Van de zomer zijn er overal in Nederland weer kinderen op particuliere vakantiekampen, bij scouting en noem het allemaal maar op. Ik hoop toch niet dat wij het daar nu over hebben. Ik hoop ook niet dat dit gaat raken aan gevallen waarin kinderen met medeweten van Bureau Jeugdzorg in particuliere instellingen worden geplaatst en Bureau Jeugdzorg tevreden is over die instelling. Ik zie iedereen nee schudden, dus ik ben al weer wat geruster. Hier zit weer de gedachte achter dat als wij er nu maar regels op zetten, het goed gaat. Dat is natuurlijk ook niet zo. Laten wij alsjeblieft daar waar particulier initiatief goed draait onze handjes ervan af houden.
Staatssecretaris Van Rijn: De vragen van mevrouw Kooiman zagen niet op deze situaties. Die zagen op situaties waarin sprake is van puur particuliere opvang waarvan je de vraag kunt stellen of het goed gaat, of er geen verkeerde dingen gebeuren. Het gaat om particuliere opvang waarbij er geen relatie is met de jeugdzorg, waarvoor geen subsidie wordt verstrekt en die niet valt onder enig verzekerd systeem. De vraag is of wij mogelijkheden kunnen creëren om ook daar te kunnen ingrijpen.
De vraag van mevrouw Ypma over de rijksbrede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties en met name het doorbreken van intergenerationele overdracht van geweld, heb ik volgens mij beantwoord. Dit vraagt inderdaad om een integrale aanpak, zowel van mij als van mijn collega van Veiligheid en Justitie. Daarom zetten wij in op de hele keten van voorkomen, stoppen en nazorg. Wij willen ervoor zorgen dat alle instellingen die ermee te maken hebben kennis hebben van de ketenaanpak en specifieke interventies kunnen doen, met name gericht op het doorbreken van de intergenerationele overdracht.
Mevrouw Keijzer heeft gevraagd of het risico bestaat dat de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) niet wordt ingeschakeld omdat de rekening niet wordt betaald. Ik denk dat wij onderscheid moeten maken tussen twee situaties, die even door elkaar liepen in het debat. De ene vraag is hoe het zit met de dbc's van Fier Frieslân en de andere is hoe het zit met de bekostiging van de forensisch-pediatrische zorg. De vraag over de bekostiging van die zorg na inschakeling door de politie en het OM zal de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie beantwoorden. Ik kan iets zeggen over de bekostiging van de FPKM na inschakeling door artsen en het AMK. Vorig jaar heeft mijn voorganger een bijdrage voor 2012 beschikbaar gesteld voor de inschakeling van de diensten van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling omdat deze met sluiting werd bedreigd. Ondertussen kon naar een structurele oplossing worden gezocht. Financiering uit de Zorgverzekeringswet was toen een van de opties. Er is onderzocht of deze onder de polisvoorwaarden kon worden gebracht. De conclusie was dat dit niet goed mogelijk is. VWS heeft dat met de FPKM besproken. Daarbij is afgesproken dat het oordeel tegen het licht zou worden gehouden. Dat is gebeurd. Omdat inderdaad is gebleken dat het niet mogelijk is om deze zorg uit de Zorgverzekeringswet te financieren, is afgesproken dat wij met de VNG in gesprek gaan in het licht van het nieuwe stelsel en de decentralisatie van de jeugdzorg. Mijn voorganger heeft besloten om ook in 2013 nog tijdelijk middelen beschikbaar te stellen zodat de FPKM niet te maken krijgt met onbetaalde rekeningen. Het overleg over de financiering vanaf 2015 met de VNG hoop ik binnenkort af te ronden. De uitkomsten daarvan zullen wij bespreken met de FPKM. Ik stel voor dat ik in de volgende voortgangsrapportage over geweld in afhankelijkheidsrelaties meld wat de uitkomsten daarvan zijn. De inzet is dat er geen gat valt in 2014.
Mevrouw Agema heeft gevraagd waarom er in slechts 23 centrumgemeenten opvangplekken zijn voor slachtoffers van ouderenmishandeling. In alle 35 centrumgemeenten voor vrouwenopvang is generieke opvangcapaciteit aanwezig. Als er geen andere mogelijkheid is dan het huis uit vluchten en opvang zoeken dan wordt die opvang geboden door de gemeente, ongeacht de leeftijd van het slachtoffer. Het gaat daarbij niet altijd om specifieke plekken voor ouderen, al zijn die er soms wel. Er worden ook andere oplossingen geboden, zoals het opleggen van een huisverbod aan daders. In alle 35 gemeenten zijn er dus opvangmogelijkheden.
Mevrouw Agema heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de brief inzake Yunus. Die brief wordt beantwoord door de minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb gisteren in de Kamer gezegd dat als die brief er is, die, desnoods vertaald, aan de Kamer zal worden gezonden.
Mevrouw Agema vroeg ook wanneer de verwijsindex voor ouderen er komt. De vraag is nog steeds een beetje of dat de juiste aanpak is. Het doel van die verwijsindex is om informatie bij elkaar te halen zodat er geen informatie verloren gaat en je snel tot beslissingen kunt komen. Wij hebben gezien bij de verwijsindex risicojongeren dat er nogal wat voordelen en nadelen aan zo'n aanpak zitten. Ik wil graag weten hoe dat in dit geval zit. Daarnaast wil ik weten of hulpverleners die verwijsindex gaan gebruiken als die er is. Ik ben bezig om te bezien wat de voor- en nadelen zijn. Ik zal de Kamer daarover in mei informeren in de voortgangsrapportage. Daarin zal ik ingaan op de vraag of een verwijsindex een goede methode is.
Een andere vraag betrof een zwarte lijst voor personeel dat buiten het boekje is gegaan. De werkgeversvereniging ZorgZijn Werkt is begonnen met een experiment om zelf een zwarte lijst op te stellen nadat eerst, naar ik meen, ZorgScala een initiatief daartoe heeft genomen. Men realiseert zich wel, ook bij die pilot, dat er organisatorisch, juridisch, financieel en qua privacy ongelooflijk veel bij komt kijken. Daarom is nagegaan of er draagvlak is bij de instellingen die het met elkaar zouden moeten doen. Dat draagvlak is er. Er wordt nu een pilot uitgezet. Als die slaagt, zou er een register kunnen komen dat wij gaan uitrollen. Ik gebruik de term uitrollen terwijl ik er een ongelooflijke hekel aan heb. Ik volg dit experiment nauwgezet om er lering uit te trekken. In de Beginselenwet AWBZ-zorg en het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg neem ik een aantal algemene maatregelen die instellingen moeten helpen om misstanden in de zorg tegen te gaan: de verklaring omtrent het verdrag (VOG), de vergewisplicht en de meldplicht. Nu al kunnen zorgaanbieders – dat stimuleer ik – nieuwe medewerkers om een VOG vragen, voordat het verplicht is. Er loopt dus een experiment, dat ik nauwgezet volg. Als het succesvol is, kunnen wij het verder uitrollen naast de maatregelen die wij in het kader van de Wet cliëntenrechten zorg nemen.
Er is ook nog gevraagd naar de richtlijn ouderenmishandeling. De offertefase is inderdaad onlangs afgerond. Het project is begin maart gestart. Ik stel voor dat ik ook hierover in de volgende voortgangsrapportage over de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties rapporteer.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Zit in die richtlijn ook financiële uitbuiting of mishandeling? Je hoort tegenwoordig heel vaak dat ouderen onder druk worden gezet. Zit er ook in dat banken en medewerkers erop worden gewezen dat daarop moet worden gelet? Hoe wordt daarmee omgegaan? Het is natuurlijk een vorm van mishandeling, al is die niet echt fysiek. Het is wel heel erg beperkend en bedreigend.
Staatssecretaris Van Rijn: Dat zit erin.
Mevrouw Agema merkte op dat het tijd wordt dat de Wet zorg en dwang er komt en behandeld wordt. Dat vind ik ook. Het wetsvoorstel ligt in de Tweede Kamer. Ik wacht op agendering door de Kamer.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. In aanvulling op dat de staatssecretaris van VWS heeft gezegd, zal ik vooral ingaan op strafrechtelijke en bestuursrechtelijke aanpak van daders. Daar is een aantal vragen over gesteld.
Ik was op 23 januari van dit jaar weer eens in Friesland. Ik heb toen Fier Frieslân bezocht en heb met een aantal cliënten mogen spreken. Die meisjes vertellen dan – dat hebben de leden ook meegemaakt – heel aangrijpende dingen. Zij zijn allemaal slachtoffer van geweld, vaak door een naaste van hen begaan en ook in heel extreme vormen. Het zijn allemaal jonge mensen die nu al een zwaar verleden in hun rugzak hebben. Als je daar op bezoek bent geweest, wil je dat geweld aanpakken, wil je het het liefst voorkomen en wil je die slachtoffers helpen.
Op het terrein van mijn ministerie liggen specifiek de daderaanpak, de Wet tijdelijk huisverbod en de jeugdbescherming. Op 21 november 2011 heeft de Kamer van de minister van Veiligheid en Justitie een brief ontvangen waarin hij heeft aangegeven dat hij de ergste daders van geweld in huiselijke kring specifiek wil aanpakken. Met de ergste daders bedoel ik de recidivisten en de plegers van «intimate terrorism», de ergste vorm van partnergeweld. In drie Veiligheidshuizen is middels een pilot bekeken of het mogelijk is om die daders te traceren en, zo ja, of de verscherpte aanpak vorm kan krijgen. Voor de zomer zullen wij de Kamer over de uitkomsten ervan berichten. Ik kan wel gelijk antwoord geven op de vraag van mevrouw Agema: wij gaan nu niet weer beginnen met de vervolgingsrichtlijnen drie keer zo hoog te maken voor dat soort situaties. Er heeft reeds een kwalitatieve aanscherping plaatsgevonden door de minister. Dat staat in die brief. Wij wachten nu de uitkomsten van de pilot in de Veiligheidshuizen af voordat wij met het Openbaar Ministerie in gesprek gaan over het opnieuw aanpassen van de requireerrichtlijnen. Daar verwachten wij op dit moment niet zo heel veel van.
Mevrouw Agema (PVV): Het is toch wel een beetje gemakkelijk, zoals de staatssecretaris hier overheen wandelt. Wij hebben ook de richtlijn geweld tegen hulpverleners. Deze groep is ook heel erg specifiek. Het gaat om mensen die afhankelijk zijn van een ander. Wanneer je die straf drie keer zo hoog maakt, gaat het al snel om een gevangenisstraf in plaats van een taakstraf. Wij vinden dat heel erg belangrijk als iemand die in een afhankelijke relatie zit wat is aangedaan. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij op zijn minst wil bestuderen of hij het mogelijk kan maken om bij geweld tegen ouderen in afhankelijkheidsrelaties een drie keer zo hoge straf in het leven te roepen.
Staatssecretaris Teeven: Bij ernstig geweld wordt geen taakstraf opgelegd door de rechter. Dat is onmogelijk gemaakt in de wet in 2011, onder het kabinet-Rutte I. Daar heeft ook de PVV-fractie zich hard voor gemaakt. Dat is al niet mogelijk, dus dat hoef ik niet meer te bestuderen. Mevrouw Agema heeft er gelijk in dat als je een drie keer zo hoge straf eist, de kans wellicht groter is dat de rechter tot celstraf komt, al is dat niet altijd zo. Los daarvan hebben wij nog niet zo lang geleden – daarom haalde ik de brief van de minister uit 2011 aan – die requireerrichtlijnen aangepast. De verscherpte aanpak komt eraan. Voor de zomer zal de minister van Veiligheid en Justitie de Kamer hierover informeren. Het kabinet is helemaal niet te beroerd om te studeren. Wij studeren ons heel graag te pletter, maar nog liever doen wij gewoon dingen die heel veel zin hebben en die een concrete uitwerking hebben. Wij hebben een plan van aanpak en dat gaan wij verder uitvoeren.
Mevrouw Agema (PVV): Maar goed, daar zit die drie keer hogere staf voor geweld tegen ouderen dus niet bij. Mijn vraag aan de staatssecretaris was nu juist om dat ook mee te nemen in die bespiegelingen. Als je heel concreet kijkt, zie je op dit moment dat iemand die een oudere berooft die met een rollator op straat loopt waarbij die oudere zijn heup breekt, een taakstraf krijgt. Daar heb je zo'n mooi puntensysteem voor. Als je die punten drie keer zo hoog maakt, gaat die persoon die deze laffe daad heeft gepleegd de gevangenis in. Nu is de staatssecretaris van plan om gevangenissen te sluiten, wat niet zo mooi is. Mijn vraag is of hij dit echt serieus wil bestuderen en mee wil nemen.
Staatssecretaris Teeven: Wij vallen een beetje in herhaling. Ik heb al gezegd dat bij ernstig geweld geen taakstraffen worden opgelegd door de rechter. Dat hoef ik dus niet meer te bestuderen. Mij is niet bekend dat als bejaarden worden beroofd van hun rollator en met met letsel op straat terechtkomen er taakstraffen worden opgelegd aan jeugdige of minder jeugdige daders. Maar goed, dat kan een gebrek zijn in de informatiepositie op mijn ministerie. Het gaat er niet om dat de minister en ik het niet willen bestuderen. Wij delen de verontwaardiging van mevrouw Agema daarover. Wij denken echter op dit moment – de pilot op de drie Veiligheidshuizen kan iets anders uitwijzen – dat de oplossing niet is om een drie keer zo hoge straf te eisen, nog los van de vraag of de rechter dan ook een drie keer zo hoge straf oplegt. Dat is een open vraag. De urgentie delen we, maar de oplossing niet. Dat heeft ook een beetje met de pilot te maken.
Niet alleen via het strafrecht worden daders van geweld in huiselijke kring aangepakt. Wij hebben sinds 2009 het huisverbod, een bestuursrechtelijke maatregel. Dat heeft veel toegevoegde waarde in de aanpak van huiselijk geweld. Dat is ook gebleken uit de procesevaluatie die wij in 2011 aan de Kamer hebben gezonden. Zoals bekend, hebben wij voor 2011, 2012 en 2013 1,2 miljoen extra beschikbaar gesteld, ook voor de uitvoering ervan. Dat is goed – ik zeg het maar in aantallen, want het vraagt ook meer menskracht – voor 2000 extra huisverboden per jaar, bovenop de structurele jaarlijkse financiering die al bestond. In 2012 is de effectevaluatie van de Wet tijdelijk huisverbod gestart. Nagegaan wordt of de beoogde effecten, de effecten die wij hadden voorzien, zijn bereikt. In 2014 wordt de Kamer daar nader over geïnformeerd.
Mevrouw Van der Burg haalde de pilot in Rotterdam aan. Ik heb de opbrengsten van die pilot nog niet ontvangen. Wij zullen de werkwijze grondig bekijken en bezien of die als goed voorbeeld verder kan worden verspreid. Dat wordt meegenomen in de evaluatie die de Kamer in 2014 zal ontvangen.
Ik zal nog even stilstaan bij een aantal andere belangrijke acties, zoals de inzet van het tijdelijk huisverbod bij kindermishandeling. Er zijn wat opmerkingen gemaakt over de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik en het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016, Kinderen Veilig. Er is een strafmaatrichtlijn ontwikkeld. In 2013 wordt getest of deze werkt. De richtlijn wordt, al dan niet met een aanpassing, in 2014 ingevoerd.
Mevrouw Agema heeft gevraagd hoe het staat met de ambtshalve vervolging door de politie bij bijvoorbeeld ouderenmishandeling, of dat alleen op basis van aangifte gebeurt. De inzet is gericht op aangifte, maar vervolging is ook mogelijk zonder aangifte. Dan stelt de politie ambtshalve een onderzoek in, verzamelt zij voldoende bewijs voor vervolging en wordt, zo nodig, door het Openbaar Ministerie vervolgd. Of er ambtshalve vervolging zonder aangifte plaatsvindt, hangt af van de ernst van het feit. Het is afhankelijk van de concrete casus die het betreft.
Over de financiering van de FPKM heeft de staatssecretaris van VWS al een aantal opmerkingen gemaakt. Zoals bekend, heeft de minister van Veiligheid en Justitie al toegezegd dat de interim-regeling gedurende het jaar 2013 wordt voortgezet. In het najaar van dit jaar wordt de regeling geëvalueerd, als onderdeel van het standpunt van het ministerie over de forensische markt. Dan is er meer duidelijkheid over de jaren 2014 en later. Ik deel de opvatting van mijn collega dat wij dit niet in het luchtledige moeten laten hangen tot 2015. Jammer genoeg blijft de discussie over de financiering zich voortslepen. Dat ben ik met mevrouw Kooiman eens. Het is wel een onderwerp waar wij het nut van inzien.
Mevrouw Bergkamp stelt een vraag die mij volgens mij al eerder is gesteld door iemand anders van de D66-fractie.
Mevrouw Bergkamp (D66): Dat is consistent.
Staatssecretaris Teeven: Het is consistent, daar heeft mevrouw Bergkamp gelijk in. De vraag ging over het onderzoek, de waarheidsvinding, van de Ombudsman. Zij vroeg of het onderzoek al klaar is en, zo nee, wat het kabinet daaraan gaat doen. Daar gaat het kabinet echt niets aan doen. De Ombudsman is een Hoog College van Staat. De Kamer zal moeten vragen naar de voortgang. Wij zijn ook nieuwsgierig naar de bevindingen van de Ombudsman, maar het past ons niet om de Ombudsman op te jagen. Dat vindt hij niet prettig. Hij jaagt ons wel op, maar wij hem niet. Zo is de rolverdeling tussen ons beiden en zo moet het ook maar blijven.
Ik heb al gesproken over het actieplan en het strafvorderingsbeleid. Mevrouw Bergkamp heeft gevraagd of de bepaling van kindermishandeling in de wet goed is geïmplementeerd, ook gezien de internationale situatie. Kinderen hebben natuurlijk recht op een opvoeding zonder geweld. Dat is een internationaal recht dat is verankerd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het is als zodanig geïmplementeerd in onze wetgeving, in artikel 227 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De norm in de wet is helder. Ouders mogen in de verzorging en opvoeding van hun kind geen geweld toepassen. Dat staat er met zoveel woorden, dus op die wijze is het geïmplementeerd. De vraag van mevrouw Bergkamp was ook een beetje of die bepaling op dit moment voldoende bijdraagt aan de bewustwording van ouders en of wij daar nog meer aan kunnen doen. Ik denk het wel. Het kabinet gaat daar op inzetten, bijvoorbeeld door leerkrachten en andere beroepskrachten erop te wijzen. Het is de bedoeling dat zij geweld in de opvoeding kunnen signaleren en bespreekbaar kunnen maken. Ik deel met mevrouw Bergkamp het uitgangspunt dat je het moet signaleren, dat je het moet bespreken en dat je verdere actie moet ondernemen. Met die wettelijke bepaling onderstreept Nederland ook het belang van de internationale verplichting op dit punt en geeft het daar een concrete invulling aan.
Mevrouw Bergkamp vroeg hoe het zit met de politie-automatisering. Zij vroeg om een zo spoedig mogelijke aanpak van het registratiesysteem. Het is, zoals bekend verondersteld mag worden, op dit moment niet mogelijk om snel aanpassingen aan te brengen in de ICT-systemen van de Nationale Politie. Er is een hele rangorde aangebracht met A-, B- en C-punten. Het systeem is nog instabiel. Tot er een nieuwe politie-informatiehuishouding is, kunnen wij daar niet snel veranderingen in aanbrengen. Bij het Openbaar Ministerie zijn de zaken wel geoormerkt. Ze worden geoormerkt aangeleverd. Daar wordt kindermishandeling wel geregistreerd. Dat kunnen wij nog gerichter gaan doen en dat zullen wij ook doen bij het Openbaar Ministerie.
Mevrouw Bergkamp vroeg hoe je uniformiteit in de aanpak van kindermishandeling organiseert na de decentralisatie naar de gemeenten. Ik wijs erop dat wij met betrekking tot de jeugdbescherming en de jeugdreclassering een normenkader hebben opgesteld. Daar is van de zijde van de gemeenten soms veel weerstand tegen, omdat zij vinden dat zij te veel worden beperkt. Het belang van die normering is die certificering, dat de professionals werkelijk in staat zijn om het beleid goed uit te voeren. Dat is de stand van zaken op dit moment.
De voorzitter: Wij hebben nog tijd voor een tweede termijn met een spreektijd van twee minuten per fractie met hooguit één korte interruptie op elkaar.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik dank de twee bewindslieden voor hun beantwoording en ook voor hun betrokkenheid. Dat mag ook gezegd worden. Er gebeuren veel zaken, maar als Kamerlid ben je ongeduldig omdat het punt je zo aan het hart gaat en er heel veel werk te verzetten is. Dank voor de toezegging over de financiering. Daar worden wij over geïnformeerd.
Wij worden voor 1 juli geïnformeerd over de loverboys. Dat wacht ik af. Ik proef wel dat de staatssecretaris het probleem en de urgentie ervan goed begrijpt na dit debat. Ik ga ervan uit dat wij eruit kunnen komen. Het is van belang dat het mensenhandelaspect en de traumabehandeling erin worden meegenomen, dus dat het niet puur als een jeugdzorgprobleem wordt beschouwd. Daarmee worden die slachtoffers namelijk onvoldoende geholpen.
Wij zien uit naar informatie over voorlichting over zaken als het shakenbabysyndroom en geweldloos opvoeden.
Ik mis een antwoord op mijn vraag over de beëdiging van zittingsvertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg in de rechtbank. Ik vind echt dat ouders ervan op aan moeten kunnen dat er feiten worden gedebiteerd en geen meningen over die ouders. Ik vind ook dat duidelijk moet zijn dat als je niet gekwalificeerd bent om dat te bepalen, je niet kunt zeggen dat een ouder bijvoorbeeld een borderlineprobleem heeft. Als je daar geen opleiding voor hebt gedaan, moet je dat niet vrolijk opschrijven. Ik zou graag horen of dat mogelijk is. Liefst krijg ik de toezegging dat dit zo snel mogelijk gaat gebeuren.
Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van mijn collega van de VVD. Ik zie dat er heel veel wordt aangepakt. Dat is echt fantastisch. Het schept natuurlijk ook veel verwachtingen in de uitvoering. Ik ben in elk geval heel erg blij om te horen dat heel veel dingen in gang zijn gezet. Absoluut complimenten daarvoor.
Duidelijk is geworden dat er gelukkig geen financiële problemen zijn ten aanzien van het trainen van verloskundigen over huilgedrag van baby's. Het is belangrijk dat er geen problemen ontstaan in de praktijk. Ik ben ook blij om te horen dat er vrij snel een voorstel naar de Kamer komt over het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg en dat voorlichting aan ouders over geweldloos opvoeden en omgaan met huilgedrag van kinderen daar onderdeel van zijn.
Ook is het goed om te horen dat het registratiesysteem van Bureau Jeugdzorg dit jaar op orde is zodat wij weten wat er gebeurt met kinderen als zij zijn aangemeld bij het AMK. Jammer dat het politiesysteem nog niet zover is. Ik heb er echter alle vertrouwen dat staatssecretaris daar voortvarend werk van gaat maken.
Het blijft nog spannend wat er uiteindelijk gaat gebeuren rond de decentralisatie. Dat snap ik wel een beetje. Het is goed om te horen dat in elk geval wordt nagedacht over de kwaliteitswaarborgen versus de beleidsvrijheid van de gemeenten.
Als mijn collega's mijn verzoek steunen, komt er een hoorzitting over de vraag wat de beste opvang is, categoraal of algemeen, voor slachtoffers van loverboys.
Ik ben blij om van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te horen dat de norm in het Burgerlijk Wetboek niet zomaar een norm is, maar dat er daadwerkelijk werk wordt gemaakt van de implementatie.
Ik heb specifiek aandacht gevraagd voor mishandeling van Marokkaanse jongens. Die worden drie keer zo vaak mishandeld. Ik vind dat een groot zorgpunt. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat hij zich daarop gaat beraden. Ik ben wel benieuwd wanneer daar een vervolg op komt. Dat mag best algemeen zijn, maar ik vind het prettig – wij zijn heel SMART bezig met elkaar – om daar een duidelijk antwoord op te krijgen.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik ben blij dat de staatssecretaris van VWS zegt dat er een oplossing komt voor het Kinder- en Jeugd Trauma Centrum. Dat zei hij ook in het debat over de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Hij heeft een brief toegezegd. Die zal ik afwachten.
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over het landelijk dekkend netwerk voor de multidisciplinaire aanpak van de kindermishandeling. Kan hij daar nog wat meer over zeggen? Het is een grote wens van mijn fractie om dat landelijk goed te regelen.
Ik kom nu op de particuliere opvang voor slachtoffers van loverboys. Het gaat niet om zomaar een groep. Het zijn echt slachtoffers van loverboys. Mevrouw Van der Burg zei terecht dat die term nogal aardig klinkt. Het zijn behoorlijke getraumatiseerde meiden. Het is schandalig dat deze kinderen zo worden opgevangen en buiten het toezicht van Bureau Jeugdzorg worden gehouden. Ik zou willen dat deze instelling wordt gesloten als er geen toezicht gehouden kan worden. Ik verwacht nog steeds een heel stevige uitspraak van de staatssecretaris. Als hij die niet doet, vraag ik een VAO hierover aan want ik wil hier een duidelijke uitspraak over.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zei dat het aantal ouderenmishandelingen bij de politie niet geregistreerd kan worden, maar mogelijk wel bij het Openbaar Ministerie. Hij zei dat althans in relatie tot kindermishandeling. Ik wil graag een duidelijke uitspraak hebben over ouderenmishandeling
Mevrouw Ypma (PvdA): Voorzitter. Er zijn twee punten waar ik naar aanleiding van de beantwoording nog op wil reageren. Het eerste is het feit dat er ten aanzien van het dagelijks handelen van veel professionals nog een uitbreiding van kennis nodig is op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld. Ik ben benieuwd naar het plan daarvoor. Hoe zorgen wij ervoor dat dit in opleidingen en na- en bijscholingen wordt meegenomen, zowel voor mensen met een medische opleiding, voor mensen in de maatschappelijke dienstverlening als voor mensen in het onderwijs? Het gaat om signaleren, het gebruik maken van de meldcode en het werken volgens een protocol.
Mijn tweede punt betreft de huisartsenposten. Ik ben benieuwd hoe het staat met de uitvoering van onze motie. Daar zou ik graag een reactie op willen. Als een volwassen patiënt tekenen vertoont van verslaving, mishandeling of geestelijke verwarring, wordt er nagegaan of er kinderen spel zijn. Dat wordt ook gemeld bij het AMK. Ik vraag mij af of het ook wordt gemeld bij de huisarts van de betreffende kinderen. Ik heb begrepen dat er een probleem bestaat van huisartsenposthopping – je bedenkt het niet – dus dat mensen de ene keer naar de ene huisartsenpost gaan en de andere keer naar de andere zodat minder snel wordt herkend dat iets vaker gebeurt. Uit onderzoek blijkt dat 43% van de mishandelde kinderen ouders met psychische problemen dan wel verslavingsproblematiek heeft. In Scandinavië en Canada is bij wet vastgelegd dat kinderen gescreend en zo nodig begeleid moeten worden als hun ouders in de ggz of de verslavingszorg behandeld worden. Ik ben bezig met een initiatiefwetsvoorstel op dit onderdeel voor de KOPP- en KVO-kinderen. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris concrete plannen heeft op dit punt.
Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. Ik zit nog even te denken aan wat mijn voorgangster zei. Daarbij komen termen als de preventieve surveillances omhoog, maar dat is een ander onderwerp.
Ik zit nog even met de financiering van het specifieke forensisch onderzoek. Uit de woorden van de staatssecretaris van VWS begrijp ik dat er geen structurele financiering is en dat het vanaf 2015 met de gemeenten worden geregeld. Uit de woorden van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie begrijp ik dat hij aan het nadenken is over hoe hij forensisch onderzoek in brede zin gaat beleggen. Ik ben daar niet helemaal gerust op, want zo kan het nog wel een tijd duren. Dat is vervelend, want wij vinden het allemaal belangrijk. Wij weten ook allemaal dat die specifieke deskundigheid over kindermishandeling belangrijk is. Ik hoop in tweede termijn een wat specifieker antwoord te krijgen op de vraag vanaf wanneer wij het nu structureel gaan regelen en op welke wijze dat gebeurt. Ik moet straks weg, dus ik hoor misschien het antwoord niet meer in het echt. Ik ga het nalezen. Ik weet inmiddels hoe het werkt in de Kamer. Als ik daar iets mee wil, moet ik een VAO aanvragen.
De voorzitter: Volgens mij is er al een VAO aangekondigd.
Mevrouw Keijzer (CDA): Is dat er al? Dan komt dat helemaal goed. Als het antwoord moet leiden tot een motie, gaan wij het daar beleven.
Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. Ik heb de motie-Van der Burg/Dille (31 839, nr. 181) er nog even bij gepakt. Het dictum luidt: «verzoekt de regering, geïntegreerde zorg voor slachtoffers van loverboys te concentreren in gespecialiseerde instellingen». Dit dictum toont aan dat het dus niet gaat om de behandeling, maar dat het echt gaat om de architectuur, om de gebouwen. Deze motie is ook ondersteund door de VVD en de PvdA. Een heel grote Kamermeerderheid heeft deze wens geuit. Ik zou natuurlijk iets lelijks kunnen zeggen over de verhouding tussen de Kamer en de staatssecretaris, maar dat doe ik niet. Ik wil hem wel nogmaals op het hart drukken dat dit de nadrukkelijke wens van de Kamer is.
Wat ik het mooie nieuws vind vandaag en waar ik echt ontzettend blij mee ben, is dat de staatssecretaris heeft toegezegd om de zwarte lijst uit te gaan rollen. Dat vind ik echt een mijlpaal. Ik heb hier zes jaar voor gestreden. Dat de staatssecretaris vandaag zegt die landelijk uit te gaan rollen, vind ik fantastisch.
De voorzitter: Ik zie dat de staatssecretaris van VWS gelijk kan antwoorden. Ik geef hem het woord, al eerste. De Kamerleden krijgen één interruptie.
Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Mevrouw Van der Burg vroeg, net als andere leden, naar de loverboys. Ik zit er nog even over te piekeren. Wij hebben al een aantal keren veel discussie gehad over hoe het nu met die loverboys gaat en wat de verschillende opvattingen van professionals zijn over vormen van behandeling. Zou het, gelet op de discussie, niet goed zijn als staatssecretaris Teeven en ik hier nog een keer apart aandacht aan geven, als wij bezien wat de stand van zaken op dit terrein nu precies is en wij daar een aparte brief over maken zodat wij hier een keer heel gestructureerd over kunnen spreken? Als ik zo proef wat hier wordt gezegd, lijkt het me goed om alle aspecten een keer te bekijken en om dat gestructureerd te doen. Anders zitten wij elke keer naar deelaspecten te kijken. Het lijkt mij goed om dat een keer gestructureerd aan te pakken. Dat is mijn voorstel. Ik zie aan de lichaamstaal van de commissieleden dat dit misschien wel op hun instemming kan rekenen.
De voorzitter: Dat kan ik bevestigen.
Staatssecretaris Van Rijn: Mevrouw Bergkamp vroeg naar mishandeling van Marokkaanse kinderen. Ik zal het onderzoek bekijken en mij erop beraden. Zij vroeg wanneer ik dat zou kunnen doen. Er komt een nieuwe GIA-brief, een brief over geweld in afhankelijkheidrelaties, in mei. Ik stel voor om het daarin mee te nemen.
Mevrouw Kooiman heeft gevraagd naar een landelijk dekkend netwerk voor multidisciplinair werken. Wij zitten hier steeds met het punt dat er goede voorbeelden zijn van manieren waarop interdisciplinair wordt gewerkt. Je ziet in de praktijk dat dit als het ware elke keer – ik zeg het nu bewust een beetje verkeerd – opnieuw wordt uitgevonden. Welke mensen moeten bij elkaar zitten om ervoor zorgen dat er multidisciplinair wordt gewerkt? Het is eigenlijk helemaal niet zo moeilijk. Het gebeurt in sommige gemeenten en dan denk je: laten wij het overal doen. Dit staat of valt met de vraag of organisaties en mensen elkaar kunnen vinden en het met elkaar gaan opzetten. Je kunt niet ineens zeggen dat er een landelijk dekkend netwerk is. Ik denk dat het goed is om goede voorbeelden op te sporen en iedereen daarover te vertellen. Je moet ervoor zorgen dat die ontwikkeling in gang wordt gezet. Daardoor kan een netwerk ontstaan waarin gemeenten en zorgaanbieders met elkaar die multidisciplinariteit, als dat een woord zou zijn, ontwikkelen en kan iedereen dat toepassen in zijn eigen situatie. Ik ben er erg voor om die goede voorbeelden op te sporen, die in he zonnetje te zetten en ze met de gemeenten te bespreken. Dat zullen wij ook doen in het kader van de decentralisatie. Wij kunnen het echter niet afkondigen. Dat moet echt een beetje van onderop ontstaan.
Mevrouw Kooiman wilde een toezegging over die particuliere opvang. Als daar verkeerde dingen gebeuren, ben ik met haar van mening dat wij alles moeten doen om daarop te kunnen ingrijpen. Daar moet ik natuurlijk wel de instrumenten voor hebben. Als het een puur particuliere instelling is die zich onttrekt aan welke vorm van controle ook en die niet onder welke wet dan ook valt, moet ik wel instrumenten hebben. Ik kan wel zeggen dat ik het doe, maar ik moet daarvoor wel wettelijke instrumenten hebben. Ik heb al toegezegd dat ik samen met mijn collega van SZW, bijvoorbeeld aan de hand van de internatendiscussie, eens zal kijken wat wij zouden kunnen doen om toch te kunnen ingrijpen daar waar wij denken dat het niet pluis is en dat wij de Kamer daarover nader zullen informeren. Dat wil ik op dit punt ook graag doen.
Mevrouw Ypma heeft gevraagd hoe de uitbreiding van kennis in de opleidingen terechtkomt. Wij zijn bezig met een plan van aanpak, in samenwerking met de KNMG, over de opleidingen en de verdere kennisverspreiding. Ik ben van plan om de Kamer daarover in april te informeren. Misschien is het goed om er naar aanleiding daarvan verder over te spreken.
Zij stelde ook een vraag over de huisartsenposten. Ik denk dat wij kunnen constateren dat de huisartsenposten, na een stevig inspectierapport over dit punt, de signalering hebben opgepakt en er voortvarend mee aan het werk zijn. Signaleren, melden en terugmelden van de huisartsenpost naar de eigen huisarts hoort daar natuurlijk bij. Ik zal erop letten dat dit met organisaties van huisartsen wordt besproken. Ik denk dat er een positieve ontwikkeling in gang is gezet. Ik ben er ook erg voor dat er niet aan huisartsenpostenhopping – wij hebben er weer een nieuw Wordfeud-woord erbij geloof ik – wordt gedaan. Wij zullen er in elk geval voor zorgen dat erop wordt toegezien dat die melding aan de eigen huisarts blijft plaatsvinden.
Mevrouw Keijzer vroeg naar de overgangsmaatregelen, ook ten aanzien van de FPKM. Wij zijn met de VNG in het kader van de stelselherziening jeugdzorg bezig om te kijken welke overgangsmaatregelen allemaal moeten worden genomen om tot een goede landing te komen na 2015. Daarin zullen wij dit punt ook meenemen. Er is nu steeds sprake van interim-financiering omdat de financiering in 2015 gaat veranderen. Daarom is het zaak om dat punt in de discussie met de VNG over de overgang in te brengen. Dat zullen wij doen.
Ik denk dat ik de vraag over gespecialiseerde zorg voor slachtoffers van mevrouw Agema al heb beantwoord. Ik heb toegezegd om dat een keer structureel op te pakken en dat ik de Kamer daar een aparte brief over zal zenden, zodat wij er een keer een aparte discussie over kunnen voeren.
Ik denk dat mevrouw Agema weer een poging deed om mijn toezegging over de zwarte lijst iets verder op te rekken. Het initiatief is aan het veld. Wij willen daarvan leren en waar nodig helpen. Er is een pilot. Ik ben in gesprek over eventuele subsidiëring daarvan. Het blijft echter een initiatief van het veld. Laten wij de resultaten van die pilot afwachten. Als die goed zijn, kunnen wij die inderdaad... Ik zoek naar een ander woord voor uitrollen, maar dat heb ik nu even niet. Bail-in. Dan kunnen wij deze pilot inbailen. Dan zullen wij kijken of het een succes is. Laten wij eerst de pilot afwachten en de resultaten ervan meenemen bij een eventuele verdere verspreiding.
De voorzitter: De commissieleden zullen alternatieven voor «uitrollen» verzinnen. Ik dank u, mijnheer Van Rijn. Ik geef nu het woord aan staatssecretaris Teeven.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Er is in tweede termijn nog een aantal vragen gesteld. Ik had de vraag van mevrouw Van der Burg over de beëdiging van medewerkers van Bureau Jeugdzorg dan wel gezinsvoogden inderdaad nog niet beantwoord. Als de medewerkers in een strafzaak moeten getuigen – hetzij als getuige, hetzij als getuige-deskundige – in een zaak van kindermishandeling, worden zij beëdigd. Zij worden of als getuige, maar meestal als getuige-deskundige beëdigd.
In het civiele recht, jeugdbescherming en het AMK is het iets anders. Dan wordt wel gewerkt vanuit het hulpverleningsperspectief. Dan moet er niet worden bewezen, maar moet worden aangetoond dan wel aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van een min of meer ernstige bedreiging van het kind. Over die omschrijving hebben wij in het verleden wel eens van gedachten gewisseld. Er hoeft dus niet te worden aangetoond dat ouders hun kind hebben mishandeld. Het gaat dan dus, anders dan in het strafrecht, niet alleen om koele feiten en omstandigheden, maar ook om waarnemingen die op zich op verschillende wijzen kunnen worden uitgelegd. Dat er meerdere uitleggen kunnen worden gegeven aan wat medewerkers van Bureau Jeugdzorg en gezinsvoogden vertellen op een zitting bij de kinderrechter, is op zich voor mij geen reden om die mensen te laten beëdigen. Ik ben wel bereid om daarnaar te kijken. Naar aanleiding van de mededelingen die mevrouw Van der Burg vandaag in de media heeft gedaan, merk ik op dat het goed is dat het zo objectief mogelijk gebeurt. Het is wel duidelijk een andere feitenweergave dan in het strafrecht. Ik ben dus bereid om ernaar te kijken en de Kamer erover te berichten. Ik kan mij voorstellen dat het een andere indruk wekt dan in het strafrecht.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Op welke termijn kan de staatssecretaris hierop terugkomen? Ik weet dat waarheidsvinding op een bepaalde manier in het justitieel kader wordt geplaatst. Het gaat er wel om dat er meer objectieve gronden zijn. Het is prima dat er afwegingen plaatsvinden. Ik denk echter dat het heel goed is om ouders wat zekerheid te geven. Zo'n kinderrechter neemt immers wel een besluit op basis van die informatie. Ik hoop dat wij het daar over eens zijn. Ik hoor graag wanneer de staatssecretaris hierop terugkomt, ook in verband met de professionaliseringswet die er heel snel aankomt.
Staatssecretaris Teeven: De kinderrechter neemt onder meer op basis van deze informatie een beslissing. Dat is een van de redenen waarom het kabinet tegen het afschaffen van de Raad voor de Kinderbescherming was. Daar is door verschillende fracties in de Kamer op aangedrongen. Er werd gevraagd of de Raad voor de Kinderbescherming wel meerwaarde heeft. Volgens mij heeft mevrouw Van der Burg daar zelf ook wel eens over gesproken. Het kabinet stelt dat de raad wel een meerwaarde heeft. Net als het Openbaar Ministerie de poortwachter is tot het strafrecht, is de Raad voor de Kinderbescherming de poortwachter tot het civiele recht. Dat is precies de reden dat er soms echt een verschil bestaat tussen de waarnemingen van de raad en de waarnemingen van Bureau Jeugdzorg en de gezinsvoogden. Daarom gebeurt het soms op een andere manier. Ik ben blij dat mevrouw Van der Burg deze vraag heeft gesteld, want dat geeft mij de gelegenheid om dit nog een keer te vertellen.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb gevraagd wanneer de staatssecretaris met zijn gedachten hierover terugkomt, zodat ik daar verder op kan gaan. Daar zou ik graag wel antwoord op willen. Dan zal ik niet op uitlokking ingaan.
Staatssecretaris Teeven: Het was geen uitlokking, het was enige verduidelijking.
De voorzitter: De datum, staatssecretaris.
Staatssecretaris Teeven: De staatssecretaris van VWS heeft een brief toegezegd waarin tal van onderwerpen aan de orde komen. Daar nemen wij dit punt in mee. Dat lijkt mij verstandig. Wij gaan over een aantal onderwerpen spreken. Laten wij dit daarbij voegen.
Mevrouw Kooiman vroeg of registratie van ouderenmishandeling plaatsvindt door het Openbaar Ministerie. Het OM registreert wel kindermishandeling. Dat gebeurt handmatig. Ouderenmishandeling wordt niet geregistreerd. De politie kan pas die groepen en soorten mishandeling registreren als het automatiseringssysteem is aangepast. Dan hoeft het Openbaar Ministerie het niet meer handmatig te doen. Als je gaat vervolgen, kun je nu niet met een druk op de knop van het huidige systeem of zelfs bij het oude systeem van het Openbaar Ministerie de ouderenmishandeling uitselecteren. Dat lukt niet. Dat zou je dan handmatig moeten vastleggen. Dat is weer een extra last in een tijd waarin wij meer vragen en tegelijkertijd moeten bezuinigen, ook bij het Openbaar Ministerie. Als wij het automatiseringssysteem van de politie aanpassen, zijn wij in staat om die onderscheiden registraties te maken.
Mevrouw Keijzer stelde een vraag over de financiering van de FPKM. Zij dacht dat er enige discrepantie bestond tussen wat de staatssecretaris van VWS en ik hierover hebben gezegd. Die is er niet. De politie en het Openbaar Ministerie kunnen extra forensische diensten inkopen. Bij de FPKM gaat het in het justitieel kader om expertise ten aanzien van letselduiding bij kinderen. Daarvoor maken het Openbaar Ministerie en de politie gebruik van de budgetten voor opsporing en politie. Die interim-regeling zetten wij voort in 2013. Die interim-regeling ziet ook op de inschakeling van particuliere bureaus. Daar is deze regeling specifiek voor. In het najaar gaan wij die evalueren. Voor het jaar 2014 wil noch de staatssecretaris van VWS noch ik een gat laten vallen. Vanaf 2015 hebben wij een andere manier van financieren, dus dan hoeft die interim-regeling niet te worden gehandhaafd. Het budget voor gerechtskosten van de politie en het Openbaar Ministerie blijft natuurlijk wel bestaan, voor het geval het onderzoek binnen het justitieel kader gebeurt. Dat is een apart traject. Dat is echter niet waar de staatssecretaris van VWS net op doelde.
Ik denk dat ik hiermee alle nadere vragen heb beantwoord.
De voorzitter: Mevrouw Kooiman sprak eerder over een VAO. Wilt u dat aanvragen?
Mevrouw Kooiman (SP): Ja.
De voorzitter: Wij zullen verzoeken om een VAO op de agenda te plaatsen met als eerste spreker mevrouw Kooiman. Hiermee zijn wij aan het einde van dit algemeen overleg gekomen. Ik dank de collega's en beide bewindslieden.
Sluiting 18.04 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-XVI-145.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.